mmm
■ueR'q
Café Nieuwendijk
Iedere avond dansen
u ai een ex iibrió voor uw boeken 1
Teer en grint
Gesneden en Verpakt brood
J.BUISMAN's Bakkerijen
kunt 't toch niet meenemen
Prachtige opvoering door Cantecleer in
Bergens Openluchttheater
HOOGVORST'S
BEZOEKT
Muziek: De bekende radio-artisten
o.l.v. Aldert Dekker
De gemeente Bergen is gesteld op
nette wegen. Met teerpot en grint
worden kuilen gedicht en hele stra
ten van nieuw dek voorzien. Plant
soenen worden onderhouden en zelfs
wordt hier en daar een lantaarn ge
plaatst. Wat zou er echter van onze
wegen terecht komen wanneer er
geen tram meer reed? Veel minder
gasten zouden bij ons hun vacantie
doorbrengen en dus zouden de bur
gers inkomsten derven en daarmee
ook de gemeente.
De tram moet blijven. EEN TRAM
IS 15-20 AUTOBUSSEN MET
CHAUFFEURS! Tekent de lijst, gas
ten, die bij de V. V. V. ligt, wanneer
u het met ons eens bent dat de tram
levensnoodzaak is voor een toeristen
plaats als Bergen. REDT DE TRAM!
Vrouwenhandarbeid
Dinsdag wordt de bazar geopend
van de vrouwenvereniging Arbeid
Adelt, in de Rustende Jager. Smaak
volle en nuttige artikelen worden ge-
exposeerd en ten bate van het werk
der vereniging verkocht. Burgers en
gasten zijn welkom.
HEEMSCHUT EN DE TRAM
Bond Heemschut heeft adressen
verzonden aan de Minister van Ver
keer en Waterstaat, Directie der Ned.
Spoorwegen en aan de Gedeputeerde
Staten waarin wordt aangedrongen op
het behoud van Bello.
SPECIAAL:
voor Hotels en Pensions
EEN KIND KAN 'M LEZEN
Toen ik mijn zoon (van negen jaar)
vroeg of hij een brief wilde wegbren
gen ergens in een uithoek van het
dorp, zei hij: „Ja!" „Weet je waar het
is?" vroeg ik. „Nee," zei hij, „maar
dan kijk ik wel op de kaart!"
En dat deed hij. Het is de nieuwe
kaart van Bergen met omliggend land
en zo eenvoudig en duidelijk is ze,
dat een kind er weg mee weet.
Groot formaat, zes kleuren plus zwart
en voor 1,50 bij de V. V. V. en de
boekhandel. Een juweel van een
kaart!
K. FOLGERSv/hJ. Passer
ALLE STRANDARTIKELEN
Ligstoelen, zeilbootjes, strandvliegers, ballen-
STRANDSCHOPPEN EN EMMERTJES
v. d. Wijckplein 1-3, Bergen aan Zee
We beelden hier enkele ex li-
bris af met een inleidend woord
je. Onzé bedoeling is in de vol
gende nummers afbeeldingen te
geven met korte beschrijving van
,de makers, in de hoop dat ieder,
die boeken heeft, voor zijn bezit
een ex libris zal laten ontwerpen.
Het ex libris, waarschijnlijk in de
XVde eeuw ontstaan, heeft de laatste
tientallen jaren een grote vlucht ge
nomen, Er zijn ex libris-verenigingen,
waarvan de leden onderling exempla
ren ruilen, zoals dat met postzegels
gebeurt. Vele kunstenaars hebben een
ex libris gemaakt.
Wat is eigenlijk een ex libris? Het
is een boekmerk, n.l. een plaatje, dat
men voor in zijn boeken plakt in
plaats van de geschreven of gestem
pelde naam. Het is een eigendoms
merk.
De eerste ex libris gaven, behalve
de woorden ex libris, en de naam van
de eigenaar van het boek, het wapen
van deze eigenaar (iemand die in
vroegere eeuwen een boekerij bezat,
bezat natuurlijk ook een wapen!), Be
halve voor enkele geslachten is het
wapen uit de mode, niet het boek
merk. Zo wil dan de traditie op het
ogenblik dat het ex libris geeft: de
naam en het gesymboliseerde beroep
van de eigenaar der boeken. De naam
kan eveneens symbolisch zijn weer
gegeven. De beroemde tekenaar Al-
bert Hahn, die zijneigen boekmerk
maakte, tekende een fiere haan die,
als ware het een hellebaard, de houts-
koolstift-in-houder omvat. Naam een
beroep zijn dus in tekening gebracht.
