BIJ DE KERSTVIERING 1943.
Vp?
Het
r
kerstmis:
De Kerstwensch
DE SCHILDER
kerstmuziek.
eruggevonden
Kerstk
ind.
Unicum
IZondagsgedachte.
door
I—Mr. R. Houwink
Het teest van het Kind.
Kerstmis is het feest van het Kind.
En niemand kan dit feest van het Kind
vieren, die niet zelf een kind is of
wederom een kind geworden is. Want
alleen kinderen kennen die zuivere en
bijna onaardsche blijdschap, die de
herdenking van de geboorte van hc
Goddelijke Kind in den stal te Beth-
lehem maken kan tot een feest.
Volwassenen kennen alleen de her
innering en het heimwee der herinne
ring. Voor hen is Kerstmis een wee
moedige gebeurtenis en dus geen feest
in den echten zin van het woord. En
dat geldt niet alleen voor hen. die van
het Kerstfeest alleen de burgerlijke
buitenzijde kennen met haar roode
lampjes, hulsttakjes en geurend denne-
groen, maar ook voor die volwassenen
van wie gezegd kan worden, dat zij
wel de wezenlijke beteekenis van het
Kerstgebeuren verstaan.
Ook voor hen kan het Kerstfeest
geen echt feest zijn, want zij zien de
zware slagschaduw -an het Kruis lig
gen over de kribbe te Bethlehem En
hoe kan het anders, dat beneemt hun
de zuivere, onvertroebelde blijdschap,
die alleen de geboorte van het Godde
lijk Kind maken kan tot een feest.
Daarom: wie wij ook zijn, geloo-
vigen of ongeloovigen, wanneer wij
het feest van het Kind willen
vieren als een feest, moeten wij
kinderen zijn of wederom kin
deren worden. Anders kunnen wij
Kerstmis slechts vieren als een wee
moedig herdenken of als den dag,
waarop Gods Zoon om onzer zonden
wil Zijn lijdensweg begon. En in beide
gevallen kan er van een echt feest
moeilijk sprake zijn.
Maar. vraagt gij misschien, kan men
dan ook als ongeloovige het Kerstfeest
vieren? Neen, dat kan men natuurlijk
niet. tenzij.. Want zie, dat is nu juist
het wonderlijke van het feest van het
Kind, al wie als kind tot dit feest
komt, met niets dan het verlangen
van zijn kinderhart en het geloof van
zijn kinderziel, die kan dit feest vieren,
al had hij te voren ook nimmer van
het Evangelie gehoord.
Het eenige. dat wij noodig hebben,
om Kerstmis te vieren, is een kinder
hart en een kinderziel, zooals de her
ders die bezaten in de velden van
Efrata, toen zij luisterden naar de stem
van den Engel en niet aarzelden ge
hoor te geven aan zijn woord; en zoo-
als ook de drie koningen bezaten, toen
zij de ster volgden, die hun voorging
naar Bethlehem. Het eenige. dat wij
noodig heben. is dit kinderlijk geloof
der herders, die den bode Gods geloof
den op zijn woord, en het kinderlijk
verlangen der drie koningen, die de
vele moeiten van hun verre reis en
zeker wel ook den spot van alle „ver-
standigen" ervoor over hadden, om aan
het dwaas verlangen van hun hart te
voldoen, dat hen gesproken had van
een Goddelijk Kind, dat de wereld
redden zou en dat zij vinden zouden
daar, waar die groote lichtende ster
van hun verlangen 'e midden van de
duisternis stil zou blijven staan.
Zie, als wij zulk een kinderziel heb
ben als die herders en zulk een kinder
hart als deze koningen, dan kunnen
wij als kinderen, geloovigen en onge
loovigen, het feest vieren van het
Kind: dan kunnen wij neerknielen bij
de kribbe, waar dit Goddelijk Kind in
de doeken van het aardsche leven
gewonden list en dan kunnen wij het
loflied op Gods liefde en eindelooze
ontferming meezinsen met de hemel-
schi heirscharen, Want knielen en zin
gen, dat is het feest vieren van de
geboorte van het Goddelijk Kind. zoo
als alleen kinderen het vieren kunnen
en zij die wederom kinderen geworden
zijn. Ook in het jaar onzes Heeren
1943.
