CALLANTSOOG Red. - advertentieMevr. C. H. KLOOSTERBOER - ISAKSSON, Zeeweg 12 - Tel. 0 2248 - 323- Abonnementen: V.V.V.-kantoor - Telefoon 0 2248-338. Uitgave: Vereniging voor Vreemdelingenverkeer - CALLANTSOOG. Dinsdag 21 december 1965 Druk: Fa. K. VAN LOENEN Zn. - Schagerbrug - Tel. 02247-272. invloed van de geesten, die speciaal in de Kerstnacht ronddoolden. Een ander ver telde, dat het volksgeloof wilde, dat het middagmaal op de Kerstdagen, Nieuw jaarsdag en Driekoningen in de familie kring gebruikt moest worden. Ontbreekt er een, dan sterft in 't komende jaar iemand uit zijn familie. Er werd gelachen en gedronken. Enkele dagen later was het Kerstmis. Rid ders en knechten, boeren en landsheren, zij allen kwamen samen in de slotkapel voor de Heilige Kerst Mis. Stefan, Fjodor en nog enkele ander vrien den waren in de toren geklommen, waar zij door een klein gat in de kapel konden kijken. Zonder echter enige aandacht te wijden aan de plechtige Nachtmis speel den zij kaart met al de hartstocht die het spel bij hen opriep. Plotseling luidde de gebedsklok. Juist moest Stefan uitspelen, hij aarzelde even. De anderen riepen, „kerel, jij moet". Maar Stefan gooide de kaarten op tafel, met 'n angstig gezicht. „Onze lieve Heer komt voorbij", duisterde hij. Fjodor, die zijn vriend goed meende te kennen, schaterde het uit. „Onze lieve Heer, nou, die is goed. Vooruit, ik speel wel". Maar toen kwam de duivel langs, hij pakte Fjodor bij de haren en smeet hem met tafel en al door het torengat. Stefan was verbijsterd, hij herinnerde zich de andere verhalen, bedacht zich geen ogenblik, rende weg alsof de duivel ook hem op de hielen zat en vertrok naar vadertje Flavius. Dagen lang reed hij door de sneeuw of trok te voet verder. De tocht was zwaar en eenzaam zonder Fjodor Diezelfde Kerstmis heerste er in de win- terresidentie van Vorst Flavius geen op gewekte stemming, geen vrolijke drukte. Integendeel, de medicijnmannen liepen af en aan. Voor het leven van Flavius werd gevreesd. Judith, haar man en kinderen, waren al ruim een week bij Jevva. Steeds trachtten zij zoveel mogelijk behulpzaam te zijn. Maar. het ontbrak ook hun aan kracht om Jevva in haar grote verdriet te troosten. Enkele dagen na Nieuwjaar werd er op een avond op de grote deur geklopt. De lakei kwam vertellen dat er een vreemde ling was, die vroeg om binnen gelaten te mogen worden, ook vroeg hij naar Judith, De man, die vreselijk vermoeid leek, ken de Judith niet. Toch ergens had hij iets vagelijks bekends, vooral zijn ogen, maar die allerzotste kledij had ze nog nooit gezien. „Judith, ken je me niet meer. Ik ben Feiiks Stefanowitz, je broedertje. Laat me bin nen Judith, vertel me van vadertje". Judith, eerst sprakeloos, vertelde met hor ten en stoten, hoe alles bij hen gegaan was, van moeder, die zoveel verdriet had om hem, Feiiks Stefan, van vadertje, die zo ziek was. „Hij was", zo zei Judith, „mis schien nog net op tijd om zijn vaders' zegen te ontvangen". Feiiks Stefan mocht binnen komen bij zijn vader, die, o wonder, hem in zijn pot sierlijke dracht direct herkende. Naarmate de uren verstreken knapte de oude Flavius zienderogen op. En Feiiks Stefano. De angstaanjagende verhalen uit het Wip pertal waren vergeten. Was het droom of werkelijkheid? Wat deed het er toe. Feiiks had zijn les geleerd. Hij kwam weer geluk brengen, nu aan twee oude mensen,, moedertje Jevva en vadertje Flavius. Een zoon werd hun gegeven. De pacht- en vrije boeren, de houtvesters en houthakkers, de „dode zielen" (een soort slaven) zij allen hadden geen enkele reden tot klagen. Hun vorst was wijd en zijd bemind. Toch. nadat er verscheidene jaren ver streken waren, leek het aantal gasten op de