CaféHiem&tdifk Nö. 5. HENDRIK DE ZEEVAARDER KNAPT HET OP! DANSEN KAMERPLANTEN ten qeJkoken G. CIJS Bergen MYSTERIE om een Ctief A* Kofman Zn» BERGEN THE PRETTY MUSICALS Niet alleen voor maar ook voor Heesfers en vasie planten □□aoaoaciaaDaaDciaaDaDDaaD Dat kan de Goedkope Groentenhal alleen! TANDTECHNIEK FEUILLETON Als hij in de stad was, zou hij in de loop van de avond hoogstvermoedelijk wel het huis verlaten of weer binnen gaan. O'Malley ging naar een sigarenwinkel en kocht een voorraad sigaretten. Daarna keerde hij weer naar de hoek van Madison Avenue terug en stelde zich zo op, dat hij de voorzijde van het huis in de gaten kon houden. Tot middernacht bleef hij op zijn post, af en toe heen en weer lopend uit behoefte aan beweging. Een paar bedienden waren teruggekomen en door de zijdeur naar binnen gegaan, maar van Schenk geen spoor. Het zou dwaasheid zijn nog langer te blijven. O'Malley keerde naar huis terug, naar zijn eigen huis, niet naar het tijdelijk verblijf bij mrs Peil. Hij was doodop na de emoties en physieke vermoeienissen van de dag en zag op tegen de lange tocht naar het verre pension. Mc Girk liep niet weg. Met loodzware voeten strompelde hij de trappen op en trad de donkere voorkamer binnen. Hij keerde zich om om de deur te sluiten en draaide aan de schakelaar van 't electrisch licht. Daarop wendde hij^zich opnieuw om, weer naar de kamer, die thans helder verlicht was, hief de armen omhoog en bleef stokstijf staan. Zijn gemakkelijke stoel, die meestal naar de haard ge richt stond, was nu in de richting van de deur geschoven. In de stoel zat een man in een donker costuum, met een slappe hoed diep ip de ogen getrokken. Hij leunde be haaglijk achterover, de handen in zijn schoot. Maar een hand hield een groot pistool vast, waarvan de loop on beweeglijk op O'Malley gericht was. HOOFDSTUK XVIII KAARTEN OP TAFEL Bij de eerste blik op de revolver en het half bedekte gelaat van de man in de stoel, dacht O'Malley dat de politie hem op het spoor gekomen was en zijn handen waren bijna automatisch omhoog gegaan. Maar 't volgende moment verschafte hem klaarheid en bracht hem tegelijk in stomme verbazing. De nachtelijke bezoeker was Ward Barrett. „Neen, houd je handen maar omhoog," merkte Barrett koel op. „Ik ben niet gewapend", was het korte wederwoord. De andere man staarde hem een ogenblik aan. „Mooi! U hoeft niet bang te zijn; dit ding gaat alleen gemakkelijk af. Gaat u zitten." Nieuwsgierigheid onderdrukte O'Malley's opkomende woede over deze autoritaire toon. Hij liep naar de divan, ging zitten en keek zijn bezoeker aan. „U bent heel vriendelijk," verklaarde hij minzaam. „En dit is een onverwacht genoegen. Ik heb er de hele dag al naar verlangd een onderhoud met u te hebben. „Wat weerhield u?" vroeg Barrett droog. O'Malley staarde hem aan. „Ik heb zo lang gewacht, omdat ik Schenk te spreken wilde krijgen," antwoordde hij als terloops. Als deze opmerking Barrett aan het schrikken maakte, dan liet hij daarvan toch niets merken. Alleen kreeg zijn gezicht een strakke dreigende uitdrukking. O'Malley zag, hoe de sterke vingers zich vaster om de revolver sloten. „En ik", verklaarde Barrett grimmig, „heb hier gewacht, omdat ik u wilde spreken! Waar is mijn zuster? De vraag kwam wel heel onverwacht. O'Malley boog zich naar voren. „Uw zuster?" herhaalde hij werktuigelijk. „U bedoelt miss Hunt?" Barrett gaf geen antwoord. Hij hield zijn ogen onaf gebroken op de Ier gericht. O'Malley zag de trillende spieren van Barretts kaak, terwijl hij zijn ziedende woede trachtte meester te blijven. Hij sprong overeind, een be weging, die de loop van Barretts revolver dichter bij hem bracht. Hij negeerde dit dreigement. „Wel allemachtig," barstte hij uit; „is miss Hunt niet thuis? Ik heb vanmiddag met haar theegedronken. Bedoelt u haar?" „Ga zitten," beet Barrett hem toe; „en laat die on schuldige verbazing maar. U weet drommels goed wie ik bedoel! Waar is ze? Wat hebt u met haar uitgevoerd? Ik heb u verteld dat dit ding hier heel gemakkelijk afgaat. Vooruit vlug!" Meer uit stomme verwondering dan gedwongen door de wil en het wapen van de ander, nam O'Malley zijn plaats weer in. „Luister nu eens goed, Barret," drong hij aan, „ik geef u mijn woord van