PARKHOTEL P ■an Restaurant Ontmoeting met een Banketbakkerij geharnaste ridder WIST U 2e blad 4 Sept. 1948 De Volkshogeschool (Vervolg). 's Morgens om even half zeven gaat een oude Londense brandweerbei, op gehangen in de hall, geluid door wie belast is met de functie van stoker, porder en postdirecteur. De een na de ander komen de cursisten uit hun eenvoudige houten kribben en verza melen zich voor de ochtendgymnas tiek. Indien mogelijk buiten, anders in de hall. En tien minuten lang worden de spieren gerekt, en fris voor de nieuwe dag gaat men zich wassen en kleden. Een kleine dagelijkse strijd tegen de houterigheid van talloze jonge kerels is deze gymnastiek tevens. Om acht uur ontbijt, eenvoudig en stevig, want daarop moet dan tot 12 uur gewerkt worden. Gewerkt in huis in de eerste plaats: bij toerbeurt vervullen allen een rol in de corvée als hulp in de huishoudelijke staf. Gewerkt ook in de tuin en op de overige plaatsen op het terrein van de Volkshogeschool: aanleg en onderhoud van moestuin en boomgaard en aanleg van sportvelden. Daarnaast wordt ook gewerkt aan de uitbouw van de scholen zelf, aan de verfraaiing en verbetering van het interieur. Een eigen timmerwerk plaats, uitgerust met enkele moderne machines, maakt dit alles goed mo gelijk. Het werk wordt onderbroken door het koffie drinken om 10 uur, een paar flinke sneden brood versterken daarbij nog eens de inwendige mens. In sommige cursussen wordt na de koffie de tijd besteed om les te geven in vakken als Sociale geschiedenis, economie, letterkunde en voordragen. Deze lessen dragen echter steeds een zeer eenvoudig karakter: door middel van het gesproken woord wordt het verband gelegd tussen de verschijnse len en worden deze in een groter ge heel geplaatst, waardoor beérin voor de zaak gewekt wordt. Na de middagmaaltijd en de rust, waarin de taak van de corvée door gaat, maar die Overigens wordt be steed om brieven te schrijven, een boek uit de bibliotheek ter hitnd te nemen, of eenvoudig om op een rus tig plekje wat te slapen, volgt een deel van het programma dat meer aan de culturele, werkzaamheid gewijd is: sport en spel, handenarbeid in ver schillende vormen zoals: boetseren, linoleumsnijden, tekenen, zingen, alles bedoeld als middelen om de zin voor schoonheid te wekken, de lust om zelf iets moois te maken aan te wakkeren, om niet altijd overgeleverd te zijn aan de zaken die de warenhuizen U mooi willen laten vinden. Middelen tevens om een zekere zelftucht te kweken, hetzij in het samenspel, Het gezamenlijk zingen van goede volksliederen uit het ganse Neder landse taalgebied, vergroot trouwens niet alleen de kennis van dit stuk van onze volkscultuur, doch bewerkt te gelijk een zekere ontspanning in de cursusgroep: de valse schaamte waar van wij Nederlanders zo rijkelijk ons deel hebben, valt weg, en de bereid heid tot luisteren naar, tot het zich openstellen voor elkaar, is dikwijls het gevolg. Omstreeks 4 uur wordt thee ge dronken. U ziet: de huiselijkheid, als leefde men in een groot gezin, wordt niet tekort gedaan; bij de thee vindt ook de dagelijkse krantbespreking plaats. Het belangrijke nieuws wordt gezamenlijk gesproken, nadat het door de cursisten zelf uit de kranten ge kozen is. Een oefening, niet alleen in het werkelijk lezen van de krant, (trouwens, dat zo weinige Nederlan ders dit doen ligt voor een groot deel aan het peil