W/elkom vreemdeling... J. LOUTER B. SPAN DAW Kom bij Tom door D. L. DAALDER Dom. A. Beekman, O.S.B.: beveiliging tegen Wet water rond <zBergen v Ontwikkelen en afdrukken TOM's Café-Restaurant Drogisterij „De Vijzel" cAan onze gaóten In Maart en April begint het. Dan zeggen wij, Bergenaren, tegen elkaar: „Laai ons dit schone dorp gereed maken, om onze gasten te ontvangen Wij mobilise ren de behanger, de schilder en de stucadoor, wieden onze tuintjes, snoeien de heggen, leggen hier en daar een nieuw matje op de vloer en mompelen dan: „Kom maar binnen, U kunt hier alles vinden, wat U maar verlangt", EN ALS WIJ, HANDELEN de vroe de vaderen. Zij zenden de plantsoenendienst uit en de papiertjesprikker; de banken in ons goddelijk natuurreservaat krijgen een extra kwastje verf, nieuwe prul- lemanden worden gedistribueerd en de grasvelden langs de lanen worden gezuiverd en gemillimeterd en B. en W. doen de ronde en rusten van hun werk omdat zij zagen, dat het goed was. Meen niet, dierbare logee's, dat dit alles geschiedt onder het motto: Pe cunia non clet. Het mag waar zijn, dat wij U behoorlijk laten betalen voor wat vrij U bieden het offer, dat wij U brengen is niet gering. Want wij voelen ons de collectieve bezitter van de heerlijkheid Bergen. En met de zwier en de grandezza van de geboren en getogen edelman ope- nen°wij de hekken van ons aller land goed en prevelen de woorden: „Laat ons de mensen uit de kankergezwel len der beschaving, die men steden noemt, laten profiteren, tijdelijk al thans, van de zuiverheid en de schoonheid, die dit pronkjuweel der schepping kenmerken; lat hen toe in onze woningen, gun hun een paar maanden de Sparrelaan en de zoute golven en wees zelf tevreden met de rest van de tijd' Het is in de eerste plaats ons so ciaal besef, dat ons tot deze houding brengt bedenkt dat, als ge ons ma terialisme verwijt. Maar enkelen on der ons hebben de mogelijkheid U en dit dorp te verlaten in de maanden, waarin ge deze streken onveilig maakt. Zij zijn de benijdenswaardi- gen, die elders rust en schoonheid zoeken en hun vacantieverblijf gro tendeels door U laten betalen. Het overgrote deel leeft tijdens Uw aan wezigheid in primitieve omstandig heden en in een soort moderne sla vernij. Zij zijn weggedoken in schuren en op zolders om U de ruimte te ge ven, die U vraagt. Zij rennen van s morgens vroeg tot 's avonds laat: de bakker en de kruidenier, de dokter en de slager en zij vooral, de eige naars van de pensions en hun immer vriendelijk maar ook immer vermoeid personeel alleen om U op Uw wenken en gedachten te bedienen. Hun kinderen sturen zij de bree veertien op: waar zouden zij de tijd vandaan halen om zich met hen bezig te houden en hen behoorlijk te ver zorgen? Meent ge, dat ook zij in de mooiste en warmste maanden van het jaar niet liever zouden zwerven langs de beschaduwde paden en zonnebaden aan ons onvolprezen strand? Dat ze niet graag hun gloeiende fornuizen en de stoffige kamers zouden verlaten, om te leven als gij, zorgeloos en vol van de vreugde, die een dolce far niënte geeft? En zijt ge er niet van overtuigd, dat de natuurminnaars on der ons U met een zekere vrees in drommen zien trekken door slinger paadjes en de duinpannen, waar ge de stilte breekt en Uw spoor tekent met de beruchte „schillen en dozen", die ge tot ons aller loon „voor 't aange naam verpozen" achterlaat tot Uw schande en onze schade? Er is maar één troost: de meesten onder U blij ven „kuddedieren' Men concentreert zich op vaste verzamelpunten: het hart van het dorp, de speeltuinen, het speelduin bij Duinvermaak, de Spar relaan en het strand. De duinen zijn U 's zomers te heet en te vermoeiend de Staatsbossen te somber en te uitgestrektde enkele natuurvriend die in Bergen achterblijft en er de tijd voor kan vinden, zoekt daar de een zaamheid en de verlorenheid die hem Levensmiddelen, Delicatessen louter kwaliteitsartikelen WIJNEN KEMPINSKI Ruïnelaan 4, BERGEN N.H., Tel. 2585 lief zijn