Bergensche Bad-, Duin- en Boschbode ■H EEN ZONDAQ IN BERQEN MHHHH Drie-en-dertigste jaargang No. 6 Abonnem9n,sprifsI2.'25voorrv.v.v. Zaterdag 16 Juli 1949 L HET MEEUWENJONQ E 0 J O o Losse nummers 25 cent WEEKBLAD ifi Redacteur: W. OLIEMANS, Ranonkelstraat 38, Alkmaar Uitgave N.V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h Herms. Coster Zn. Voordam 9, Alkmaar Tel. 3320 Postgiro 37060 Voor advertenties: N. SLUYTER, Dorpsstraat 23, Bergen, Tel. 2447 Lang niet alle Zondagen in Bergen zijn gelijk. De Zondag, waarvan ik U hier wil verhalen was een Zondag, waarop het rijverbod voor auto's bui ten werking was gesteld en waarop dus iedereen, die over een benzine wagen van welke soort dan ook be schikt, vrijelijk over 's Heren wegen kon tuffen, zoals dat de laatste tijd een paar maal het geval was. Op zo'n Zondag moet U zich eens naar de kom van het dorp begeven en daar, gezeten in een gemakkelijke stoel op een terras, eens op Uw ge mak gaan zitten kijken, 's Morgens heel vroeg is de dag gelijk aan alle andere dagen. De hanen kraaien hup levensvreugde uit nét als anders, een zoete geur van turfvuur hangt hier en daar in de lanen, een geur, die soms wat exotisch aandoet, gelijk de reuk van tropische kusten, van waar de aroma van vergaande humus en vochtige aarde U tegenwaait. En dc ochtendnevel, die vooral na warme dagen tussen de bomen hangt, wijkt stap voor stap terug, zodra de zon boven de polders begint te klimmen en de binnenkant van de duinen ver warmt. Dan filtert het licht tussen de boomkruinen door en spelen schuine stralen, waarin stofdeeltjes zweven, over de weg. De kerkklok zingt over het dorp" en alles ademt rust en vrede. Doch de rust duurt niet lang. Want om tien uur is het dorp vol van ru moer en bewegen. Van alle kanten komen ze in gesloten gelederen aan rukken, de automobilisten. Alles, wat rijden kan, schijnt op de weg te ver schijnen en de mannen van de Rijks politie hebben de handen vol, om de vacantiegangers binnen de perken der wet te houden. Want een autorijder is nog lang niet altijd een automo bilist en een vehikel op vier wielen met een uitlaat is nog lang niet altijd een auto. Dan staat hij daar, op de hoek van de Breelaan en de Jan Oldenburglaan, de verkeersagent en zijn ogen zijn overal tegelijk. Zijn armen schijnen verviervoudigd, gelijk die van een heidens afgodsbeeld, maar zijn houding blijft kaarsrecht en zijn humeur onverstoorbaar. Of hem een luxe Kaiser-Fraser nadert van links, of een roestig, rammelend D.K.W.tje van de andere kant, is hem om het even. Zijn hand gaat on verbiddelijk naar boven als hij dat nodig acht. Hij is ongevoelig voor de charmante blik van de modieuze jon gedame aan het stuur van de Ford- dernier-cri en hij laat zich niet uit zijn evenwicht slaan door de boze gebaren van de slager uit de Foelie dwarsstraat, die zijn bestelwagen van stal haalde en zijn gezin erin sta pelde, om een dagje-uit-te-gaan. Hij wacht rustig, tot de zenuwachtige jongeman die een two-seater huurde zonder chauffeur, de geheimen van versnelling en gaspedaal weer onder de knie heeft en hij wijkt nauwelijks opzij, als de Citroën-1932, die hem vanachter belaagt, hem met een sprong en een blauwe wolk van kwaadheid, te na komt. Hij staat daar, hij heft de arm en hij regelt Bergen's verkeer-op-Zondag. Met de rust in het dorp is het dan gedaan, Van alle kanten trekken de auto's naar Bergen. In rijen komen ze aanzetten van de zijde van Alkmaar, en langs de Fransman en rond de hoek bij Duinvermaak. Omgeven door de walmende uitlaatgassen trappen de duizenden fietsers en ze laten zich door de blauwe dampen niet afschrikken. En de wandelaars in de kom van het dorp wijken