DE BIOLOQIE VAN DE
HONINGBIJ
Zilveren jubileum
Natuurvriend en
propagandist
„DE RUSTENDE
JAGER"
VA/niq Hensbergen
Internationaal
Trio Paulides
van een badgast
Hulpvaardigheid
De heer F. Swart uit Groningen
viert een jubileum. Een zilveren jubi
leum, dat niet alle dagen voorkomt.
Hij viert het ook niet thuis, maar in
zijn vacantieverblijf aan de Jan Ja-
coblaan in Bergen. Want en daar
ligt nu juist het bijzondere van dit ju
bileum de heer Swart, die de ge
hele maand Juli doorbrengt in het
dorp aan de duinrand, is dit jaar voor
de vijf en twintigste maal in Bergen.
Vijf en twintig vacanties heeft de heer
Swart met zijn gezin in Bergen gelo
geerd. Nu eens hier in dit pension, dan
weer daar in dat hotel. En er moet
toch wel een bijzondere aantrekkings
kracht uitgaan van dit dorp, zodat
deze Groningse graanhandelaar tel
ken jare opnieuw zijn schreden richt
naar duin en zee en dan ook telken
jare opnieuw juist Bergen uitkiest.
De bruinverbrande heer Swart
strekt zich behaaglijk uit in zijn stoel,
zwaait joviaal naar een voorbijgan
ger na vijfentwintig jaar ken je
heel wat Bergenaren roept een
groet naar de overkant van de weg
en herinnert zich dan zijn zilveren ju
bileum weer.
„Inderdaad, zo is het" zegt hij,
„Bergen betekent heel wat voor mij.
Hoe ik nu zo precies op het dorp op
merkzaam werd gemaakt, kan ik me
niet meer herinneren, maar ik kwam
voor het eerst in 1914. Net voor de
oorlog. In Juli. En toen logeerde ik
in de Rustende Jager. Dat was nog
lang niet de Rustende Jager van te
genwoordig. Het was er stil en geza
pig. Er waren een paar dépendances
aan de Karei de Grotelaan en van een
dancing en een bioscoop was nog
geen sprake. En mijn eerste wande
ling ging naar Klein Zwitserland. Die
gewoonte heb ik volgehouden, al die
jaren door. Zodra ik om, de weg naar
Schoorl op en dan maar klimmen. O,
nee, niet langs de trap. Voor mij lie
ver geen gebaande wegen. Dat was
vroeger in Bergen ook zo veel aan
trekkelijker. Er waren eenvoudig geen
wegen. Je liep maar een eind weg
dwats door de velden, dwars door de
duinen en je kwam altijd terecht."
De heer Swart komt er helemaal in.
Het enthousiasme straalt van hem af.
Natuurliefhebber als hij is, kan hü in
Bergen zijn hart ophalen. En het feit,
dat hij vijfentwintig maal in Bergen
zijn vacantie doorbrengt, is wel het
bewijs, dat dat hart voor de natuur
wijd openstaat en dat het niet gauw
voldaan is. En zo is het ook.
„Kijk, meneer" zégt de heer Swart,
„er is niets mooier dan de natuur. Je
moet er oog voor hebben, dat is al
les, En je moet het leren zien. Ik heb
een goede leermeester gehad. Nannes
Gorter, de eerste redacteur van de
Badbode, die in Alkmaar correspon
dent van het Handelsblad was, heeft
mij Bergen leren zien. Op de manier,
waarop alleen hij dat kon. En nu ben
ik ingeburgerd. Ik zoek maar het
liefst de eenzaamheid op. Ik loop erg
graag daar, waar andere mensen niet
lopen. Ik kom niet om de mensen, ik
kom om de natuur, om de duinen en
de zee, om de vogels, de planten, de
vissen. Als ik langs de Voert loop,
kijk ik naar de snoekjes, in de duinen
beleef ik mijn plezier aan de duin
distels
Bezoekt
BERGEN N.H.
MODERN EN GEZELLIG
Dancing
Café-Restaurant
(Restaurant a la Carte)
Distels, het sieraad van de duinen.
