Alleen zij, voor wie naastenliefde nog iets bete
kent, denken anders. Maar er zijn te weinig men
sen met echte liefde voor de naasten. De liefde
tot God, spreekt velen aan, de liefde voor de
naasten is vaak ver te zoeken. Want God is ver
weg, de naasten vlakbij. In de liefde voor God
kan men zich iets voorspiegelen, de liefde voor de
naasten in de z.g. Derde Wereld is nog te verwe
zenlijken, maar de naasten in huis, straat, wijk,
dorp of stad zijn te dichtbij.
Als je alle tranen moest dragen, die dagelijks ver
goten worden, kom je zelf niet meer aan leven
toe.
Uitgave: Vereniging voor Vreemdelingenverkeer Bad Callantsoog, Jewelweg 8, tel. 1541
Red.: Mevr. C. H. KLOOSTERBOER - ISAKSSON, Prévinaireweg 4A-Tel. 02248-1323
VERHUUR en ABONNEMENTEN: VVV kantoor - Tel. 02248-1541
Druk: PLUKKER, SCHAGEN Telefoon 02240-3034
Advent
Sommige volwassenen hebben iets stralends over
zich. Zij zijn net blijde kinderen. In oktober ver
heugen ze zich al over de naderende december
maand met Sint Nicolaasavond, Kerstmis en
Oud- en Nieuwjaar. Niet dat daar uitbundige
feesten van gemaakt worden.
De sfeer van intieme gezelligheid met zo mogelijk
kinderen en kleinkinderen, broers en zusters,
vrienden, brengt ze al maanden van tevoren in
een blijde afwachting. Zoals Christenen in Ad
ventstijd. Anderen zegt december niets, of mis
schien twee of drie zondagen eten en drinken,
maar daar is het dan wel mee bekeken.
Men ziet het verschil al bij heel jonge kinderen.
Met Pasen brachten we voor een aantal kinderen
verrassingseieren. De meesten waren erg blij, be
keken het in zilverpapier gestoken ei van alle
kanten en probeerden het ei zonder al te veel
breuk open te maken. Er was er een die het niet
aannam, want hij kocht wel een autootje. Het
was geen verwend kind, maar hij miste de spon
taniteit van de andere kinderen.
Zo is het ook vaak met volwassenen. Ze missen
iets of zijn vergroeid geraakt met de gedachte
waar deugt het voor. Spontane mensen en kinde
ren kunnen een enorme troost geven.
Laatst op het kerkhof waren bloemen uit de vaas
gehaald en lagen links en rechts op de grond. En
kele grassprieten en wat paardebloemknopjes
dreven in de vaas. Zoiets is zo ontroerend lief en
geeft de troost dat je niet alleen staat met je ver
driet. Kinderen kunnen in hun ongereptheid heel
wijze dingen vragen.
In het boekje „Hallo Mister Gott hier spricht
Anna", waarschijnlijk ook wel in het Nederlands
verkrijgbaar, lazen we:
„Het verschil tussen een mens en een engel is heel
gemakkelijk. Het meeste van de engel zit van
binnen en het meeste van de mensen aan de bui
tenkant. Deze en andere uitspraken komen uit
haarzelf en natuurlijk ook van Mister Gott, met
wie zij direct in verbinding staat. Anna heeft
geen problemen, zij weet door Mister Gott overal
een antwoord op, haar leven is een en al blijd
schap.
Op een gegeven ogenblik wil Anna niet meer
naar school. „Waarom niet", is dan de vraag.
Zij, de juffrouw, is onderwijzeres maar over
Mister Gott leer je niets bij haar.
Je bedoelt dat je helemaal niets leert?
Heel zelden. Wat leer je dan? Dat ze verschrikke
lijk bang is. Als ze over Mister Gott vertelt, laat
ze hem nooit groot worden en Mister Gott is juist
wel groot en wij zijn klein en dat is een verschil.
Als dat verschil er niet was, zou het toch hele
maal geen zin hebben. Maar als het verschil ont
zettend groot is, dan zie je pas hoe groot Mister
Gott is. Als ik over het verschil tussen Mister
Gott en mij nadenk, wordt Mister Gott steeds
groter en groter, maar bij juffie wordt Mister
Gott nooit groter.