haas tig uit naar rechts, als er weer zo'n toeterend monster aankomt of als een "colonne wielrijders in §esroten"för- matie en luid bellend door de lanen aanrijdt. Zo ziet het er op sommige Zonda gen in Bergen uit. En wie het gewrie mel aanziet, vraagt zich af, waar in 's hemelsnaam al die mensen vandaan komen. Bergen moet toch voor tal lozen een grote aantrekkelijkheid be zitten, niet alleen voor de pension gasten, die voor langere tijd blijven, maar ook voor hen, die in de naaste omgeving wonen. Want op Zondagen overtreffen de dagjesmensen de blij- ver's vele malen in aantal. Ziet ze daar dan arriveren in hun auto's, op hun fietsen. Ze zijn erop uit, om zoveel mogelijk mensen in zo klein mogelijke ruimte te bergen, zo althans lijkt het. Rijdt daar niet een vader, die een kind voorop heeft, en twee achter zich op de bagagedra ger? Moeder is belast met het ver voer van de victualie, waaronder haar Gazelle schuil gaat. En men zou ook nooit vermoed hebben, dat er in Nederland nog zoveel tandems be stonden. Want in Bergen verschijnen ze met dozijnen op de weg. En let eens op de auto's. Vogels van diverse' pluimage zijn het. De verzameling doet denken aan de titel van Tom Erich's pianoprogramma: Oud en nieuw, van alles wat. Want hier rijdt werkelijk van alles wat. Stroomlijn en ouderwetse blok- kendozen-op-wielen. Glanzend ge lakte carosserieën en bijgestreken verveloze brikjes. Maar het rijdt, ge ruisloos glijdend of onder een oorver dovend gerammel. Het rijdt en daar gaat het om. De bezitter van een zesde-hands Renault, uit de tijd waar in de auto nog in zijn puberteitsjaren verkeerde, kan niet trotser kijken, dan de eigenaar van de sluipende Pontiac, die met veel geflonker van- de zon op chroom en nikkel door de lanen glijdt, met de inzittenden meer liggend dan zittend. De ene wagen is leeg op de chauffeur na, de andere puilt uit van de kinderen, de neefjes en nichtjes en de leeftocht van pa en moe, alles tesamen geperst in een ruimte van luttele kubieke meters. M,aar iedereen heeft plezier, ieder een geniet van het mooie weer, van de zon in Bergen's lanen, straks van de duinen en van de zee en van zijn vacantie, al duurt die soms ook maar één dag. En het is pas laat op de dag, als de zon heel aan de andere kant van het dorp staat en wegzinkt achter de belle koppen van de duinen, voor de drukte afneemt. De auto's verdwijnen, de fietsers keren huiswaarts en de gasten in Bergen nemen weer onge stoord bezit van hun domein, om een avondwandeling te maken. Dan strekt de verkeersagent voor het laatst zijn arm uit, die dag. Niet om een auto rijder tegen te houden, of om een lange colonne in beweging te zetten, maar om een kop thee aan te nemen van zijn vrouw. Een kop thee, die hij wel verdiend heeft na een drukke, roezemoezige Zondag in Bergen. In mijn vorig artikel deed ik de belofte eens iets meer te vertellen over de educatie van de jonge zil vermeeuw, zoals we die vinden in het duingebied onder onze kust. Ik wil hieraan nu voldoen en beginnen met het moment, waarop de jonge kui kens uit de schalen rollen. Zodra het jong in de dop volgroeid is en het door de sterke kalkschaal, die z'n wekè lichaam omgeeft, als 't ware in' een benauwde gevangenis omsloten ligt, breekt de tijd aan en het grote verlangen om eens een blik te werpen in de grote wereld daar buiten en er in te stappen vol kinder lijke vreugde en bewondering om er voorgoed te leven. Zoals ik reeds opmerkte is het kuikenlichaam zeer week en teer, maar reeds heeft het jong een sterke snavel, waarvan aan de punt de zgn. „eitand" zit, en hiermede wordt een gaatje in de kalkschaal gemaakt. De ze eitand is 't enige wapen van het kuiken, doch