ü&erst- fe# m donderdag 19 december Red.: Mevr. C.H. KLOOSTERBOER-ISAKSSON, Zeeweg 12 - Tel. 02248-1323 Uitgave: Vereniging voor Vreemdelingenverkeer Bad Callantsoog, Jewelweg 8. VERHUUR en ABONNEMENTEN: VVV kantoor - Telefoon 02248-1541 Druk: Fa. K. van Loenen en Zn., Schagerbrug - Telefoon02247-272 j Wat voor nut heeft het Dit is de geschiedenis van Simeon, de aartsvader die vroom naar de wet leefde. De voorvader van de velen die hun einde vonden in de ghetto's en pogroms in War- chau en New Yorlk, in Moskou en Wenen, in Rio en Johannesburg, de vader van de velen, die geleerd hebben met blote han den te vechten tegen machinegeweren. Simeon de vader van allen die zich afvra gen wat voor nut het heeft een rechtvaar dige te zijn als er toch niets verandert. De oude Simeon zit voor zijn deur. Zijn doffe ogen staren in de verte, zijn handen rusten in zijn schoot. De negotie staat links en rechts van hem. Er komt niemand meer iets kopen. Oude Simeon kent men niet meer, het is een vreemde geworden. Vroeger was dat anders. Toen was hij een gezien man. De grote wereldvraagstukken over oorlog en vrede bespraken ze met hem omdat hij tot de diepte wist door te dringen met een schertsend antwoord. Oorlog maken de mensen, nou en van men sen moet je niet meer verwachten dan dat ze mensen zijn en dat is niet zo veel. De dingen komen zoals ze beschreven staan en over 100 jaar zijn we allemaal dood Kwam het onderwerp joden ter sprake dan kwam het stereotiepe antwoord. Ja, ik ben een jood en daar ben ik blij mee, was ik er niet blij mee dan bleef ik toch een jood, dus kan ik er maar beter blij mee zijn. Simeon was een wijs mens, een ziener. Maar nu is dat anders. Het komt van de oorlog, zeggen ze. Simeon heeft ze alle maal zien gaan. Zelf is hij teruggekeerd, maar zijn geest is er gebleven, bij zijn Ju- dith en Mordechai, David en Rosalie, Si meon denkt altijd aan zijn mensen. Zotte Simeon noemen ze hem nu. Simeon is niet gek, hij leeft alleen met het verleden, met allen die hij vroeger gekend heeft. Hij mompelt in zichzelf tegen zijn kindskind, dat hij naast zich ziet staan Dat kleine jodenjongetje met de gitzwar te krulletjes. Dan komt het over hem, zo als het vroeger plaats vond. Het begint met een fikse woordenwisse ling voor het naar bed gaan. Davy, het kind, kruipt dan als een klein angstig diertje onder de deken. En dan dan komt Simeon, de voorvader, zijn hand glijdt over de dekens omhoog langs de nek van het kindskind. „Vrede zij met je - Vrede tot in eeuwig heid". Simeon's hand blijft op de dekens rusten, daar waar Davy's kruHebol is en de wijze lessen beginnen. Mijn zoon, de dood van een rechtvaardige verandert niets aan de dingen. Achter het lijden hoef je niet aan te lopen, het komt vanzelf wel, zonder dat je het zoekt. En luister nou eens goed naar mij, zegt Simeon na een stilte, zet allebei je oren goed open. Als een mens in eenzaamheid verdriet en pijn heeft, dan is het wel duide lijk dat zijn leed bij hem blijft. Maar als een ander met hem praat en zegt mijn broeder heb je pijn, dan neemt die ander de Dijn in zijn ogen op. Tot zover ging het altijd goed, maar dan kwam er een aarze ling over de oude Simeon. Was zijn kindskind er eigenlijk nog wel? De oude man staart een hele tijd in de verte, zo ging het, zo gaat het, zo zal het altijd blijven. Tot Davy vraagt, maar als die man nou eens blind is, kan hij het ver driet dan ook opnemen? Dat is geen pro bleem, dan neemt hij het met ziin oren op en als hij doof is, kan hij het altijd nog met zijn handen wegnemen. En als hij niet meer kan zien, en niet meer kan horen, en niet meer kan voelen, dan raadt hij het. Dat is 'het wat een recht vaardige kan en moet zijn. Hij begrijpt alle leed van de wereld en neemt het op in zijn hart. Wat heeft dat dan voor zin, grootva der, als hij het in zijn hart opneemt, daar verandert toch niets door? Voor Jaweh wel mijn zoon -dan is het ge sprek uit- onherroepelijk. Simeon brengt de negotie in huis, sluit de deur zegt de gebeden