DE DUINSTREEK 20 °|o REGERINGSSUBSIDIE VOOR SCHILDERWERK Mijnheer Brommer's Sinterklaasfeest. Oo-lc winttc Indrukken en Reisavonturen PRIJSVERLAGING Losse Berini-motor Garage P* BOOD 99 Vrijdag 28 November 1952 Tweede blad SINTERKLAASVERHAAL „Opgekrast!" schreeuwde mijn heer Brom tegen een viertal jongens, die voor z'n deur ston den te praten en te lachen. „Schiet opHoeveel keer heb ik het nu al gezegd, dat ik niet hebben wil, dat jullie in mijn portiek staan?" De jongens schrokken even en liepen weg. Maar meteen lachten ze weer en haalden hun schouders op over die mijnheer „Brommer", zoals ze de nijdasserige man noem den. De bel ging intussen en de jongens spoedden zich naar de school, om aan hun taak te be ginnen. Mijnheer Brom keek ze na en mopperde nog wat in zichzelf. Die lummels, altijd stonden ze voor zijn deur. 't Was wat, om vlak bij een ambachtschool te wonen. Altijd en eeuwig had je last van die vermaledijde jongens. Hij begreep niet, dat zijn vrouw zo gemakkelijk was; die kon het niets schelen. Maar hij kon er niet tegenaltijd maar dat geklets voor de deur, iedere morgen het zelfde liedje. Het leek wel, of ze het er om deden. Was mijnheer Brom niet be paald een vriend van de ambacht schooljongens, de liefde was in dit opzicht wederkerig. Ook de jongens mochten hem niet en als ze het konden, plaagden ze hem. Bij voorkeur ging men in zijn portiek staan, hoewel men wist, dat hij er een hekel aan had. Nog maar kortgeleden had hij met z'n wandelstok een paar tikken uit gedeeld. Wat hij niet wist was, dat de vier knapen, die hij be hoorlijk geraakt had, op wraak zonnen. Ze hadden toen gezegd: Als we eens de kans krijgen, zullen we hem er tussen nemen. Op een vrije middag, achter in November, liepen de vier vrien den nabij de vuilnisbelt en keken toe, hoe de ene wagen na de andere werd geleegd. Ze gingen eens even dichterbij kijken en opeens zei Wim: „Kijk eens, lui, een etalagepop. Zouden we daar niets mee kunnen doen? De jongens keken elkander aan en daarna naar de afgedankte pop, die zo zielig tussen allerlei afval en vuil lag. En opeens begonnen ze alle vier te lachen. „Jözei Piet, de jongste, „daar kunnen we een mop mee uithalen. Zullen we?". „Wacht even, tot die lui weg gaan anders vinden ze het mis schien niet goed", raadde Kees aan. Toen de laatste wagen geleegd en vertrokken was, liepen de jongens naar de vuilnisberg en haalden de pop eruit. Hij was wel beschadigd, het gezicht zou bijgewerkt moeten worden, maar de rest bleek vrij goed te zijn. Kees zei: „We nemen hem mee naar huis en knappen hem op. Dan heb ik een reuze plan. Moet je eens horen De jongens staken hun hoofden bij elkaar en toen Kees zijn verhaal gedaan had, schaterden ze alle vier van het lachen, „Een reuze mop", zeiden ze. „Nou, zeg, dat doen we vast". „Kom op, we nemen hem mee", besloot Kees. „Ga nou", zei Wim, „ik ga er zo niet mee over straat lopen. Wacht maar even, ik haal eerst wel een grote zak van huis. We zouden anders teveel in de gaten lopen". Na een half uurtje was de pop in het schuurtje achter Kees' huis. Er werd ge werkt en met wat verf werden de krassen op het gezicht weer onzichtbaar gemaakt. Na een uurtje zag de pop er al heel an ders uit. De volgende dag gingen ze na schooltijd naar een winkel, waar je allerlei soorten kleding kon huren. Kees deed het woord. „We willen op Sinterklaasavond een politiepak huren, helemaal com pleet. We willen er een grap mee uithalen. Kan dat?". De winkelier, een goede baas, lachte even, maar keek toen ernstig. „Toch geen ver keerde dingen, hoop