KERSTLIED
Ik wacht wel aan de deur
tot het binnen stil wordt
tot het Kindje slaapt.
„Zijt Gij nog hier Maria?
Zijn de Koningen %al weg
En de herders naar het veld?"
„Mijn Kind zal blijven schreien
Totdat jij binnenkomt.
Mien. kus Zijn koude voetjes
Eén koning was óók zwart."
MIEN PROOST
Uit: „In de donkere dagen voor Kerst
tijdvan Han G. Hoekstra.
De avond komt zoo stilzoo schrikk'lijk stil
en innig vlammen naast elkaar
wat kaarsjes tusschen 't eng'lenhaar,
zoo stil
De avond komt zoo stilzoo schrikk'lijk stil
en slingertjes wat witbepereld,
die kijken in de wijde wereld,
zoo stil
De avond komt zoo stilzoo schrikk'lijk stil
wat besjes blozend in den boom,
die spinnen aan hun eigen droom,
zoo stil
De avond komt zoo stilzoo schrikk'lijk stil
en menschen zoeken i n elkaar,
de warmte tusschen 't eng'lenhaar,
zoo stil
Gré de Reus.
In de oude sprookjes komt zoo af en
toe eens een goede fee voor, die de
menschen in de gelegenheid stelt om
een wensch te doen. waarvan de ver
vulling dan ook verzekerd is. Als die
goede fee eens tot ons kwam. Kerst-
mis-vierders van het jaar 1943, wat
zouden w ij dan wel in de eerste plaats
wenschen?
Zelden zal 't antwoord op deze vraag
zoo gemakkelijk te vinden zijn geweest,
en zoo over de geheele wereld de
zelfde, als nu. Wat zouden alle men
schen in alle landen liever wenschen
dan vrede? Waarachtige vrede, tus
schen de volkeren, tusschen de men
schen onderling, vrede in wereld,
land en huis. Deze wensch overkoepelt
wel ólle grenzen, het is de hartekreet
van millioenen, ieder jaar meer.
Maar nu gaat het in de sprookjes
meestal zoo. dat het met de vervulling
van den wensch nogal vreemd is ge
steld. In het beroemde sprookje van
de Drie Wenschen is e held van 't
verhaal aan het eind even ver als vöör
de vervulling. Hoe komt dit zoo? Hij
heeft, zooals Christus zei van Jeruzalem,
niet onderkend wat hem tot vrede
strekte. En wanneer wij het verkeerde
wenschen, of liever gezegd: aan den
verkeerden kant, aan den buitenkant
beginnen met ons wenschen, dan baat
ons geen vervulling. Zou het zoo mis
schien ook met onzen wensch kunnen
zijn?
Om te ontdekken wat wij dan wèl
zouden moeten begeeren, vragen wij ons
liever eerst af: Niet: Wat verwachten
wij van Kerstmis? Maar: Wat wordt ons
op Kerstmis geschonken? En dan zien
wij de nachtelijke velden van Bethle
hem voor ons. en de herders, gelegerd
om hun kudden, en de hemelen die zich
openen om de zingende engelen door te
laten: „Eere zij God in den hooge
Vrede op aarde In de menschen een
welbehagen!"
Dat is het wat het Kind in de kribbe
met zich bracht van Boven:
Aan God wordt opnieuw alle eer ge
geven, niet aan de menschen, niet aan
ons eigen kleine, maar o, zoo voor
name Ik.
Er komt weer een mogelijkheid tot
vrede, vrede tusschen God en den
mensch, vrede tusschen God en men
schen, met als natuurlijke vrucht daar
van, eenmaal: vrede tusschen de men-
cchen op aarde.
God heeft, ondanks alles, ondanks den
diepsten val, dien de mensch en de
menschheid doen kon, toch in diezelfde
menschen Zijn welbehagen. „Tóch heeft
Hij u lief, tóch houdt Hij u vast", roept
het Christuskind ons toe, en het legt
met Zijn kleine, teere, maar sterke
handen onze hand opnieuw in die van
den Vader, waarvan wij allen de ver
loren zonen en dochteren zijn.
