C A R N AY AIL K IE R MI
Café Nieuwendijk
Iedere avond dansen
HOOGVORST'S
r
J
door ERSKINE CALDWELL (CARNIVAL) Vertaling: HUIB VAN SAANE
Erskine Caldwell werd in de Ame
rikaanse staat Georgia geboren en
oefende vele beroepen uit als fa
brieksarbeider, katoenplukker, trac
torbestuurder, kok, kellner, aapjes
koetsier, studeerde enkele jaren aan
een Universiteit en werd tenslotte
journalist. In 1929 (hij was toen 21
jaar oud) debuteerde hij met een no
velle. Wereldberoemd werden zijn ro
mans Tobacco Road en Gods Little
Acre (oplage meer dan vijf miljoen!)
Wij geven hier een kort verhaal van
hem, typisch Amerikaans: diep-men-
selijk in een eenvoudige taal.
HET WAS MEER DAN ze nu nog
kon verdragen. Bess strompelde de
speeltent uit, en zocht haar weg over
touwen, zeilen, pakkisten naar hun
woonwagen. Ze had tegen Hutch ge
zegd, dat ze zich ging opknappen,
maar ze wist net zo goed als hij wat
er aan scheelde.
Bess huilde niet. Het was een jaar
geleden dat ze dat gedaan had. Ze
was meer dan twee jaar geleden met
Hutch op de kermis gekomen en het
was minstens een jaar geleden sinds
ze gehuild had. Ze lag op de krib,
zwaar ademend.
Af en toe kon ze Hutch' stem boven
het lawaai en het rauwe gebrul van
de straat horen. Het deed er niet toe
tot welke hoogte de krijsende stem
men in het vermaakcentrum, of de
metaalachtige knarsmuziek in het Cu
baans Cabaret, of dat van de over
dreven heesheid van de probeer-je-
geluk-schreeuwers, steeg, altijd kon
Bess het bekende zangerige geroep
van Hutch horen.
„Gooi de hondjes om en pik een
spiksplinternieuwe dollar mee, men
sen!!"
Ze had het zelf zo vaak gezegd, dat
Hutch' stem klonk alsof de woorden
van haar kwamen.
Het stof, opgeworpen door de schui
felende voeten van de massa, daalde
op haar gelaat en haar armen, ter
wijl ze stijf uitgestrekt op de krib lag.
De hitte, het lawaai, de onophoude
lijke lichtschittering, ze lagen als een
zware deken over haar heen.
„Smijt de hondjes om en pik een
spiksplinternieuwe dollar mee, men
sen, Een spiksplinternieuwe dollar:!"
Weer klonk mechanisch de stem van
Hutch. Bess lag achterover op de
krib. Hutch praatte met het meisje,
dat Het laatste half uur tegen de leu
ning voor de tent had gestaan.
Er was altijd een andere klank in
Hutch stem, wanneer hij probeerde
twee dingen tegelijkertijd te doen.
Ze wist net zo goed als hij wat hij
in het zin had. Hij probeerde een af
spraak te maken met het meisje.
Wanneer het lukte, zou hij verdwij
nen en Bess zou Hutch niet voor de
volgende morgen terugzien. Het was
de laatste twee jaar zó vaak gebeurd
dat ze de tel kwijt was.
Bess draaide zich om, probeerde de
lichtschittering van de kermis te ont
wijken die door het dunne linnen naar
binnen drong. Ze wist niet eens de
naam van de stad waar ze waren. Hef
kon zoiets zijn als Emporia, Fostoria,
Peoria. Het was een katoenstad er
gens ten westen van Birmingham en
dat was alles wat ze wist.
De steden waren allemaal hetzelfde
geworden, sinds Hutch de gewoonte
had gekregen verschillende malen per
week met een vreemd meisje op stap
te gaan.
Bess stond op, kamde haar haar en
sloeg het stof van zich af. Terwijl ze
dat deed hoorde ze dat Hutch haar
riep. Ze ging de wagen uit en stom
melde naar de tent.
„Gooi de hondjes om, mensen! En
pik een spiksplinternieuwe dollar
mee!!" riep Hutch, terwijl zij onder de
leuning doorkroop. Hij keerde zich
om en knipoogde tegen haar.
„Gooi de hondjes om, mensen!!