geworden in dit landschap, waar de mens niet kan en mag domi neren. Let wel: wij gunnen U ook déze heerlijkheden, maar in ons boze en egoïstische hart verheugen wij er ons over, dat ge zo vriendelijk zijt U tot die enkele plaatsen te beperken. En wij zouden Jan Ivangh, die U door wil laten dringen tot de intiemste schoonheden van dit wondermooie land, met verwijtende blikken aan" zien, als we niet wisten, dat er toch maar enkelen onder U zich door hem zullen laten verleiden en hem niet kenden als een natuurbeschermer, die U wil leren, hoe de mens kan bemin nen zonder te scheuren en te schen den. WORDT NIET BOOS, lezers, op de onverlaat, die deze dingen consta teert en bekent. Ik zeg dit alles niet om U te grieven maar om U te doen begrijpen, wat er omgaat in hen, tus sen wie gij tijdelijk woont. En ook om een andere reden, van meer betekenis nog dan die ik noemde. Ik zou U Bergen graag zó willen le ren zien en liefhebben als dat met ons het geval is. En ik ben mij er diep van bewust, dat dit onmogelijk is in de situaties, waarin U verkeert. Ons bekoren in dit dorp en zijn omgeving allereerst de rust en de stilte; wij houden er van langs de paden te gaan en niemand tegen te komen, geen ander geluid te horen dan het geprevel van de fitis en de langgerek te strophen van de merel, het geritsel van de bladeren en het ruisen van de zee geen andere ontmoetingen te hebben dan de haastige vlucht van 'n konijntje en het sluipen van een fa- sant door hei en dorrend blad. Wij gaan dan getweeën luisterend zonder een woord en wij weten, dat geen sensatie uit het moderne cul tuurleven deze ontroering te boven gaat. En aan het strand, waar het me lancholieke geroep van de meeuwen wordt overstemd door het breken van de zee, vinden wij de verlorenheid en het heimwee naar „het eiland achter het water", de wereld „buiten uur en feit", waarover de grootste der mo derne dichters, die Bergen kent als geen onzer, in een taal van magische schoonheid gesproken heeft. Maar als de véél-te-velen in de maanden Juni, Juli en Augustus door de stille laantjes gaan, sprekend met de harde stemmen, die gewend zijn aan de concurrentie van gierende trams en het zoeven van rubber op een asfaltweg, dan zwijgen de vogels, vlucht het konijn.en neemt de fasant de wieken vóór de kudde genaderd is. En wat blijft er over van de onge reptheid en de verlatenheid van het strand, dat met menigten-in-badpak is geplaveid? GELOOF MIJ, U, die dit leest, kent Bergen niet en leert het niet kennen. Mogelijk wilt ge niet weten, hoe het in werkelijkheid is. Misschien zijt ge bang geworden van de eenzaamheid, de stilte en de stem van Uw eigen hart. En naar alle waarschijnlijkheid geniet ge van het krioelen en het stemmengezwatel meer dan ge künt genieten van de prille natuur. En wie zouden wij zijn, dat we U niet Uw vreugde, Uw collectivisme, Uw dans in „De Rus" en Uw balspel aan het strand zouden gunnen? Maar toch Kom in September, als Bergen weer van óns geworden, nog eenmaal te rug, niet in drommen, maar alleen. Laat U leiden door iemand, die dit land door en door kent: hij zal U voeren langs paden, die ge nimmer hebt ontdekt, hij zal U van een een zame duintop laten staren over het zwijgende land in de vallende sche mer, over de deinende zee en de stille enideloze hemel en het zal U dui delijk worden, waarom onze gulheid door weemoed wordt getemperd, als wij U, vreemdeling, welkom heten in het land, dat ons lief is als geen ander. t De Abdij van Egmond, zoa'.s ze nu zal worden EERST IN 1780 werd tussen de dui nen bij Kamp en ten noorden van Petten een dijk van meer dan vijf ki lometer, uit basaltblokken bestaande, aangelegd, met daarvoor een rijs- beslag, eveneens met basaltblokken bezet, en stenen hoofden, de bekende Hondsbosse en Pettemer zeewerin gen. Aan de noordzijde sluit deze aan bij de duinen, die na de zeventiende eeuw tegen de westelijke dijk van de Zijpe zijn aangestoven. Dan volgt de smalle duinreep, die langs de