genegenheid. Zo'n knap en zwierig man.
zo'n beske kerel! Maar een doorgedraaide
fat!
Nu was er ii die dagen, ook in Glasgow,
sterke nawerking van het optreden van
Moody en Sankey, dat evangelisten paar.
Hun liederen worden nog steeds met zegen
gezongen, bijvoorbeeld dat: „Heer, ik
hoor van rijke zegen
üp hun aanplakbiljetten stond altjjd:
„Moody will preacn the Gospel, Sankey
will sing it" (Moody zaï net Kvangelie ver
kondigen, Sankey zaï het zingen). Welnu
dank zij die nawerking- was er in Glasgow
een krachtige jeugdbeweging ontsiaan. rake
zondagavond werden in de rown..ail (Stads
gehoorzaal) drukbezochte, enthousiaste
jeugdsamenkomsten gehouden.
Op zekere morgen gaat Mr. MacLure naar
zijn kantoor, in een aer hootd-trr.ten komt
hjj zijn vriend tegen een zeer gezien advo-
iüaa't, die de leider was van die Jeugdbewe
ging.
„Hello, Georgieroept hij die vriend toe,
„waarom zo'n haast?
„Hello, John", was het antwoord. „Fijn,
dat ik je nou juist tegenkom! Ik moet de
sneltrein naar Edinburgh zien te pakken,
maar ik heb hier de advertentie voor het
Zaterclagavondblad, waarin onze Zondag
avondmeeting wordt aangekondigd. Ze
moet heden vóór 10 uur ingeleverd wor
den. Wil jij dit briefje even bij de admi
nistratie van die krant afgeven?"
„All right, Georgie Komt in orde hoor!
„Thanks! Zeg: de naam van de spreker zal
nog telelonisch worden opgegeven; zeg
dai even aan de loketjultrouw, wil je?
Nou, so long!"
De advocaat holde verder en John Mac
Lure vervolgde, zwierig zijn mooie stok
zwaaiend, zijn weg, telkens door glim
lachende kennissen gegroet. Hij ging de
draaideuren van het krantengebouw bin
nen, legde het gevouwen blad met de
grote advertentie voor de neus van het
meisje achter het loket neer met een: „Dat
komt nog wel op een mooi plaatsje in de
krant, niet? vergat er bij te voegen: „Naam
van spreker wordt nog telefonisch opge
geven" en liep weer naai" buiten met een
vrolijk „Morning, Miss-"
Het. meisje keek vlug de advertentie in
en bemerkte, dat de naam van de spreker
niet was ingevuld. Er stond:
„Grote Jeugd-opwekkingsmeeting
Zondagavond 8 uur, Stadsgehoorzaal
Spreker: Mr
Zij zag de brenger van de advertentie
juist de hand aan het tourniquet slaan en
riep haastig: „Hello, Sir, what's the name?"
(Hallo, meneer, wat is de naam?)
MacLure keerde zich verbaasd om. Dat
overkwam hem niet elke dag, dat men hem
naar zijn naam vroeg, welbekend als hij
was.
„Nog altijd MacLure, Juffrouw, John
MacLure, stockbroker!' en hij verdween
naar buiten.
Zaterdagavond. Na gedane zaken is het
heerlijk rusten.
Mr. MacLure zit thuis, in een luie stoel en
leest het Zaterdagavondblad. Hij kijkt ook
de advertenties door. Wat ziet hij daar? Hij
hapt plots naar lucht, van schrik. Er staat
met grote, vette letters, over drie kolom
men heen:
„Grote Jeugd-opwekkingssamenkomst
Zondagavond 8 uur, in de Stadsgehoor
zaal. Spreker: Mr. John Maclure,
stockbroker"
Driftig grijpt hij naar het telefoontoestel en
belt zijn vriend op: „Zeg, Georgie, wat heb
je me nou geleverd? Hoe heb je het in je
hoofd gehaald, om mij als spreker te ver
melden? Ik kan die mop van jou moeilijk
waarderen, hoor!"
„Man", zo klink het van de andere kani,
„ik ben nét zo stomverwonderd als jij! Ik
lees dat ook eerst nu. Ik wist er niets van,
maar ik vind het prachtig, dat jij zelf blijk
baar je eigen naam hebt ingevuld Fijn, dat
jij, die jezelf altijd van ons werk op 'n
afstand hield, er eindelijk toe gekomen
bent, om ons te qaan helpen! Welbedankt,
John!"
„Maar kerel, ik heb mijn naam beslist niet
zelf ingevuld! Toen ik die advertentie in
dat loket had geplant, riep die Juf me na:
Wat is de naam? en ik riep terug: John
MacLure, stockbroker Nu gaat me een
kaarsje branden in m'n brein: dat mens
zag die open plek en bedoelde de naam
van de spreker!
