lÉ0fo'
CALLAN
m
Zaterdag 21 december 1963*
Bf
Redaktie: Mevr. C. H. KLOOSTEROER - ISAKSSON, Zeeweg 12 - Telefoon 02248-323
Administratie en abonnementen: J. VOS - p/a V.V.V.-kantoor - Telefoon 02248-338
Uitgave: Vereniging voor Vreemdelingen Verkeer - CALLANTSOOG
Druk: Fa. K. VAN LOENEN Zn. - Schagerbrug - Tel. 02247-272
Winter in Callantsoog. 3e prijs fotowedstrijd 1963.
Er is geen souffleur»
Jan Wevers woonde met zijn ouders op een
boerderij even buiten het dorp.
De meester van Jan zei altijd tegen Wevers
op de Kerkeraadsvergaderingen„Wevers,
die zoon van jou, daar zal je nog eens ple
zier van beleven, zoals die leren kan".
Wevers glunderde maar eens en dacht, dat
kan hem later op de boerderij best van pas
komen. Maar meester was iets heel anders
van plan met Jan Wevers. Die moest met
de zoon van dominee Burger naar het Gym
nasium, 't was zonde als die jongen zijn hele
leven op de boerderij moest werken.
Meester bereidde Wevers langzaam maar
zeker voor op de, wat hij noemde, grote
aanval. Er moest toch iets zijn dat op het
eergevoel van die boer werkte.
En op een avond stapte meester naar de
boerderij. „Wevers, ik wou wel ens met je
praten over Jan." Meester en Wevers gin
gen naar de mooie kamer, waar de familie
eigenlijk alleen met Kerstmis een paar uur
tjes doorbracht. „Wevers", zei meester, „ik
had zo gedacht, die Jan kan zo goed leren,
daar steekt een goede dominee of advocaat
in. Je moest die jongen een kans geven, laat
hem met Wim Burger naar de stad op school
gaan. Je zult er later beslist geen berouw
van hebben. Die vliegt 't Gymnasium door
en voor je het weet heb je een zoon, die
dominee is". Meester had goed geschoten.
Boer Wevers was helemaal onder de indruk,
zijn Jan op een preekstoel, 't was te mooi
om waar te zijn. „Zou ons Jan dat wel kenne,
meester, ja we zijn toch maar eenvoudige
mensen, betalen kan ik zo'n studie wel, daar
gaat het niet om, maar ieder in zijn soort,
begrijpt meester wat ik bedoel.
Dominee worren kan toch niet iedereen.
Neem nou bevoorbeeld, die jongen van de
dokter, die is hier niet vandaan te slaan,
ieder vrij uur is ie bij de jongens op de
boerderij.
Maar dokter zou 'm toch ook geen boer laten
worren?" „Ja Wevers, dat weet ik wel, maar
man de apostelen waren toch ook maar
eenvoudige vissers. Je zou het toch altijd met
Jan kunnen proberen, gaat het niet, dan kan
je 'm altijd nog boer laten worden".
„Nou, as meester dan denkt dat het kan,
ja dan moest het toch maar. Meester moet
wel bedenken dat 't alleen is om dominee
te worren, gaat dat niet, dan kom ons Jan
op de plaats"..
En zo gebeurde het dat Jan met Wim
Burger naar de stad op school ging. Na
enige tijd bleek wel dat meester gelijk kreeg.
Ook in de stad was Jan de beste van de
klas. Het leren ging spelenderwijs. Voor de
schoolavonden werd al spoedig een beroep
op Jan gedaanvoordragen, ja zelfs toneel
spelen. Ja, dacht vader dan, 't is dat de zoon
van dominee ook gaat, maar met dat ko
medie gedoe heb ik toch eigenlijk niets op.
Voor Jan daarentegen ging een geheel an
dere wereld open. Dat was wat voor hem.
Hij wist na die avonden precies wat hij zou
worden, hij ging bij het toneel. Thuis praatte
hij nooit over die dingen, vader zou het be
slist niet willen hebben, daarvan was hij bij
voorbaat wel overtuigd.