ik?". „Nee verzekerde Kees, alleen maar een Sinterklaasgrap, anders niet". „Nou, dan kan het wel gebeuren. Kijk eens hier, een compleet uni form, laarzen, een pet en een koppel. Is dat goed zo?". „Nou, en of", verzekerde Kees. „Hebt U misschien ook nog een snor?". Ja een snor was er ook. Toen de winkelier alles ingepakt had, betaalde Kees de huur voor af. „Sinterklaasmiddag komen we het pak wel halen", zei hij. „Best", zei de winkelier; „en wanneer komt het weer terug? „De volgende morgendaar kunt U van opaan„Denk er om, jongens, dat het niet beschadigd wordt, hoor?". De jongens ver zekerden, dat de winkelier ook hierop rekenen kon en toen ver trokken ze weer. „Ik lach me een aap, zeg", verklaarde Piet, „wat een mop zal dat worden". „Nu moeten we nog een doos bonbons hebben en een doosje sigaren", zei Kees. „Waarom vroegen de anderen. „Nou, voor Brommer en zijn vrouw. Ze zullen wel de schrik van hun leven krij gen en tenslotte moeten we dat toch een beetje vergoeden". En daar waren de andere jongens het mee eens. Op 5 December werd na school tijd het politiepak opgehaald en in de schuur van Kees ging men de etalagepop zorgvuldig aan kleden. Dat was lang niet gemak kelijk, want zo'n pop was stijf en gaf niets mee. Met de laarzen ging het nog moeilijker, maar tenslotte was de etalagepop ge- metamorphoseerd in een bars-uit ziende politieagent met een mar tiale snor. „Je zou haast bang van 'm worden", lachte Wim. „Dat is ook de bedoeling", ant woordde Kees. „Anders is het niet aardig". Tegen acht uur liepen de jongens met de politiepop in een grote zak naar het huis van mijn heer Brommer. Maar goed, dat hij niet in zo'n drukke buurt woonde. Erwas hier maar weinig verkeer. Bij de woning gekomen, haalden ze de pop uit de zak en zetten hem op het trottoir, vlak voor de stoep neer, met het gezicht naar de straat gekeerd, de handen op de rug. Net zoals een echte agent vaak stond. Toen stelden de jongens zich verdekt op. „Wat doen we nu, jongens, als hij niet komt kijken?" vroeg Piet. „Och," antwoordde Kees, „er zal wel eens iemand komen en als het te lang duurt bellen we zelf aan." „Moeten die pakjes nu niet erbij?" vroeg Wim. „Welnee, ook dat komt straks wel. Hij moet eerst maar eens schrikken". In de grote huiskamer van het echtpaar Brom stond alles gereed voor een gezellige avond. Een paar kennissen en familieleden zouden de Sinterklaasavond bij hen doorbrengen en mijnheer Brom verheugde zich er op. Tegen half negen ging de bel. Mevrouw Brom ging naar de deur en deed open. Het waren de eerste gasten. „Dag. Hoe gaat het?" zei de dame, die binnentrad, gevolgd door haar man. „Hallo," zei deze; „zeg, er staat een politieagent voor jullie huis. Waar is dat voor Mevrouw Brom keek verwon derd. „Een politieagent?" Ze liep terug naar de voordeur en keek door het raampje. Ja, inderdaad, daar stond een agent, met zijn rug naar de deur. „Erg vriendelijk scheen hij niet, want we zeidenGoeie avond, agent, maar hij zei niets terug.' Mevrouw Brom haalde haar schouders op en ging achter haar gasten naar binnen. Misschien zocht de agent de luwte een beetje. Het was ook zo koud. Enkele minuten later ging de bel opnieuw. Het was een oude zakenvriend van de heer des huizes, die nu zelf had openge daan. „Hoe gaat het?" „Best. Met jou?" „Uitstekend. Zeg, wat moet die smeris voor je deur?" „Smeris?" „Ja, een agent. En hij zegt geen boe of ba. Ik zeg tegen hem: koude avond, agentMaar hij geeft geen eens antwoord." Op zijn beurt liep mijnheer Brom naar het raampje en ja, hij zag de brede rug van de politie