CALLANTSOOG
jMË
m
fM
wrm
Vrijdag 24 December 1954
Wanneer de u/inter komt,
Is de lente niet ver meer.
GEEN BITTERE PIL
Redacteur: W. LASTDRAGER, Dorpsplein 38, Telef. 02248282
R. KOELEMEIJ, Dorpsplein 34, Telef. 02248245
fV
Eens lang geleden leefde er in ons dorp
een oude kluizenaar.^ Hoe oud hij was wist
niemand. Op de burgelijke stand kon men
het niet nazien, want die was er nog niet
zó lang is het geleden Zelfs een echte naam
ontbrak hem, maar dat was geen bezwaar,
want in 't geven van (bij)namen waren ze
hier toen al meesters. Algemeen werd hij
„Ouwe Jaar" genoemd. Hoe hij aan die
naam kwam was niet moeilijk te raden. Hij
had een indrukwekkende lange witte baard
en met zo n lange iets gebogen figuur leek
hij er wel wat op.
In het dorp was hij een geziene persoon
lijkheid. Vaak was hij een goede raadgever
in moeilijke situaties (er was toen wél be
lasting) De jeugd noemde hem met iets
ontzag „Opa Jaar" en dikwijls zochten ze
hem op in z'n huisje. Dat huisje stond op
een afgelegen plekje in de duinen, doch kon
eigenlijk nauwelijks een „huis" heten. Het
was van aangespoeld wrakhout in elkaar
getimmerd en leek iets op de kruising van
een schip en een huis.
Vooral de jongens kwamen graag bij Opa
Jaar. Hij had vroeger altijd gevaren en kon
prachtige verhalen vertellen over z'n zwerven
op de wereldzeeën. Eén verhaal had Opa
al zó vaak verteld, dat groot en klein het
wel konden dromen. Dat ging over een
stranding, die hij eens voor een vreemde
kust had meegemaakt. Hij voer toen op de
schoener „Weerlicht" met een lading hout
uit Zweden. Het was buig herfstweer, doch
zeker geen storm, toen ze plotseling op de
kust werden geslagen. De zware branding
beukte het houten schip aan stukken en met
moeite had Opa zich met nog 2 anderen
weten te redden. Het buïge weer met slecht
zicht werd algemeen de oorzaak van de
stranding geacht, alleen Opa was er zeker
van, dat dit niet zo was. Toen hij in die
ongeluksnacht op een stuk ra was aangespoeld
had hij in de duinen bescherming gezocht.
Even later waren twee mannen vlak langs hem
gelopen, zonder hem op te merken. Ze
spraken luid en één van hen droeg een fel
schijnende lamp. Opa had woordelijk kunnen
volgen wat werd gezegd en plotseling
verkreeg hij een ontzettende wetenschap.
De „Weerlicht" was door deze mannen op
de kust gelokt door valse lichtseinen
En nu wierpen ze zich als aasgieren op
hun buit
De jongens namen het verhaal diep in zich
op en onder elkaar spraken ze er vaak over,
zó iets onmenselijks een schip laten stranden
om lading te roven
Het gebeuren met de „Weerlicht" had
destijds een grote indruk op Opa gemaakt.
Jarenlang had hij er over nagedacht. Tot
op een dag Opa besloten had op te houden
met varen en te gaan wonen dicht bij de
plek waar 22 van zijn makkers een graf in
de golven hadden gevonden. Daar bouwde
hij zijn eigenaardig huis en toen begon hij
zijn plan uit te voeren. Hij vertelde aan een
ieder, die het maar horen wilde het verhaal
van zijn stranding op zijn manier.
En wat had hij na jaren hiermee nu bereikt
Wel, de mannen hadden een zeewaardige
Foto H. Rotgans.
Bovenstaande foto heeft onze fotograaf voor U genomen in het Callantsoger bosje,
even buiten het dorp. Zij geeft een goed beeld van de schoonheid, ook in de winter,
van de Callantsoger dreven. Tevens symboliseert zij als het ware de stilte, die er nu
in het dorp en haar omgeving heerst. Maar wij weten het allen, op deze winter volgt
de lente en dan duurt het toch niet zo heel lang meer of de zomer komt.
vlet gekocht
Jaar hadden ze
in geslaagd de
natuurkrachten
in veiligheid te
Nu was Opa
woners hadden
en onder leiding van Oude
geoefend. Ze waren er zelfs
bemanning van een door
op de kust geworpen schip,
brengen.
tevreden, de ruwe kustbe-
zijn boodschap begrepen.
JAN DE JUTTER.
Als oude bekende van de Badbodelezers
kregen wij van de redactie de uitnodiging
ook deze winterbode van een „Bittere Pil"
te voorzien. We hebben ons op onze stoel
gezet, dezelfde als waarop we in de afge
lopen zomer onze bittere pillen draaiden en
we namen dezelfde pen ter hand. Doch, er
er kwam geen bittere pil. Geen onderwerp,
stekelig genoeg viel ons daarvoor in.
We staarden peinzend uit ons venster en
zagen de bomen zich aftekenen tegen de
nevelgrijze winterlucht. Ze stonden daar als
wachtten ze ergens op. Niet treurend om
hun bladeren die ze verloren, maar wachtend,
rustig wachtend op hun nieuwe bladeren.
Die zullen zeker komen. Zoals alles weer
zal komen als het lente wordt. Ieder jaar
opnieuw, soms wat vroeger, dan weer wat
later, maar nooit achterwege blijvend.
Toen wij die bomen daar zo stil zagen
staan, beseften wij plotseling hoe nutteloos
het eigenlijk is je druk te maken over dingen,
die je graag anders zou willen zien. Je te
ergeren aan kleine netelige dingen en aan
zaken, die niet gaan in die richting, waarin
je ze graag zou zien gaan. Alles in de natuur
wacht op het nieuwe leven, zo rustig, zo
zeker omdat dat leven altijd weer gekomen
is. Gekomen voor de bomen, voor de
bloemen en de planten. Gekomen is ook
voor de mensen. En ook nu weer komen
zal in al z'n pracht en al z'n glorie, met al
het goede voor hem, die het slechts wil en
durft grijpen.
Neen, in deze stille tijd van wachten geen
bittere woorden, zo dachten wij, geen woorden
over wat gebeurd is maar stille overpeinzing
over wat het nieuwe leven ons weer brengen
zal. Dat dit voor U en de Uwen veel goeds
zal zijn, weten wij. En dat U al dit goede
zult vinden, wensen wij U van harte toe.
Zoals altijd tot zover,
Meneer Gal uit X.