En nergens zo mooi als in Bergen. Het
ergert me steeds weer opnieuw, als ik
zie, hoe kinderen en wat nog erger
is, volwassenen die prachtige plan
ten uitrukken en afplukken om mee
naar huis te nemen. Eerbied voor al
wat er groeit en bloeit in de natuur is
een eigenschap, die maar weinigen be
zitten Maar mijn jongste zoon
blijft er af. Dat héb ik hem al vroeg
geleerd."
De jongste zoon komt naast me
staan. „Ik weet een grote frambozen-
struik" vertelt hij met van trots
schitterende ogen en met het grote
enthousiasme van een kind van vier
jaar, „een frambozenstruik, nog veel
groter dan ik ben. En boven zitten
zulke dikke" zijn armpjes maken
een gebaar „en er vlak naast staat
een vogelbes
Frits weet ook precies, waar hij
moet zijn. Aan de Sluislaan, schuin
tegenover het huis van de burgemees
ter. Frits weet alles van Bergen, net
als zijn vader en zijn moeder.
Ongemerkt wordt het later, want
het is een genoegen te luisteren naar
deze Groningse natuurvriend. En zijn
vrouw doet ook een duit in het zakje.
Een al te grote bescheidenheid van
haar echtgenoot is haar niet naar de
zin. „Mijn man maakt thuis het hele
jaar door propaganda voor Bergen",
zegt ze, „want hij wil niets liever, dan
ook anderen laten delen in het
schoons, dat Bergen biedt
Volgend jaar komt de familie Swart
terug. Volgend jaar en nog tal van
jaren daarna. Want in Bergen raakt
men niet gauw uitgekeken .Zelfs niet
na vijfentwintig vacanties!
dellijk dood naar beneden tuimelt. Hij
heeft zijn plicht gedaan. De koningin,
gehuwd met de sterkste man van haar
volk, keert terug in de korf en kan
na negen dagen een aanvang maken
met het leggen van eieren.
Ook de andere darren keren op de
korf terug. Zij zijn van geen waarde
meer. Zij werken niet en leiden een
lui leventje, snoepen van de beste
honing, die hen gevoederd wordt door
de voedsterbijen, want zelf kunnen
zij zich niet voeden.
En als de voedselpositie nijpender
wordt, worden zij uitgemoord door de
werksters, zij worden door haar uit
de korf gegooid, worden niet meer ge
voederd en moeten allen onverbid-
dellijk sterven.
Voordat de jonge koningin geboren
wordt, is echter de oude koningin nog
in het volk. Zij heeft het prinsesse-ei
in een z.g. moerdop gelegd, die spe
ciaal voor dat doel gebouwd is.
Zodra de jonge koningin nu haar
eerste levenstekenen gaat vertonen,
wordt ze voortgejaagd door haar volk
en de korf uitgedreven. Een groot ge
deelte van het volk blijft echter de
oude koningin trouw en volgt haar 't
luchtruim in. En zo kan het immer ge
beuren, dat we op warme voorjaars
dagen een hele zwerm bijen door de
lucht zien gonzen. Zodra de oude ko
ningin zich ergens op een bepaald
punt zet, sterk genoeg om de zware
tros te dragen, gaan alle bijen, die
haar volgden, zich om haar heen tros
sen en zo ontstaat de z.g. bijenzwerm
aan een tak van een boom of iets
dergelijks.
Wordt de zwerm geschept, dan be
gint het werk in de nieuwe bijenwo
ning weer van voren af aan. Het ge
beurt ook wel, dat een zwerm zelf 'n
woning ontdekt, waar ze intrekt.
En meestal worden er in de korf
nog meerdere koninginnen geboren,
en kómen er meerdere zwermen af.
Natuurlijk gaat dit gehele verloop ge
paard met tal van interessante bijen
gebeurtenissen, maar als ik daarover
alles zou moeten vertellen, zou een
hele Badbodejaargang te klein zijn.
Wie interesse in het bijenleven heeft,
mag daarom wel eens een kijkje ko
men nemen op mijn bijenstand.
Bob Boersma Jr.
GESCHENKEN EXPOSITIES
VRIJ ENTREE
EXPOSITIE KAREL COLNOT
Een witkiel stond geducht te tobben
Met een grote, zware kist.
Hij had zich (zoiets kan gebeuren)
In het gewicht daarvan vergist.
