Ome Saifurt
Tante Pietje
De dochter van de schaapherder
v
THEY PREFER
Amusementspaleis
ROSITA
u ziek, gaóten, moe en mat
overdreeweer met uw zonnebad
Voor prima vismren
en gerookte paling
Mevr. BROERTJES
door William Saroyan Illustratie van Rein Snapper
William Saroyan is een der fasci
nerendste korte-verhalenschrijvers in
Amerika. Zijn eigen belevenissen
vooral treden op de voorgrond en uit
zelfs de kleinste gebeurtenis ontwik
kelt deze auteur een verhaal met
diepe betekenis. Hij werd 31 Augus
tus 1908 in Fresno (Californië) gebo
ren. Hij trok door Rusland en Arme
nië, kent Europa, en woont in de z. i.
mooiste stad ter wereld, San Fran
cisco, met vrouw en zoon.
Mijn grootmoeder God zcgene
haar meent dat alle mensen beho
ren te werken en een ogenblik gele
den, aan tafel, zei ze tegen me: „Je
moet leren eens wat goed werk te
maken, iets wat nuttig voor ons is,
iets uit klei, of uit hout of uit metaal
of uit textiel. Het staat helemaal niet
voor een jonge man om helemaal
niets te weten van een eervol beroep.
Is er maar iets wat jij kunt maken?
Een eenvoudige tafel? een stoel, een
schaal, een deken, een koffiepot? Is
er iets wat jij kan?"
En mijn grootmoeder keek gebelgd
naar me.
„Ik weet," zei ze, „dat jij aanneemt
dat je schrijver bent, en ik neem
aan dat je het bent. Je rookt tenmin
ste genoeg sigaretten om althans iets
te zijn en het hele huis zit onder de
rook, maar je moet leren iets solieds
te maken, dingen die je kunt gebrui
ken, die je kunt zien en aanraken.
„Er was eens een koning der Per
zen," zei mijn grootmoeder, „en hij
had een zoon, en deze jongen werd
verliefd op de dochter van de schaap
herder. Hij ging naar zijn vader en
hij zei: Heer, ik houd van de dochter
van de schaapherder en ik wil haar
tot vrouw hebben. En de koning zei:
Ik ben koning en jij bent mijn zoon
en als ik dood ben, zal jij koning zijn,
hoe kun je dan gaan trouwen met de
dochter van de schaapherder? En de
zoon zei: Heer, ik weet het niet, maar
wel weet ik dat ik van dit meisje
houd en dat ik haar als mijn koningin
wens.
„De koning zag dat de liefde van
zijn zoon voor dit meisje uit God was
en hij zei: Ik zal haar een boodschap
zenden. En hij riep een boodschapper
bij zich en hij zei: Ga naar de dochter
van de schaapherder en zeg haar dat
mijn zoon van haar houdt en haar
wenst als vrouw. En de boodschap
per ging naar het meisje en hij zei:
De zoon van de koning houdt van u
en hij wil u tot vrouw. En het meisje
zei: wat voor Vak beoefent hij? En
de boodschapper zei: Hoezo? Hij is
de zoon van de koning, hij werkt
niet. En het meisje zei: Hij moet le
ren arbeid te verrichten. En de bood
schapper keerde naar de koning te
rug en meldde de woorden van de
dochter van de schaapherder.
De koning zei tegen zijn zoon: De
dochter van de schaapherder wil dat
je een vak leert. Wil je haar nog tot
vrouw? En de zoon zei: Ja, ik wil
matten leren vlechten van biezen.
„En de jongen werd geleerd hoe
matten te vlechten van biezen, in al
lerlei patronen en kleuren en met
crnamentale tekens en na drie dagen
maakte hij heel mooie biezen matten
en de boodschapper ging weer naar
de dochter van de schaapherder en
zei: Deze matjes, van biezen, zijn het
werk van de zoon van de koning.
„En het meisje ging met de bood
schapper mee naar het paleis van de
koning en ze werd de vrouw van de
zoon des konings.
„Eens," zei mijn grootmoeder, „wan
delde de zoon van de koning door de
straten van Bagdad en hij kwam bij
een eethuis en dat zag er zo netjes
en koel uit, dat hij binnenging en een
plaats zocht aan een tafeltje.
„Dit huis," zei mijn grootmoeder,
„was een huis van dieven en moor
denaars en ze grepen de zoon van de
koning en wierpen hem in een grote
kerker waar reeds notabele stedelin
gen zaten, en de dieven en moorde
naars waren bezig de dikste van de
mannen te vermoorden door hen de
magerste te maken; dat was hun spel.
