PndeA QxxJL
VOOR CALLANTSOOG
Uitvoering van
Dinsdag 5 Aug. '47. Aanvang 8 uur.
No 6.
ZATERDAG 2 Aug. 1947
Seizoen 1947.
De uitgave heeft plaats onder auspiciën der V. V. V. Callantsoog.
Callantsoog
en de Walvisvaart.
TONEELGROEP V.V.V. CALLANTSOOG.
TONEELSPEL in drie bedrijven van JAN FABRICIUS.
Zaal BEr^T DE VRIES. Entree f 1,-
Plc.atsbw{>ickhi9 aah de zaal op Maandag 4 Augustus
van 10—12 uur en van 2—4 uur.
Plaatsbespreking 10 ct. extra. Verplicht programma 10 ct.
Wat onze gasten schrijven.
i
BADBODE
REDACTIE
Abonnement 0 per seizoen
Druk t
A. M. J. MOL
bij vooruitbetaling, franco per post.
Fa. K. VAN LOENEN Zn.
IV.
Voor we nu de avonturen van de „Fran-
kendaal" vervolgen, gaan we eens terug
naar Callantsoog.
In Augustus had men daar de laatste post
ontvangen ien in begin September zag men
de terugkeer van de „Frankendaal" nog
met vertrouwen tegemoet. Toen echter
October aanbrak, begon men ongerust te
worden. En deze ongerustheid nam nog toe,
toen men hoorde, dat andere schepen, ge
lijk met commandeur Mooy uitgevaren, be
houden waren weergekeerd.
Eind November hield er een reiswagen
stil voor de woning van Commandeur Mooy.
Mijnheer Gildemeester, de reder uit Amster
dam, stapte langzaam uit de wagen. Moeder
Aagtje zag hetze wilde naar de deur
snellen, maar toen ze het terneergeslagen
gezicht zag, ontzonk haar de moed en
stuurde ze haar kinderen naar de deur.
De reder trad binnenAagtje kon geen
woord uitbrengen.
Hij drukte haar de hand en begroette
de kinderen.
„Ik heb een brief voor U van uw man.
Gepost door een zekere kapitein Allen".
Aagtje was gaan zitten en las. Ze werd
wit en toonloos bracht ze er uit
„Vijf-en-twintig October enwe
hebben daarna niets meer gehoord. Denkt
U „Hopen kan men altijd", was het
antwoord, „zolang er geen zekerheid is
mogen we hopen".
Het slechte nieuws was spoedig in het
dorp en de omgeving bekend en toen elk
nader levensteken uitbleef, vreesde men het
ergste.
De Oudejaarsdag ging voorbijhet was
een treurige dienst in het oude kerkje. In
het begin van Januari werd door de ge
meente Callantsoog een openbare rouw
voor de tijd van drie weken afgekondigd.
Keren we nu weer tot de „Frankendaal"
terug.
Het schip in volle zee gekomen, bleek
erger lek, dan Mooy gedacht had.
Het werd nu met recht pompen of
Toen de wind toenam, bleek het echter een
onbegonnen werk en zo veranderden de
dankuitingen al spoedig in nieuwe smeekge
beden. Het scheepsvolk verloor de moed
en eiste dat de Commandeur land zou
zoeken. Deze begreep d<% gemoedsgesteldheid
van zijn mannen en liet op IJsland aan
sturen. Weer werd storm spelbrekerde
roerpen brak en de nieuwe kon slechts met
t
moeite door twee man gehouden worden.
Van enige uren rustiger weer maakte de
timmerman gebruik om twee grote gaten
met bladlood te stoppen. Mooy ging zelf
met de jol om het schip, om de toestand
op te nemen en hij begreep zelf niet, dat
de „Frankendaal" het nog drijvende hield.
Van enige vaten had men ondertussen een
derde pomp gemaakt en nu zwoegde men
dag en nacht. Eindelijk hadden ze toch de
voldoening het schip lens (watervrij) te
krijgen.
Nu kon men even op adem komen. Maar
het was slechts voor een moment. De
Commandeur was nog niet klaar met zijn
welverdiende maaltijd, of daar kwam zijn
stuurman, lijkbleek, met de onrustbarende
tijding, dat het schip meer dan half vol
water was. Direct nam de moedige man
zijn maatregelen de koers werd veranderd
en een zeil, doorstopt met kabelgaren, werd
om de romp geslagen.
Iedereen moest weer aan de pompen
nieuwe lekken werden zo goed mogelijk ge
stopt en na enige uren kon men het vaar
tuig met één pomp watervrij houden.
Het^ was net op tjjd, want de storm nam
nog in hevigheid toe en duurde wekenlang.
Niemand kwam meer uit de klerente
midden van donder en weerlicht kwam de
grote ra naar beneden. Toen eindelijk de
storm wat uitgeraasd was, bleek ook het
roer niet meer te hanteren en zo liet men
het schip op Gods genade voor top en takel
drijven. Geen wonder dat men nu kreunde
„O, God, Gij hebt ons uit -het ijs gered,
zult Gij ons nu door het water doen ver
gaan
Wordt vervolgd.
Deze keer kunnen wij een stukje opnemen
van één onzer oude getrouwen.
Wij zeggen de geachte inzender dank voor
zijn bijdrage.
Naar aanleiding van het stukje van Zonne
brand in no. 3 van de Badbode merken wij
op dat de aantrekkelijkheid van Callantsoog
niet uitsluitend bestaat uit de eenzaamheid
van het strand en de nabijheid van het
Zwanenwater.
Vanzelfsprekend is de weldadige rust van
het strand, een zeer belangrijke factor evenals
de aantrekkelijke omgeving, maar de zeer
speciale aantrekkingskracht van Callantsoog
berust naar onze mening op iets anders
en dat andere is de houding van de Callants-
sogers zelf.
De zee en het strand zijn op veel plaatsen
bereikbaar onder zeer verschillende en steeds
wisselende omstandigheden, maar deze om
standigheden zijn nergens zoo als in Cal
lantsoog door de zeer bijzondere wijze waar
op de Callantsogers hun badgasten tege
moet treden.