Nochtans gaf hij geen moed verloren,
Hij werkte hard en rustig door,
En mahkte zelfs nog vorderingen,
Al ging daarmee veel tijd teloor.
't Ontbrak natuurlijk niet aan kijkers.
Aan helpers wèl, die zag men niet.
Men keek en lachte om de stakker,
Die men alleen maar tobben liet.
En deze wou geen hulp vragen,
Het zweet stond op zijn stoere kop,
Maar blijkbaar daeht-ie bij z'n eigen:
Die zaak knap ik alleen wel op.
Doch zie wat daar opeens gebeurde:
Een doodbidder in „staldeurjas",
Die toevallig daar passeerde,
Zei: hier kom ik net van pas.
De witkiel keek verbaasd en lachte,
Vervolgens pakte hij weer aan,
Maar schoon ze nu getweeën waren,
Wou het toch niet vlugger gaan.
Ze zwoegden samen een kwartiertje,
Toen opeens de witkiel zei:
Neen, beste vriend, het wil niet luk
ken,
Al zijn we nu ook met z'n bei.
Zo krijgen we haar niet naar binnen.
Wat! riep de bidder, wel verroest!
Moet jij die kist naar binnen brengen?
Ik dacht dat ie naar buiten moest
D. van Noort.
Er zijn in de natuur verschillende
in het wild levende bijensoorten. De
hommels zijn hiervan wel 't meest be
kend omdat ze sociaal leven (in ko
lonies) en men nog al eens in de gele
genheid wordt gesteld zo'n hommel
nest van nabij in een tuin te bewon
deren. Ook zijn er enkele solitair (al
leen) levende bijensoorten, maar deze
vallen niet Zo op, waarschijnlijk om
dat ze niet in kolonies leven en dus
niet in grote mate worden geobser
veerd. Een hommelnest met druk heen
en weer vliegende insecten kan nu
eenmaal niet aan ons mensenoog ont
trokken worden. In zo'n hommelnest
leven tal van werksters, enige darren
en één koningin en juist deze vorm
van samenleving is heel typisch, om
dat ook onze tamme honingbij (Apis
Mellifica) een precies gelijke levens
wijze heeft.
Dan zijn er nog de in kolonies le
vende wespen, doch deze behoren
niet tot de familie van de bijen, ja
zijn zelfs gevaarlijke vijanden van hen.
Ik wil het ditmaal echter hebben
over onze gewone huis- tuin- en keu
kenbij, zoals die op tal van bijenstan
den gevonden wordt.
Een oeroud woningtype is de bijen
korf, het strohuis, waarin een volk,
net als in de natuur in een holle boom
of iets dergelijks, leeft. Tegenwoordig
wordt er wel meer geïmkerd in mo
derne uitneembare kasten, maar toch
kan men op verschillende bijenstan
den de oude heidekorf nog in volle
glorie aantreffen.
Het bijenleven in de korf is geheel
anders dan in een kast, omdat in deze
laatste telkens de imker kan ingrij
pen en er allerlei handelingen met het
volk gepleegd kunnen worden om de
honingproductie op te voeren en vaak
worden de natuurlijke uitingen van
een volk dan tegengegaan. Wat er in
een korf gebeurt, hoe het volk hierin
leeft en hoe machteloos de imker in
de korfteelt staat, hoop ik U in on
derstaand artikel uiteen te zetten.
Heeft een zwerm zich eenmaal in
een lege korf gevestigd, dan wordt
onmiddellijk overgegaan tot de bouw
van de raat. Deze bestaat uit duizen
den naast elkaar liggende zeskantige
cellen, waarvan de bodem ook weer
de bodem is van een aan de andere
zijde liggende cel, en ook elk wandje
weer deel uitmaakt van een andere
cel. De bijen zijn reusachtige wiskun-
de-kunstenaars, want van dezelfde
hoeveelheid was zouden nooit meer
cellen te bouwen zijn dan de bijen
volgens hun oer-instinct doen. Wie
eens het geluk heeft een raat op zijn
gemak te kunnen bekijken, kan zich
van de waarheid overtuigen.
Nadat in de korf een behoorlijke
oppervlakte raat is gebouwd, begint
de koningin met het leggen van de
eieren, ze kan er zelfs enkele duizen
den per dag afzetten.