Door Christus' komst wordt God als
het ware in Zijn eer, in Zijn eer van
God-van-Liefde, hersteld. En de ver
houding tusschen God en mensch wordt
hersteld. Bethlehem. dat is als de regen
boog: het is de verbinding tusschen
hemel en aarde.
Kerstmis, dat brengt vöör alles: God's
vergeving.
Wij zingen ervan in het overbekende
Stille Nacht":
Gaat de wereld verloren in schuld
God's Belofte wordt heerlijk vervuld!
Daarvan is Kerstmis in de eerste
maats de vervuiling: van God's Belofte
Hij beloofde aan de wereld vergeving
en uitredding door Zijn Zoon. Hoe het
ook met die wereld was gesteld. Wat er
ook in van Hem was afgevallen Onze
schuld kan nooit zóö groot worden dat
zij God's liefde zou overtreffen. Dat is
de diep gelukldgmakende. diep bescha
mende boodschap van Kerstmis Grooter
en sterker dan alle duisternis blijft Zijn
Licht.
Machtiger dan al onze wanhoop, ons
gemis, ons tekort, onze opstandigheid,
blijft Zijn geduld.
Wanneer wij zoo Kerstmis verstaan,
als de vervulling van die Belofte, dan
vragen wij niet langer om vrede-van-
buiten-af, en ook niet om andere din
gen. Wanneer wij mogen weten dat
God's liefde in Christus allen en alles
omvat, levenden en dooden, en dat
Hij ons allen wil opnemen in Zijn
onbegrijpelijke vergeving, waarvoor
geen scheiding tusschen dooden en le
benden meer bestaat, dan kunnen wij
nog maar èèn ding wenschen: een open
hart. vrij van wanhoop, haat en ver
bittering. een hart dat zelf genoeg
liefde in zich bergt om een zoo over
weldigende Liefde te kunnen herken
nen en ontvangen. Daarna volgt al het
andere, al datgene waar wij van nature
het eerst aan zouden denken, vanzelf.
rijDend als de vrucht aan der, boom.
Worde zoo Selma Lagerlöf's woord
onze Kerstwensch:
„Het eene noodige is. dat wij oogen
hebben die God's heerlijkheid kunnen
zien".
Gezegende Kerstmis!
J. M. SMIT
D OOR de duisternissen schit
tert uit den hemel een nieuw
licht. Een Engel verkondigt een
groote blijdschap. De menigte
der hemelsche legerscharen ju
belt. Er wordt eer gebracht aan
God en vrede aan de menschen
van goeden wille.
St. Bemardus van Clairvaux.
EN MARIA.
Naar een middeleeuwsch
motief door H. P. van den Aardweg
IN het land van Vlaanderen zeven
eeuwen geleden leefde een man,
aie de kunst machtig was met zijn pen-
seelen heerlijke beelden op muren en
planken te maken. Men noemde hem
alom een groot schilder. Hij had niet
alieen de schoone kleuren lief, maar
ook de vroomheid. Zijn hart klopte
vol schroomvalligen eerbied voor
Maria, uit wie op den allereersten
Kerstnacht der wereld het kindeke
Christus geboren was.
Eens schilderde hij den duivel, den
duisteren wekker van al het kwade en
hij gaf dezen naar gelaat en naar
lichaam, zulke afzichtelijke vormen en
kleuren, dat de duivel hem op een
nacht uit den slaap wekte en hem
vroeg: „Waarom ben ik onder Uw
handen zoo leelijk geworden?"
De schilder antwoordde: „Ik heb dat
gedaan, omdat gij het zijt. die mij
slechte gedachten inblaast en tot lage
daden probeert aan te zetten.'"
Toen de duivel deze woorden gehoord
had, trok hij een groenen grijnslach,
in zijn oogen kwam een geschift licht
en hij dreigde den schilder met al het
leed, dat in zijn macht stond, en dat
was zeer veel. wanneer er nog één
maal zoo'n vreeselijk beeld van hem
vervaardigd zou worden.