ook ruimschoots vol doende. Langzamerhand wordt het gat door de snavel, die telkens tegen de randen aangezet wordt, groter en tenslotte steekt het jong z'n hele kop er door. Dan is het spoedig geschied. Doordat de kop uit het ei steekt, is er ruimte in de schaal ontstaan en het diertje kan zijn lichaam meer be wegen. De achterpootjes worden uit gestrekt en tegen de achterkant van het ei aangedrukt en het zuigt zich daarbij vol lucht. Door deze kracht ontstaan er meer barsten in de schaal en het gevolg is, dat de dop de druk niet langer kan weerstaan en het in tweeën breekt en het jong hij gend in het nest rolt. Het is nog nat en het slijm van het eivlies kleeft overal aan z'n huidje. Maar de zon droogt dat allemaal keurig op en neemt ook de vermoeid heid bij het kuiken weg en geeft het kracht. En ziet, na ongeveer een uur tje zonnen is het diertje omgetoverd in een allersnoezigst balletje grijze wol, waaruit slechts twee zwarte pootjes en een zwart snaveltje met een witte sterke eitand steken. Omdat onze meeuw van nature een zwerver is en de jongen daarom ook tot de nestvlieders behoren, wordt het ouderlijk huis, de wieg, waarin het leven groeide, ook heimelijk ont vloden en het dier zal er nimmer weer in terugkeren. Maar moeder houdt haar kroost wel in de gaten en de jongen kunnen zich niet zo goed verstoppen of zij vindt ze terug. Vanaf dit moment breekt voor de kinderen een heerlijke jeugd aan van zwerven en verstoppertje spelen tus sen de helm en kruipwilg. Ze dribbe len in de voorjaarszon over de zand platen in het duin, spelen krijgertje met door de wind voortgejaagde stof jes en kennen de zorg niet, die vader en moeder over hen hebben, want de ouders slepen af en aan met voedsel van zee, dat ze in de krop met zich mee dragen. Voor het jong wordt de inhoud van de krop uitgestort en dat doet zich op zijn beurt tegoed aan de heerlijke verse zeebanket. Het gevolg is dat ze groeien als kool en na een paar weken al goed in de veren zitten en een mooie wiekslag kunnen ontwikkelen. De laatste plukken grijze wol van het kinderpakje vallen dan uit en ver waaien in het duinenland. En dan staat er een prachtige jonge zilver meeuw in het bruin gevlekte jeugd- kleed, dat het de eerste drie jaar zal moeten dragen alvorens het ingeruild mag worden voor de zilverwitte sta- tierok. De eerste vliegoefeningen worden door vader en moeder aan de jongen geleerd. Met kleine aanloopjes zeilt het jong vanaf een kopje het lucht ruim in, om dan een paar meter te fladderen en weer neer te storten in de zandzegge. Met een klein beetje wind gaat het beter, dan komt de op waartse druk onder de vleugels en doet het jonge heldje hoger stijgen. Onder luide kreten van de ouders worden dergelijke vliegstudies uitge voerd, terwijl ook het jong van zijn uitbundigheid blijk geeft door als een bezetene in het luchtruim te krijsen en met de vleugels te slaan. Maar telkens worden de vluchten langer en gaat het beter en na een week van stevig oefenen zeilt de aspirant-vlieger reeds als een ware furie door de lucht en wedijvert met de plukken grijze wol, dié van zijn rug waaien, de laatste resten van zijn speelpak En vöör de bladeren aan de bomen in het duin geel kleuren en de stevige herfstwinden aan de takken van bo men en struiken rukken, kan het meeuwenjong vliegen als de ouders. Het is dan ook voor hem zaak de kolonie te verlaten en met zijn tal rijke vrienden de zee op tezoeken en zich gereed te maken voor de komende Hollandse winter. Bob Boersma Jr. Duindistels plukken is verboden! Wees zuinig op de natuur Beschermt het weinige dat gespaard bleef.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1949 | | pagina 1