eer, dat ik niet weet waar ze is. We zijn omstreeks half zeven van elkaar ge gaan. Ik heb haar in een taxi gezet en zelf de chauffeur het adres gegeven. Sindsdien heb ik haar niet meer ge zien, werkelijk niet!" Barrett kreeg een woede-aanval, die O'Malley ontstelde. „Verdraaid nog aan toe, ik geef je nog een minuut om mij te zeggen waar ze is!" riep hij met trillende stem. „Als je dat niet doet,t schiet ik je neer als een hond! Kies nu zelf maar. Ik meen wat ik zeg!" Een plotseling visioen van het slappe lichaam en het grauwe gezicht van Bindles deed een kil gevoel langs O'Malley's ruggegraat gaan, maar behalve een trek van berusting veranderde er aan zijn gezicht niets. Hij leunde achterover op de divan. „Uitstekend," zei hij. „Aangezien ik absoluut niet weet waar ze is, moet u maar schieten. Maar als ze werkelijk verdwenen is, vind ik, dat u haar beter kunt gaan zoeken, in plaats van hier te zitten en mij als schietschijf te willen gebruiken. Maar ga gerust uw gang." Nog een paar gespannen seconden bleef Ward Barrett hem aanstaren. Toen liet hij met een snelle beweging de revolver in zijn zak glijden en begon de kamer op en neer te lopen alsof O'Malley lucht voor hem was. Deze was te veel van zijn stuk gebracht door de schokkende tijding en het optreden van zijn bezoeker, om iets anders te doen dan te blijven zitten en voor zich uit te staren. Na een poosje keerde Barrett zich met een flauw glimlachje naar hem toe. „Goed dan," klonk het; „ik veronderstel dat u de waarheid spreekt. Eerlijk gezegd dacht ik ook niet, dat u er iets mee te maken had, maar ik moest mij over tuigen. Ik hoopte eigenlijk, dat het wel zo zou zijn „U hoopte.... dat ik...." echode O'Malley verwezen. „Dat spreekt immers vanzelf," antwoordde Barrett on geduldig. „Want dat u het niet bent, maakt de zaak heel wat erger. Ziet u dat zelf niet in?" O'Malley's hersenen begonnen weer te werken. „Bedoelt u," vroeg hij, „dat Claudia miss Hunt werkelijk verdwenen is?" „Dat bedoel ik inderdaad!" Barrett wierp hem een nieuwsgierige en enigszins ironische blik toe. „Om zeven uur is ze het huis uitgegaan," bulderde hij plotseling, „en om twaalf uur was ze nog niet terug. Ik heb hier net getelefoneerd." „Maar hoe weet u het? Bent u dan zelf thuis geweest? Barrett hief met een rnk het hoofd op en keek hem aan. „Waarom wilt u dat weten?" klonk het, scherp als 'n pistoolschot. O'Malley dacht een ogenblik na. „Het doet er niet toe," zei hij toen. „Maar weet u wat, mr Barrett; ik wil u een voorstel doen. Laten we de kaarten op tafel leggen, voor zover dat mogelijk is. Als miss Hunt werkelijk verdwenen is, willen we haar allebei graag terugvinden. Tot zover kunnen we dus samenwerken. De rest kan wachten tot ze er weer is. Gaat u daarmee accoord?" Barrett nam een paar grote passen. Toen ging hij naar O'Malley terug en barstte in een hard lachen uit. Met „de rest" bedoel je zeker de moord op Bindles, hé?" vroeg hij woest. „Je bent op het kantje ontsnapt, mijn jongen! Ze zoeken je nog!" O'Malley schrok even, beheerste zich en begon toen te grinniken. „Nu," merkte hij op, „wat brutaliteit aangaat, komt u de eerste prijs toe, mr Barrett. Neem me niet kwalijk, dat ik het u zo onomwonden zeg." Barrett keek peinzend naar hem en zette daarop zijn wandeling door de kamer weer voort. „Neen, ik neem je dat niet kwalijk," verklaarde hij afwezig. O'Malley voelde iets van bewondering in zich opkomen, bewondering, die zich uitte in een waarderend lachje. Wat hij ook mocht zijn, een kerel was Barrett. „Maar vertel me <eens," hernam hij abrupt, „hebt u enig idee waar ze kan zijn? Denkt u dat ze tegen haar wil wegblijft?" Barrett draaide zich met gefronst voorhoofd om. „Ze is weggegaan op een boodschap van mij, een mededeling dat ik haar nodig had. Ik heb haar geen boodschap gestuurd." „Hoe weet u dat allemaal?" vroeg O'Malley. Barrett keek hem ironisch aan. „O, vergeet dat, wilt u," verzocht O'Malley. „Ik probeer heus niet, u in een val te lokken, mr Barrett. Hoe dan ook, ik sta aan uw kant, terwille van Claudia." (Wordt vervolgd) „Dat zal ik je vertellen zegt Hendrik de Zee vaarder zelfbewust, „Maar eerst wil ik er nog even op wijzen, dat je met thuiszitten geen avonturen be leeft, en óók geen oude documenten