MANEGE
AKERBOOM
MICHAËL,
HET NATUURKIND
Een gewoon me
Ontmoeting met een oud
vriend
is met v/acantfe
Aantal pers.
Verl. Geestweg 49.
Fam. Bosch, A'dam 4
Verl. Geestweg 50.
Fam. Cohen, A'dam 6
Vincent van Goghweg 6.
Fam. van Driel, A'dam 6
Voert 20.
Fam. Schotman, A'dam 3
Vliverlaan 10.
Fam. Schuil, R'dam 10
"Waldeck Pyrmontlaan 2.
Fam. van der Zedde, A'dam 5
Westerweg 18.
Fam. Hoorsma, A'dam 2
Westerweg 48.
Fam. Wakker, A'dam 5
Wilhelminalaan 1.
Fam. Zijffers, Leeuwarden 5
de Sloep, Wilhelminalaan 4.
Fam. de Vries, Sneek 6
Wilhelminalaan 7.
Fam. van Hemert, A'dam 4
Wilhelminalaan 9, De Doofpot.
Fam. van Leeuwen, A'dam 3
WiertdUkje 14.
Fam. Reijnolds, Engeland 5
Zuidlaan 5.
Fam. Hageman, A'dam 5
Zuidlaan 7.
Fam. Groenhuis, Groningen 6
Zuidlaan 9.
Fam. de Rooij, A'dam 7
Zuidlaan 15.
Fam. Boom K. a. d. Zaan 6
Zuidlaan 20, Bloemhof.
Fam. van Veen, A'dam 8
Morgenrood, Zuidlaan 21.
Fam. Cijffers, 's Hertogenbosch 4
Zuidlaan 23.
Fam. Mathlener, Delft 5
Zuidlaan 27, van Zantenshof.
Fam. WilkensRupp, A'dam 3
Gentiana, Zuidlaan 39.
Fam. Engels, Eindhoven 5
Zuidlaan 43.
Fam. Verweijs, A'dam 3
Zuidlaan 45, Zon en Lommer.
Fam. Postema, Assen 6
GEMEUBILEERD
TE BERGEN AAN ZEE.
Aantal pers.
Elzenlaan 26.
Fam. Bleichrodt, Voorburg
10
Elzenlaan 26 S, de Kluis.
Fam. Mothof, Büssum
2
Jb. Kalffweg 18.
Fam. Souverijn, A'dam
7
Jac. Kalffweg 12.
Fam. Havekate, Enschedé
5
Julianalaan 10.
Fam. Arnolds, Hoorn
5
Julianalaan 16-18.
Fam. de Bout, A'dam
6
Fam. de Jong, Utrecht
7
Fam. van den Oudenalder, tftrecht
7
Kerkstraat 5.
Fam. Appelboom, Hoorn
8
Kerkstraat 11.
Fam. Weerdman, A'dam
C
Ver spy ck weg 9.
Fam. van der Kroft, A'dam
5
Verspyckweg 11.
Fam. Nooij, A'dam
9
Verspyckweg 13.
Fam. Rogaar, A'dam
7
Verspyckweg 17.
Fam. de Geus, A'dam
5
Witteweg 19a.
Fam. Witte, Sneek
8
Buerweg 15, Bergen, Tel. 2527
Verhuur van prima rijpaarden
Mooie ferreinrilten en prettige
begeleiding.
Beleefd aanbevelend
geen wit jasje om zijn schouders, er
was geen zwart pak, dat zijn leden
bekleedde. Er was alleen maar een
open shirt en een flanellen broek, los
en gemakkelijk zittend en daarboven
een verbrande kop in de zomerzon.
Ik moet wel een beetje verwonderd
hebben gekeken, toen ik hem „goe
den morgen" wenste en hij proefde
deze verwondering natuurlijk onmid
dellijk. Hij was niet alleen. Naast hem
ging een jonge vrouw, eenvoudig en
natuurlijk en tegen gindse rand van
de bosjes ravotten drie kinderen,
wier juichkreten door de zuivere lucht
schalden. „Wat doe jij hier" zei ik,
nogal dwaas, want waarom zou hij
hier niet zijn? „Ik", zei hij, „ik ben
met vacantie". En hij stelde mij voor
aan zijn vrouw en riep met een mach
tige schreeuw van joligheid zijn kroost
aan zijn voeten, dat mij een hand
kwam geven, gloeiend van de zon en
ruw van het zand. „Ik ben met va
cantie", zei hij nogeens, „mag het
asjeblieft? Of dacht U, dat ik het
hele jaar in die tent in Mokum stond.
Niks hoor ,elke zomer trek ik twee
weken naar Bergen, en huur gemeu
bileerd. Lekker vroeg opstaan, eten
doen we wel eens als het zo uitkomt
en dan erop uit. Duinen, zee, bqs, wat
wil je nog meer. Komt een mens toe.
