DE DUINSTREEK
20 °|o REGERINGSSUBSIDIE
VOOR SCHILDERWERK
Mijnheer Brommer's Sinterklaasfeest.
Oo-lc winttc
Indrukken
en Reisavonturen
PRIJSVERLAGING
Losse Berini-motor
Garage P* BOOD
99
Vrijdag 28 November 1952
Tweede blad
SINTERKLAASVERHAAL
„Opgekrast!" schreeuwde mijn
heer Brom tegen een viertal
jongens, die voor z'n deur ston
den te praten en te lachen. „Schiet
opHoeveel keer heb ik het nu
al gezegd, dat ik niet hebben wil,
dat jullie in mijn portiek staan?"
De jongens schrokken even en
liepen weg. Maar meteen lachten
ze weer en haalden hun schouders
op over die mijnheer „Brommer",
zoals ze de nijdasserige man noem
den. De bel ging intussen en de
jongens spoedden zich naar de
school, om aan hun taak te be
ginnen.
Mijnheer Brom keek ze na en
mopperde nog wat in zichzelf.
Die lummels, altijd stonden ze
voor zijn deur. 't Was wat, om
vlak bij een ambachtschool te
wonen. Altijd en eeuwig had je
last van die vermaledijde jongens.
Hij begreep niet, dat zijn vrouw
zo gemakkelijk was; die kon het
niets schelen. Maar hij kon er
niet tegenaltijd maar dat geklets
voor de deur, iedere morgen het
zelfde liedje. Het leek wel, of ze
het er om deden.
Was mijnheer Brom niet be
paald een vriend van de ambacht
schooljongens, de liefde was in
dit opzicht wederkerig. Ook de
jongens mochten hem niet en als
ze het konden, plaagden ze hem.
Bij voorkeur ging men in zijn
portiek staan, hoewel men wist,
dat hij er een hekel aan had. Nog
maar kortgeleden had hij met z'n
wandelstok een paar tikken uit
gedeeld. Wat hij niet wist was,
dat de vier knapen, die hij be
hoorlijk geraakt had, op wraak
zonnen. Ze hadden toen gezegd:
Als we eens de kans krijgen,
zullen we hem er tussen nemen.
Op een vrije middag, achter in
November, liepen de vier vrien
den nabij de vuilnisbelt en keken
toe, hoe de ene wagen na de andere
werd geleegd. Ze gingen eens
even dichterbij kijken en opeens
zei Wim: „Kijk eens, lui, een
etalagepop. Zouden we daar niets
mee kunnen doen?
De jongens keken elkander aan
en daarna naar de afgedankte pop,
die zo zielig tussen allerlei afval
en vuil lag. En opeens begonnen
ze alle vier te lachen. „Jözei
Piet, de jongste, „daar kunnen we
een mop mee uithalen. Zullen we?".
„Wacht even, tot die lui weg
gaan anders vinden ze het mis
schien niet goed", raadde Kees aan.
Toen de laatste wagen geleegd
en vertrokken was, liepen de
jongens naar de vuilnisberg en
haalden de pop eruit. Hij was
wel beschadigd, het gezicht zou
bijgewerkt moeten worden, maar
de rest bleek vrij goed te zijn.
Kees zei: „We nemen hem mee
naar huis en knappen hem op.
Dan heb ik een reuze plan. Moet
je eens horen De jongens
staken hun hoofden bij elkaar en
toen Kees zijn verhaal gedaan
had, schaterden ze alle vier van
het lachen, „Een reuze mop",
zeiden ze. „Nou, zeg, dat doen
we vast".
„Kom op, we nemen hem mee",
besloot Kees. „Ga nou", zei Wim,
„ik ga er zo niet mee over straat
lopen. Wacht maar even, ik haal
eerst wel een grote zak van huis.
We zouden anders teveel in de
gaten lopen". Na een half uurtje
was de pop in het schuurtje
achter Kees' huis. Er werd ge
werkt en met wat verf werden
de krassen op het gezicht weer
onzichtbaar gemaakt. Na een
uurtje zag de pop er al heel an
ders uit.
De volgende dag gingen ze na
schooltijd naar een winkel, waar
je allerlei soorten kleding kon
huren. Kees deed het woord. „We
willen op Sinterklaasavond een
politiepak huren, helemaal com
pleet. We willen er een grap mee
uithalen. Kan dat?". De winkelier,
een goede baas, lachte even, maar
keek toen ernstig. „Toch geen ver
keerde dingen, hoop ik?". „Nee
verzekerde Kees, alleen maar een
Sinterklaasgrap, anders niet".