man. „Stil laten staan", zei de heer des huizes. Maar opeens schrok hij. Wacht eens, hij had des morgens met zijn fiets een klein meisje aangereden, dat onverwacht de straat was overgestoken. Het kind was nogal lelijk gevallen: een gat in de kous en schaaf wonden. Inplaats van het kind naar huis te brengen, had hij haar een kwartje in de hand gestopt en was verder gereden. En nu die agent Het kind kon wel een hersenschudding gekregen hebben. Of misschien nog erger. Als het maar niet dood was. Hij kreeg het een tikje benauwd Nog voor hij de kamer inging, werd er opnieuw gebeld. „Hallo, die Dries. Zeg je huis wordt bewaakt. Heb je wat uit gespookt?" „Be waakt?" stotterde mijn heer Brom. „Welnee, die man staat er zo maar eh te staan, hè? Zoals agenten overal wel eens staan." „Nou," zei de gast, die zich van zijn jas ontdeed, „Ik vind het maar gek. Hij staat al maar naar het raam te kijken." „Naar het raam?" Brom liep opnieuw naar het voordeurraampje en zag, dat de agent inderdaad een halve slag was omgedraaid en nu doordringend naar het voorkamerraam keek. Brom trok eens aan zijn boord en kreeg een onbehaaglijk gevoel. Dat was geen zuivere koffie Zo lang bleef een agent nooit ergens staan, of Hij ging naar de voorkamer en controleerde de overgordijnen. Maar die waren goed gesloten. Even keek hij door een kier en zag nu, dat de agent dreigend naar hem keek. Met een ruk sloot hij het gordijn weer en haalde diep adem. Die vent moest hem hebben, dat stond vast. Tegen negen uur kwam de laatste gast. Mevr. had ditmaal open gedaan. „Dag, wat laat hè? Zeg, wat moet die agent voor je deur? Hij staat met z'n gezicht hierheen te gluren." „O," antwoordde mevrouw nonchalant, dat weet ik niet. Hij staat er al een poosje." Maar ze ging toch nog eens even kijken door het raampje. Ja, inderdaad stond de agent nu met zijn gezicht naar de deur gekeerd. Binnen was er al een gesprek gaande over de politieman. Men plaagde de heer des huizes en zei: „Ja, Dries, je hebt vast wat op je gewetenwaarom staat anders die politieagent hier?" „Ikik zou niet weten watstotterde hij, een poging aanwendend om zich een houding te geven. Mevrouw Brom schonk in en keek terloops haar man eens aan. Zou er inderdaad wat aan de hand zijn?" Gek, er was geen gezellige stemming, ondanks het feit, dat het Sinterklaasavond was. Kenne lijk was de heer des huizes niet op zijn gemak. Die beroerde smeris ook Toen, om half tien, werd er hard en nadrukkelijk gebeld. Mijnheer Brom schrok en werd beurtelings wit en rood. Nu komen ze me halen, dacht hij. En dat juist nu, terwijl ik een huis vol gasten heb Op Sinterklaas avond naar de cel Mevrouw keek haar man nog eens aan en ging zelf maar naar de voordeur. Ze opende. Daar, op de stoep, stond de agent. „Goedenavond, agent," zei ze op kalme toon, „wat is er van uw dienst?" Er kwam geen antwoord en het leek wel, of de agent over de schouders van mevrouw heen recht naar Brom keek. Deze, die schoorvoetend achter zijn vrouw aangegaan was, knikte zowat door z'n knieën en trilde over z'n gehele lichaam. Achter hem, nabij de deur, stonden de gasten, die het maar een vreemde historie vonden. „Ik zal wel meegaan", dacht Brom, terwijl hij zijn droge lippen bevochtigde. „Er zal niets anders op zitten Hoe het kwam, wist niemand, maar opeens viel de agent langs mevrouw voorover met een doffe plons in de gang. „Gunst", zei mevrouw, zich over hem buigend, „hij is niet goed geworden. Zeker bevangen door de kou Ze voelde even aan zijn gezicht en gaf toen een kreet. Met een ruk draaide ze de agent om