„De zoon van de koning was de
tengerste van allen en men wist niet
dat hij de zoon van de koning der
Perzen was; zo dan werd zijn leven
gespaard en hij zei tot de dieven en
moordenaars: Ik ben mattenvlechter
en die matten zijn heel veel waard.
„En ze brachten hem biezen en ze
vroegen hem te vlechten en in drie
dagen vlocht hij drie matten en hij
zei: Breng deze matten naar het pa
leis van de koning der Perzen en
voor elke mat zal hij honderd gouden
ducaten betalen.
„En de matten werden naar het pa
leis van de koning gebracht, en toen
de koning de matten zag, zag hij dat
ze het werk waren van zijn zoon en
hij nam de matten mee naar de
dochter van de schaapherder en hij
zei: Deze matten werden naar het
paleis gebracht en zij zijn het werk
van mijn zoon, die verdwenen is.
„En de dochter van de schaapher
der nam de matten één voor één in
handen en ze bekeek ze van heel
dichtbij en in het patroon van elke
mat zag zij een boodschap van haar
echtgenoot in de geschreven taal der
Perzen en ze bracht deze boodschap
over aan de koning.
„En de koning," zei mijn grootmoe
der,, zond vele soldaten naar het eet
huis der dieven en moordenaars, en
zij bevrijdden alle gevangenen en ze
doodden alle dieven en moordenaars
en de zoon van de koning keerde
veilig terug naar het paleis van zijn
vader en naar zijn gezellin, de kleine
dochter van de schaapherder.
„En toen de jongen het paleis bin
nentrad en zijn vrouw terugzag, ver
nederde hij zich voor haar en hij
omklemde haar voet en hij zei: Ge
liefde, door jou leef ik nog. En de
koning was hogelijk verheugd dat hij
de dochter van de schaapherder tot
schoondochter had.
„Nou," zei mijn grootmoeder, „be
grijp je nu waarom elke man een
eerbaar vak moet kennen?"
„Ik begrijp het geheel en al," zei
ik, „en zo gauw ik genoeg geld ver
dien om een zaag en een hamer en
een stukje hout te kopen, zal ik mijn
best doen om een eenvoudige stoel
te maken of een boekenplankje."
(Vertaling V. d. W.)
BLOEMENCORSO
en
Deer komme ze an. En alles in
pontificaal. Ome Saifurt, Tante
Pietje, Peerd en kar. Alles zag
'r eve kuin uit. Wat 'n peerd,
wat 'n peerd. Zo glad en zo
kwiek. Net as ome Saifurt zei-
lef. Wat is die nag rap. Tante Pietje mag 'r ok weze, deer niet van,
maar zo rap as ome Saifurt van de wagen of was en zo as ie mit dat
peerd omgong, dat was kasjeweel. Gien jongkerel die 't 'm needoet,
Hai zal nou dik in de zestig weze denk. Tante Pietje hewwe effies
hollepe om van de wage of te komme en die gong alvast mit Train nee
binne. We hadde jullie nag niet zo gauw verwacht, zeg 'k teuge Ome
Saifurt, 't is nagal zo'n rais, heel van Abbekerk. Je heb 'r zeker puur
de sokke in had.
Ja vanzellef, zait ie, de zwart wul wel en 'k heb 'm maar lete gaan.
Hai ken d'r wel teuge. Beter as de Bles, die was op de lange duur wat
slappeg. Die hew 'k maar op entert. Wat zejje? Jonge hejje die weg-
deen? Deer hoor ik van op. Dat zal die knecht van jou wel spaite. As
je die hoorde was 'r nooit gien beter peerd as die bles. O, die knecht?!
now die hew 'k ok op entert. Hoe ken dat nou? 'tWas toch 'n weer
bare kerel, dat zai je zellef ok altijd. Ja dat ken wel, maar weerbaar
en weerbaar is twei. Hai was me aigelek te weerbaar. As je 't wete
wul hai was te wuld. Hai gunde ze aige gien taid om 't goed te doen,
't was altaid maar roeftem, vooruit, 't peerd spandie maar hallef in, as
de strenge an de spoorstok zatte, reed ie al. Roeftem. Nooit de broek
vast en de laisels niet deur de oge. Dat duurde 'm te lang. En op de
duur hejje deer toch de pop mee zoent. Nee dat kon niet langer. Dat
gong zo mit 't werk ok altoid maar, roeftem. Deer had 'k niet op be-
grepe. Wat ie mit ze hande maakte, veegdie mit ze gat weer uit. Nei,
weg oor, Roeftem
We benne klaar denk? We zalle de zwart aastes maar water geve,
hai mot eerst maar wat baizakke. Hai kon zellef ok wat baizakke,
want Train had de koffie bruin en we moste now maar komme zai ze.