„Nou, dan kan het wel gebeuren.
Kijk eens hier, een compleet uni
form, laarzen, een pet en een
koppel. Is dat goed zo?".
„Nou, en of", verzekerde Kees.
„Hebt U misschien ook nog een
snor?". Ja een snor was er ook.
Toen de winkelier alles ingepakt
had, betaalde Kees de huur voor
af. „Sinterklaasmiddag komen we
het pak wel halen", zei hij.
„Best", zei de winkelier; „en
wanneer komt het weer terug?
„De volgende morgendaar kunt
U van opaan„Denk er om,
jongens, dat het niet beschadigd
wordt, hoor?". De jongens ver
zekerden, dat de winkelier ook
hierop rekenen kon en toen ver
trokken ze weer. „Ik lach me
een aap, zeg", verklaarde Piet,
„wat een mop zal dat worden".
„Nu moeten we nog een doos
bonbons hebben en een doosje
sigaren", zei Kees. „Waarom
vroegen de anderen. „Nou, voor
Brommer en zijn vrouw. Ze zullen
wel de schrik van hun leven krij
gen en tenslotte moeten we dat
toch een beetje vergoeden". En
daar waren de andere jongens
het mee eens.
Op 5 December werd na school
tijd het politiepak opgehaald en
in de schuur van Kees ging men
de etalagepop zorgvuldig aan
kleden. Dat was lang niet gemak
kelijk, want zo'n pop was stijf
en gaf niets mee. Met de laarzen
ging het nog moeilijker, maar
tenslotte was de etalagepop ge-
metamorphoseerd in een bars-uit
ziende politieagent met een mar
tiale snor. „Je zou haast bang
van 'm worden", lachte Wim.
„Dat is ook de bedoeling", ant
woordde Kees. „Anders is het
niet aardig".
Tegen acht uur liepen de
jongens met de politiepop in een
grote zak naar het huis van mijn
heer Brommer. Maar goed, dat
hij niet in zo'n drukke buurt
woonde. Erwas hier maar weinig
verkeer.
Bij de woning gekomen, haalden
ze de pop uit de zak en zetten
hem op het trottoir, vlak voor
de stoep neer, met het gezicht
naar de straat gekeerd, de handen
op de rug. Net zoals een echte
agent vaak stond. Toen stelden
de jongens zich verdekt op.
„Wat doen we nu, jongens, als
hij niet komt kijken?" vroeg Piet.
„Och," antwoordde Kees, „er
zal wel eens iemand komen en
als het te lang duurt bellen we
zelf aan."
„Moeten die pakjes nu niet
erbij?" vroeg Wim.
„Welnee, ook dat komt straks
wel. Hij moet eerst maar eens
schrikken".
In de grote huiskamer van het
echtpaar Brom stond alles gereed
voor een gezellige avond. Een
paar kennissen en familieleden
zouden de Sinterklaasavond bij
hen doorbrengen en mijnheer Brom
verheugde zich er op.
Tegen half negen ging de bel.
Mevrouw Brom ging naar de
deur en deed open. Het waren
de eerste gasten.
„Dag. Hoe gaat het?" zei de
dame, die binnentrad, gevolgd
door haar man. „Hallo," zei deze;
„zeg, er staat een politieagent
voor jullie huis. Waar is dat voor
Mevrouw Brom keek verwon
derd. „Een politieagent?" Ze liep
terug naar de voordeur en keek
door het raampje. Ja, inderdaad,
daar stond een agent, met zijn
rug naar de deur.
„Erg vriendelijk scheen hij niet,
want we zeidenGoeie avond,
agent, maar hij zei niets terug.'
Mevrouw Brom haalde haar
schouders op en ging achter haar
gasten naar binnen. Misschien
zocht de agent de luwte een
beetje. Het was ook zo koud.
Enkele minuten later ging de
bel opnieuw. Het was een oude
zakenvriend van de heer des
huizes, die nu zelf had openge
daan.
„Hoe gaat het?"
„Best. Met jou?"
„Uitstekend. Zeg, wat moet
die smeris voor je deur?"
„Smeris?"