Om de rook en het stof van de stad
kwijt te raken". Zijn zwarte haar dat
ik niet anders ken., dan glimmend van
de Brylcreem, stond alle kanten uit.
In zijn vingers, gewend aan de stelen
van tere likeurglazen, bungelde een
stevige stok en hij zag eruit, wel, als
iedere andere vacantieganger er uit
ziet, onbezorgd, los, vrij.
Ik had werkelijk moeite om in hem
de onberispelijke, correcte barkeeper
van het Leidseplein te herkennen.
Maar zijn beeld als drankentovenaar
wilde mij toch niet helemaal loslaten.
„Wat doe je 's avonds" informeerde
Een verhaal voor kinderen
door ZWERVER' 6
Nee, dat was toch wel een beetje
raar. Het dier zou toch niet dood
zijn? Hij maakte allerlei piepende ge
luiden voor het hok. Begon zelfs te
kwaken en op allerlei malle manieren
heen en weer te dansen. Maar de
eend stoorde zich niet aan zijn malle
fratsen.
Opeens schoot het door Michael's
hoofd: „Nee, die eend leeft niet, dat
beest is dood!"
„Vader, kom. eens hier!" riep hij
heel hard.
Vader kwam: „Wat is er jongen?"
„Die eend is niet levend, dat bestaat
niet, hij heeft zich nog helemaal niet
verroerd!"
„Nou dan zal ik je maar even het
dier in de handen geven", antwoord
de vader. Meteen ging hij in de kooi
en pakte de eend uit de kist. Het
dier was helemaal stijf en er lagen
ook geen eieren in het nest.
„Dat is een opgezette eend", zei
Michaël met een zeer teleurgesteld
gezicht. „Juist, we hebben je van
daag eens lekker er tussen genomen,
vriend", zei vader lachend. „Maar
kom maar eens mee in de schuur
kijken".
Met een gezicht, dat enigszins op
helderde, maar toch een beetje be
schaamd over de tonelen, die hij daar
ik, hoewel het me natuurlijk helemaal
niet aanging, „drink je dan een bor
rel hier of daar, waar muziek is en
zo?"
„Ik niet, meneer" zei hij beslist.
„Mij niet gezien. Ik lust graag een
borreltje, maar dat heb ik thuis" en
zijn hand maakte een vaag gebaar
ergens in de richting van het dorp.
„Ik kan mijn tijd wel beter gebruiken,
dan met in een bar rond te hangen.
Kijk, als de jongens in bed liggen, dan
help ik eerst met de afwas. Dat laten
we gewoon staan tot 's avonds. En
met z'n tweeën is het in een mum van
tijd gebeurd. Dan kruip ik in een ge
makkelijke stoel voor de openslaande
deuren en daar zit ik. Meneer zelf.
Wie doet me wat. Ben ik baas in m'n
eigen huis, of ben ik dat niet? En dan
lees ik. Alles door mekaar. Maar al
tijd voor "mijn genoegen. En ik schenk
mijn eigen borrel in. Dat kan niemand
anders zo goed, al zeg ik het zelf".
„Zie je wel", zei ik, „je denkt toch
nog wel aan je werk, ook al ben-je
met vacantie".
En zijn protest kwam heftig „Niks
daarvan" zei hij. „Als ik een borrel
voor mezelf en voor mijn vrouw in
schenk, is dat heel wat anders. Daar
dénk je bij. En Amsterdam is ver
weg. Wel veertig kilometer. Dat is
voor mij, voor haar en voor de jon
gens net ver genoeg om het te ver
geten. Maar, meneer, ik vond het
erg prettig, dat ik U hier tegenkwam,
maar nu moet ik weer verderop. Ze
hebben me verteld, dat daarginds
duindistels staan en die zou ik wel
eens willen gaan bekijken".
Een minuut later was hij met een
veerkrachtige stap verdwenen achter
de bosjes in de verte, mijn vriend, de
Amsterdamse barkeeper, die zowaar
eeri gewoon mens met vacantie kon
zijn.
ODYSSEUS.
die morgen voor de kooi had opge
voerd, volgde hij vader, die met de
opgezette eend in de hand op de
schuur toestapte.
In de schuur stond een mand, waar-
overheen een zak lag. Vader lichtte
de zak op en Michaël blikte omlaag
in de korf. En wat hij daar zag, was
te mooi om waar te zijn. In de mand
liepen twee prachtige witte eenden
heen, en weer, met rood-oranje sna
vels en poten.
„Toch eenden!" juichte Michaël.