Ook gebruikelijk is dat men in
plaats van de vroegere, wapenspreuk
zijn lijfspreuk neemt. Zo sneed Georg
Rueter voor de natuuronderzoeker
De Stoppelaar een ex libris met de
spreuk: Bemin je wat, dan vind(t) je
dat.
Vaak komt voor dat men de begin
letters van voor-, achter- en toenamen
neemt als de beginletters van een la-
tijnse uitspraak (meest aan het werk
van klassieken ontnomen). B.v.:
L. J. Veen: Labor Integer Vincit.
Echt en onvervalst geldt, dat naam
of beroep, eventueel beide, in teke
ning verbeeld worden, terwijl even
echt en onvervalst is dat een ex libris
een houtsnede zij. Dit laatste is lang
niet altijd het geval. Vele worden met
de pen getekend en later geclicheerd.
Maar vcor de echte x libris-verzame-
laar is dat ontaarding. Koper en lino
leum zijn toegestaan.
Na dit inleidinkje durven we u en
kele ex libris voor te zetten:
1. Een houtgravure van Jaap Kuij-
per (Alkmaar). Men leest de lijfspreuk
van de eigenaar: Nil Desperandum.
Het beroep is niet aangegeven. Wel.
de woonplaats: op de achtersteven
staat het Alkmaarse wapen.
2. Houtsnede van Rein Snapper
(Bergen): de tekening slaat op de
naam Provoost.
3. Pentekening van Joop Löbler
(Amsterdam); het beroep is hier aan
gegeven.
In het prachtig gelegen Openlucht
theater, dat herinneringen oproept
aan de oude arena's, heeft de ama
teurstoneelvereniging Cantecleer het
kostelijke blijspel van Moss Hart en
Georg S. Kaufman: Je kunt het toch
niet meenemen tweemaal opgevoerd.
Op het door duin en bos omgeven
grasveld, bij het donkerworden helder
verlicht door schijnwerpers, ont
vouwden de spelers hun talenten, ge
steund door de goede regie van Bep
Speet in een spel, dat op zichzelf al
zovele aantrekkelijkheden heeft, dat
men geboeid luistert. Wie, zoals wij,
de naar dit stuk gemaakte film meer
dere malen gezien heeft, staat criti-
scher tegenover een amateursopvoe
ring dan hij, die voor het eerst dit
blijspel hoort. En daarom is het des
te verheugender te kunnen constate
ren, dat er zo vlot en vrolijk gespeeld
werd, zo echt uit het hart dat enkele
onvolkomenheden bij de eerste op
voering eenvoudig niet geteld mogen
worden.
Het is het verhaal van een huishou
den van Jan Steen: ieder doet waarin
hij zin heeft en de inkomsten worden
verkregen door de vervaardiging van
vuurwerk en bonbons en de verkoop
ervan, De oude Vanderhof verzamelt
slangen en postzegels; mevrouw Sy
camore schrijft romans, toneelstuk
ken en artikelen die nooit afkomen en
schildert op dezelfde manier; Donald
doet niets, hij is een neger die weet
hoe het zich gemakkelijk te maken;
van de dochters Sycamore is er maar
één die op kantoor werkt, en daar
gaat het in dit spel om: ze wordt ver
liefd op de zoon van de directeur en
deze zoon op haar en, met zijn ouders
geintroduceerd in dit verbijsterende
huishouden, hebben de schrijvers ge
legenheid vreemde tonelen te ensce
neren.
Op sublieme wijze heeft de regis
seuse het slot van het derde tafreel
gegeven. Het verhaal wil dat de poli
tie wantrouwend is geworden daar
men met revolutionnaire leuzen de
verkoop van bonbons trachtte te sti
muleren met zinspelingen op het
eveneens vervaardigde vuurwerk. De
politie doet een inval, alles op zijn
Amerikaans en op dat ogenblik vliegt
het vuurwerk in brand met enerve
rend geknal en schitterende verlich
ting. Daarop komt de overvalwagen
aangieren, allen worden opgepakt en
in de gevangenis geworpen. Deze
moeilijke scène was af, en voor ieder
een volkomen verrassing. Het Open
luchttheater leent zich voortreffelijk
voor deze scènes. Vermelding ver
dient dat de Berger brandweer haar
medewerking verleende door de be
schikbaarstelling van haar jeep.
Het is niet doenlijk alle spelers te
noemen: om er enkele uit te nemen
zou onbillijk zijn daar er vrijwel geen
zwakke plekken waren.
Er was een opgetogen publiek,
goedlachs en nu en dan schrikachtig
als zevenklappers door de lucht suis
den of vuurpijlen wegsisten. Dat was
ook aardig: hoe al die ruggen van de
toeschouwers (mannen heus niet min
der dan vrouwen) schokten bij onver
wachte knal- en lichteffecten.