„Ja, een agent. En hij zegt geen
boe of ba. Ik zeg tegen hem:
koude avond, agentMaar hij
geeft geen eens antwoord."
Op zijn beurt liep mijnheer
Brom naar het raampje en ja, hij
zag de brede rug van de politie
man.
„Stil laten staan", zei de heer
des huizes. Maar opeens schrok
hij. Wacht eens, hij had des
morgens met zijn fiets een klein
meisje aangereden, dat onverwacht
de straat was overgestoken. Het
kind was nogal lelijk gevallen:
een gat in de kous en schaaf
wonden. Inplaats van het kind
naar huis te brengen, had hij haar
een kwartje in de hand gestopt
en was verder gereden. En nu
die agent Het kind kon wel
een hersenschudding gekregen
hebben. Of misschien nog erger.
Als het maar niet dood was. Hij
kreeg het een tikje benauwd
Nog voor hij de kamer inging,
werd er opnieuw gebeld.
„Hallo, die Dries. Zeg je huis
wordt bewaakt. Heb je wat uit
gespookt?"
„Be waakt?" stotterde mijn
heer Brom. „Welnee, die man
staat er zo maar eh te
staan, hè? Zoals agenten overal
wel eens staan."
„Nou," zei de gast, die zich
van zijn jas ontdeed, „Ik vind
het maar gek. Hij staat al maar
naar het raam te kijken."
„Naar het raam?" Brom liep
opnieuw naar het voordeurraampje
en zag, dat de agent inderdaad
een halve slag was omgedraaid
en nu doordringend naar het
voorkamerraam keek.
Brom trok eens aan zijn boord
en kreeg een onbehaaglijk gevoel.
Dat was geen zuivere koffie
Zo lang bleef een agent nooit
ergens staan, of
Hij ging naar de voorkamer en
controleerde de overgordijnen.
Maar die waren goed gesloten.
Even keek hij door een kier en
zag nu, dat de agent dreigend
naar hem keek. Met een ruk sloot
hij het gordijn weer en haalde
diep adem. Die vent moest hem
hebben, dat stond vast.
Tegen negen uur kwam de laatste
gast. Mevr. had ditmaal open
gedaan.
„Dag, wat laat hè? Zeg, wat
moet die agent voor je deur? Hij
staat met z'n gezicht hierheen te
gluren."
„O," antwoordde mevrouw
nonchalant, dat weet ik niet. Hij
staat er al een poosje." Maar ze
ging toch nog eens even kijken
door het raampje. Ja, inderdaad
stond de agent nu met zijn gezicht
naar de deur gekeerd.
Binnen was er al een gesprek
gaande over de politieman. Men
plaagde de heer des huizes en zei:
„Ja, Dries, je hebt vast wat op
je gewetenwaarom staat anders
die politieagent hier?"
„Ikik zou niet weten
watstotterde hij, een
poging aanwendend om zich een
houding te geven.
Mevrouw Brom schonk in en
keek terloops haar man eens
aan. Zou er inderdaad wat aan
de hand zijn?"
Gek, er was geen gezellige
stemming, ondanks het feit, dat
het Sinterklaasavond was. Kenne
lijk was de heer des huizes niet
op zijn gemak. Die beroerde
smeris ook
Toen, om half tien, werd er
hard en nadrukkelijk gebeld.
Mijnheer Brom schrok en werd
beurtelings wit en rood. Nu komen
ze me halen, dacht hij. En dat
juist nu, terwijl ik een huis vol
gasten heb Op Sinterklaas
avond naar de cel
Mevrouw keek haar man nog
eens aan en ging zelf maar naar
de voordeur. Ze opende. Daar,
op de stoep, stond de agent.
„Goedenavond, agent," zei ze
op kalme toon, „wat is er van
uw dienst?"
Er kwam geen antwoord en
het leek wel, of de agent over
de schouders van mevrouw heen
recht naar Brom keek. Deze, die
schoorvoetend achter zijn vrouw
aangegaan was, knikte zowat door
z'n knieën en trilde over z'n
gehele lichaam. Achter hem, nabij
de deur, stonden de gasten, die
het maar een vreemde historie
vonden.
„Ik zal wel meegaan", dacht
Brom, terwijl hij zijn droge lippen
bevochtigde. „Er zal niets anders
op zitten
Hoe het kwam, wist niemand,
maar opeens viel de agent langs
mevrouw voorover met een doffe
plons in de gang.
