SOLEX KLEURLITHO'S BIJ HUBERS Jaap de Carpentier en Henk m. d, Idsert Fa. De Wijs en Broers BREELAAN 12 TELEF. 2123 om kwaliteit en óeroice I <~üan 3£ruiningen aló grapkicuó Van Kruiningen een of andere reali teit (zeg: negerdrummer, schaakspeler, infusoriën) aangegrepen heeft om met enkele uiterlijke vormen een fijn lij nenspel te bedrijven, zodat het oor spronkelijke beeld slechts aanleiding is, maar verder geen betekenis voor de voorstelling heeft. Het gaat deze kunstenaar alleen om lijn en kleur. Soms is het lijnenpatroon aange bracht op een achtergrond van kleur, waardoor het constructieve clement sterker werkt op onze behoefte aan voorstelling, zoals b.v. bij Spel op Klankbord en Vreemd Dier. Van Krui ningen werkt echter ook andersom, dan liggen kleurvlakken over een pa troon van lijnen en nadert hij meer de abstractie. Maar hoe ook gedaan, er is steeds dat verrassende en rustge vende evenwicht der kleuren. Het is een ingetogen kunst, een sta tische kunst, mag men zeggen, waar aan de spontaneiteit zich niet op dringt. Begrijpelijk, daar elke steen een spontane schepping is, terwijl de stenen tezamen elkander in het eind product in evenwicht houden, en, in deze kunst, in evenwicht moeten hou den. De aesthetiek dringt zich op waar de werkwijze dit vraagt. In Kunstzaal Hubers te Bergen ex poseert thans H. van Kruiningen de collectie kleur-litho's welke, behalve in de hoofdstad, te zien waren op gro te tentoonstellingen in Engeland, Bel gië en Amerika. De in 1906 geboren Van Kruiningen, van origine schilder, heeft zich de laatste jaren ontwikkeld tot een graficus van bijzondere rang, wiens vakmanschap door wel -alle cri tici hoog wordt aangeslagen. Wie de techniek van de steendruk kent (voor elke kleur een steen) komt al onmiddellijk onder de indruk van Van Kruiningens beheersing van het materiaal als hij ziet dat er met zeker tien kleuren gewerkt is. Dat betekent dan tien stenen waarvan de afdruk Op één velletje papier komt. Zelden heb ik dergelijk vakmanschap gezien. Zijn litho's hebben titels als Land schap, Diabolo, Vampier, Nocturne, Zwevende verschijning, Embryo etc., etc. Ook Zonder deze titels zou men zich een gelijke voorstelling kunnen vormen, terwijl toch deze kunst niet representatief genoemd kan worden. Als men de voorstelling abstract noemde, zou men moeten aangeven wat geabstraheerd is. Beschouwt men nu deze litho's nader, dan blijkt dat AANTREKKELIJKE SCHILDERKUNST Jaap de Carpent Na een rij oudere schilders expose ren thans twee jongeren in de kunst zaal van de Rustende Jager onder aus piciën van het K.C.B. Het zijn Henk van den Idsert en Jaap de Carpentier. Wat hen verenigt is, dat hun werk stoelt op overgeleverde vormen, rea listisch is; wat hen scheidt is de in stelling tegenover het leven. Van den Idsert is vlotter en vluchtiger, minder bedachtzaam in de wijze van schilde ren. Een vaste lijn is moeilijk te on derkennen; er is iets onrustigs en zoe kend s, het Wekt althans de indruk daarvan. Het nu hier hangend werk is echter een grote vooruitgang, verge leken bij vroeger werk, waarin vooral bosgezichten overheersten. Van den Idsert (zeker onder invloed van Wieg man) behoorde aanvankelijk tot de schilders-in-bruin, thans ziet men veel blauw. Psychologisch bekeken kan dit een symptoom zijn van meerdere be zinning en als zodanig reden tot ver heugenis geven. Zijn werk is op zich zelf beschouwd aantrekkelijk. Er is de bravour in van de echte schilder, die zich niet bekommert om technische moeilijkheden. In verschillende doe ken ziet men dat de vlotheid te ver gaat, waardóór de kleur te weinig pregnant is of te weinig specifiek. Aan de andere kant kan Van den Idsert zijn kleuren met plezier aanbrengen als in Moestuin. Schildert hij zijn zoon (no 9 en 13), dan is er ook dat genoe gen aan het schilderen-zelf. Het on middellijk weergeven van zijn indruk ken is enerzijds zijn sterke, anderzijds ook zijn zwakke kant. Maar dit laat ste is een kwestie van techniek en daarom te elimineren. x: Boslandschap Jaap de Carpentier is van ander soort: rustiger, geslotener, er is meer één lijn in de ontwikkeling. De invloed van Jan van Herwijnens laatste schil derwijze is duidelijk kenbaar. Toch lijkt me dit slechts iets uiterlijks, het betreft alleen de techniek. Bij De Car pentier gaat het niet om de uitbeel ding van het licht, veeleer om de weergeving van de natuur op symbo lische manier. We mogen zelfs zeggen, dat een mystiek natuurgevoel hem drijft tot een opvatting waarin de de tails wegvallen wijl ook het gevoel op zichzelf weinig differentiatie kent. Zo ziet men in de Bomen aan het water, hoe dit water in het geheel niet is ge geven, maar slechts symbolisch oplicht over het gehele doek. Een dergelijk stil zich-één-voelen met het onder werp spreekt eveneens uit werk als Zee (no 14) en Bos in Mei (no 16). En te eerder meen ik dit te mogen zeggen waar zijn bloemstukken het lichte en zonnige schenken dat velen