Zo'n uitvoering is natuurlijk nooit
op het (binnen)toneel te verwerkelij
ken. Alleen op de film enin de
openlucht. Juist daarom ook was de
kenze van „Je kunt het toch niet
meenemen" een zeer gelukkige, waar
mee men Cantecleer en de heer
Haakman van harte kan gelukwensen.
En we kunnen meedelen dat Cante
cleer terugkomt: op 9 Augustus zal
opnieuw het stuk worden opgevoerd.
We nemen aan dat het theater dan
tot de laatste plaats bezet zal zijn,
MODELSLAGERIJ
Kerkstraat 4 Tel. 2028 Bergen
Uw adres voor de betere worstsoorten
Schotels Assorti in elke vorm en grootte
INTERVIEWS (VIII)
Ik kies altijd de Zaterdag uit om
de mensen te interviewen. Ze zijn
dan öf pas aangekomen en in vrolijke
stemming, öf ze gaan de volgende dag
terug, verheugd hun eigen opkamer
tje weer te mogen betreden.
Deze Zaterdag echter liep er wat
mis. Kijk, ik heb altijd een blocnootje
bij me, maar vandaag niet, daar ik het
verloren heb. Wie het vindt, mag het
houden, er staat allemaal onzin in.
Buitendien heb ik een geheugen waar
ik zelf versteld van sta: het onthoudt
alles wat ik, en vergeet alles wat een
ander belangrijk vindt. Ik heb dus
geen blocnote nodig. Iets verliezen is
echter een kwaad teken, het schept
onzekerheid en zaait wantrouwen
ten aanzien van de staat der frontale
lobben.
En die onzekerheid was het die me
de verkeerde gast deed aanklampen.
Het was een heer die er op een af
stand redelijk gecultiveerd uitzag,
terwijl hij van dichtbij bleek meer
aandacht te hebben besteed aan zijn
kleding dan aan zijn cultuur. Zuiver
wollen kamgaren costuum, zijderups
zijden overhemd, stetsonhoed en een
echt gouden lorgnet. Zijn oren bevie
len me niet. Je kent de ziel der men
sen aan hun oren. Hier ontbrak de
finishing touch, de lijst was niet afge
werkt en het lelletje was er nog niet
aan. Zijn slapen bevielen me evenmin,
de haarinplanting deugde niet en het
haar zelf nog minder; het was, hoe zal
ik het zeggen, het was zoals van een
proefrat in laboratoria. Dan weet u
wel wat ik bedoel. Zijn ogen, nu ja, ik
wil niet ontkennen dat er oogleden
aan waren, maar de vorm er van deed
denken aan een afgekloven vinger
nagel. De neus lag in een netwerk
van groeven die zich lager vormden
tot mond. Dat was de man, op de kin
na, maar daaraan zat een baardje van
vlas. Het was een gezicht dat behoor
de bij 'n oppervlakkig beploegde ziel.
En deze ziel stelde ik mijn vraag:
een oordeel over Bergen als vacantie-
oord.
„Nee," antwoordde hij, „ik geef
niks, uit precipe niet."
Ik had geen tijd hem een klaarblij
kelijke vergissing onder ogen te bren
gen: hij verwijderde zich met rukkige
bewegingen.
Ik wendde me daarop tot een an
dere gast, een jongeman die men vei
lig kon rangschikken onder de gea
vanceerde kantoorbedienden. Hij had
een tenniskleppet op. De borstzakken
van zijn kamphemd puilden uit van
allerlei kaarten. Terwijl ik hem mijn
vraag stelde, keek ik (want het vrou
welijke trekt altijd) naar het meisje
dat krachtens haar houding bij hem
behoorde. Zij wilde antwoorden en ze
begon reeds, maar hij wilde ook ant
woorden.
„Stil!" zei hij tot haar.
„Ik?" vroeg ze verontwaardigd.
„Ja," zei hij.
„Wel hèb ik!" zei zij.
„Ik antwoord," zei hij en wilde be
ginnen, maar het meisje zei, met die
glinstering in haar ogen die mannen
doet denken aan vers geslepen dol
ken en valluiken: „Als je durft!"
Op dat moment sloop ik weg en
toen ik een eind verder achterom
keek, stonden zij neus aan neus met
lange halzen, terwijl de kring van
nieuwsgierige voorbijgangers steeds
groter werd.
Ik heb geen nieuw interview ge
waagd: Ik ben op het Ruïnemuurtje
gaan zitten en heb de hele tijd geke
ken naar het bordje dat met enorme
letters verkondigt: STRENG VER
BODEN, en klein eronder: Kinder
speelplaats. Ik ben toch heus niet de
enige die rare dingen meedeelt. En
dat besef verzoende me geheel en al
met het leven.