van onze kranten zelf!), doch ook in het weergeven van het nieuws met eigen woorden, in een stuk staatsburgerlijke vorming op een wijze, die het voordeel der onmiddel lijke actualiteit heeft. Nadien komt men in kleine groepjes van ongeveer 15 personen bijeen voor onderlinge discussies over vraagstuk ken waar ieder mee te maken heeft, b.v. over gezin en bedrijf, over wo ninginrichting, over verhouding van jongens en meisjes, over student en arbeider e. d. m. In deze zogenaamde discussiegroe pen komt dan ook ieder aan het woord, hetgeen er veel toe bijdraagt eikaars gedachten-wereld beter te le ren kennen, waardoor de grondslag wordt gelegd voor begrip en waarde ring, bij alle principiële verschillen welke bestaan. En zo nadert dan, na de broodmaal tijd, de avond, waarin ófwel door daartoe uitgenodigde sprekers, steeds de meest deskundige op hun gebied, inleidingen worden gehouden over onderwerpen welke met het eigen hoofdthema van elke cursus samen hangen, óf een gezamenlijke bespre king van in de cursus gerezen vragen plaats vindt, óf, en dat geschiedt ge woonlijk op Zondag, een muziekavond. Uiteraard wordt dit moge hier uitdrukkelijk worden opgemerkt het karakter van de Zondag steeds gehandhaafd, doordat er 's morgens gelegenheid is voor kerkgang, terwijl er 's middags een wandeling wordt gemaakt. Dat de lezingen „inleidin gen" worden genoemd, is niet zonder reden: zij willen niet meer zijn dan een binnenleiden in het gebied dat ter sprake is gebracht; alle nadruk valt ook hier weer op de gezamenlijke bespreking, welke somtijds tot diep in de nacht op de slaapkamers wordt voortgezet, meestal tot ongenoegen van hen die willen slapen en die dan ook wel eens tot afdoende maatrege len hun toevlucht nemen, niet altijd tot heil van het meubilair! Zo ont breekt ook het plezier allerminst in de cursussen: menige wandcourant ge tuigt ook van de humor en puntig heid van tal van cursisten. Wanneer we met het zingen van een avondlied de dag hebben besloten en U uitgeleide doen, rijst nog wellicht bij U de vraag: gaat dit nu altijd zo door, zomer en winter, dag in dag uit? Inderdaad, de ene cursus volgt op de andere: cursussen voor jongeman nen, voor meisjes en jonge vrouwen, cursussen voor huisvrouwen d. z. 4-daagse cursussen, eveneens voor deelnemers uit alle lagen en delen der bevolking cursussen voor meer speciale groepen, als middenstanders, vissers, schippers, emigranten naar Zuid-Afrika en Canada, tuinders, maar steeds ook groepen van een zeer verscheiden samenstelling. Daar naast cursussen voor hoogste klassen van middelbare scholen en nijver heidsscholen, waarbij eveneens altijd weer bijeen gebracht wordt, wat in ons volk gewoonlijk ver van elkaar staat: stad en platteland, arm en rijk, links en rechts. En op deze wijze wer ken thans 7 Volkshogescholen in ons land. (In 1932 werd de eerste te Bak- keveen gesticht, de laatste werd het vorig jaar in Eerbeek geopend); in 1947 telden deze scholen te zamen ruim 12000 cursisten. Een stuk volks opvoeding. van niet te onderschatten belang, een werk aan de toekomst van ons volk, wordt hier verricht. In steeds bredere kringen gaat men dan ook het belang hiervan inzien: handel en nijverheid zo goed als ambtelijke instellingen gaan er in toenemende mate toe over, personeel extra verlof te geven met behoud van loon, om hen in de gelegenheid te stellen een cursus aan