Maar de schilder, die door zijn ven
ster aan den hemel de klare avondster
beven zag. nam het besluit zich niet
aan den duivel te storen. Hij legde
zijn hoofd weder neer en sliep spoedig
opnieuw in. Hij wist zich behoed door
die ster.
o
DEN volgenden dag begaf de schil
der zich naar een klooster. Op een
plaats, hoog aan één der muren van
het voorportaal, moest hij de beeltenis
van Maria scheppen. Met zijn pensee-
len en verven beklom hij de lange
ladder, die reeds des nachts door de
kloosterlingen tegen den wand was
gezet.
Hij keek een oogenblik neer in de
diepte en zag. dat hij zóó ver boven
de aarde stond, dat de menschen die
onder hem heen en weer liepen, klei
ner geworden leken. Toen ging hij
aan den arbeid. Een droom van blauw
en goud en rose omspon hem en hij
stond gebaad in de zachtste zon, zoo
als die alleen in het paradijs schijnen
kan. Maar een wondere kracht hield
zijn voeten vast op den ladder en deed
zijn lichaam zonder wankelheid zijn.
En hij schilderde het gelaat van Maria
zóó schoon als hij het nog nimmer
tevoren gedaan had; en hij weefde
haar een kleed als uit het blauw van
den hemel; en op haar voorhoofd leek
de avondster zelve te schitteren Maar
het schoonst van al waren haar han
den —blank en rein als doorschijnend
ivoor, waar een zon achter glanst.
Plotseling ontwaakte hij uit zijn
droom en herinnerde zich den verganen
nacht. Toen daalde hij eenige treden,
mengde zijn vprven tof andere kleuren
en schilderde afzichtelijker nog dan
tevoren den duivel, verslagen, aan
Maria's voeten.
Dit zag de duivel en hij peinsde hoe
Evenals Paschen is Kerstmis aanlei
ding om in de muziekwereld deze feest
dagen met talrijke uitvoeringen op te
luisteren door orkestconcerten, kerk-
roncerten, zangvereenigingen en kin
derkoren, die allen van te voren bezig
zijn voor Kerstmis specifiek Ingerichte
programma's voor te bereiden. In het
Concertgebouw te Amsterdam werd
zelfs in het midden dezer maand een
Kerstconcert gegeven dat een enorme
belangstelling ondervond zoodat er een
herhaling van aangekondigd is. Op den
Tweeden Kerstdag gaf men daar voor
heen aan jonge, onbekende so'isten de
gelegenheid zich aan het publiek voor
te stellen: voor dit jaar worden er wer
ken voor koor en orkest van Hubert
Cuypers, met medewerking van „de
Ministreelen" uitgevoerd Vele compo
nisten hebben voor Kerstmis werken
aecomooneerd: cantate's o.a. van min
der of meerderen omvang. Niet alleen
buitenlanders, ook onze componisten
hebben zich er mee bezig gehpuden. Er
bestaat een Weihnachtsoratorium van
J S. Bach, en een Weihnachtsmysterium
van Philip Wohlfrum. dat ook uitvoe
ringen in ons land beleefde Het aanbal
Kerstliederen, dat zeer aanzienlijk is
neemt elk jaar toe. Bekende, minder
tekende en geheel onbekende musici
vergrooten dat aantal telkens weer en
schrijven hun melodieën op Holland
se-hé teksten. Maar ook onze oude
Kerstliederen (Nu zijt wellekome; de
Herdertjes, en andere) zijn niet ver
geten. In verschillende uitgaven zijn ze
verschenen, voorzien van een eenvou
dige piano- of orgelbegeleiding. Aldus
zijn zij algemeen bekend geworden,
evenals de oude liederen buiten onze
landsgrenzen ontstaan („Stille Nacht";
O Sanctissima. enz.) die mede bii ons
burgerrecht hebben verkregen. Ook
Fransche Kerstmelodieën zijn bij ons
niet onbekend.
A KOOGER.
