AVONTUUR IN DE SLAAPWAGEN B. SPAN DAW REIN VALKHOFF: Gesneden en Verpakt brood JB UI SM A N 's Bakkerijen Kapsalon DOBBEN Ontwikkelen en afdrukken VOOR AL UW TEXTIELBENODIGDHEDEN BOORSMA NOTITIES VAN EEN GAST Verhaal voor jongens en meisjes FRED SLAAPT ALS een roos, ondanks het lawaai van de voortsnel lende trein door de nacht. Hij slaapt overal goed, dus ook in het bovenbed van een slaapwagen compartiment. Zijn dromen worden heerlijk begeleid door het suizen en gieren en stampen en het regelmatige gedein! Hij droomt van de fijne vacantie in Zwitserland, bij Oom Jo en Tante Ank doorge bracht; van bergtochten. En öf hij bergtoppen „genomen" heeft! Wat zal hij er thuis en op school over op te scheppen hebben! Zijn zusje Fiek, die in het andere bed ligt, kan de slaap maar niet vat ten. Telkens dommelt zij in en dan weer schrikt ze wakker van een stoot, een schok, een gilfluit buiten. Dan weet zij even niet meer, waar ze is; tot ze beseft, uit Zwitserland naar huis te snellen door de nacht. Heerlijk, weer naar huis; al is het in Zwitserland fijn geweest en dol gezel lig bij Oom en Tante. Maar, wonen zou zij er niet willen. Zij verlangt naar huis. Thuis is thuis, volgens haar, en daar gaat toch maar niets boven. Wordt daar geklopt? Nee. Ja toch. En nog eens. Wat moet zij doen? Vlug trekt ze het nachtlampje aan, dat nu een blauwig schemerlicht door het compartiment werpt, Opstaan? Opendoen? Eerst maar roepen, wie daar klopte! Zij doet het in de vreemde taal, die ze vrij goed mach tig is. Maar er komt geen antwoord. Wel wordt er herhaaldelijk geklopt. Dan maakt zij Fred wakker. Deze geeuwt, rekt zich en draait zich weer behagelijk om. Hij lacht, maar dat is nog in zijn droom. Fiek roept dicht aan zijn oord: „Fred, toe, er wordt geklopt. Er is wat!" Nu is Fred klaarwakker. Hij kijkt op zijn horloge: vier uur in de nacht Kloppen? wat zei Fiek van kloppen? Ja, er wordt geklopt. Maar ook op zijn roepen komt geen antwoord. Fred klimt zijn bed uit, na het net werk, dat tegen uit-bed-vallen bevei ligt, los gegespt te hebben. Hij kom- mandeert Fiek; „Liggen blijven, jij!" Met een ruk doet hij de haak van het deurtje. Hij kiert het open, kijkt het schemerdonkere, slechts door één blauw lampje verlichte gangetje in. Ontzettend, die tocht! Er staan ze ker raampjes open. Hij ziet niemand, Dan doet hij het deurtje wat verder open. Tegelijk slaat iets tegen zijn gezicht: een pakje. Bliksemsnel raapt hij het op, schiet het compartiment weer binnen en smijt het deurtje in slot. „Maak licht!" beveelt hij aan Fiek en zij doet het en schrikt van zijn gezicht: zo bleek! „Wat is er?" sta melt ze. Fred komt naast haar: „Hier stilHij trekt het vloeipapier van het pakje en beiden schrikken: wat te voorschijn komt, is een dia deem, dichte randen parels, welke tezamen het sierlijke kroontje vor men. En een briefje er bij, waarop staat: „Breng deze diadeem over de grens, zonder dat de douane ze ziet je redt er een prinses mee een maal in Nederland gekomen, krijg je verdere instructies, èn je beloning!" Fred kijkt zijn zusje aan, Zij is niet bang. Hij is het ook niet. Maar, wat moeten ze doen? „De conducteur waarschuwen!" zegt Fiek practisch. Maar nu wordt Fred kwaad: „Ben je niet goed? En die prinses dan? Die is dan toch zeker verraden?" „Ja", zegt Fiek peinzend „dat 's waar, maar ik vind 't toch 'n vrij enge geschiedenis. Wie weet, waar ze in betrokken worden. Misschien wel 'n moord!" Maar nu lacht Fred haar uit en dan lacht zij ook