de Volkshogeschool te volgen: hierdoor is het mogelijk steeds weer de cursussen te houden, prac- tisch altijd met voldoende deelneming. De kosten van een cursus zijn zo laag mogelijk gesteld, opdat ook wer kelijk iedereen daaraan kan deelne men 35,voor 14 dagen). Daar er niettemin velen zijn voor wie een der gelijke uitgave toch een bezwaar vormt, hebben reeds verschillende ge meentebesturen een fonds gevormd, waaruit een aanvulling op het bedrag dat men kan missen, kan worden ge geven. Ook Rijk en Provincie dragen het hunne er toe bij om het werk der Volkshogescholen te stimuleren. Het werk, dat gesymboliseerd wordt door de luidklok met het randschrift: „IK WEK DE SLAPENDEN EN ROEP DE LEVENDEN". C. S. Hoogwater te Bergen a. Zee SEPTEMBER 1948 Breelaan 19 Bergen-Binnen Telefoon 2223 Tel. 2562 (Bekroond verhaal Prijsvraag 1948). Het is donker en stil op dit late uur aan de buitenkant van het dorp, waar ik in mijn eentje wandel. De kruinen van de bomen zijn vage vlekken aan de donkere sterrenhemel. Over de droge dennennaalden tasten mijn voe ten naar het pad. Een zwarte massa doemt vlak naast mij op. Het moet een oude den zijn, waar ik blijf staan. Ik hoor mijn halswervel kraken, als ik mijn hoofd draai om de lucht te zien. In deze stilte is het kleinste gerucht een opschudding en het huppelen van een konijn klinkt als de galop van een paard. Ik wacht en luister. Er was iets. Als een prik stak een zwak geluid door de duisternis. Heel kort maar. Ik wacht, of het terug komt. Ja, daar is het en het houdt langer aan. Het is, alsof er heel zacht een tak langs een emmer schuift. Wat kan dat zijn? Blijkbaar beweegt het, want het is dichterbij gekomen. Een mens mis schien? Ik kuchte even. Ja, het ge luid werd heftiger en ik meende, heei zacht een woord te horen lispelen. „Is daar iemand?" vroeg ik bijna fluisterend, want mijn gewone stem zou in deze stilte als de bulderbas van een S. S. officier zijn. „Ja", klonk het vreemd en hol. „Wat is er?" ging ik verder", wat doet u daar?" De emmer mompelde: „Ik ende doet geen lor!" Zoiets begreep ik er ten minste uit, want hij sprak een vreemd en bijna onverstaanbaar Hollands, dat ik mij niet woordelijk meer herinner, maar de inhoud van ons verdere ge sprek laat ik hier volgen. Nog eens liet ik mijn stem horen: „Als u lopen kunt, kom dan op mijn stem af, want ik sta op het pad en het zou ons mis- IJsbuffef Oude Prinsweg 1 schien beiden aan het dwalen bren gen als ik het pad verlaat!" Om hem richting te geven, lispelde ik een oud Ridderlied, dat mij juist inviel („Halewijn, en breng mij bier.") Als een lawine van lege conserven- blikjes kwam het gelui van die andere naar mij toe en vlak bij me bleef de emmer staan. Heel ontdaan begon hij te spreken: „Dat lied weergalmde meer dan eens tussen de dikke mu ren van mijn kasteel! Gij zult mij de weg kunnen wijzen naar mijn slot „Hoe zo?" vroeg ik „bent u ver dwaald?" „Neen; och, ik weet het niet Het lijkt een droom. Hoe kan ik verdwa len op deze wegen, die ik zelf heb aangelegd, of die Dirk II van Egmond al vóór mijn tijd gebruikte? Maar er zijn zoveel dingen, die ik nooit ge kend heb en ik kan mijn kasteel niet vinden." „Kasteel?" deed ik verwonderd. „In deze buurt is geen kasteel. Be doelt u misschien de Middenblink aan de Eeuwigelaan, tussen Slangenpad en Slot-Rampweg?" De emmer begon van onder tot bo ven te rammelen en zijn