en begon toen te lachen. „Het is een pop", riep ze uit een pop" Meneer Brom slaakte een zucht van verlichting. „Gut, wat flauw", zei hij, het zweet van zijn klamme 'voorhoofd wissend. „Kijk", zei een der gasten, die ook naderbij was gekomen, „er zit een pak tussen z'n armen.' Mevrouw zette de pop in de gang overeind en met het pakje in de hand ging ze terug naar de huiskamer, gevolgd door de anderen. De inhoud was een doos sigaren en een doos bonbons. Alsmede een brief. Mevrouw las: Waarde vriend Brommer. Hierbij een doos bonbons voor mevrouw, omdat ze altijd zo vriendelijk is en voor meneer een doos sigaren voor de schrik. Ze zijn niet groot maar goed. Wilt U er eens aan denken, dat U ook jong bent geweest? De De jongens van de ambachtschool zijn het nog en horen liever een vriendelijk woord dan een snauw. De pop mag U houden, maar wilt U het uniform met toebehoren, alsmede de snor, terugbrengen bij W. Alleman, Gansstraat 7, alhier. De huur ervoor is betaald. Met vriendelijke groeten, SINTERKLAAS „Kom," zei mevrouw, „we gaan voor de schrik eens wat drinken.' En dat vonden de gasten een goed idee. Mijnheer Brom zat nog even naar de brief te kijken. „Wie zou me dat geleverd hebben," mompelde hij. „Nou," grapte zijn vriend, „het staat er toch op? Sinterklaas!" Mevrouw lachte eveneens. „Vraag je dat nog? Denk maar eens aan de jongens van de ambachtschool." En ze deed de gasten het hele relaas van de kwestie tussen haar man en de schooljongens. Brom zat opeens verbaasd te kijken. Natuurlijk, dacht hij, dat viertal van de school, dat altijd in zijn portiek stond De volgende morgen stonden de vier jongens een beetje uit de buurt van het portiek. Je kon immers nooit weten. Maar een joviaal lachende mijnheer Brom opende de voordeur en kwam met een groot pak naar het viertal gelopen. „Jongens, dit heeft Sinterklaas per ongeluk bij mij gebracht, maar het is voor jullie bestemd, hoor. Ga maar even bij me in h^t portiek staan, dan kunnen jullie het op je gemak bekijken En weg was hij weer, de vier verblufte jongens met het pak achterlatend. Ze maakten het open en zagen dat het vier boeken bevatte, vier grote stukken chocolade en vier politieagenten van marse pein Sedertdien wil het viertal geen kwaad meer horen van mijnheer Brommer DORA WERTH De Kring Alkmaar v/d Vakgroep Schilders (voorz. de heer W. Beukers) vestigt de aandacht op het volgende: of niet verlenen van subsidie. In twijfelgevallen beslist de D.U.W. Tot gebouwen worden ook gerekend woonwagens en woon arken. Meubelen, welke spijker- vast met het gebouw zijn ver bonden, worden gerekend tot het gebouw te behoren. Als spijker- vast worden ook gerekend niet vast verbonden meubelen in te schilderen kerken en lokalen van scholen en ziekenhuizen. Subsidie-aanvraag De subsidie-aanvraag wordt per formulier, waarop de voor waarden, verbonden aan de sub sidieverlening, zijn vermeld, ge tekend door de opdrachtgever en door de schilderspatroon, die het werk zal uitvoeren, in duplo toe gezonden aan „Mebesal". „Me besal" zendt een exemplaar, voor zien van haar advies, door aan de directie van de D.U.W. De directie beslist over het al of niet verlenen van de subsidie. Kosten der te subsidiëren werken De kosten van een binnen- schilderwerk moeten per object minstens f 600.- en van een bui tenschilderwerk minstens f 250.