„Gunst", zei mevrouw, zich
over hem buigend, „hij is niet
goed geworden. Zeker bevangen
door de kou Ze voelde even
aan zijn gezicht en gaf toen een
kreet. Met een ruk draaide ze de
agent om en begon toen te lachen.
„Het is een pop", riep ze uit
een pop"
Meneer Brom slaakte een zucht
van verlichting.
„Gut, wat flauw", zei hij, het
zweet van zijn klamme 'voorhoofd
wissend.
„Kijk", zei een der gasten, die
ook naderbij was gekomen, „er
zit een pak tussen z'n armen.'
Mevrouw zette de pop in de
gang overeind en met het pakje
in de hand ging ze terug naar
de huiskamer, gevolgd door de
anderen. De inhoud was een doos
sigaren en een doos bonbons.
Alsmede een brief. Mevrouw las:
Waarde vriend Brommer.
Hierbij een doos bonbons voor
mevrouw, omdat ze altijd zo
vriendelijk is en voor meneer
een doos sigaren voor de schrik.
Ze zijn niet groot maar goed.
Wilt U er eens aan denken, dat
U ook jong bent geweest? De
De jongens van de ambachtschool
zijn het nog en horen liever een
vriendelijk woord dan een snauw.
De pop mag U houden, maar
wilt U het uniform met toebehoren,
alsmede de snor, terugbrengen bij
W. Alleman, Gansstraat 7, alhier.
De huur ervoor is betaald.
Met vriendelijke groeten,
SINTERKLAAS
„Kom," zei mevrouw, „we gaan
voor de schrik eens wat drinken.'
En dat vonden de gasten een
goed idee.
Mijnheer Brom zat nog even
naar de brief te kijken. „Wie
zou me dat geleverd hebben,"
mompelde hij.
„Nou," grapte zijn vriend, „het
staat er toch op? Sinterklaas!"
Mevrouw lachte eveneens.
„Vraag je dat nog? Denk maar
eens aan de jongens van de
ambachtschool." En ze deed de
gasten het hele relaas van de
kwestie tussen haar man en de
schooljongens.
Brom zat opeens verbaasd te
kijken. Natuurlijk, dacht hij, dat
viertal van de school, dat altijd
in zijn portiek stond
De volgende morgen stonden
de vier jongens een beetje uit de
buurt van het portiek. Je kon
immers nooit weten. Maar een
joviaal lachende mijnheer Brom
opende de voordeur en kwam
met een groot pak naar het viertal
gelopen.
„Jongens, dit heeft Sinterklaas
per ongeluk bij mij gebracht, maar
het is voor jullie bestemd, hoor.
Ga maar even bij me in h^t
portiek staan, dan kunnen jullie
het op je gemak bekijken
En weg was hij weer, de vier
verblufte jongens met het pak
achterlatend.
Ze maakten het open en zagen
dat het vier boeken bevatte,
vier grote stukken chocolade en
vier politieagenten van marse
pein
Sedertdien wil het viertal geen
kwaad meer horen van mijnheer
Brommer
DORA WERTH
De Kring Alkmaar v/d Vakgroep Schilders (voorz. de heer
W. Beukers) vestigt de aandacht op het volgende:
of niet verlenen van subsidie. In
twijfelgevallen beslist de D.U.W.
Tot gebouwen worden ook
gerekend woonwagens en woon
arken. Meubelen, welke spijker-
vast met het gebouw zijn ver
bonden, worden gerekend tot het
gebouw te behoren. Als spijker-
vast worden ook gerekend niet
vast verbonden meubelen in te
schilderen kerken en lokalen van
scholen en ziekenhuizen.
Subsidie-aanvraag
De subsidie-aanvraag wordt
per formulier, waarop de voor
waarden, verbonden aan de sub
sidieverlening, zijn vermeld, ge
tekend door de opdrachtgever en
door de schilderspatroon, die het
werk zal uitvoeren, in duplo toe
gezonden aan „Mebesal". „Me
besal" zendt een exemplaar, voor
zien van haar advies, door aan
de directie van de D.U.W. De
directie beslist over het al of niet
verlenen van de subsidie.