Slechts één duppie!"
Voor dat ze Hutch zag, zag Bess
het meisje. Het was hetzelfde meisje,
BEZOEKT
Muziek: De bekende radio-artisten
o.l.v. Aldert Dekker
dat tegen de afschutting leunde en
met Hutch praatte, toen zij wegging.
„Wat zeg je er van, Bess?" begon
Hutch.
Bess draaide zich om en nam het
meisje van top tot teen op. Ze zag er
gevuld uit, met sluik blond haar, dat
eens gewassen moest worden. Ze
scheen niet ver boven de twintig,
maar ze had werkhanden, ruw en een
beetje gerimpeld.
„Zij?" vroeg Bess, nutteloos.
„Wat scheelt er deze keer aan"
vroeg hij een beetje ongeduldig.
„Je schijnt elke keer een beetje
minder kieskeurig, Hutch."
„Nou, stel me niet teleur, Bess,"
zei Hutch, en streek haar nerveus
over haar rug en schouders.
Hutch dook onder de omheining
door en verdween achter de tent. De
voorbijschuifelende mensenkluit dreef
een stofwolk omhoog, die er in het
schitterend licht als een dikke gele
rook uitzag. Bess kon de stofdeeltjes
en de roetvlokken op haar armen en
gelaat voelen dalen. Ze sloeg het al
lemaal af.
Het meisje keek twee of drie maal
zenuwachtig naar haar op. Plotseling
draaide zij zich om en baande zich
een weg langs de voorkant van de
tent en verdween. Een groep mannen
en vrouwen drong tegen de omhei
ning op en vulde de leeggekomen
plaats, die het meisje had verlaten.
De mensen gaapten Bess aan of ze
een van de monsters uit de show ver
derop was.
„Hoe gaat dat?" schreeuwde een
van de mannen haar toe.
Bess staarde naar de gezichten. Elk
van hen keek als Hutch en ziin meisje.
Bijna automatisch greep Bess een
handvol gedeukte ballen en hield ze
voor zich uit.
„Smijt de hondjes om mensen en pik
een spiksplinternieuwe dollar mee!!"
„Dat is om te doen," zei een van de
mannen, en gaf haar een dubbeltje.
De man wierp de drie ballen, maar
gooide slechts twee van dé drie lap-
penhondjes omver. Hij draaide zich
om en wilde weggaan.
„Eén ogenblik, meneer!" riep Bess
hem na, „ik doe je 'n beter voorstel".
De man kwam terug.
„Ik heb geen dunoies meer, om
naar zo n spel weg te gooien", zei hij,
zijn hoofd schuddend.
„Jullie hebben die beesten zo vast
gezet, dat ze niet allemaal vallen, ook
al raak ik ze."
Bess leunde voorover.
„Wees sportief, meneer. Hier is de
kans van je leven. Kijk! Ik zal je tien
ballen geven. Als je alle drie de hon
den omsmijt, kan je je eigen bonnetje
schrijven. Nou? Is dat geen mooi aan
bod?"
De man graaide naar de ballen en
slingerde ze naar de honden. Ze vie
len allemaal op de grond.
„Je wint het spul!" schreeuwde
Bess terwijl ze onder de omheining
door dook, ,,'t is allemaal van jou! Ga
d'r maar in, en neem het!"
Ze drong in de mensen, met haar
ellebogen zich uit het gezicht wer
kend. Al gauw was ze verblind door
het stof dat van de grond opsteeg en
voor dat ze halverwege de kermis-
straat was, was ze verloren. Zij wor
stelde zich een weg door de menigte,
stak een lege plek over en begon een
straat af te lopen, die er uit zag alsof
ze haar buiten de stad zou voeren.
Het kon haar niet schelen welke rich
ting ze uitging, zolang als het haar
weg leidde van Emporia, Fostoria,
Peoria, of hoe het hier ook mocht
heten.
^Tlotitieó van een gaót
ZUINIGHEID
Als ik de Badbode van de laatste
weken nauwkeurig genoeg heb door
gelezen, kan ik in mijn kolommetje
noteren, dat de bijdrage van de mode
medewerkster ontbrak. Als zij met
vacantie is wens ik haar bij alle door
haar aanbevolen toiletten passend
weer en dito gezelschap.