en hoopt op het won der dat de rechtvaardige het Kind terug brengen zal. De jaren verstrijken, Simeon wordt ouder en ouder, maar Davy, het kind waarop hij wacht, komt niet. Dat maakt Simeon verdrietig, hij lijkt nog meer in zichzelf gekeerd, droefheid en een zaamheid omringen hem. En dan.op een dag komt de nostbode. Simeon droomt zijn dromen, hij hoort noch ziet de postbode. Deze blijft aandringen, een zekere opwinding vervult hem. Er moet iets bijzonders zijn. Een brief uit Israël voor Simeon, dat moet toch van een verre bloedverwant zijn. Wie zou Simeon anders nog schrijven? De postbode wacht geduldig tot Simeon met zijn geest weer op aarde teruggekeerd is. Dan laat hij de brief met de vreemde postzegel zien. Simeon begroot het niet erg.wie zou hem een brief schrijven? De postbode be gaan met het lot van de oude man en mis schien ook wel enigszins nieuwsgierig, stelt voor de brief voor te lezen. In half Jiddisch - half Hollands komt het verhaal van de kleine Davy, die het ghetto en de hel overleefd heeft. Hij is duizendmaal gestorven, maar hij leeft.... hij leeft in het beloofde l'and, waar de vrome joden in het nabije ster vensuur de stenen van de oude tempel muur betreden. Het wonder is geschied. Het kindskind komt naar Holland, naar hem Simeon de jood. Simeon's geest keert terug uit de ghetto's en de hel, uit Johannesburg, uit Rio. Hij wordt weer de Simeon van wel eer. Jaweh zorgt voor de rechtvaardige en vrome van geest. Gezegend zij hij. Simeon moet alles regelen. Zal zijn kinds kind hier komen temidden van de negotie, die hij nooit verkoopt. Er moet wat ge beuren. Het huis, de meubelen moeten op geknapt worden. Simeon krijgt het druk met het regelen van de vele kleine en gro te zaken voor de komst van zijn kind. Er moet gekookt, gebakken en gebraden worden, mergtaarten en boterkoeken, pan nen soep, gebakken vis moet in het zuur gelegd worden. De kristallen karaffen met fonkelende wijn, de tinnen schalen met noten, blauwe en witte druiven, de kreeft en het gevogelte, alles moet klaar. De grote dag breekt aan. De constellation van de El-Al landt op Schiphol met de geëmigreerden, die hun geboortegrond nog één keer willen zien, ook Davy is er bij. Simeon staat met breed gerande zwarte hoed, gekleed in kaftan te wachten op het bordes. Ben ik gelukkig met zo'n kind. Zo zie je, als je je kind maar een goede opvoeding geeft. God heeft me wel ver wend. De vrome lessen hebben hun Uit werking gehad. Jaweh zorgt voor ons, ge prezen zij zijn naam. Het lijkt een eeuwigheid te duren voor ze elkaar omarmen, de vader en het kind, de oude Simeon en de kleine volwassen Davy, die nu met zijn vrouw en zoontje in Hol land is. Ze 'hebben elkaar veel te zeggen, heel veel, maar ze zwijgen. In de ogen staat alle leed geschreven, alles wat een rechtvaardige moet doormaken voor hij het Licht van het Kind aanschouwen kan. Aan Casper en Balthazar. Gaat gij getweeën maar op reis. Ik vecht het hier eerst uit. Mijn zwarte volk werd smartelijk wijs en is niet langer buit. Waar ook de blanke man zijn voet neerzette, schoot hij neer. Daar baande hij zijn weg door bloed en dat weet God de Heer. Mijn zwarte volk heeft het geduld, het werd door leed gestaald. Drie eeuwen blanke heersersschuld wordt eindelijk betaald. Een zwarte huid bergt ook een ziel die bloei wil tot Gods eer. Maar bloesem sterft onder een hiel en dat weet God de Heer. Nu gaat gij op naar Bethlehem, nu volgt gij weer de ster. Het vredeslied der engelenstem hoor ik toch wel van ver. Maar eerst zal hier een vriiheid staan aleer ik wederkeer om samen met U oo te gaan en dat weet God de Heer. En als gij 't Kind vindt in het Licht en knielend tot Hem spreekt, zegt dan waarom het aangezicht van Melchior ontbreekt. De derde Wijze kon dit jaar niet komen „van so veer" Dat weet gij Casper. Balthazar, en dat weet God de Heer. Uit: Kerstbrief van Melchior, van Jan H. de Groot.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Badbode voor Callantsoog | 1974 | | pagina 1