polder Kallensoog is overgebleven na de overstromingen in de vroege middel eeuwen. Eerst in 1610 deden de Staten van Holland over het vlakke strand van Kallensoog, van Groteketen tot de Graaflijkheidsduinen, ten zuiden van Huisduinen, een zanddijk aanleggen, waartegen fortuinlijk een nieuwe dui nenrij is aangestoven. Daarbij aanslui tend, werd in de achttiende eeuw aan de kop van Noord-Holland een stenen zeewering aangebracht. Er lag aan de westzijde daarvan een smal strand, dat echter verdwenen is, sinds de zee geen uitweg meer vindt naar de baai, die de Zuiderzee was vóór de aanleg van de Afsluitdijk. Dit be tekent een verzwakking van dit kust- gedeelte. Enige kans voor aanstuiving is thans uitgesloten; het zeewater dringt voortdurend tussen de blokken door en elke storm zweept h^t water op tot de kruin van de dijk. Dit alles moge dienen om te doen zien, wat een zorgenkind deze kust altijd geweest is en nog is. De laatste doorbraak had in 1925 plaats, door de eerste duinenrij, die zuidelijk op de Hondsbosse Zeewering aansluit, waar door een zoutmeer in de vallei ach ter de duinen ontstond. Enkele zilte binnenmeren, gedeelte lijk echter ontstaan door aardhaling, liggen achter de Hondsbosse Zeewe ring in de Leipolder. Deze staan be kend om de merkwaardige brakwa terflora, die er zich in heeft ontwik keld. En achter het Zuidduin bij Kallensoog breidt zich in een grote verlatenheid het uitgestrekte Zwane- water uit, waar de grootste lepelaars kolonie van Nederland huist. De smal le strook land, door deze duinen ge vormd en gelegen tussen Petten en Huisduinen, was r.a de doorbraken in de latere middeleeuwen, zoals reeds opgemerkt, een langgestrckt eiland geworden, dat naar het kleine vis sersplaatsje middenin, thans Callants- oog geheten, 't Ooch werd genoemd. Westelijk ervan lag de Noordzee, Oostelijk de Zijpe, een ondiepe baai van de Zuiderzee, nog vóór 1300 bij een doorbraak ontstaan. Dat dorp 't Ooch had bij de Allerheiligenvloed in 1570 lange tijd nog weer zoveel te verduren van de zee, dat de kerk niet minder dan driemaal naar binnen moest worden verplaatst. Ook in Eg- mond aan Zee, waar de toren van de oude Sinte Agnes, die vroeger mid den in het dorp stond, in 1717 aan de kust kwam te liggen, en in 1743 door de vloed ten onderging, werd in 1749 een nieuwe kerk binnen waarts gebouwd. De zee toont zich daar nog altijd even woelig, wat wel blijkt uit de klompen klei en veen, bij ontij los gerukt van de verdronken polders, en die door het water lensvormig worden afgevlakt en op het strand geworpen. Naar het Noorden toe worden zee en strand door die donkere grond steeds weer veronreinigd. De Noordkust van het land werd, zoals reeds opgemerkt, beschermd door de Schoorlse dijk, die zich uit strekte van Petten tot Krabbedam, en de West-Friese tot Medemblik en verder en waaraan meerdere dorpen zijn ontstaan: Enigenburg, Sint Maar ten, Valkkoog, Caense met daarachter Scaghen, Barsingerhorn, Winckel, Aertswou, Lanebrecht, Scaghe met daarachter Abbekerk, Twisk en Al- merdorp. Zuidelijk van deze dijk strekte zich direct een breed water uit, de Grontvaert, of kortweg „die Waert", dat Zuidelijk in de Schermer overging, die tot Krommenie reikte. In de dertiende eeuw was, zoals reeds gezegd, deze West-Friese zeedijk in verval geraakt, zodat voor de water kering op de binnendijken moest wor den gerekend. Omdat men vreesde, dat een deel van deze West-Friese zeedijk het niet lang meer zou hou den, werd nu een nieuwe aangelegd. In het herdijkte gebied ontstond het dorpje Sint Maerten of het Nieuw- land. Achter de Schagerdam werd later het land van Valkoog opnieuw ingedijkt. (Wordt vervolgd). FOTOHANDEL Oude Prinsu/eg 27, naast V.V.V. als U ALKMAAR BEZOEKT. Pracht uitzicht op de kaasmarkt vanaf de bovenzaal. Waagplein 24, Tel. 2959 JOHa. A. W. C. v. d. EEM, Apoth.-assistente Bergen (N.H.) - Dorpsstraat 18 Telefoon 2383

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1950 | | pagina 4