- bedragen, met dien verstande, dat, wanneer binnen- en buitenwerk aan één object worden uitgevoerd, de kosten in totaal minstens f 600— dienen te bedragen. Aaneengren- zende opstallen van een eigenaar worden als één object beschouwd. Teneinde de bovengenoemde bedragen te bereiken, kunnen ten hoogste twee niet aaneengrenzende opstallen tot één object gecombi neerd worden, indien deze twee objecten öf aan één eigenaar toe behoren, óf de werkzaamheden aan deze t.wee objecten door de zelfde schilderspatroon worden uitgevoerd. De begrote kosten van het werk behoeven de goedkeuring van of namens de D.U.W. De beoor deling zal in het algemeen ge schieden aan de hand van door de D.U.W. in overleg met „Me besal" vast te stellen richtprijzen. Na de succesvolle proef in het begin van dit jaar, heeft de minister van Sociale Zaken besloten ook deze winter subsidie te verlenen op het verrichten van schilderwerk. 20 °/0 van de werkzaamheden is voor rekening van het Rijk, wan neer het werk wordt gereed ge maakt tussen 17 November 1952 en 28 Februari 1953. De uitvoering der regeling be rust bij de Rijksdienst voor de Uitvoering van Werken (D.U.W.) met inschakeling van de bedrijfs- raad voor het schildersbedrijf, die de uitvoering in handen legt van het Dagelijks Bestuur van de Commissie „Mebesal". Soort van werk Voor subsidie komt in aan merking alle fiinnenschilderwerk, wit- en sauswerk en voorts alle buitenschilderwerk, voor zover betreft afbranden, c.q. afschrappen of afbijten en eenmaal gronden en stoppen der ruiten, aan ge bouwen en kunstwerken, uitge zonderd a. Werken ten laste van het Rijk. b. Werken ten behoeve van nieuwbouw. c. Werken tengevolge van ver bouw. d. Werken, uit te voeren in eigen beheer (voor woningbouw verenigingen kan, na overleg met de D.U.W., een uitzondering worden gemaakt). ad. b. Onder nieuwbouw wor den verstaan die werken, welke nog nooit geheel zijn afgeschilderd. ad c. Onder verbouw worden verstaan die werken, waarbij de werkzaamheden anders dan schil derwerken de hoofdzaak zijn en waarbij het schilderwerk nood zakelijk uit deze andere werk zaamheden voorvloeit. Verandering aan de te schilde ren onderdelen (b.v. bekleding van deuren of plafonds) worden niet als verbouw beschouwd. Bij komende werken, die niets met het schilderwerk te maken hebben (b.v. leggen van een nieuwe vloer) hebben geen invloed op het al IV van een Emigrant, die met de „Sibajak' op 17 Juni 1952 vertrok naar Nieuw Zeeland Pacific Ocean, 3 Juli '52 Een dag na Panama, 7,30 uur (Holl. tijd 14,30 uur) Wij hebben nu een brok zee van 14 dagen vóór ons, en zo heel veel bijzonderheden zal dat niet opbrengen, vermoed ik, doch ik heb nu reeds mijn pen gepakt, daar ik wel heel wat tijd nodig zal hebben om mijn belevenissen tussen de vorige brief en deze te beschrijven. O, wat zou ik graag alles mondeling vertellen, in één avond kwam ik lang niet klaar! Over het zeer bijzondere leven aan boord met alle faciliteiten voor gewone passagiers heb ik al heel wat verteld. Dit zet ik voorlopig op de achtergrond, daar er nu veel andere dingen te ver melden zijn. Op Vrijdag 27 Juni passeerden wij op betrekkelijk korte afstand aan stuurboord het eiland Som brero. Het was toen 10 uur in de morgen en daar de zon het eiland hel verlichtte, konden we met kijkers heel wat zien. Som brero is een rotsachtig eiland, begroeid met lage struiken en boompjes. Een grote staalconstruc tie als vuurtoren en enige bruine barakken waren alles wat we aan bouwwerken konden ontdekken. De branding op de steile rotsen was met het blote oog zeer goed zichtbaar, telkens zag je wit schuimend water hoog opspuiten. Op Zaterdag 28 Juni, 's mid dags tussen vier en vijf kregen we aan bakboord weer land in zicht. De „Sibajak" voer vrij dicht onder de kust van het