SOLDATEN-KERSTMIS
Zij dorsten niet te zingen in de tent
Zoolang het kindje op den trommel sliep.
Toen hief er één zijn glas omhoog en
riep:
„Hoera voor 't kind! Hoera voor 't
regiment!"
Het heele kamp drong om de tent
te hoop,
En al die lachende oogen werden week
Als 't kind om groote vingers greep,
of keek
Naar 't blinken van een afgesneden
knoop.
Eén brengt een bloem, een ander
voert een geit
Nabij, waarop een jongen schrijlings
rij dt
Hoor, het is Kerstmis! Hoor de
klokken beven
God gaf een kinderhart aan den soldaat
En heeft, ontroerd, toen het verweerd
gelaat
Met bijl en beitel uit ruw hout gedreven.
M. NIJHOFF
hij zich wreken kon en zijn groene
grijns liep van oor tot oor.
Eensklaps scheen een storm op te
steken; het geluid van krakend hout
vulde de steenen ruimte. De ladder
brak door midden. In doodsnood hief
de schilder zijn handen omhoog en bad
een oogwenk om genade.
In de beeltenis van Maria voer leven:
zij glimlachte en haar handen als
doorschijnend ivoor, waar een zon
achter glanst grepen de zijne. Maria
had den schilder gered. Het goede had
het kwade overwonnen. Met dof geraas
viel de ladder in brokken op de pla
vuizen.
Heimwee naar 't water.
Een kamer heeft een zoldering
Een dak heeft ieder huis,
De stad met al haar straten is
Een trieste menschenkluis.
Maar zóó benauwd een kamer is,
Zóó maat'loos is de zee
En wie er koerst op 't harls-kompas
Die koerst op goede rêe.
't Land is de benauwenis
Waarin een hart versmoort
Alleen het water heeft zoo vaak
Den diepsten droom ver noord.
Maar al wie op het water vaart
En luistert naar dat lied
En parels in het zeeschuim weet
En meeuwenvluchten ziet
Die weet er achter ied'ie kim
Een nieuwen horizon
Die weet, dat onder ied're golf
Een and're reeds begon.
De zee is 't mateloos heelal
Zij is de Eeuw'gheid
En 't hart van menig zeeman hier
Heeft menigmaal geschreid
Toen 't land de zee gebannen had
En 't blink'rend brandingsschuim.
O God.1 geef toch de zee weer t'rug
En meeuwen op ons duin.
A. C van Kampen.
In de stad was het Kerstnacht. Het
plein leek wel een bosch, zoo geurde
het naar dennen en hars. Een kleine
jongen slenterde er rond. Hij hoopte
wat geld te verdienen met het thuis
bezorgen van boomen en omdat het
kerstvacantie was, kon hij iedcren dag
op de markt zijn. Uren en uren had hij
er al rondgedwaald, maar nog lang niet
zooveel verdiend, dat hij er een kerst
boom en kaarsjes en al vat er zoo bij
hoorde van kon koopen. Nu was het
al Kerstavond. Straks zouden de win
kels sluiten, de dennen zouden zijn
verkocht en hij zou niets hebben om
Kerstfeest te vieren Een eindje ver
der zag hij een klein, gebogen vrouw
tje. Ze kocht een van de mooiste en
grootste boomen en keek aarzelend en
zoekend om zich heen. In een oog
wenk was de kleine jongen bij haa
Ja. ze zou hem erg dankbaar zijn als
hij den boom voor haar wilde dragen
Ze was wel niet rijk, maar ze zou hem
er toch zoo goed als ze kon voor beloo-
nen. Samen liepen ze nu door de stad.
De jongen moest telkens naar haar oud,
gerimpeld gezicht kijken, dat hem aan
het lieve gezicht van zijn grootmoeder
deed denken. Deze was allang dood,
maar toch wist hij nog heel goed hoe
ze er had uitgezien.
Het had opgehouden met sneeuwen
en de hemel leek 'n diepblauwe koepel
met ontelbare groote, fonkelende ster
ren. Een torenklok sloeg zes uur. Het
vrouwtje, dat al dien tijd in gedachten
verzonken naast hem had geloopen,
scheen er door op te Schrikken.