„Wel, Johnnie", antwoordde zijn vriend
„die zaak zit zó! Eergisteravond kreeg ik
bericht'dat de man, die zou vóórgaan, ziek
was. Ik dacht: in Edinburgh weet ik nog
een beste medewerker. Ik zal hem vrijdag
middag vragen voor zondagavond en dan
bel ik de krant op. Schandelijk genoeg
heb ik de hele zaak vergeten, toen ik in
Edinburgh in het Gerechtshof bezig was.
Maar, Johnnie, nu nog wat! Jij hebt je ver
gist, die juffrouw heeft zich vergist en ik
heb een treurig verzuim gepleegd, maar
God zorgt voor Zijn Eigen Zaak en heeft
dat allemaal gebruikt, om jou eindelijk aan
je haren er bij te slepen. Nu de zaak zo
staat, kun je er niet meer onder uit! Je
moet morqenavond komen én spreken,
John!
„Man, wees wijzer!" reageerde de make
laar. „Je weet Dest, aat zoiets me hele
maal niet ligt! je weet best, dat ik hele
maal niet zo godsdienstig en rijn ben. Nee,
vrindje, zo sla je me niet aan de haak! Ik
zou aaar, in die kring, een modderfiguur
slaan. Zoek een ander of doe het zelf!"
„Geen sprake van, Johnnie. Ik zie hierin
auiaeiijk Gods leiding met jou. We hebben
al zo vaak over deze dingen met elkaar
gesproken; hoe vaak heb ik er bij je op
aangedrongen, dat je tot innerlijke door
braak en beslissing moet komen. Je staat
nu op een kritisch punt van je leven. Je
moet over de goede wissel heen. God stelt
je voor de beslissing op een heel onver
wachte en merkwaardige manier!"
„Maar Georgie, dat wordt me toch te gek!
ik ben helemaal zon type niet. Ik duik
niet zo diep in de christelijkheid. Ik ben
niet zo geestelijk ingesteld als jij."
„Onzin, John! Jij noemt je toch een chris
tenmens! Je bent zelfs kerkvoogd. Nee,
zeur nou niet, dat jouw baantje in de kerk
alleen met het beheer te maken heelt!
Je bent tenslotte ook LID van de kerk. Je
hebt geloofsbelijdenis gedaan. Je moet
daarmede nu maar eens in het open
baar voor het front komen. Deze zaak
schijnt toevallig, maar ik zie ze als LEI
DING Je komt er niet onder uit. God roept
je er toe!"
Toen werd MacLure honderd procent boos
en hij snauwde, glashard: „Nou ben ik het
zat! Wat denk jij, dat ik me op zo'n manier
in jouw vrome zaakjes laat lokken? Zorg
maar, dat je voor morgenavond iemand
engageert of doe het anders zelf! Dit is
uitgekookt jouw affaire. Af! Uit!"
„En ik zeg je: het is niet mijn zaak, maar
Gods Zaak en. de vrind bemerkte, dat
hij geen gehoor meer had. John had hem
de haak gegeven. Na dit alleronaange
naamst gesprek voelde John zijn prettige
zaterdagavond geheel bedorven. Hij had 'n
wrange smaak in de mond en een wrang
gevoel in zijn hoofd. Hij kon van dat ge
sprek, van die zaak, niet loskomen. Hij
kreeg het er benauwd van. In zijn binnen
ste hart zei een stem: „John, jij kunt van
MIJ niet loskomen!"
Een uur later belde hij zijn vriend weer op.
„George, ben je daar? Ik kan die zaak
niet kwijt! Zou God mij werkelijk op deze
vreemde manier er toe willen brengen,
om mij over te geven?"
Hij stopte. Geen antwoord. Aan de andere
kant van de lijn stond zijn vriend te wach
ten. Gedurende pijnlijk-lange seconden,
gedurende een eeuwenlange minuut zei
geen van beiden iets. Toen:
„Georgie, ben je daar nog?"
„Ja, John, en ik wacht op je antwoord aan
God".
„Dat heb ik al gegeven. Ik zal het doen."
„God zij gedankt en geprezen, John!"
Die zondagavond zat de stadsgehoorzaal
al stampvol. In allerlei kringen in Glasgow
had men de vorige avond met onverholen
verbazing gelezen, dat MacLure als evan
gelist zou optreden. Reuze-mop! Ongeloof
lijk! Die mondaine figuur Nou ja, kerk
voogd, maar dat is nog niet hemel propa
gandist! Allen waren dolbenieuwd, wat
die fameuze dandy er van zou maken.
Toen hij op het podium verscheen, was de
stilte in de zaal hoorbaar.
John MacLure begon, diep-eenvoudig, het
relaas te vertellen van wat hem was over
komen en hoe, door twee vergissingen en
één verzuim, zijn naam als spreker in de
krant was gekomen.
„Wel, vrienden, ik heb in deze „toevallig
heden" Gods leiding leren zien. Ik ging
mijn eigen weg, maar God heeft mij ge
strikt. Ik heb Zijn stem in mijn binnenste
gehoord. Ik heb me aan Hem overgegeven.