Kosten der te
subsidiëren werken
De kosten van een binnen-
schilderwerk moeten per object
minstens f 600.- en van een bui
tenschilderwerk minstens f 250.-
bedragen, met dien verstande, dat,
wanneer binnen- en buitenwerk
aan één object worden uitgevoerd,
de kosten in totaal minstens f 600—
dienen te bedragen. Aaneengren-
zende opstallen van een eigenaar
worden als één object beschouwd.
Teneinde de bovengenoemde
bedragen te bereiken, kunnen ten
hoogste twee niet aaneengrenzende
opstallen tot één object gecombi
neerd worden, indien deze twee
objecten öf aan één eigenaar toe
behoren, óf de werkzaamheden
aan deze t.wee objecten door de
zelfde schilderspatroon worden
uitgevoerd.
De begrote kosten van het werk
behoeven de goedkeuring van of
namens de D.U.W. De beoor
deling zal in het algemeen ge
schieden aan de hand van door
de D.U.W. in overleg met „Me
besal" vast te stellen richtprijzen.
Na de succesvolle proef in het
begin van dit jaar, heeft de minister
van Sociale Zaken besloten ook
deze winter subsidie te verlenen
op het verrichten van schilderwerk.
20 °/0 van de werkzaamheden is
voor rekening van het Rijk, wan
neer het werk wordt gereed ge
maakt tussen 17 November 1952
en 28 Februari 1953.
De uitvoering der regeling be
rust bij de Rijksdienst voor de
Uitvoering van Werken (D.U.W.)
met inschakeling van de bedrijfs-
raad voor het schildersbedrijf, die
de uitvoering in handen legt van
het Dagelijks Bestuur van de
Commissie „Mebesal".
Soort van werk
Voor subsidie komt in aan
merking alle fiinnenschilderwerk,
wit- en sauswerk en voorts alle
buitenschilderwerk, voor zover
betreft afbranden, c.q. afschrappen
of afbijten en eenmaal gronden
en stoppen der ruiten, aan ge
bouwen en kunstwerken, uitge
zonderd
a. Werken ten laste van het
Rijk.
b. Werken ten behoeve van
nieuwbouw.
c. Werken tengevolge van ver
bouw.
d. Werken, uit te voeren in
eigen beheer (voor woningbouw
verenigingen kan, na overleg met
de D.U.W., een uitzondering
worden gemaakt).
ad. b. Onder nieuwbouw wor
den verstaan die werken, welke
nog nooit geheel zijn afgeschilderd.
ad c. Onder verbouw worden
verstaan die werken, waarbij de
werkzaamheden anders dan schil
derwerken de hoofdzaak zijn en
waarbij het schilderwerk nood
zakelijk uit deze andere werk
zaamheden voorvloeit.
Verandering aan de te schilde
ren onderdelen (b.v. bekleding van
deuren of plafonds) worden niet
als verbouw beschouwd. Bij
komende werken, die niets met
het schilderwerk te maken hebben
(b.v. leggen van een nieuwe vloer)
hebben geen invloed op het al
IV
van een Emigrant, die met de
„Sibajak' op 17 Juni 1952 vertrok
naar Nieuw Zeeland
Pacific Ocean, 3 Juli '52
Een dag na Panama, 7,30
uur (Holl. tijd 14,30 uur)
Wij hebben nu een brok zee
van 14 dagen vóór ons, en zo
heel veel bijzonderheden zal dat
niet opbrengen, vermoed ik, doch
ik heb nu reeds mijn pen gepakt,
daar ik wel heel wat tijd nodig
zal hebben om mijn belevenissen
tussen de vorige brief en deze
te beschrijven. O, wat zou ik
graag alles mondeling vertellen,
in één avond kwam ik lang niet
klaar!
Over het zeer bijzondere leven
aan boord met alle faciliteiten
voor gewone passagiers heb ik al
heel wat verteld. Dit zet ik
voorlopig op de achtergrond, daar
er nu veel andere dingen te ver
melden zijn.
Op Vrijdag 27 Juni passeerden
wij op betrekkelijk korte afstand
aan stuurboord het eiland Som
brero. Het was toen 10 uur in
de morgen en daar de zon het
eiland hel verlichtte, konden we
met kijkers heel wat zien. Som
brero is een rotsachtig eiland,
begroeid met lage struiken en
boompjes. Een grote staalconstruc
tie als vuurtoren en enige bruine
barakken waren alles wat we aan
bouwwerken konden ontdekken.
