Uitgave: Vereniging voor Vreemdelingenverkeer Bad Callantsoog, Jewelweg 8, tel. 1541 VERHUUR en ABONNEMENTEN: VVV kantoor - Tel. 02248-1541
Red.: Mevr. C. H. KLOOSTERBOER - ISAKSSON, Prévinaireweg 4A-Tel. 02248-1323 Druk: PLUKKER, SCHAGEN Telefoon 02240-3034
Callantsoog anno 1905
Alles heeft zijn tijd.
We kunnen er niet om heen. Het wordt weer
Kerstmis en Oud- en Nieuwjaar. Voor velen
blijde dagen vol feestvreugde. Van heinde en
verre komen kinderen en kleinkinderen thuis
Kerstmis vieren. Een fijne familieband in
een kerstsfeer vol licht en blijheid.
Anderen, de eenzamen, de gescheiden man
of vrouw, de weduwen en weduwnaren, de
treurenden zien als een berg tegen deze feest
dagen op. De zieken zien geen uitkomst
meer, ze raken verstart en zijn de wanhoop
ten prooi. Buiten onze grenzen leven de ver
drukten, de verdoolden, de vluchtelingen.
Voor hen is er geen Kerstmis. Zij weten niet
waarheen te gaan. De kinderen lijden hon
ger, zijn in het gunstigste geval zwaar onder
voed. En kunnen zij dan een prettig kerst
feest vieren, het feest van vrede en licht, in
mensen een welbehagen?
De laatste tien tot vijftien jaar komen er ge
regeld boeken uit, die betrekking hebben op
eenzaamheid, ziekte, dood, begeleiding van
probleemmensen, vluchtelingen-vraagstuk
ken.
Er is vooral een tendens merkbaar die de
aandacht vestigt op het leven na de dood. De
moderne mens tracht zich vast te bijten in
het niet willen afstaan van het dierbare bezit.
Terwijl de kerken in veel gevallen leeg staan,
het kerkbezoek minder wordt, tracht men
via het occulte houvast te krijgen.
We worden bedolven onder lectuur als:
„Het laatste stadium van innerlijke groei,
Leven na dit leven, Is doodgaan beter wor
den?, Kom niet aan mijn verdriet" en vele
andere titels.
Op zichzelf boeken die de moeite waard zijn
om te lezen. Alleen vragen we ons af of de
gene, die geconfronteerd wordt met schei
ding, ziekte of dood wel zo'n behoefte heeft
om te gaan lezen. Een bezwaar dat wij per
soonlijk tegen dergelijke lektuur hebben, is
dat er over het algemeen vrij oppervlakkig
wordt omgegaan met hetgeen iemand op een
moment van verbijstering, van uitputtende
honger, van woede, van wanhoop, diep
raakt.
Er is weinig verbeeldingskracht voor nodig
om te beseffen, dat gevoelens bij ziekte en
pijn, bij honger en vluchten niet te bevatten
zijn voor hen die het niet mee gemaakt heb
ben.
In het lied van Jezus was een visser komt dat
vooral tot uitdrukking. Hij zei dat als men
blijft geloven, de zwaarste steen niet kan zin
ken, maar hoe Hij heeft geleden, dat weet al
leen die visser, wiens lichaam werd gebroken
aan het kruis.
Troost kan in veel gevallen nauwelijks gege
ven worden. Laten we maar stil bij elkaar
zitten, is vaak de beste manier om medeleven
te tonen. De mens zelf moet het doen, hij
moet zich openstellen voor het goede dat ge
bleven is. Maar juist dat is zo moeilijk als de
vertwijfeling, de pijn, het verdriet, de hon
ger, het denken en doen in beslag neemt.
Wij mensen staan er niet bij stil dat het leven
begint bij de geboorte en eindigt met de
dood. De tussenfase, het leven moeten we
zelf maken en is de een langer en beter toebe
deeld dan de ander. Zodra ons persoonlijk
iets overkomt, dat we graag anders gewild
hadden, denken we als er een God, een Al
macht of Iets is, die de wereld bestuurt, had
die er dan niet voor kunnen zorgen dat het
leven voor ziekte, honger of dood gespaard
bleef?