„Ja, doe ze maar zelf in je kooi en
zorg dat ze goed te eten krijgen en
breng dan dadelijk deze opgezette
eend even naar Jochem, de jager, van
hem heb ik hem geleend".
„Ik zal het meteen doen, vader",
antwoordde Michaël, terwijl hij reeds
met de mand met de gakkende een
den op zijn hok toerende. In de kooi
waren ze nog veel mooier. O, wat
was Michaël gelukkig met zijn nieuwe
aanwinst.
Toen hij 's middags na het eten de
eend naar Jochem bracht, nam deze
hem lachend aan en zei: „Nou, je
vader heeft toch wel succes gehad
met zijn grap, is 't niet?"
„Nou, wat zou 't, ik zou niet eens
zo'n lelijke bruine eend willen heb
ben, mijn witte eenden met hun mooie
rode poten en snavels zijn veel en
veel mooier!" zei Michaël.
„Dag jong, ga maar weer gauw
naar ze toe en pas er maar goed op",
riep de jager de snel weghollende
jongen nog lachend na.
Michaël's verjaardag was toch nog
gbed! (Wordt vervolgd).
Ik ken hem al jaren. Hij pleegt de
ijsgekoelde coca-cola of de op de juis
te temperatuur gebrachte borrel te
serveren vanachter de bar in een klei
ne, maar gezellige gelegenheid in de
buurt van het Amsterdamse Leidse
Plein. En waar een mens een gewoon
tedier is, kom ik, mocht de hoofdstad
het terrein van mijn bezigheden zijn,
daar en nergens anders. Dan staat
hij daar, achter zijn donkerhouten
toonbank, in smetteloos wit of in een
correct zwart pak en hij hanteert
flessen en glazen met het gebaar van
de geroutineerde vakman. Ik heb hem
vaak zitten observeren en ik kon niet
ontkomen aan het gevoel, dat vele
menselijke stervelingen vervult, als
zou een barkeeper een bijzonder
soort van het ras homo sapiens zijn.
Er hangt een bepaald waas van apart
heid om een barkeeper. Hij wordt be
schouwd als een man, die alles ziet
en de mond gesloten houdt en ook
wordt hij door de na-oorlogse jeugd,
die jammer genoeg, beter weet, hoe
een bar er van binnen uitziet, dan hoe
je van Bergen uit de mooiste wande
lingen kunt maken, erop aangekeken,
dat zo'n man toch wel een feestvier
der moet zijn, wiens dagen gevuld
zijn met het drinken van fraai-ge-
kleurde dranken uit sierlijke glazen
en met het werpen van de dobbel
stenen in het spel Zanzibar. De hele
sfeer, die om mijn barman heenhangt
wijst in die richting. Natuurlijk zegt je
nuchtere verstand wel, dat je je ver
gist, maar het valt toch niet te ont
kennen dat barkeepers voor velen een
mystiek mensensoort vormen.
Hun leven speelt zich af in. de,
meestal rokerige sfeer van hun zaak,
om hem heen staat de hele middag en
avond tot diep in de nacht de zingen
de muziek van het Tsigane-orkest,
hun hoofd is omwuifd door de blauwe
en grijze rookwolken van de sigaret
ten en hun gebaren zijn die van een
goochelaar.
Hij leeft in een aparte wereld en
kijkt vanuit die wereld met het oog
van een mensenkenner neer op het
gedoe voor hem en om hem heen, In
zijn brein moeten wel allerlei gedach
ten woelen. Hij moet zich, zo peinsde
ik wel, bij tijd en wijle afvragen, of
de mensen, die hij bedient, die hij een
„O.K. met coke" serveert, of een
jus d'orange, nu werkelijk zich voor
doen zoals zij zijn of dat ze slechts
een geposeerde houding aannemen.
Maar hij zegt niets. Hij springt in
elke conversatie, die je met hem be
gint, hij sluit zich aan bij elk gesprek,
waarin hij wordt betrokken, hij weet
alle antwoorden en hij heeft belang
stelling voor met een trots gebaar te
voorschijn gehaalde familiekiekjes,
die hem met de sentimentaliteit „des
Angeheiterten" worden getoond. Zo'n
man hóórt in zijn bar. Daarmee is hij
vergroeid en één-geworden. Hij woont
natuurlijk ergens op kamers. Hij staat
natuurlijk pas om twaalf uur 's mid
dags op en brengt de hele mooie
morgen in zijn bed door. Zo denkt
men en helaas zijn er velen, vooral
onder de jongeren, die hem erom be
nijden en die óók wel barkeeper zou
den zijn, als ze geen niksnut waren
geworden.
En nu ben ik hem tegengekomen,
mijn oude vriend uit de Amsterdamse
bar. Zo maar op een stralende mor
gen in de duinen van Bergen. Er was