eiland Bonaire langs. De avondzon ver lichtte 't eiland magnifiek. Zover wij konden zien, is het land erg bergachtig en wederom begroeid met laag struikgewas in allerlei kleuren en tinten. Op de punt, die het eerst in zicht kwam, ont dekten wij een hoge witte toren en 'n klein huis er naast, midden in woest berglandschap. Vele passagiers hoorde ik zeggen, dat het wel een kerk zou zijn, maar dat kan ik me niet voorstellen zo midden in de wildernis en ik vermoed dat het een vuurtoren en een meteorologisch station is. Een eind verder stonden nog enkele huisjes op de kustrand, doch levende wezens werden niet waargenomen. Om i 18 uur zagen we over stuurboord weer land en dit was dan Curasao, waar al zo lang naar uitgezien was. Het bleek de Zuid-Oostelijke korte kant te zijn, want direct nadat we het land dwars aan stuurboord hadden, werd de koers verlegd en voeren we langs de kust in de richting Willemstad. De zon stond al zeer laag op de kim en in dit avond licht vertoonde Curasao zich aan ons oog. Het is rotsachtig met in het begin niets anders dan woeste bergruggen op gelijke wijze begroeid als op Bonaire. Weldra passeerden wij een haven, als ik het mij goed her innert was dit Bullenbaai. Het was een prachtig gezicht, de ont stoken havenverlichting en de lichten van vele tankers in de haven met op de achtergrond de donkere bergmassa's. Om 19.30 uur, een dag vroeger dan ver wacht werd kwamen we stil te liggen op de rede van Willemstad, want we moesten wachten op de loods. Enkele tankers lagen ook op de ree en over de donkere baai hadden we een prachtig gezicht op de verlichte stad en de donkere bergen. Op een weg langs de kust kon je de lichtbun dels van vele auto's zich snel zien verplaatsen, terwijl in de ingang van de haven veel rode, witte, blauwe en groene lichtjes van motorbootjes en andere vaartuigen zich snel of langzaam over het water bewogen. Plotseling kwam een stel van die lichtjes met veel gepuf op de „Sibajak" af en even later bengelde de loods aan een touwladder tegen de scheepshuid. Er kwam weer beweging in de boot en weldra voeren we door de grote pontonbrug, die de beide stadsdelen met elkaar verbindt. Aan beide kanten van 't kanaaltje waar we nu doorvoeren, stonden veel mensen en het was een ge juich en geschreeuw van je welste over en weer. We voeren nu de binnenhaven in en kwamen direct links voor de kant, aan de kade van de Grace Line. De Cura^ao- enaren mochten niet op de kade komen en dus was het vrij rustig. Enkele negers in overall en tro penhelm begonnen dadelijk met de aanleg van een pijpleiding en nog geen 10 minuten later dronk de „Sibajak" z'n zo broodnodige olie. Zoet water, dat al sinds een week gerantsoeneerd was, zou niet worden getankt daar dit op Curasao veel te duur is, ze moe ten het zelf invoeren. Op dit eiland is benzine goedkoper dan water Ik heb toch al geschreven, dat één dag na Rotterdam twee verstekelingen opdoken aan boord, die verklaarden de reis „per on geluk" te hebben meegemaakt, daar ze een vriend van hen een vergeten bril hadden nagebracht? Toen ze weer aan dek kwamen, waren we al in volle zee. Hoe bestaat het! Deze verstekelingen nu, die gedurende de reis tot Curasao in de cel zaten, werden door de politie van boord ge haald en gaan nu terug met de „Oranjestad". Misschien heeft het wel in de Hollandse kranten ge staan. Onder uitroepen als „de groeten thuis!" werden ze ge vankelijk weggevoerd. van f 139- thans voor f 185- Dorpsstraat 6, Bergen. Tel. 2453 99

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1952 | | pagina 5