weer. Daarna weer praktisch vraagt ze: „Waar stoppen we de kroon?" „In onze koffers niet, dat is te ge vaarlijk!" vindt Fred," hier ergens in de bedden!" Maar Fiek vermoedt, dat ze bij de grens niet meer in dit slaapcompar- timent zullen zijn, Dan worden de bedden nieuw opgemaakt zij weet het zich te herinneren van vorige rei zen. Dus, toch maar in een der kof fers. Fred wikkelt de diadeem in de vuile onderkleding. „Daar durft de douane toch niet aan te komen!" zegt hij vol schik en hij denkt hardop: „Ik ben razend be nieuwd wat er achter zit, die kroon en die prinses. Zou ze in deze trein zitten?" Hij klimt weer in zijn hoge bed en zegt wat later: „Mafse!" Maar van. slapen komt niet meer. Dit liggen is ook wel goed. Met wijd open ogen staart hij naar het blauwe lampje dat aan bleef, en bij ieder geluid in het gangetje naast de dichte deur spitst hij de oren en er komen aldoor nieu we gedachten: hij stelt zich voor, dat hij de held is van een hofgeschiedenis. Misschien een geschaakte prinses? of een verbannen prinses? of een uitge huwelijkte prinses? LANG VóóR DE GRENS bereikt is zitten Fred en Fiek kant en klaar naast elkaar op het onderste bed. De koffers staan dicht in hun bereik. Samen fluisteren ze en telkens, wan neer iemand in het gangetje langs de nu geheel open deur voorbij komt, gissen zij: de prinses; of iemand van haar hofhouding? Een oude heer met mooi wit haar, die zich naar het was- kamertje begeeft, zal wel de hofmaar schalk zijn? Wierp hij niet een blik van verstandhouding naar binnen? De jonge man met het puntbaardje, in de mooie blauwe pyama, die nu langs loopt, ziet er uit als de lijfarts aan het Hof. Hij wuifde naar hen een morgengroet! Maar... dit was toch de aardige Hollander, waarmee zij gisterenavond vóór het vertrek van de trein zo leuk over van alles heb ben staan praten? En de verschijning in een kostbare Japanse kimono, die nu voorbij snelto, als dat de prin ses eens was! Maar Fiek vindt er niets aan. Ordinair, vindt zij: nee, dat moet toch maar niet de prinses zijn! Als de trein het grensstation binnen rijdt, wachten alle reizigers in hun coupé's of in de gangetjes op de visi tatie. De trein stopt en de wagen, waarin Fiek en Fred zijn, wordt on middellijk van alle zijden door ette lijke douanebeambten en veel mare chaussees bestormd. „Raampjes sluiten!" wordt er streng gekommandeerd. Vóór Fred en Fiek goed en wel beseffen wat er gebeurt, worden zij gegrepen. De conducteur van de slaapwagen wees hen aan als besla pers van beddennummer 11 en 12. In het gangetje verdringen zich andere reizigers, maar ze worden wegge stuurd. „Zwitsers?" vraagt een der mare chaussees in de vreemde taal aan Fred, en er is even wat verbazing, wanneer deze in zuiver Nederlands antwoord: „Nee, Hollanders!" De passen worden bestudeerd. Ver dere papieren? De koffers worden geopend. Stuk voor stuk der bagage komt tevoorschijn. Dan is de beurt aan het vuile overhemd, het onder broekje. „O zo!" zegt een der douanebe ambten triomfantelijk, „daar hebben we 'tal. Was je zeker niet van plan aan te geven, wel?" en hij houdt het parelkroontje voor zijn neus. Fred heeft zo het land, dat hij zich laat ontvallen: „Nee, natuurlijk niet!" Dan wordt hij vrij ruw bij een arm gepakt en klinkt een: „Gaan jullie maar eens mee!" De douane gaat dit compartiment verder grondig onder zoeken. Allicht, dat hier meer kroon juwelen die stellig van diefstal af komstig zijn tevoorschijn zullen komen. Voor de heren, die het verhoor af