voor CALLANTSOOG. 'tQaMantdxw-g matt vme£eeA. Zaterdag 18 Aug, 1951. No. 8 SD,e uitgau-e heeftt p£aaU oncU'i auipicien de,>i U. U.U. Qcrflantito-og. DORPSNIEUWS REDACTIE B. OUWERLING. Abonnement fl 1,per seizoen bij vooruitbetaling, franco per post. Druk j Fa. K. VAN LOENEN Za. zijn aandacht trok, maar als hij dan aan 't onderzoeken ging en daartoe niet schroomde om te halver lijve in zee te gaan, ont- waarde hij, dat het niets anders was dan een onbeduidend stukje hout. Reeds maakte hij zich gereed om, na een laatste onderzoekende blik op het strand gericht te hebben, huiswaarts te keren. „Dat daar, zal ook wel weer zo'n barl van een plank zijn", mompelde hij. Toen hij er bij gekomen was, bleef hij eensklaps stil staan. Hij zag n.l. dat hij met het lichaam van een mens te doen had. „Een drenkeldood", sprak hij bij zich zelve. (Wordt vervolgd) Callantsoog - Badgasten 4—2 Het zag er werkelijk naar uit dat het „verzwaarde" elftal van de gasten Donder- dagavond de zege uit het vuur zou slepen. Het begin was alleszins bemoedigend en voor de rust was een 20 voorsprong door hen behaald. Er werd somwijlen aardig gevoetbald en de wedstrijd was zeker het aankijken waard. Callantsoog begon „natuurlijk" weer met tekort spelers. Druppelsgewijze kwamen ze tenslotte toch nog tot elf man. Het spel golfde heen en weer en de gasten doelman moest menig staaltje van zijn kunnen ten beste geven, hetgeen hem echter wel was toevertrouwd. Verschillende harde en gevaarlijke schoten werden door hem op prachtige wijze on- schadelijk gemaakt. Na de rust was het Callantsoog dat de toon aangaf en successievelijk werd de stand opgevoerd tot 42. De gasten waren niet meer in staat om een doelpunt te maken, ondanks hun vaak harde werken. Dit zal wel de laatste wedstrijd zijn ge- weest dit jaar maar we hopen dat dergelijke wedstrijden volgend jaar herhaald zullen worden. Rest ons nog te vermelden dat de scheids- rechter een prima wedstrijd floot, hetgeen het spel ten goede kwam. Trips door Noordholland. We maken er de gasten op attent, dat de prijs van de ..trip" door Noordholland- noord, door verlaging van verschillende entreeprijzen is teruggebracht op fl 4,50 per persoon. Dit is een mooie gelegenheid om iets van Noordholland te zien. Opgave bij de secretaris Dorpsplein 34, voor Donderdagmiddag 3 uur. Alle ge- wenste inlichtingen worden daaromtrent door hem gaarne verstrekt. De stranding van de Alcyon (IV) Hij zal ongeveer een uur lang hebben rondgedreven, na het kantelen der boot. Door het verliezen van zijn bewustheid, waardoor elke inspanning om zich boven water te houden eindelijk ophield, zou hij binnen weinige minuten een prooi van de dood geworden zijn. Maar daar de boot niet ver van het strand was omgeslagen, was hij door de golven langzamerhand derwaarts gevoerd. Met gesloten ogen en bleke lippen, blootshoofds, terwijl zijn arm nog altijd het kistje omkneld hield en het drukte tegen het fllauw kloppende hart, lag hij daar bewegingloos op het naakte en koude strand. ADRIAAN, de strandjutter Een geheel ander soort van fortuin zoeker, dan hij, wiens treurige terugkomst aan de vaderlandse wal ik in 't vorige heb geschetst, was de Duinenburger Adriaan, of, gelijk daar de gewoonte was te zeggen, Arien Ram. Het was moeilijk te bepalen wat eigenlijk zijn beroep was. Hij kon met de veel- soortigste dingen terecht en was in ver schillende betrekkingen een waar meester. Niemand bestond er die ..fijnder" was op het vinden van de