burcht enigszins te verminderen, trouwe vrienden van de vorst bleven weg of be kortten hun vakantie. Flavius was niet meer zo vrolijk als vroeger, de stralende bruine ogen van Jevva stonden star Beiden, zowel Flavius als Jevva, gingen gebukt onder het verdriet van het uit blijven van een stamhouder. Eerst na verloop van vele jaren brak eindelijk de zon weer door. Er werd een zoon geboren, die de brede schouders van Flavius, de stralende bruine ogen van Jevva had. De vreugde van het vorsten paar over zoveel geluk kende geen gren zen. De vorst liet elk van de onderdanen in de vreugde delen. Voor allen was het feest, want nu was de erfgenaam geboren, hij die uitverkoren was om geluk te brengen. De kleine Feiiks Stefanowitz groeide voorspoedig op. Het was een bijzonder lief kereltje, dat aller harten stal door zijn vrolijke natuur. Met ongeveer 6 jaar werd een huisleraar voor hem gezocht, die hem het eerste onderwijs zou geven. Er was geen enkele moeilijkheid. Feiiks Stefan bleek een pienter joch te zijn, die trouw de lessen volgde. Zijn vader en moeder waren trots op hem, verafgoodden hem. Toch bleef 't jongetje ogenschijnlijk on beroerd onder de verwennerij. Hij had vele vriendjes, was zeer populair en bleek volgens Flavius reeds op jeugdige leeftijd over leiderscapaciteiten te beschikken. Feiiks werd ouder en toen hij ongeveer 14 jaar was, kwam er een einde aan de lessen bij de huisleraar. Hij ging naar het verre Petersburg om zijn studie af te ma ken en zich voor te bereiden op de taak, die hem wachtte. In de vakantie, thuis op de burcht, was er nog wel tijd voor genoegens, maar ook de plichten begonnen een woordje mee te spreken. De gasten moesten ontvangen worden, de jaarmarkt werd bezocht, enz. De omgang met de vrienden op het land goed werd wat stroever, „maar", zo dacht vadertje Flavius, „dat is beter ook. Over een tiental jaren moet Feiiks Stefan het landgoed beheren en de mensen zijn niet meer zoals in mijn tijd. Ze moeten nu eerst geleerd worden ontzag te hebben voor hun landheer. Dat was vroeger anders, toen werd het ze met de paplepel inge geven." Feiiks Stefan zal een jaar of drie, vier in Petersburg geweest zijn, toen er op een dag bericht kwam voor Flavius, dat zijn zoon Feiiks Stefan Stefanowitz sinds ge ruime tijd de lessen niet gevolgd had. Vorst Flavius liet stad en land afzoeken, maar tevergeefs. Feiiks Stefan bleef weg en ook het geluk van Flavius en Jevva scheen voorgoed voorbij. Wel had de lief tallige Judith, die inmiddels gehuwd was, een zoon gekregen, maar wat kon een kleinkind vergoeden bij zo'n groot ver driet, als Flavius en Jevva leden om hun Feiiks Stefan. Na maanden kwam er bericht. Stefan, zoals hij zich nu noemde, schreef dat hij de wijde wereld ingetrokken was. Hij had schoon genoeg van 't gezeur van zijn vader en het gejammer van zijn moeder. Ze zwierven door heel Europa en op hun tochten kwamen ze ook door het Wippertal. Het was daar volop winter. Ze besloten dus eerst een winterkostuum te laten maken, zoals de landslieden het daar droegen, de hoed met de grote pluimen werd eveneens besteld. Door hun reiservaring en hun verhalen hadden ze spoedig een groot aantal toe hoorders. Ze werden her en der uitgeno digd. Fjodor en Stefan vertelden over het verre Rusland, over zeden en gewoonten, over de volkssagen en legenden, de leu gen en waarheid ging bij zulke verhalen vaak hand in hand. Ook bij de vrienden kwamen de tongen los. Ja, zo zou volgens de legende een Wippertaler nooit in de Kerstnacht van huis gaan, alvorens niet drie keer een rozenkrans gebeden te hebben. Men was dan immuun voor de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Badbode voor Callantsoog | 1965 | | pagina 1