nemen, zeggen Fred en Fiek niets. Fred heeft zijn zusje aangekeken en deze blik was voldoende om ook haar te doen zwijgen. Lang houden ze het vol en de trein vertrekt zonder hen. Maar als dan aan de heren van het onderzoek meegedeeld wordt, dat de parels aan het kroontje vals zijn, maakt dit bericht zulk een verplette rende indruk op Fred, dat hij alles van de afgelopen nacht vertelt. „Hebben jullie enig idee?" wordt hun (nadat ze even flink op hun kop gekregen hebben om hun halsstarrig zwijgen) nu plotseling veel vriende lijker gevraagd: „heb je geen idee, wie dit gedaan kan hebben? Hebben jullie met reizigers gesproken? Her inner je eens goed!" „Die meneer met dat puntbaardje!" stoot Fiek uit, „maar dat kan toch niet?" „Wat hebben jullie hem verteld?" klinkt de nuchtere vraag. „Nou, zo van alles, van onze vacan tie, en van thuis, waar we wonen hij zei nog dat hij onze straat heel goed kent, en dat hij met de jongste broer van vader op school geweest was, enne „Ja, ik begrijp 't al: dus van alles Nou, beste jongen, in 't vervolg voor zichtiger zijn, hoor! en nu zullen we jullie ouders opbellen!" Fred is zo dankbaar gestemd, dat hij de heren iets bemoedigends wil zeggen: „U krijgt de smokkelaar vast gauw te pakken, want wij kunnen immers precies zeggen hoe hij er uit ziet: dat puntbaardje...!" „Dat hij nu natuurlijk al lang af heeft!" klinkt het weer wat ongedul dige antwoord, „hou daar maar over op, dat kennen we!" Fred en Fiek komen later thuis dan afgesproken was en hun eerste ver halen gaan natuurlijk over hun avon tuur in de slaapwagen: „Vader, 'n smokkelaar en „Moeder, moet je nou toch eens horen: die diadeem was vals Dagen later brengt de post een brief met treinpoststempel Amster damAmersfoort, en apart een pakje, zonder naam van een afzender, beide geadresseerd aan Fred en Fiek. In het pakje zit een prachtig boek over Zwitserland. En in de brief staat in machineschrift: „Beste jongelui. Ik dank jullie, want mijn plan is door jullie gelukt. De diadeem was maar een bliksemafleider; dat begrijp jullie al wel. Toen ik het pakje bij jullie binnengegooid had (wat duurde het lang, vóór ik opengedaan werd!) leg de ik stiekem een niet ondertekende waarschuwing bij de conducteur van de slaapwagen neer, dat hij bij het eerstvolgende station de douane aan de Nederlandse grens moest opbellen: dat er een kroon gesmokkeld werd in slaapwagen B, bedden nummer 11 en 12! Vandaar, dat aan de grens jullie compartiment zo bliksemsnel be stormd werd. Door alle opwinding en het grondig onderzoek van jullie bed den werden de overige reizigers, dus ook ik, vrijwel met rust gelaten. Wat ik over te brengen had, kwam veilig over de grens; precies zoals ik het voorzien had. Jullie hebt je kranig gehouden en daar ben ik je heel dankbaar voor. Aanvaardt dan nu als herinnering aan het feit dat ik enige duizenden verdiend heb, dit platen boek over Zwitserland. Schrijf er zelf maar in: van de smokkelaar met het puntbaardje. En neem één goede raad van mij aan: praat in het vervolg niet teveel met vreemden, want dan word je nooit een, groot smokkelaar! Gegroet: „de smokkelaar met het puntbaardje, dat hij nu niet meer draagt!" SPECIAAL: voor Hotels en Pensions Mooi weer! en goed gekapt een ideale vacantie! Dorpsstraat 21, BERGEN 2266 TELEFOON 2266 FOTOttANDEL Oude Prinsweg 27, naast V.V.V. naar Ruïnelaan 1231 De GROOTSTE sortering De BESTE kwaliteiten N.V, ZUIVELFABRIEK „NEERLANDIA" STOMPETOREN MELKPRODUCTEN EN ROOMBOTER voorzien van onze