vindt, zoals ik ahum! Wie verre reizen doet kan véél verhalen, jonge vriend, knoop dat in je oren „Je spreekt ip raadsels!" antwoordt Bimmelbam een beetje beledigd, „vertel me nu eerst maar eens wat méér over dat geheimzinnige document. Op wélke verre reis heb je dat gevonden?" Oh....hum.... tja. Dat was niet zo ver. Het lag in een lade van mijn schrijfbureau. Ik moest gisteren een felicitatie-kaart naar een tante van me sturen, want die is vandaag jarig en toen vond ik het document. Het zat in een envelop, waarop stond„Aan mijn achter-achter-kleinzoon Jodocus Bimmelbam en het was ondertekend met Adalbert Bimmelbam". Bimmel bam springt overeind. „Maar dan is dat document van mij!" roept hij verontwaardigd. „Daar zullen we niet over twisten!" zegt Hendrik de Zeevaarder grootmoedig, „wij zullen samen delen. Per slot van rekening lag het in mijn schrijfbureau, waarde vriend. Laten we naar buiten gaan, mijn wagen staat voor de deur. Het wordt tijd dat we op weg gaan, want het is nog een héél eindHij drinkt nog gauw even zijn glas met thee leeg en met de nieuwsgierige Bimmelbam achter zich aan loopt hij naar buiten. Het is inmiddels al laat in de middag geworden en het zal niet lang meer duren of de zon is helemaal achter de horizon verdwenen. „Er is iets wat mij vandaag bijzonder verheugt!" constateerde Hendrik zichtbaar tevreden, „de zon is bijna onder!" „Waarom verheugt je dat?", vraagt Bimmelbam verbaasd. „Dat doet hij toch iedere dag? Of heeft het iets te maken met het geheimzinnige document Hen drik knikt toestemmend. „Zeer juist opgemerkt, mijn waarde zegt hij. „Er staat in het document dat we moeten wachten tot...." Opeens zwijgt hij en staart verbaasd naar zijn auto. Op de bank achter het stuur ligt een vreemde jas Adres Bloemisterij Russen weg 18 Telef. 2229 Bergen Muziek de bekende DANS- EN STEMMINGSBAND Prima waar voor weinig geld O 8 pond moesappelen f 1,— D q 8 pond sterappelen f 1, 8 pond stoofperen f 1, O 8 pond handperen f 1,O q 6 pond cox oranje f 1,q 6 pond goudreinetten f 1,— O 5 pond zoete appelen f 1,E Met groenten zijn wij ook goedkoop O Dus allen naar O Dorpsstraat 86, Tel. 2069, Bergen Q waar ze van die puike Friese g winteraardappelen verkopen. „Hé", zegt Hendrik de Zeevaarder en dat hij in zijn leven al veel meegemaakt heeft kan je zien aan de manier, waarop hij de auto nadert. Onze Hendrik doet het op de manier, die alle grote avonturiers van naam toegepast hebben. Hij steekt eerst een vinger in de mond en houdt hem dan in de lucht. „Om de wind richting te bepalen", zegt hij tegen Bimmelbam. „Hm Dit is zeer belangrijk en onder géén omstandigheid te verwaarlozen! HmWindrichting West-Zuid-West. Dat komt mooi uit!" Vervolgens laat de avonturier zich plat op de buik vallen en kruipt op z'n knieën en ellebogen naar het wagentje. „Wat doe je daar?" vraagt zijn vriend en komt er belangstellend bij staan. Hendrik wuift bezwerend met zijn handen. „Sssst" waarschuwt hij, „Zorg dat je óók dekking vindt! Het kan gevaarlijk worden!!" Bimmelbam is een nuchter man, maar laat zich toch naast Hendrik op de grond zakken. „Zeker is zeker!", mompelt hij en kruipt wat dichter bij Hendrik, die nu fluisterend uitleg geeft. „Sssst', sist Hendrik, „Sssst.... Zie je daar links van mijn wagen ciie zeven verbogen grassprietjes? Dat is een aanduidingTrouwens dat is de jas óók. Een gewone eend had deze belangrijke feiten natuurlijk over het hoofd gezien.... maar ik ben Hendrik de Zee vaarder. Dezelfde Hendrik de Zeevaarder, dieWinne- tou en Old Shatterhand de hand kwamen drukken tijdens één van zijn bekende wereld-reizen." Bimmelbam zegt een onvriendelijk woord en is met een sprong weer overeind. „Wat een opschepper ben jij toch!" zegt hij boos, „je leest teveel! Om zon drukte over een jas te maken, je lijkt wel niet goed wijs! Daar is toch niets bijzonders aan! Iemand heeft hem zeker laten liggen.... Hij loopt op de auto toe om het kledingstuk te bekijken. Maar de bank is leeg De jas is verdwenen Iedere Zaterdag- en Zondagavond Aanvang half acht Vrij entrée met 1 dag weer in Uw bezit Burgem. Lovincklaan 9 Eerste klas werk gegarandeerd door Morgan S. Roscoe 28 Nadruk verboden

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1947 | | pagina 4