eieren der kieviten en beter bekend met de looppaden der hazen en konijnen in het duin. Niemand, die dikker hazen in zijn strikken ving. Hij kon boerenarbeid en timmermanswerk verrichten en versmaadde het niet om ook als ..opperman" een handje te helpen bij het bouwen van huizen in de buurt van Duinenburg. Hij was als werkman bij het slopen der gestrande schepen bijzonder gezocht en zijn diensten werden op hoge prijs gesteld bij het redden der schipbreu- kelingen Zijn „fort", was echter het jutten. De tijd der stormen was zijn oogsttijd. Hun geluid klonk hem liefelijker in de oren dan het valse gekras der violen, die op de Duinenburgse kermis zich deden horen, waarvan Arien overigens een dol liefhebber was en bij welke gelegenheid hij uitnemend de kunst verstond van grof geld te verteren. Nacht op nacht zwierf hij in het ruwste weder langs het door de golven gebeukte strand. Het was niet enkel zucht naar winst of voordeel, die hem dreef, het was voor een goed deel hartstocht, liefhebberij, bij hem geworden. .Arien", sprak zijn vrouw op dezelfde avond, waarop wij de Alcyon verlaten zagen worden door Karel van Velzen en een gedeelte der bemanning, „ik zou maar thuis blijven". Er loopt niemand. Er komt niks, niemandal. De kleine woning, waarin wij Arien op het ogenblik, waarop wij kennis met hem maken, aantreffen, ver- toonde allerwege de kentekenen van zijn geliefkoosd bedrijf. Men zag er vismandjes met kleppen, stukken mahoniehout van kajuitsdeuren, naamborden van schepen, grote stukken kurk van netten afgeslagen, einden kabeltouw en een paar scheepskisten, die de voornaamste met'.belstukken van het vertrek uitmaakten. In een hoek zag men een hoopje door het zeewater groen geworden koffiebonen, benevens enige bossen tabak, die bestemd waren om gedroogd te worden. Op een oude kandelaar stond een eind waskaars te branden, met een knetterende vlam, die duidelijk de plaats van de herkomst der kaars aanduidde. Het zag er slordig in de woning uit. De bedsteden waren van haar deurtjes beroofd. In een winter, toen het strand bijzonder „ongelukkig" was, waren zij verstookt. De bleke gelaatskleur van Arien verrieden een gedurig wederkerend gemis van slaap. Zijn gestalte getuigde, zelfs nu hij in gebogen houding in het vuur zat te staren, van grote kracht. Het gezin was talrijk. Drie opgeschoten knapen in havenloze kleding zaten neergehurkt bij de haard. Het zand, dat hun gewaad bedekte en hun verwaaide haren leverden het bewijs, dat zij „er op uit" waren geweest. Arien's gezicht stond mismoedig en knorrig. „D'r komt toch niks," herhaalde de vrouw op wrevelige toon. ,,'t Is," bromde Arien, „als of er tegen- woordig 'n vloek op het strand rust". „Ik zou morgen", zei de vrouw tot hem, „maar naar de boer gaan en gaan dorsen". „Ik zag". antwoordde Arien, „de boer liever Zijn gelaat bewees even duidelijk als zijn woorden, die wij weglaten, dat het niet veel goeds was, wat hij de boer toewenste. „Denk je", ging hij op barse toon voort, dat ik plezier heb om voor twaalf stuivers m'n lijf uit elkaar te staan beuken op z'n dors Ik bedank 'm hoor. Zeur maar niet langerik ga nou naar het strand en morgen niet naar de boer". Met zijn gewone onderzoekende blik wandelde Arien het strand langs, turend, of hij bij het licht der sterren op de witte koppen der golven ook iets zwarts zag drijven. Van tijd tot tijd zag hij iets, dat

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Badbode voor Callantsoog | 1951 | | pagina 1