Ik wil, dat door Zijn genade in onze Heer
en Heiland, ook in mijn verdere leven
blijven doen. Horen en ge-hoor-zamen! Ik
was tot nu toe kerkganger, zelfs kerk
voogd, maar het zat bij mij alles aan de
buitenkant. Lege vorm! Gods Geest heeft
nu mijn hart en leven gevuld met het aller
hoogste goed. Hallelujah! Hij heeft mij, op
deze simpele manier, naar de grote twee
sprong geduwd en tot een beslissing ge
dwongen. Ik heb de goede keuze gedaan.
Ik wil Hém toebehoren en Hém volgen,
door Wie God mij geroepen heeft, in Wie
God Zelf in de wereld gekomen is, om
zondaren te redden, om holle levens, zo
als dat van mij er een was, met Zijn heil te
vervullen en te richten op het ware le
vensdoel: God in woord en daad te ver
heerlijken!"
Nog vele jaren heeft deze Makelaar de
Zaak van Christus moge dienen met volle
energie, volle overgave en toewijding, tot
zegen van velen in zijn woonstad.
Na dit verhaal heerste er stilte in ons
huiselijk kringetje. In ons hart zong er zo
iets van: „Komt allen, ziet Gods wijze we
gen.
Per 1 mei '56 ging ik met emeritaat; moest
ik gaan. In het desbetreffend artikel van
de Kerkorde staat, dat men het, als de tijd
daar is, KAN aanvragen (Ie alinea). Dan
volgt: Als men het niet aanvraagt, krijgt
men het ambtelijk thuisgestuurd (2e ali
nea). in de kerk zegt men nog al eens met
twee zinnen, wat gevoeglijk in éen zin af
kan. ben der grote Maatschappijen bood,
bij wijze van afscheidsgroet, mijn tegen
woordige echtgenote en mij een gratis
retour naar Amerika aan. Zo konden wij
mijn zoon Henk, in Kalamazoo (Michigan)
gaan bezoeken. Op de terugreis stapte
mijn vriend Dixon (in St. Thomas) in de
trein en reisde met ons naar Buffalo. De
volgende dag gingen we naar de Niagara
Falls en vierden aldus zijn 78e verjaardag.
Zijn voorbede en zijn zegen, gedaan en ge
geven in de stationshal, blijven ons onver
getelijk.
Zomer vorig jaar hertrouwde hij. Hij had
in een zendelinge, die veertig jaren in
China het Evangelie had gediend, een
vriendelijke verzorgster gevonden. Zijn
plan was, om nog eenmaal, na zijn 80e
verjaardag, „the old country", zijn vader
land te bezoeken en dan een week bij ons
te komen. De Here God had een ander
plan voor hem opgesteld. Juist, toen die
beiden op t punt stonden te vertrekken,
werd liij opgeroepen en bevorderd tot
heerlijkheid.
Deze broeder, die tot op het laatst toe
vacante gemeenten had bediend, was een
echte nachtegaal in de kerktuin. Ik zeg dit
zo, denkend aan wat hij mij eens schreef
over een kerstpreek, die hij in zijn ge
meente in Quebec had gehouden. Hij had
daarin verhaald van een Frans edelman,
jaren geleden, die Parijs bezocht. Op
zekere avond zat hij op een bank in een
der stadsparken verrukt te luisteren naar
de zang der nachtegalen. Hij vroeg zich af,
waarom in het wijde park en in de bossen
van zijn afgelegen landgoed in Zuid-Frank
rijk geen enkele nachtegaal ooit zijn liefe
lijke trillers deed horen? Thuisgekomen,
ontdekte hij de oorzaak. Zijn park en zijn
bossen krioelden van roofvogels, krijsende
havikken en krassende uilen. Daarom zet
te hij zijn jachtopzieners er toe, om die
roofvogels te doden en de uilen te ver
jagen. Het resultaat werd, dat hij na enige
tijd, tot zijn blijde verrassing, op zekere
avond een eenzame nachtegaal hoorde
zingen. De volgende avond waren er al
andere zangers bij gekomen en het duur
de niet lang, of in park en bossen klonk,
avond aan avond, een schoon nachtegalen
koor, alles door elkaar heen en toch vol
wonderlijke harmonie.
De prediker zei toen: Als onze levenstuin
vol roofvogels van begeerlijkheid, eer
zucht, jaloersheid en wellust is, is er voor
het lied van de Vredevorst geen plaats.
Hij liet zijn gemeente daarop dat bekende
kerklied aanheffen over Christus, die zijn
troon verliet en op aarde kwam, om on-
zentwil; maar er was hier geen plaats
voor Hem. Het refrein van dat lied luidt:
„O come to my heart, Lord Jesus,
There is room in my heart for Thee".
De redactie verzocht mij iets te schrijven
voor het Kerstnummer van onze Badbode.
Deed ik er goed aan, om deze herinnerin
gen op te halen? Beschouw dit stukje als
een simpel „kerstkransje"! Moge dat lied
een echo wekken in uw binnenste:
O, kom in mijn hart, Here Jezus!
Er is plaats in mijn hart voor U
L. D. Terlaak Poot.