TIMMIE TIM EN DE ROBOTS b De ponden dtaad Hanlaat- en „GOUDEN REGEN m out eek (kief In 't onderaardse paleis van Koning Zorex I De Maskerspelers BOEKHOUDINGEN BELASTINGZAKEN GOVERT PITS FEUILLETON MYSTERIE Hoofdstuk 8 De onthulde geheimen Aanvang 8 uur Na afloop BAL ACCOUNTANTSKANTOOR A. W. U EEL.S Verschenen de nieuwe roman van de wel bekende Westfriese schrijfster N. Schuttevaêr-Velthuys Bekroond in de Gottmer Roman prijsvraag Prijs f 4,90 Verkrijgbaar bij Boekhandel OLDENBURG Laanweg C 164 Schoorl Tevens voorhanden het prachtige jongensboek van Ton van Beers van welk boek momenteel een radio-hoorspel in 8 taferelen loopt BOEKHANDEL OLDENBURG - SCHOORL In de Paasvacantie naar IN AMSTERDAM 12 Nadruk verboden Hij stapte uit de bus op de hoek, waaraan hij zulke verse herinneringen had en richtte zijn schreden naar het kantoorgebouw, waaruit hij de vorige avond het meisje te voorschijn had zien komen. Het lag aan de noordzijde van de straat, dus hij moest deze, die éénrichtingsverkeer naar het Westen had, oversteken. Toen het verkeerslicht op de Avenue op wit stond, maakte O'Malley zich op om de overtocht te beginnen, met een enkele blik naar rechts en achter zich. Een taxi echter, geparkeerd bij Fifth Avenue, met de voorkant naar het Westen, had zich langzaam in beweging gezet, toen O'Malley zich de straat in begaf. En op het moment, dat hij het trottoir verliet, gaf de chauffeur gas en het voertuig schoot met snelle rukken naar voren. O'Malley, dwars, dus in noordelijke richting overstekend, hoorde de taxi achter zich aankomen, toen hij driekwart van de rijweg gepasseerd was. Hij keek om. Toen nam hij een vervaarlijke sprong, die hem achter een stilstaande limousine deed belanden, juist op tijd om niet met fatale zekerheid overreden te worden. Ziedend van woede draaide O'Malley zich bliksemsnel om, om de chauffeur uit de grond van zijn hart de mantel uit te vegen, maar in hetzelfde haast-ondeelbare moment, dat hij zich omkeerde, was de man achter het stuur iets naar links uitgeweken en had abrupt en uit alle macht geremd. Het plaveisel was nog glibberig van de regen van straks en het gevolg van de manoeuvre was, dat de achterwielen van de taxi met een schok slipten, recht op O'Malley af. Een knersende bons, en de zijkant van de huurauto botste tegen de achterzijde van de stilstaande limousine. HOOFDSTUK VIII WARD BARRETT Het was O'Malley's redding, dat hij zich pijlsnel om gedraaid had. Voortdurend op zijn hoede, als hij was geweest, was hem nu een onderdeel van een seconde gelaten voor de botsing plaats had. In dit minimale tijdsbestek, deed een wilde sprong achterwaarts hem op het trottoir belanden, juist op het moment dat de taxi de andere auto raakte. Op de ontstelde voorbijgangers maakte het de indruk, alsof hij tussen de twee botsende voertuigen was weggeperst, zó op het kantje af was zijn ontsnapping aan het gevaar om vermorzeld of in ieder geval zwaar gekwetst te worden. De poging daartoe was onmiskenbaar. Er was voor den chauffeur niet de minste reden om zo te stoppen, nadat O'Malley opzij gesprongen was. Zijn eerste op welling was zich op de kerel te werpen. Maar hij had geen idee, met hoeveel tegenstanders hij te doen had. Alles wees erop, dat hij verwacht was en het volgend ogenblik overwon zijn gezond verstand zijn woede. Zonder zich zelfs op te houden om een boze oude heer, tegen wie hij was opgevlogen, antwoord te geven, zette hij haastig en met trillende benen zijn wandeling naar het kantoorgebouw voort. De omstanders staarden hem na, maar hij was al verdwenen eer zij tijd hadden om zich precies te realiseren wat er voorgevallen