De branding op de steile rotsen
was met het blote oog zeer
goed zichtbaar, telkens zag je wit
schuimend water hoog opspuiten.
Op Zaterdag 28 Juni, 's mid
dags tussen vier en vijf kregen
we aan bakboord weer land in
zicht. De „Sibajak" voer vrij dicht
onder de kust van het eiland
Bonaire langs. De avondzon ver
lichtte 't eiland magnifiek. Zover
wij konden zien, is het land erg
bergachtig en wederom begroeid
met laag struikgewas in allerlei
kleuren en tinten. Op de punt,
die het eerst in zicht kwam, ont
dekten wij een hoge witte toren
en 'n klein huis er naast, midden
in woest berglandschap. Vele
passagiers hoorde ik zeggen, dat
het wel een kerk zou zijn, maar
dat kan ik me niet voorstellen
zo midden in de wildernis en ik
vermoed dat het een vuurtoren
en een meteorologisch station is.
Een eind verder stonden nog
enkele huisjes op de kustrand,
doch levende wezens werden niet
waargenomen.
Om i 18 uur zagen we over
stuurboord weer land en dit was
dan Curasao, waar al zo lang
naar uitgezien was. Het bleek de
Zuid-Oostelijke korte kant te zijn,
want direct nadat we het land
dwars aan stuurboord hadden,
werd de koers verlegd en voeren
we langs de kust in de richting
Willemstad. De zon stond al zeer
laag op de kim en in dit avond
licht vertoonde Curasao zich aan
ons oog. Het is rotsachtig met
in het begin niets anders dan
woeste bergruggen op gelijke wijze
begroeid als op Bonaire.
Weldra passeerden wij een
haven, als ik het mij goed her
innert was dit Bullenbaai. Het
was een prachtig gezicht, de ont
stoken havenverlichting en de
lichten van vele tankers in de
haven met op de achtergrond de
donkere bergmassa's. Om 19.30
uur, een dag vroeger dan ver
wacht werd kwamen we stil te
liggen op de rede van Willemstad,
want we moesten wachten op de
loods. Enkele tankers lagen ook
op de ree en over de donkere
baai hadden we een prachtig
gezicht op de verlichte stad en
de donkere bergen. Op een weg
langs de kust kon je de lichtbun
dels van vele auto's zich snel zien
verplaatsen, terwijl in de ingang
van de haven veel rode, witte,
blauwe en groene lichtjes van
motorbootjes en andere vaartuigen
zich snel of langzaam over het
water bewogen. Plotseling kwam
een stel van die lichtjes met veel
gepuf op de „Sibajak" af en even
later bengelde de loods aan een
touwladder tegen de scheepshuid.
Er kwam weer beweging in de
boot en weldra voeren we door
de grote pontonbrug, die de beide
stadsdelen met elkaar verbindt.
Aan beide kanten van 't kanaaltje
waar we nu doorvoeren, stonden
veel mensen en het was een ge
juich en geschreeuw van je welste
over en weer. We voeren nu de
binnenhaven in en kwamen direct
links voor de kant, aan de kade
van de Grace Line. De Cura^ao-
enaren mochten niet op de kade
komen en dus was het vrij rustig.
Enkele negers in overall en tro
penhelm begonnen dadelijk met
de aanleg van een pijpleiding en
nog geen 10 minuten later dronk de
„Sibajak" z'n zo broodnodige olie.
Zoet water, dat al sinds een
week gerantsoeneerd was, zou
niet worden getankt daar dit op
Curasao veel te duur is, ze moe
ten het zelf invoeren. Op dit
eiland is benzine goedkoper dan
water
Ik heb toch al geschreven,
dat één dag na Rotterdam twee
verstekelingen opdoken aan boord,
die verklaarden de reis „per on
geluk" te hebben meegemaakt,
daar ze een vriend van hen een
vergeten bril hadden nagebracht?
Toen ze weer aan dek kwamen,
waren we al in volle zee. Hoe
bestaat het! Deze verstekelingen
nu, die gedurende de reis tot
Curasao in de cel zaten, werden
door de politie van boord ge
haald en gaan nu terug met de
„Oranjestad". Misschien heeft het
wel in de Hollandse kranten ge
staan. Onder uitroepen als „de
groeten thuis!" werden ze ge
vankelijk weggevoerd.
van f 139-
thans voor f 185-
Dorpsstraat 6, Bergen. Tel. 2453
99