Eerlijk gezegd ben ik blij, dat zij een
paar maal verstek heeft laten gaan.
Dan kan ik ook eens iets schrijven
over de mode, zij het dan niet recht
streeks.
Wat ik ga schrijven is naar aanlei
ding van een in mijn onmiddellijke
omgeving gevoerd gesprek, dat ik wel
moest aanhoren, terwijl ik mij op het
strand had afgezonderd van de men
sen, die mij steeds opnieuw meenden
te moeten zeggen hoe bar slecht zij
het dit jaar toch wel troffen met het
weer. Alsof ik zelf ook niet weet dat
alle records van regenwater dit sei
zoen met vele millimeters zijn gebro
ken. Enfin, laat ik mij niet overgeven
aan zwartgallige kritiek op mijn me
demensen, want als je niet eens meer
over het weer mag praten, wat blijft
er dan eigenlijk nog over, nietwaar?
Wellicht zou mij dan nog meer dan
thans het geval is, worden gevraagd
„of ik er ook ben" als ik ergens word
opgemerkt.
Dat gesprek dan werd gevoerd tus
sen een oma en twee kleindochters
van naar mijn schatting ruim twintig
jaar.
In het algemeen duurteverband be
klaagden de meisjes zich er in het bij
zonder over, dat het tegenwoordig bij
na niet meer te betalen is als je een
beetje behoorlijk gekleed wilt gaan.
(Zij waren inderdaad gekleed, in
strandjurken).
Na vermelding van het veel te lage
maandsalaris, waar de loonbelasting
nog af moest, volgde een opsomming
van hetgeen jongedames als absolute
levensbehoeften niet kunnen ontbe
ren. Een opsomming, die mij respect
afdwong. Ik begrijp namelijk niet hoe
zij ook nog kans zien om te eten van
een salaris, dat na een week al uit
gegeven is. De enigen, die op dit punt
opheldering kunnen geven, zullen
waarschijnlijk de ouders zijn. Over
eten werd trouwens niet gesproken.
Oma, die alles zwijgend en hoofd
schuddend had aangehoord, vond, dat
er in ieder geval op de nylons wel
kon worden bezuinigd. Er wordt dan
wel gezegd, dat je gemakkelijk een
jaar met een paar kunt doen, maar zij
wist wel beter. Je moest tenminste
twee paar hebben, omdat er altijd
wel een paar te „ladderen" was. Oma
gaf de voorkeur aan goedkopere en
toch mooie kousen.
In een besliste, tweestemmige tegen
spraak werden oma's bezwaren tegen
de nylons weerlegd. Als sterkste ar
gument vóór de nylons gold wel, dat
je in deze tijd toch geen andere kou
sen dan nylons kunt dragen. Boven
dien werd er in de zomer belangrijk
op de kousen uitgespaard, dat wist
Oma ook wel. Dan liepen de meisjes
bijna altijd met blote benen.
Na de verzuchting van Oma, dat al
leen blote benen nog niet het ergste
was, gingen mijn gedachten twee jaar
terug, toen ik eens schreef over
zwembroekjes met een bril er boven.
Oma wist nog een manier om geld
uit te sparen, In haar tijd maakten de
meisjes alles zelf. En toen vermaak
ten zij oude kleren tot nieuwe. Met
trots vertelde zij, hoe zij eens van
twee oude jurken een nieuwe had ge
maakt en hoe mooi iedereen die vond.
Toen waren de mensen zuinig, maar
nu
„0, Oma, dat is beslist niet waar!"
riep een van de meisjes. „Nu geloof
ik beslist nooit meer, dat U vroeger
zuiniger was dan wij nu zijn. U maak
te vroeger van twee oude jurken één
nieuwe... ha... ha...! Ik heb van
één oud badpak twéé nieuwe ge
maakt. Ik zal even mijn strandjurk
uittrekken, dan kunt U er een van
zien
Wie keek daar over zijn zonnebril?
Het was niet Jan van Duinen.
MODELSLAGERIJ
Kerkstraat 4 Tel. 2028 Bergen
Uw adres voor de betere worstsoorten
Schotels Assorti in elke vorm en gróótte
aat niet aló dank voor 't aangenaam verpozen
den eigenaar van 't boó
de óckillen en de dozen en alle konden loó
Illustratie: David Kouwenaar