was. En ook de taxi-chauffeur had zijn wagen weer midden op de rijweg gebracht en het stuur gewend in de richting van Sixth Avenue, eer iemand er aan dacht hem tegen te houden. Zijn rechtertreeplank was bezaaid met glas splinters van de gebroken achterruit van de onfortuinlijke limousine. O'Malley glipte de vestibule binnen, vond het nummer van Barretts kantoor op de grote geschilderde naam borden en stapte naar een halfvolle lift. Hij wachtte in gespannen ongeduld, want daar het al laat in de middag was geworden, begon de stroom van bezoekers in het gebouw al te verminderen. Maar eindelijk zette de lift zich toch in beweging; de een na de ander stapten de inzittenden uit, zodat O'Malley ten laatste alleen over bleef met de liftjongen. Klaarblijkelijk was de achtervolging nu voorbij en nu hij de enige passagier was, ontwaakte O'Malley dan ook uit een toestand van voorgewende verdoving en scheen zich eensklaps te herinneren op welke verdieping hij zijn moest. Op de terugweg naar beneden verliet hij de lift pas. Zijn woede van straks was inmiddels afgezakt tot een verbeten grimmigheid. De betekenis van deze nieuwe aanslag was hem thans heel duidelijk geworden. Hij kon het zich precies voorstellenhijzelf overreden of ernstig gekneusd tussen de twee auto's en een berouwvolle chauffeur, die hem in zijn wagen tilde met het, de om standers weloverlegd kenbaar gemaakte, voornemen om hem naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis te transporteren. En op een afgelegen plek aangekomen, zou de chauffeur zijn wagen hebben stilgezet, zijn plaats hebben verlaten en de kleren van den bewustelozen passagier hebben door zocht om zich van de brief meester te maken. Vervolgens zou hij hoogstvermoedelijk op de weg zijn neergesmakt, zoals dat met ontelbare slachtoffers vóór hem was geschied. Hij nam zich heilig voor dat hij die chauffeur de een of andere dag bij de kladden zou krijgen O'Malley vroeg naar mr Barrett. Hij was genoodzaakt om het meisje, dat hem te woord stond mee te delen, dat hij een afspraak had, eer ze zelfs bereid was om hem aan te dienen. Daarop kreeg hij tien minuten gelegenheid om nog verder van de schrik van straks te bekomen en te kalmeren, waarna ten laatste een bediende verscheen om hem bij den man te brengen, naar wie hij zo uitermate benieuwd was. Het is niet waarschijnlijk dat twee mensen, geen van beide bijzondere beroemdheden, elkaar gedurende enkele minuten met zoveel nieuwsgierigheid en belangstelling hadden aangestaard als mr Ward Barrett en zijn bezoeker. De bediende verliet het privé-kantoor weer en deed de deur achter zich dicht. Barrett wees O'Malley een stoel. „Gaat u zitten, mr O'Malley." O'Malley voldeed aan het verzoek. Een halve minuut minstens ging voorbij, voor een van tweeën sprak. Barretts gesluierde, maar desniettemin doordringende blik, nam een knappe jongeman op, met donker haar, grijze ogen, overschaduwd door eveneens donkere wimpers, een grote, tegelijk humoristische en sensitieve mond en een lange, ietwat slungelachtige gestalte. En mocht de mond al iets van weekheid suggereren, overwoog Barrett, de ferme kin en de stevige, energieke neus sloten de gedachte daaraan weer buiten. Ondanks zijn bekende gave om mensen te doorgronden, kon,-of wilde Barrett zijn bezoeker niet direct classificeren. O'Malley van zijn kant was onderwijl met een over eenkomstig, maar moeilijker probleem bezig. Zonder enige twijfel was Ward Barrett een prachtige kerel om te zien. Hij stond toen O'Malley binnenkwam en deze had gezien, dat hij een rijzige figuur was, breedgeschouderd, sterk, actief, met een goedgevormd hoofd en het