„Al zoo laat", mompelde ze, ,.Elly zal
niet begrijpen waar ik blijf. Zij is mijn
kleindochtertje, zie je," lichtte het
vrouwtje hem in en begon vlugger te
loopen.
De jongen probeerde haar bij te hou
den. maar de boom werd steeds zwaar
der, evenals zijn voelen in de klom
pen. De kou drong door zijn dunne
kleeren en hij voelde zich moe en hon
gerig. Maar wat was dat? Iemand scheen
den boom van zijn schouder te nemen;
de sterren kwamen heel dichtbij en
plotselmg zweefde hij in de armen van
een engel langs den stralenden hemel.
Beneden hem glinsterde de sneeuw; de
sterke, prikkelende geur van denne-
groen kwam hem tegemoet, hij zag
gouden kaarsvlammen en hoorde hoe in
de verte de klokken luidden en heldere
kinderstemmen een oud kerstliedje
aanhieven. De engel, die hem droeg,
had hetzelfde zachte gezicht als het
vrouwtje, waarvoor hij den boom had
gedragen. En daar kwam een klein
meisje op hem toezweven Ze had kor
te blonde krullen en de liefste oogen,
die hij ooit had gezien.
„Daar heb je 't Kerstkind! We heb
ben 't Kerstkind teruggevonden!" zong
h^ar stemmetje en het juichte door
henderde kinderstemmen herhaald in
het rond.
„Dat is Elly", zei de engel.
De jongen glimlachte. Een milde
armte vloeide in hem over. Zijn voe
ten waren niet nat meer, hij voelde
geen kou en geen honger. De engel
goot heerlijke warme melk tusschen
zijn lippen en terwijl ze zich over hem
••>.en boog, sloeg hij zijn oogen naar
haar op en wilde haar Iets zeggen
Maar toen zag hij duidelijk, dat het
het oude, goede gezicht van het vrouw
tje was en dat hij niet in de armen
van een engel ^weefde, maar in een
grooten stoel bij het vuur zat. Het
vrouwtje lag op haar knieën voor hem
en wreef zijn handen en bloote voeten
of haar leven er van afhing. De den,
die hij weer herkende, was in een
hoekje neergezet en vlak bij hem stond
een klein blond meisje dat hem ern
stig aankeek.
■V
„Is dat nu Elly?" vroeg de jongen.
.Gelukkig, hij komt bij." Het vrouw
tje begon druk heen en weer te loopen
Ee opende kasten en laden, kleedde hem
voor het vuur uit en trok hem droge,
warme kleeren aan.
Even later werd hem als een kleinen
jongen lepel voor lepel pap gevoerd,
met iederen hap voelde hij zich beter
en sterker worden.
„Zeg mij toch, hoe ben ik hier geko
men?" vroeg hij eindelijk.
„Je bent flauw gevallen," antwoord
de het vrouwtje. „Ik heb jou en den
kerstboom hierheen gedragen," liet ze
er trots op volgen. „Hoe, begrijp ik zelf
nu nog niet."
De jongen keek haar verbaasd aan.
„Hoe heet je? Worden ze thuis niet
ongerust?"
„Ik heet Hans. Thuis ongerust....?"
Hii dacht even na en schudde toen
langzaam zijn hoofd. „O. laat mij alstu
blieft nog even mogen blijven, laat mij
nog niet hoeven weggaan!" riep hij uit.
„Ik had me zoo op dezen avond ver
heugd. Ik had zoo graag zelf een
boom willen koopen en Kerstfeest il-
len vieren."
„Natuurlijk, mijn jongen, natuurlijk.
Als je het hier prettig vindt, blijf dan
nog wat", zei het oudje en de hand,
waarmee ze hem over zijn hoofd streel
de, beefde een beetje.
„Weet je wat? We gaan met ons
drieën den boom versieren. Als hij
klaar is, steken we de kaarsjes aan en
krijg je toch je Kerstfeest."