Als je klein bent, begrijp je alles veel beter.
Mister Gott zit op een gouden troon, hij heeft
een lange witte baard en een kroon op zijn
hoofd. Hij kan alles, alleen je moet wel lief zijn
en genoeg bidden.
Later denk je daar anders over, Mister Gott is
niet meer te begrijpen. Alles gaat vanzelf, maar
je krijgt niets meer, ook niet als je erom vraagt.
Dan opeens, denk je dat Mister Gott ons niet
meer begrijpen wil en dan daarna begrijp je
Mister Gott helemaal niet meer, omdat hij niet
geeft wat je vraagt en dan pas is hij weer heel,
heel groot. Zo groot als hij altijd is geweest.
Als je dood gaat en van de mensen gehouden
hebt, laat Mister Gott je in de hemel, omdat je
lief geweest bent."
Wij volwassenen missen een dergelijke logica.
Wij denken meestal dat anderen het beter heb
ben. Zij hebben een betere baan, zijn rijk, heb
ben oppassende kinderen, zelfs gezondheid van
anderen kan afgunstig bejegend worden. Wij
staan er niet bij stil dat achter de fafade die in
onze ogen geluk heet, een slepende ziekte kan
schuilen, een niet te dragen verdriet. Het uiterlijk
is belangrijk.
Wij worden niet graag gewezen op ziekte en pijn,
dood en verdriet. Huilende mensen vermijden
we, woorden van troost kunnen we ternauwer
nood over onze lippen krijgen.
Er is een oud Joods verhaal, ongeveer als volgt:
„Moeder, is het verhaal waar dat grootvader ver
telde? Moeder is het waar dat er boven bij God
een wonderbeker staat en dat bij ieder verdriet
dat wij hebben uit de ogen van God een traan
valt in die wonderbeker en dat als de tranenbeker
vol is, vol tot aan de rand, dat dan eindelijk de
Masjieach (Messias) zal komen? Is dat waar
Moeder"? „Ja mijn kind, dat is waar". Het kind
zwijgt, denkt en dan vraagt het opnieuw:
„Maar hoe komt het dan Moeder, dat die beker
nog steeds niet vol is, boordevol met tranen? Zijn
de tranen van al die eeuwen dan opgedroogd?
Ofis er misschien een heel, heel klein gaatje in
de beker, een gaatje waardoor de tranen weer
wegdruppelen?"
De Moeder kijkt in de naar haar opgeheven ogen
van haar kind en nu zwijgt zij en denkt zij en
langzaam vormt zich in haar oog een traan. O
God, voeg deze traan bij de andere in uw volle
beker, misschien
Misschien dat wij als volwassenen weer met el
kaar kunnen huilen en lachen. De blijde lach die
voortkomt uit een aanvaarding van de levens
omstandigheden, hoe die ook moj»en zijn. Een
blijdschap die verdriet en pijn doet vergeten in
liefde tot de naasten, want eens zal het Licht, de
Messias, de Vrede weer komen.
Wij bidden met u dat we het Godsvertrouwen
van Anna mogen ontvangen, dat we de verwach
ting van de komst van het Goede, God, de Mes
sias, de Algeest mogen ervaren en dat wij mogen
leren te leven in Liefde en Vrede.
Gezegende Kerstdagen.
Het daget in den Oosten;
het licht schijnt overal:
Hij komt de volken troosten,
die eeuwig heerschen zal.
De duisternis gaat wijken
van d'eeuwenlangen nacht;
een nieuwe dag gaat prijken
met ongekende pracht.
Zij, die gebonden zaten
in schaduw van den dood,
naar 't scheen van God verlaten,
begroeten 't morgenrood.
De Zonne, voor wier stralen
het nacht'lijk duister zwicht,
en die zal zegepralen,
is Christus, 't eeuwig Licht.
Het daget in den Oosten;
het licht schijnt overal:
Hij komt de volken
die eeuwig heerschen zal