voor CALLANTSOOG. Bxtdtyadten aan fiei uuwJid. Zaterdag 10 Juli 1948. No. 4. fD,e uLtq,au-e. dee^t ptaatb o-nde'i auiupicien deA U. U. V. QaEO.anUo-0-g,. Qahli'i c!tii moWii'i un p£u. Uit het oud-archief van Callantsoog. m. RED ACTIE Abonnement fl 1,per seizoen Druk t A. M. J. MOL bij vooruitbetaling, franco per post. Fa. K. VAN LOENEN Zn. Deze week ontvingen wij het eerste stukje van een onzer gasten. Zo is dan het eerste schaap over de dam, dat er meerdere volgen Hij schrijft ons Het is niet de eerste keer dat dit Franse gezegde gebruikt wordt om uitdrukking te geven aan afscheidssmart. Neen, wij willen geenszins beweren orgineel te zijn, en toch is het gek, dat een afscheid van onbezorgde vacantiedagen al klettert dan de regen op dit ogenblik nog harder tegen de ruiten dan de toetsen van de schrijfmachine op de rol deze woorden in je gedachten roept. De regen en de wind, die de laatste strand- wandeling zelfs onmogelijk tracht te maken door opstuivend zand, dat doordringt door regenjas tot in je kleren en de schoenen, doen hun best het afscheid te vergemakke- lijken. Maar toch Maar tochgeen wandeling meer langs de driehoek van het dorpsplein, waar iedere voorbijganger je vriendelijk de tijd van de dag wenst Geen lange aarzeling meer voor de ruiten van Brantenaar of je nog een gebakje zou halen of niet. (En meestal haalde je het Geen diepzinnige gesprekken meer met Piet, de badman, over de gevaren van de zee, over stroming en „trekking" Geen duik meer in de branding en geen lui-liggen meer in een duinpannetje. waar op z'n hoogst oude Mooij je rust komt ver- storen als hij, met de kijker omgehangen, naar zee stapt om te zien of er niet misschien ergens een stukje hout aangespoeld is, (om nog te zwijgen van al die anderen, wier namen we niet kennen, maar die ook de geheimzinnige aantrekkingskracht van het „hout" nog dagelijks voelen). Neen, nu de nieuwe weg klaar is heeft voor ons het klokje van gehoorzaamheid geslagende vacantie is voorbij, leve de werkdag Alhoewel„leve" Daar menen we nu nog niets van. En pas als de laatste sporen bruin van ons gezicht zijn verdwenen, als de neus opgehouden heeft te vervellen, als in geen enkele schoen meer een restje zand te bespeuren valt, dan zal het werk weer echt begonnen zijn. En dan zal Callantsoog nog slechts in de herinnering leven, met zon en regen, met wind en water, dorp, plein en „stoere visser" Maar het zal eer dankbare herinnering zijn, vol van de je-zelf-gedane belofte bij een volgende vacantie weer 't eerst te denken aan deze plek waar veertien dagen omgevlogen zijn als evenveel uren. J- Het vorige stukje bracht ons enige voor- rechten, die de inwoners van t Ooge van hun Heren ontvingen. Dat het ook wel eens anders was, blijkt uit de processtukken, uit de jaren 17401750 in zake eener crimineele procedure contra Jan Harge, baljuw enz. van Callandsoog, Jacob Coren van der Mieden, heer van Callandsoog, baljuw der Nieuburgen, en Adriaan van der Mieden, ordinaris raad in den hove van Holland. o— Jan Harge, baljuw, schout, enz. van Callandsoog werd 27 Aug. 1740 uit zijne betrekkingen ontslagen. Vooral scheen hij zich het ongenoegen van Jacob Coren van der Mieden, een der heeren van Callandsoog, tevens baljuw van de Nieuburgen, op den hals gehaald tehebben. 8 Dec. 1740 werd hij als beschuldigd van vexatie afpersing) op het rechtsgebied van de Nieuburgen gevangen genomen en naar Callandsoog gevoerd, waar hij in boeien geklonken op een onmenselijke wijze be- handeld, opgesloten in een donker hok en zonder bed of behoorlijk voedsel gelaten werd. Op klacht van zijne vrouw werd deze zaak, aangevangen voor leenmannen van Callandsoog, overgebracht naar de judicature van het hof en Jan Harge naar de Voor- poort in Den Haag getransporteerd. Bij vonnis van 5 April 1743 werd hij vrijgesproken, terwijl een crimineele ver- volging werd ingesteld tegen Jacob Coren van der Mieden, Teunis Muller, secretaris, Aldert Abbestee, Adriaan Jansz. Blank en Arie Willemsz. Vader, leenmannen van Callandsoog, den advocaat van Twuijver en den procureur Bolte te Alkmaar. De Heer van der Mieden vluchtte, Abbe stee verdronk zich, terwijl Muller, Blank en Vader bij vonnis van 20 Sept. 1743 tot levenslange, 10-jarige en 5-jarige verbanning veoordeeld werden. De advocaat vervallen verklaard van zijn ambt en den procureur vrijgesproken bij vonnis van 24 Sept. 1743. Susanna Doublet, vrouw van Jacob van der Mieden, had verschillende geschriften inge- diend aan het hof om te verkrijgen dat haar man terecht zou staan voor schepenen van Alkmaar. Een dezer geschriften was van de hand van mr. Adriaan van der Mieden, raad ordinaris van het hof en broeder van Jacob Coren van der Mieden, welk geschrift door den procureur generaal bij het hof gehouden werd voor een infame en calum- nieuse (schandelijke en belasterende) memorie van rechten en een vervolging tegen den opsteller begonnen. Wat ten gevolge had dat Adriaan van der Mieden werd aange- zegd (10 Maart 1744) zich tot nader orde van de besognes van het hof te onthouden en 7 Juli 1744 veroordeeld om de bedoelde memorie voor het hof te verscheuren en vergiffenis te vragen onder vervallen ver- klaring van zijn ambt. Hij appelleerde tegen dit vonnis en na vele procedures werd eindelijk op 17 Maart 1747 een nieuw vonnis uitgesproken waarbij de bewuste memorie werd verklaard te zijn een fameus libel schandelijk smaadschrift) met bevel tot vernietiging, terwijl het overige verviel. Jacob Coren van der Mieden werd behalve voor het gemelde feit tevens voor het hof vervolgd wegens onwettige handelingen door hem gepleegd als baljuw van de Nieuburgen. Jan Harge verkreeg later bij civiele vor- dering beslag op de goederen van J. C. van der Mieden voor geleden schade. DBO

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Badbode voor Callantsoog | 1948 | | pagina 1