Een bijenvolk bestaat uit enige tien
duizenden werksters, een paar hon
derd darren en slechts één koningin,
het eierleggend wijfje.
Er zijn in een volk haalbijen voor
honing van het veld, waterdragers,
vlieggatwachters, bouwsters, voed
sters, koningin-in-ontvangstneemsters,
enz., enz.
Nadat de koningin het ei in de cel
gelegd heeft, blijft het de eerste twee
dagen rechtop staan, pas de derde
dag gaat het liggen, om vervolgens
over te gaan in een heel klein larfie,
dat door de voedsterwerksters in de
z.g. bijenmelk wordt gelegd, een papje
van honing en stuifmeel, door de
melkklieren verwerkt. Deze larve
wordt vervolgens een pop, dan wordt
de cel verzegeld en na het popsta
dium groeit de jonge bij op in de ge
sloten cel en wordt gevoederd door
een klein gaatje in het celdeksel.
Na volgroeiing kruipt de jonge bij
uit zijn cel en begint zijn, voor in het
seizoen, korte leven, dat slechts zes
weken duurt. (In de winter leven de
bijen zes maanden). Het gehele leven
van de honingbij is er een van wer
ken in dienst van en in het belang van
het volk. Zij offert zich op voor de
staat.
Haar eerste taak na de geboorte is
het reinigen van haar cel, waarin de
koningin meteen weer een ander ei
legt. Vervolgens ontwikkelen zich de
melkklieren en wordt zij belast met
het voederen van het broed.
Nadat ze dit enige tijd gedaan
heeft, krijgt ze tot taak om honing en
stuifmeel in ontvangst te nemen van
de bijen uit het veld. Ondertussen
gaat ze meehelpen aan de bouw van
de raat. In - haar achterlichaam ont
wikkelen zich zekere organen, die het
haar mogelijk maken om van honing,
dat zij in zich opneemt, was uit te
zweten.
Hierna wordt dé bij in dienst ge
steld van de vlieggatwacht en kan ze
ondertussen de omgeving buiten de
korf leren kennen.
Pas hierna begint haar veldtaak, ze
wordt haalbij. Eerst doet zij dienst als
waterhaalster, want water is iets on
misbaars voor de verzorging van het
broednest. Vervolgens gaat zij stuif
meel halen van üe bloemen, dat ze
opbergt in de kleine korfjes, die ze
aan de achterpoteij heeft. En pas in
de laatste weck van haar leven mag
ze dienst doen als honinghaalster. Tij
dens de velddienst vliegen de bijen
tot op een afstand van 5 kilometer
buiten de korf, een behoorlijk eind
voor zo'n klein insect!
Haar leven van werken en zwoegen
eindigt meestal op een van de verre
haaltochten en ze sterft in de vervul
ling van haar veldplicht in dienst van
haar volk en met haar sterven er da
gelijks honderden van die nijvere
werksters. Maar daar binnen in die
korf draait het leven door en worden
er ieder moment meer bijtjes geboren,
zo wordt het volk steeds groter en
groeit de raat, groeit het volk en zet
de honingvoorraad aan.
De darren bekommeren zich niets
om die zware arbeid, zij worden ge
boren uit grote cellen, meestal gele
gen onder aan de raat of aan een der
zijraten. In het voorjaar, als het volk
zwermplannen krijgt, worden de eie
ren, waaruit deze dikke, vadsige he
ren zullen groeien, gelegd. Zij dienen
slechts voor de bevruchting van de
jonge koningin, die geboren zal wor
den. De vijfde dag na de geboorte van
de jonge koningin is zij rijp voor de
bruidsvlucht en dan verlaat zij de
korf en vliegt bij gunstig weer de wij
de blauwe lucht in, hoger en hoger,
steeds hoger en een leger van darren
achtervolgt haar. Maar zij is sneller
en ze vliegt en vliegt hoger en hoger.
Verscheidene darren vallen reeds af,
maar zij zijn de zwaksten. Na een
lange, afmattende vlucht is nog slechts
één dar haar achtervolger, dat is de
sterkste en aan hem wil zij zich ge
ven. Want hij heeft bewezen een ster
ke man te zijn en zij laat zich inha
len. En hoog in de lucht geschiedt de
bevruchting, waarna de dar onmid-