stem hijgde: „Slot Ramp, zegt u slot-ramp? Gode i Datum HOOG WATER v.m. n.m. 4 4,12 4,40 5 4,56 5,23 6 5,39 6,04 7 6,20 6,44 8 7,04 7,26 9 7,47 8,10 10 8,36 9,03 zij dank! Ja, daar moet ik zijn. Ik bid u: zeg mij, hoe ik daar komen kan?" Gekscherend vroeg ik: „Bent u mis schien Mijnheer Slot-ramp zelf?" „Ja, die ben ik", zei hij haastig", „om u te dienen, Heer Ramp van het Slot Ramp. Geef mij uw hand, Edele Heer, en breng mij er schielijk heen. Het noenmaal zal wellicht reeds koud zijn, want ik heb veel tijd verloren". Ik huiverde even, want zijn hand was koud en hard. Ik kneep, ik voelde: ijzer was het Meer wilde ik we ten. Spoedig wist ik, dat het van on der tot boven ijzer was. Vreemd toch, was hij gek, of ik? Eerst maar probe ren, of hij gek was. „Komt u van Heiloo of van Duin en Bos?" vroeg ik en wachtte op zijn reactie. Hij bleef stom en begreep het blijk baar niet. Toen dacht ik: Zou ik hem uit zijn tent kunnen lokken, als ik zelf de gek ging spelen? Geheimzinnig fluisterde ik hem toe: „ik kom van Heiloo!" „Ha-ha!" veerde hij op, „dan bent u van het huis Ter Coulster? Wat een verrassing! Daar heb ik in mijn jonge jaren nog met de freule gevrijd. Hoe maken de mensen op Ter Coulster het toch? Varen zij wel?" „Heel goed", zei ik droog, „maar er is wel wat veranderd. Ze zijn nu niet meer op ijzeren vrijers gesteld en hoe zou je er moeten logeren? Je zou hoogstens in een fietsenrek kunnen slapen met zo'n ijzeren pak aan! Waarom draagt u dat eigenlijk?" „Waarom! Wat draagt u dan? Het is hier ook zo vervloekte donker. Als gij wilt, laat ons dan schielijk naar mijn kasteel gaan, waar de kaarsluch ters branden, en daar wat gezellig kouten Hij blijft goed in zijn rol, dacht ik. Hij is hard en ondoordringbaar en zijn ijzeren pak. Zou ik hem met feiten aan het wankelen kunnen brengen? Proberen! „Uw kasteel is toch in 1274 door brand verwoest?" begon ik. De emmer antwoordde gemoedelijk: „Vriend, vriend, waar dronkt gij zo veel wijn! We zijn nu in 1248 en in 1274 zal er van mij niet anders zijn dan een geschilderd portret in de galerij en mijn naam op het familie graf!" „Wat doet u hier dan in 1948?" vroeg ik. Hij antwoordde: „Gij drijft uw fan tasie ter spitse, Heer! Deze morgen nog tekende ik de pachtbrieven met mijn ganzenveder en ik schreef 1248!" Toen schoot mij iets te binnen. Mijn vulpen, zaklantaarn, lucifer en siga retten zouden hem uit elkaar laten rammelen van verbazing. Dat zou een steekspel worden tussen de blikken Slot-ramp en de late wandelaar van 1948. En die botsing van eeuwen zou genoeg stof opleveren, om er een heel boek mee te vullen. Maar dat kan ik mijn medemensen toch niet aandoen! Daarom schrijf ik maar twee achterkantjes van Lief- tinckbiljetten vol en verlaat de bank in de Jan Willemlaan, waar ik heer lijk in het zonnetje zat te koesteren. Het zal wel zowat tijd zijn voor het noenmaal. Fluitend ga ik huiswaarts. Ide Min. dat 't lichten der zee veroorzaakt wordt door lichtende zeediertjes, die naar de oppervlakte van het water stijgen, aan onze kusten door de zeevonk (Nictiluca mili- aris), 'n ééncellig organisme, dat vooral bij aanraking licht uit zendt, zodat 't lichten in water dat in beroering is, 't sterkste op treedt? („Weet-al" weet dit uit de Winkler Prins en neemt nu af scheid van de Badbode-lezers 1948).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1948 | | pagina 3