onzer treft. De indruk die Jaap de Carpentier maakt, is die van een eerlijk werker, die 'poogt op zo zuiver mogelijke wijze zijn gevoelens te vertolken. En in elk zijner stadia slaagt hij daar ook in. Bergen Alkmaar Schoorl SINDS 1894 Buitenlandse Kaas Geïmporteerde Wijnen Engelse Biscuits Chocolade Lindt Caillier Ringers Droste Nestlé KERKSTRAAT 1 't Is al weer twei jaar lede dat we bai tante Dieuwertje weest benne in Zand-zaipe, zai Train. Deer zou 'k now best weer 's heen wulle, 't is allien maar zon beroerde rais. Ja, dat heugt me nag of 't guster was zeg 'k teuge Train, 't Is meest gien harde op de fiets, dat duurt te lang. Je motte dag voor dauw weg en je kaike eerst lang nei de lucht en dat zajje altaid zien as je zon enkele keer gaan den loop je 't lullek op. Je gaan met mooi weer weg en 'k zien nag dat gezicht van tante Dieuw toe we d'r ankwame as verzope katte. We konne ons mitien verskone. Voor Train was 't niet zo erg maar voor main was 'r ok niet aars as 'n jak van tante Dieuw en 'n onderrok. Train en ik hewwe d'r om lacht, we hadde skik, deer niet van, maar tante Dieuw heb wel zo verlege mit d'r hoofd skud, 't had er wel of kenne valle. Ik heb temenste skigteg zitte ete. We hadde hete lammetjespap toe en as tante Dieuw den efkes opkeek, begon ze weer mit dat hoofd en den skoof 'k maar wat op zai en 'k hield me hand over me bord. 't Was net aldeur of dat hoofd er in zou valle. Maar dat is al weer twei jaar lede. Nou eet ze gien lammetjespap meer, ze wordt ok al medern. Motte we nou mit de bus gaan zai Train om de dreed weer op te neme. Ze weet dat 'k 'n gruweleke hekel an de bus heb want deer mag je niet in roke en al je segare rake stik deur dat gerag en dat goffe in de bochte. Dus ik prakkezeerde al om 'n uitweg te vinde want as Train zuks in d'r hoofd heb, den ontkom je d'r niet an. Hoorus Train begon 'k voorzichtig. As je niet bang was konne we mooi mit de Solex gaan. Mit zon prut- wiel? vroeg Train. Now bang now derect, zai ze, ik zou wel durve, maar weer haal je zon ding vandaan, zoete lieve Gerretje! Ze wist niet dat je die dinge hure kon en toe 'k dat uitlege had was de rais mitien in kanne en kruike. Wie had dat nou docht zai Train, wai op 'n Solex. Wat is de wereld toch vernufteg. Snap jai now hoe zon mesjientje in mekaar zit? Wejja zeg 'k teuge Train, 't is aigelek heel gewoon. D'r is zon aizertje, dat heen en weer gaat in dat potje, net as 'n aierenklusser en den zit 'r zon dreedje an weer vonke uitvliege net as 'n segareansteker, za'k maar zegge en dat gaat aldeur maar hard achter mekaar snap je, 'n druppie beziene in dat potje, den die segareopsteker an, den vliegt die aiereklusser weer in de rondte en dat zit op je wiel vast. 't Is maar 'n weet hè! Train zat mit 'r hoofd te skudde net as tante Dieuwertje. Hoe is 't mogelek zai ze. Wat zei tante opkaike as wai de wurft opkomme mit onze solex. Afain deer gonge we den sogges om hallef nege hier vandaan op de solex, 't Weer was gnap al stond er nagal puur wind. Train was niks zenewachtig want ze wist nou hoe zon mesjientje in me kaar zat en dat je 'm mit je duim teuge kon houwe. Dat gong allegaar best tot Zaipersluis, deer krege we te kampe mit de wind. Wat vang je 'n wind op zon ding. Me zaaie petje wier zomaar zo licht hè! Dat gaat fout, docht 'k. 'n Beetje voorover maar. Dat bejje aars gauw zat want je kraige zukke verlege loofe oge mit dat gloepe onder de klep van je pet deur. Net docht 'lc an Train hoe die 't zou make mit dat blomme- mandje van 'n hoedje dat ze op had, toe ik 't al zag waaie in de riet- skoot. 't Kanaal in docht 'k en Train d'r achteran want die maakte zon beweging om 't nag te graipe en ze vloog dwars over de weg. 't Kwam allegaar best of. We stopte en mit ien nat bien had 'k Train d'r hoedje te pakke. Het had wel effies lede hoor! De kerse die d'r op zatte leke wel toverballe, ze ware helegaar verkleurd en 't hoedje was veul rooier as eerst. Maar 't most weer op en mit onze twei zaddoeke an mekaar hewwe 't op 'r hoofd bonde. Raaie maar, zeg 'k en skoof me petje ach terstevoor (den zat ie vaster), Nou, Train trapte en trapte maar 't me sjientje wou niet. Deer stonde we en maar kaike of 'r wat los zat of bai neer hong. Nei hoor, niks te zien. Afain 'k morrelde wat en weer je maar an draaie kon, deer draaide 'k an en werrenteg hai deed 't. Al lien was 't licht mitien an raakt en dat kon 'k niet meer uitkraige. Now, den zo maar. Leet maar zitté, zai Train, den kaike ze niet zo nei me hoedje. Zonder are averai kwamme we bai tante Dieuwertje en 'k zag 'r hoofd al zwaaie achter de rame, 't leek of ze 'r twei had. Afain,wai nei binne en 't eerste hallef uur hewwe niet aars hoord as dat je toch durve most om mit zon stoomfies te raaie. Now zai Train, 't is dat me man d'r nagal verstand van heb, aars had 't niet beurd, hoor! Idem Henk van den Idsert: Stilleven

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1950 | | pagina 2