Maar zoals in de Bijbel staat heeft alles zijn
uur en ieder ding onder de hemel zijn tijd. Er
is een tijd om te baren en een tijd om te ster
ven, er is een tijd om te wenen en een tijd om
te lachen, een tijd om te zaaien en een tijd
om te oogsten. Dat moet een troost voor ve
len zijn: na de donkere dagen zal de blijd
schap weer komen. Het is in de natuur te
zien. In de herfst verdort het gras, de bloem
verwelkt om zich in de lente weer te ont-
knoppen en in de zomer tot bloei te komen.
Zo is het ook met het mensengeslacht van
vroeger en nu.
In de Nederlandse literatuur hebben ver
scheidene dichters zich daarmee beziggehou
den. We denken aan het middeleeuwse ge
dicht: „Egidius, waer bestu bleven" of aan
een van de vele verzen van Joost van den
Vondel:
Constantyntje, 't zaligh kyntje
Cherubyntje, van omhoogh
'd Ydelheden, hier beneden,
Uitlacht met een lodderoogh
Moeder, zeit hy, waarom schreit ghy?
Waarom greit ghy, op mijn lyck?
Boven leef ick, boven zweef ick,
Engeltje van 't hemelryck:
En ick blinck'er en ick drinck'er,
't Geen de schinker alles goets
Schenckt de zielen, die daar krielen,
Dertel van veel overvloets.
vriendelijk lachend.
Laten we in de geest van de „Schenker van
al het goede" Kerstmis vieren met Jozef en
Maria uit het aloude Bijbelverhaal.
Zij trokken naar Bethlehem om zich te laten
registreren voor een volkstelling. Maria
moest een kind krijgen, de tocht was lang en
zwaar, de dagen, de uren verstreken. Maria
was de uitputting nabij, de wanhoop nam
bezit van haar. Schokschouderend zat ze op
de ezel, die maar langzaam vooruitkwam.
Eindelijk waren ze in de stad, maar daar
wachtte hen een teleurstelling. De hotels wa
ren stampvol, de straten overspoeld door
vreemdelingen. Er was nergens een slaap
plaats te vinden. De hotelhouders wilden
geen hoogzwangere vrouw onderdak geven.
Een logementhouder kreeg medelijden. Hij
had nog wel een schuurtje. Er lag voldoende
stro, daar zouden Jozef en Maria de nacht
kunnen doorbrengen. De ezel kon er ook wel
in.
Juist in die stal werd hun eerste kind gebo
ren, een jongen, Jezus genaamd. Na de uit
putting kwam er toch blijdschap over de ge
boorte van hun kind. Maria lag gelukkig in
het stro, Jozef bereidde zich voor om te gaan
slapen, toen er plotseling gezongen werd.
„Ere zij God", „Gloria in excelsis Deo".
Het werd overal licht, de engelen zelf zon
gen.
Naar dat licht kwamen de herders, die in het
veld voor hun vee zorgden, ze knielden voor
Jezus neer. De zoon van God was geboren.
Ze hoorden het van de wijzen uit het Oosten,
die in de sterren gezien hadden dat in Bethle
hem een Koningskind geboren zou worden.
Zij brachten Maria wierook, mirrhe en goud
ter ere van de geboorte van het Kind.
Anderen die er over hoorden, wilden geen
koning uit een stal. Zij hadden Herodes, die
ook niets van het Godskind wilde weten. Zij
sloten hun hart.
Zo blijft het ons mensenkinderen vergaan.
We sluiten maar al te graag ons huis, ons
hart voor iets dat wij niet willen afstaan, we
geven graag de schuld aan de ander die het
verkeerd deed of meer kan geven. Wij kun
nen moeilijk accepteren, troosten, geven.
Toch wordt ieder jaar opnieuw Jezus in de
kerstnacht geboren. Ieder jaar opnieuw zal
het licht schijnen voor de herders en de wij
zen uit het Oosten, voor gewone dorpelingen
en voor geleerden, voor allen die troost wil
len aanvaarden van dat Licht.
Want alles heeft een bestemde tijd, het ene
geslacht gaat en het andere komt, maar de
Liefde van het Goddelijk Kind blijft in eeu
wigheid.
Gezegende Kerstdagen en een Lichtend be
gin voor het nieuwe jaar.