Hai was aars niks loof zai die en hai wou dalek nei 't ete an de loop,
zai die. Tante Pietje praatte niet over an de loop gaan. Gaan jullie maar
same, zai ze, ik hellep Train en 'k mot jullie spulletjes d'rs goed be-
kaike en 'k mot nag 'n taidje grutte in julies tuin. Ik neem wat stekkies
en wat plantjes van je mee oor nee Abbekerk. 't Huis en de wurft dat
is alles bai Tante Pietje. Afain, we hewwe lekker eten. Eerappels mit
blomkool en appelepent toe.
We gaan metien maar an de flort, zai Ome Saifurt en hai kauwde
nag. Niet zo smakke Saifurt, zai Tante Pietje voor 't lest, want ze had
niets aars zait onder 't ete. Now deer gonge we den an de kuier. Ik
liep gewoon zonder erg deur, want 'r was niks bezonders te zien
docht 'k, maar Ome Saifurt begon om de haverklap te vrage. Wie is
dat of wie was dat? kojje die kirrel? Kaik die mit die witte broek wie
is dat? Hai denkt maar dat je iederien ken net as in Abbekerk.
Afain we komme bai 't station en deur was 't 'n drukte van belang.
Allegaar mense die nee zee woue mit 't tremmetje. Ome Saifurt wist
niet weer ie lope most. Hai gong al achter de bome om. Kom maar dut
op zai 'k, we gane effies mit de stroom mee en op 't station kraige we
ruimte. Zo metien komt 't tremmetje uit Alkmaar en die sleept al die
mense nee zee. Dat wul 'k welderus zien zai Ome Saifurt, die weer op
dreef was omdat ie de ruimte had. Now we wachtte 't effies of en ik
keek altemetters nee Ome Saifurt, want die hoorde 'k of en toe grin-
neke. Mot je hier gien vermakelekhaidsbelasting betale? vroeg ie op
lest. Hoe dat? zai 'k. No, jo, zaidie, benne die mense d'r den niet voor
anstelt om mit zukke rare pakkies te lope. Rare pakkies? Weerzo den?
Zie je ze geniens zaidie, kaik deer komt 'r weer ien. Zon ouwe dikke
vrouw mit zon rood pakkie an. Ik houw me tone krom zai Ome Saifurt,
jonge, jonge wat zou 'k lache as 'k in Abbekerk was. Goed bekeke was
't ok om te brulle, want 't leek wel 'n kloon. Jö we gaan hier vandaan
oor zai Ome Saifurt, kom op. Roeftem. Ik stik. Now dut op den maar
zai 'k en we hadde de veert er in en op de hoek van de Stationstraat
most ie naggers omkaike. Toe kwam ie los en bai de Hertekamp zaktie
op 'n bank en hai wou maar zegge wat ie zien had. Ik heb allien maar
cpvonge dat ie wat wou zegge over buideldieren en nailpcerde mit
broelties an.
Idem.
They preferU kent natuurlijk
Engels, en zo niet, U kunt het snel
leren. Er is niets aan, zoals dat ouwe
mopje-met-een-reuzebaard ons leert:
de Engelsen schrijven street, zéggen
striet, en bedoelen straat. Maar: They
prefer dat betekent: ze geven de
voorkeur aan En waaraan? Aan
de tram. In Australië is een conflict
geweest als bij ons: tram of bus. Do
tram heeft gewonnen, nadat men het
met autobussen geprobeerd heeft.
Want één TRAM is 15—20 AUTO
BUSSEN MET CHAUFFEURS! Nog
ongerekend de vrachtwagens nodig
om kinderwagens, strandwagens, ten
ten etc. te vervoeren! Tekent, gij
gasten, de lijsten waarin gevraagd
wordt onze tram te behouden! REDT
DE TRAM!
CVL)aalder oj dollar
Men zegt dat het waar is: hét
woord dollar is het Nederlandse
woord daalder. Waarom niet? Ten
slotte was New York eens Niéuw
Amsterdam en Yankee zou Jan Kees
geweest zijn. Maar daarom is een
daalder nog geen dollar! Een dollar
is, koers van heden, 3,80. Maar
dacht U dat U voor die prachtige
kaart vap Bergen, die de heer Wit-
ziers van Gemeentewerken tekende,
3,80 moést betalen? Niks! Een
daalder, dat is maar 1,50. Daarvoor
krijgt U een kaart van 65 x 93 cm,
in zes kleuren met zwart, waarop al
les staat, wandel- en fietspaden, bos-
weggetjes, allerlei kleine perceeltjes
grond en wat niet al. Voor een daal
der! Bij de V. V. V. of bij de boek
handel.
PRINSESSELAAN 20
ATTRACTIES
AMUSEMENT Vrij entrée
Ruïnelaan 8 Tel. 2506