naam, garanderen U prima kwaliteit. Vraagt ze onze wederverkopers Om de ronde mahoniehouten tafel in, een gezellig dorpscafé ontmoette ik een oude kennis, een man. Hij werkt in het hotel-, café- en restau rantbedrijf. Deze, zijn vrije avond, was hij in „burgerkleding". De herkenning ontsproot derhalve aan zijn mensen kennis en zijn beroepsmatig aange kweekt vermogen om gezichten te onthouden, soms nodig om te voor komen dat klanten gaan „tippelen". Dit „tippelen" niet geinterpreteerd aan de hand van de Amsterdamse po litieverordening, doch aan de hand van de vakterm, dat klanten die „tip pelen" niet betalen. Hij weet iets van mij en ik weet iets van hem. Hij weet van mij dat ik Jan van Duinen ben en ik weet van hem, dat hij van mij altijd weet wat ik wil drinken. Dat is een bewijs van zijn vakmanschap, want er zijn ook mo menten, dat ik iets anders wil gebrui ken dan koffie en dan houd ik er tus sen de grenzen van zwak en sterk bovendien nog een gevarieerde keuze op na. Het gesprek kwam op dit seizoen en op de gasten. En passant wisten twee anderen en ik hem met een sportief „knobbeltje" er waarlijk in te „lui zen" (excuus voor deze vakterm) voor vier stuks, welke nederlaag hij even onverbiddelijk als onberispelijk op mij revancheerde. Wat betreft de gasten, bespraken wij uitvoerig hoe zij hier hun vacantie doorbrengen, met hun sterk uiteen lopende wensen ten aanzien van ser vice en ontspanning. Mijn oude kennis komt in zijn te genwoordige werkkring regelmatig in aanraking met mensen, die in hun va cantie ook eens een gezellig avondje niet willen onderbreken op het uur, waarop zij gewoonlijk naar bed gaan en dan zijn aangewezen op een van de gelegenheden in de omgeving, waar tot twee uur 's nachts kan worden gedanst. Uit de monden van hen bracht hij de klacht over, dat sommi ge hotel- en pensionhouders in Ber gen hun gasten niet toestaan na twaalf uur of half een binnen te ko men, omdat zij geen nachtportier heb ben of uit vrees voor rustverstoring. Daar is veel voor en weinig tegen te zeggen. Maar zeer bedenkelijk wordt deze houding, als aan de gasten wel wordt toegestaan zich in het hotel zelf, als het normale sluitingsuur verstreken is, a raison van de beken de prijzen desnoods te laten volgie ten na ze tegen beter weten eerst te hebben verzekerd of door personeel te hebben laten verzekeren, dat er noch in het dorp noch in de omge ving iets meer te „beleven" is. Voor een dergelijke mentaliteit hebben de gasten weinig waardering, evenmin voor het feit, dat er over collega's, die wat meer service bieden, al is hel dan slechts voor een bepaalde cate gorie, wordt gesproken als waren zij houders van nachtkroegen-waar-ie- dereen-over-praat en waarvoor ieder een aan zijn stand verplicht zou zijn zijn neus op te trekken. Als men iets wil praten, laat het dan zijn uit eigen waarneming. Deze eigen waarneming zal voor naijverige roddelaars allicht uitlopen op een te leurstelling. Zij zullen namelijk zien, dat iemand, die te veel gedronken heeft, in een (andere) nette zaak niet wordt toegelaten. Dat iemand, die te veel wil drinken geen kans krijgt of verwijderd wordt. Dat iemand, die niet gezien wil worden, er niet te zien is, omdat hij zich elders heeft verze kerd van een veilige plaats, misschien zelfs wel in een keurig hotel of pen sion, waar na of omtrent het midder nachtelijk uur niemand wordt binnen gelaten Meer schrijf ik niet! Jan van Duinen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1950 | | pagina 4