Als hij het examen achter de rug had,
moesten er nog wel harde noten gekraakt
worden, maar doorgaan deed hij zeker,
't Leven in de stad was zo heel anders als
op het dorp. Wim vond dat ook. Ze
gingen natuurlijk zondags met vader en
moeder naar de kerk, maar als je dan be
dacht wat een prachtige stukken geschreven
waren, waar je in de kerk nooit van hoor
de, dan begon je toch wel eens te twijfelen
of dat kerkgaan nu zo belangrijk was. In
ieder geval vertelden ze er precies de zelfde
dingen als 10 jaar geleden. Wim Burger
zei laatst dat zijn vader razend werd, toen
hij er terloops op zinspeelde, dat de preken
altijd op het zelfde neer kwamen. Dus van
die zijde was ook geen verbetering te ver
wachten. Maar het eindexamen zou én Wim
én Jan de kans geven.
Ze vonden er wel wat op.
Jaren verstreken, Jan en Wim waren nu de
heren Wevers en Burger, de één werd een
beroemd toneelspeler, de ander een even be
roemd beeldhouwer. Ze waren nog altijd
met elkaar bevriend. Beiden hadden heel
moeilijke jaren gekend.
De ouders van Jan waren gestorven, zonder
dat Jan afscheid van hun had kunnen nemen.
Zij wilden niets met die jongen van doen
hebben. Een, die bij de komedie was, en
bovendien één die de zoon van de dominee
ook nog in 't verderf had gestort. Nee, het
was vreselijk. Ook de ouders van Wim
wilden geen enkel kontakt met hun zoon,
de kunstenaar en zijn vriend, die komedie
speler.
Misschien hadden ze juut door die moeilijke
beginjaren de top bereikt, want aan de top
waren ze gekomen. Jan had een streng e
maar goede leermeester gehad.
En altijd hij als een nieuw stuk instudeerde en
met enkele pasages niet zo goed overweg
kon, vroeg hij om raad bij de heer Ronge,
direkteur van de toneelschool.
In die suksesvolle dagen dreigden velen besmet
te worden met de Spaanse griep, een ziekte,
die veel slachtoffers eiste. Ook Jan werd
ziek, heel ernstig, de dokter vreesde het ergste.
Praten kon hij bijna niet meer, zijn adem
werd stotend. Zelf is hij ervan overtuigd, dat
de enige die hem nog helpen kan, zijn toneel
leermeester is. Met veel moeite komt men
te weten wat Jan wil. Men krijgt weer
enige hoop. Zou het mogelijk zijn?
Ronge komt, nog niet te laat. Jan, jongen
wat is er. Bid voor me ave Maria
onzeVader. Ronge weet niet wat hij ervan
moet denken. Steeds weer zegt Jan .vader,
meer kan hij niet zeggen Dan moet Ronge
de troostloze woorden spreken: maar Jan er
is hier geen souffleur. En het laatse wat men
van Jan hoorde was vader
Ook nu nog vragen de mensen om onze hulp,
om troost, om gebed.
O ja, we leven mee met ziekte, geboorte
en dood. We hebben vrienden, die we troost
brengen. We bidden 't Onze Vader of Ave
Maria, maar denkenwat zou de T. V. ons
vanavond weer brengen?
Moeten ook wij niet een souffleur hebben,
die ons worden van troost, holle frasen, in
fluistert. Zijn onze gevoelens nog zo zuiver,
dat wij de daadwerkelijke troost kunnen
brengen aan hen, die er behoefte aan heb
ben? Laten wij onze kaarsen nog weieens
branden
De oude stal.
De oude stal was kil van vocht
En angstig in lantarenschijn -
Maria, na de lange tocht.
Was bleek van moeheid en van pijn.
Zij rustte op het harde stro
En droeg een glimlach wonderbaar
En merkte jozefs liefde no,
Onhandig zorgend voor haar.
Maar aan de hemel ging een ster
En dreven zangen op de wind,
Want langzaam kwamen van heel ver
Drie wijzen om een kind.
Zo, in de armoe onzer ziel,
Zijt Gij geboren onverwacht,
En 't licht, dat rond Uw hoofdjen viel,
Staat als een ster in onze nacht.
„Kerstmis 1963'\
Ook dit jaar zullen wij weer graag alle zieke
en eenzame Callantsogers een kerstgroet bren
gen. Wilt U ook hieraan met ons meedoen
Wij zouden Uw medewer-
king zeer op prijs stellen. U
kunt uw gaven daarvoor, in
geld of natura, doen toeko-
H men aan het bestuur van de
IJ^hI Ned. Herv. Vrouwenvereen.
4T1 alhier. Mocht U er de voor-
lZ| keur aan geven te gireren,
dan kunt U dit doen op giro
no, 451643, t.n.v. de Ned.
Herv. Kerk, alhier.
Sssumi
98880
V3P
m
mféZa
Sms