Toen het licht van den boom in de
kleine kamer straalde, vroeg 't vrouw
tje Hans, iets van zichzelf te vertel
len en hij zei haar, dat hij na den dood
van zijn moeder bij een tante in huis
was gekomen, die wel goed voor hem
was, maar te veel zorgen en kinderen
had om veel aandacht aan hem te be
steden. Hij sprak haar ook over zijn
grootmoeder, die zoo lief voor hem was
geweest en van zijn vader, die in een
a dere ■'tad werkte en het geld voor
hem aan zijn tante stuurde.
Het vrouwtje had oplettend naar
hem geluisterd 1 toen oij zweeg, be
gon ze met een heel zachte stem over
Elly's broertje te vertellen, dat een
jaar geleden gestorven was. Elly en hij
waren al vroeg wees geworden en zij
had de kinderen groot gebracht. De
jongen was net zoo oud als Hans en
zijn verjaardag was een dubbel feest
geweest, omdat die op Kerstmis viel.
Hij was 'n echt Kerstkind geweest en
zoo hadden ze hem ook altijd genoemd.
Dit was het eerste Kerstfeest, dat hij
niet bij hen wasZij had eerst geen
boom willen koopen, maar ze had het
ten slotte maar voor Elly gedaan, die
in de vaste overtuiging bad geleefd,
dat haar broertje weer met Kerstmis
terug zou komen Ze zei altijd: „Groot
ma -dertje, wees maar niet verdrietig,
we vinden hem wel weer terug."
„Nu, ziet u wel, dat het ook Is ge
beurd." Elly keek haar grootmoeder
met een verheugden blos op haar ge
zichtje aan.
De oude vrouw verzonk weer in haar
gepeins. „Zou je liever hier wonen dan
bij je tante, Hans?' vroeg ze plotseling.
De blik, waarmee ze hem aankeek, was
zoo innig en de hand, waarmee ze zijn
gloeiende wang streelde, was zoo tee-
der, dat Hans van zijn stoel sprong en
niet wist wat hij moest doen van blijd
schap.
„O, zooveel liever," sprak hij met een
vuurroode kleur. „Het is hier zoo ge
zellig. U bent net zoo vriendelijk als
mijn grootmoeder eens voor mij was en
het zou zoo heerlijk zijn zoo'n lief
zusje als 'Uy te hebben."
„Dan ga ik morgen met je tante
spreken. Ik zal haar vragen of je bij
ons In huis mag komen wonen en als
ze zooveel zorgen heeft en al zooveel
kinderen van zichzelf, zal ze het zeker
goed vinden. Ja, morgen ga ik naar
haar toe," sprak het vrouwtje beslist.
„O, ik ben u zoo dankbaar." Hans
keek haar met tranen van blijdschap
in zijn oogen aan.
„Wij zullen het hier weer net zoo als
vroeger hebben," fluisterde ze, Elly en
hem naar zich toetrekkend.
„Wij zullen weer net zoo gelukkig
zijn. Elly heeft toch gelijk gehad; we
hebben het Kerstkind teruggevonden.
TONNY VAN DER HORST.
Zoo verzendt- man cjzxO
CLo.n.qg-tg-eP-g-nd. stade:
m eerst met inlct ontvangstbewijs
inwH&rv-
Jnnma. stuk- en. bawijö oaw
Loket cx&.tih-leuLcjn^?'
En bij
Persoonsbewijs gcreexL hotrden
Help PTT. e.nlWLP-
Dat is 'n unicum!
Oreert Pim
Men moet wel Kerstman
zijn, om Unicum weg te
geven. Want Iedere huis
vrouw die Unicum heeft,
is er zóó big mee. dat zij
er direct een kostelijke
kop geurige koffie van zet.
Eerlijk... héééérljjkVraag
Uw winkelier!
KOFRESURROGAAT
van Van der Plaats
achttien karaats I
IÏRSOOPSMTDOR VU OCR PLUIS SOLSWUO
KOOPT OP UW
BONNEN VIANDO
extractpasta In potjes
of bekers. Heerlijk I
VIANDO
Soepblokken, soeppasta,
Juspoeder, juspasta.
Vraagt uw winkelier