gladgeschoren, gebronsde gezicht van iemand, die veel in de open lucht is. Zijn dik, kortgeknipt haar was doorsprenkeld met grijs en om de mond ei\ bij de hoeken van de ogen nam de opmerkzame beschouwer, die O'Malley was, talrijke kleine rimpeltjes waar. Wat de détails van het gezicht betrof, Barretts ogen waren donkerblauw en erboven welfden zich een paar zware wenkbrauwen. Hun uitdrukking was ernstig en aantrekkelijk, maar openbaarden niets van wat er in hun bezitter omging. De neus was recht en aristocratisch; de mond was eveneens fijn van vorm, krachtig en rustig. Barretts lippen, gesloten doch niet opeengeklemd, gaven de indruk van karaktervastheid en beheerste zenuwen. Het hoge, brede voorhoofd onder het licht-golvende haar, toonde de groeven van een man die veel denkt en het was bruingebrand door de zon. Barrett droeg een donkergrijs pak, gemakkelijk zittend en tegelijk onberispelijk van snit. Hij leunde achterover in zijn stoel, rustig zijn bezoeker bestuderend, en het was O'Malley die de stilte verbrak. Behalve het feit dat Ward Barrett kennelijk een man was met wie rekening diende gehouden te worden, kon O'Malley maar weinig van dat knappe gezicht aflezen. Maar over het geheel genomen stond het uiterlijk van Claudia's halfbroer hem aan. Misschien zou zijn stem meer openbaren. „Ik hoop dat miss Hunt veilig is thuisgekomen," begon O'Malley. Barrett, die van onder neergeslagen oogleden naar de spreker keek, glimlachteeen tikje raadselachtig, naar het O'Malley toescheen. „O ja, dank u wel," antwoordde Barrett. „Ik heb reden in overvloed om u dankbaar te zijn." Barretts stem was diep en aangenaam. Ze klonk ook ernstig. Maar toch meende O'Malley een ondertoon van lichte spot te beluisteren. Hij kon die niet verklaren, maar was niet ijdel genoeg om zich er veel om te bekommeren. Hij glimlachte dan ook terug. (Wordt vervolgd.) Weer vlogen Timmie en zijn robot door de lucht vSn de rug van het paard. Zij kwamen met een harde smak op het bestrate voorplein terecht. Bucephalus rende door. „HéKom hier, jij lelijke niksnut!" gilde Timmie naar het paard. Timmie moest nu zien, dat zijn robot het on willige dier opving. T»n dit eindelijk gelukt was en de robot het paard aan de leidsels naar de stal terug bracht, was het dier zijn woestheid kwijt. Timmie be sloot het paard voorlopig maar op stal te laten staan, want hij voelde er niet veel voor zijn „triomfantelijke" rit op dezelfde manier te laten verlopen. Steeds de robot besturend vanuit de ver borgen plaats in diens hoofd, won Timmie al spoedig het algehele vertrouwen van den koning. De heerser begon hem vele geheimen van zijn onderaardse koninkrijk te onthullen en nam Timmie mee op een inspectietocht. Zijn oorlogsmonsters waren groot in aantal en vreselijk om aan te zien. „Dit is het vlagge- schip van mijn onderzeevloot, een onderzeeër in de vorm van een kreeft", legde de koning uit, terwijl ze naast het enorme stalen monster stonden, dat er uit zag als een reuzenkreeft uit het vóórwereldlijke tijdperk. „Hurilde Timmie, „wat een scharen!" „Ga naar binnen," verzocht Zorex hem, terwijl hij een deur in de zijwand opende. opvoering van: (Laburnum Grove) Blijspel in 3 bedrijven door B. Priestley op Dinsdag 15 April en Donderdag 17 April in De Rustende Jager te Bergen WAERDENDE.LSTRAAT 3 TEL 4394 ALKMAAR ARTIS Verschillende nieuwe aanwinsten, zoals dwergantiloopjes, zeeleeuwen, boa constrictor, chimpansé, doodshoofdaapje, huzaaraap. TARIEVEN Volw. Kind. t/ml3j. Op Zon- en Feestdagen f 0,75 f 0,60 Op Werkdagen f 1,00 f 0,60 door Morgan S. Roscoe

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1947 | | pagina 4