£etUe
De veelceecde
Sidonius de Jong
STOFFEN
Haftsaian
URSEM
HET ADRES
ROB
(UUe&iedihf
CLEAN Wasmachines
4"
T
PAASKAARTEN
de Avo
Dl VANBED
WOLMATRAS
l/aa^aac
ui -Zo-mu
V<aos-ucfr(&LbLe>
de Haau
Kinderverhaal
(Wordt vervolgd)
gevuld 22,90
I 230,
J I 310,
MEIJER
Kunstenaars Centrum
Bergen
□□□□□□□□□□□□□□□aaoaaanaD
mmw0(
Plotseling werd de man van
achter besprongen en neerge
worpen. De koude loop van een
revolver werd tegen zijn nek ge
drukt.
„Sta nu op en loop het hol in",
beval Rob, „maar probeer niet
de wacht te waarschuwen".
Onder het wakend oog van
de gewapende schildwacht zat
Daan plannen te beramen om
„De Vliegende Vis" te bereiken.
Maar voorlopig begreep Daan
dat hij zich stil moest houden.
Daar kwam een van de schild
wachten binnen stappen en achter
hem aan sloop Rob. Plotseling
duwde hij deze man opzij en
richtte zijn wapen op de andere
piraat. Daan greep onmiddellijk
de revolver uit diens zak.
Daan stond op en hield de
piraten in bedwang, tot Rob het
geweer van de vloer had opge
raapt. Dan voegt hij zich bij oom
Daan en samen trokken zij terug.
Hun eigen machine lag vlak bij
de landingssteiger.
Daan klauterde in „De Vis"
en startte de motoren, terwijl
Rob de piraten in bedwang hield.
De vlucht had een uitstekend
verloop en beiden konden onge
deerd in de machine klimmen.
FEUILLETON:
Oorspronkelijke roman
door
25. MAARTJE ZELDENRIJK
Even sloot hij de waterpomp aan, waardoor de snelheid iets
zakte. Maar een wenk aan de stoker was voldoende om het vuur
nogmaals van voedsel te voorzien en toen klok er opeens een
gejuich in de hal: De wijzer van de snelheidsmeter had het
hoogste punt bereikt: 190 kilometer. Hier stokte de wijzer, zodat
men er uit kon opmaken, dat de snelheid in werkelijkheid nog
hoger was, dichter bij de 200 dan bij de 190 kilometer.
Gedurende vijf minuten liet Jan de machine op volle toeren
lopen. Het was een oorverdovend lawaai en de machine schudde
en sprong zo erg, dat de arbeiders in de hoek vreesden, dat zij
van de rollen zou schieten. Maar niets van dit alles gebeurde.
De wijzer bleef constant bij de 190 kilometer en Jan haalde nu
een zakdoek uit zijn zak om het zweet af te wissen. Toen keek
hij op zijn horloge, liet even de stoomfluit werken, ten teken,
dat het genoeg was en sloot toen de stoomschuif weer af.
Onmiddellijk nadat de machine tot stilstand was gekomen, sprong
er een ingenieur op de machine, die enkele aanwijzingen kreeg.
Toen stapte Jan naar beneden.
Nogmaals ging er een luid gejuich op en Jan had handen
tekort, om ze allemaal te drukken. De vinding was geslaagd,
de ketel had de hoge spanning uitgehouden en de machine had
een snelheid bereikt, die bijna dertig kilometer hoger was dan
die van de snelste Amerikaanse locomotief.
Van der Ham sloeg de uitvinder op de schouders en zei:
„Jan, jongen, dat is een uitvinding, waarover men in de wereld
versteld zal staan. We zullen voorlopig de snelste locomotieven
ter wereld kunnen bouwen en de sterkste ketels. Kom mee,
jongen, daar gaan we wat op drinken, want dit is de moeite
waard.
Een paar dagen later stond er een verslag in de couranten
van de geslaagde proef, terwijl alle bladen een groot portret
publiceerden van de uitvinder, ingenieur Reising, en natuurlijk
ook van de vinding zelf. Het gevolg was, dat Jan de dagen, die
daarop volgden, overstelpt werd met aanbiedingen van firma's
uit de gehele wereld en zelfs het aanbod van de Zwitserse
fabriek werd nog overtroffen door een Duitse en een Ameri
kaanse maatschappij. Maar Jan was vast besloten de uitvinding
niet naar het buitenland te verkopen en liet een bericht in
de bladen opnemen, dat de vinding inmiddels al aan een Neder
landse fabriek was verkocht. Dit was wel niet het geval, maar
Jan was al half besloten de vinding in de fabriek te laten, waar
ze ontstaan was.
Ongeveer een week later had er een aandeelhoudersvergade
ring plaats, waarbij ook ingenieur Reising tegenwoordig was.
Hij zette zijn vinding uiteen en vertelde tevens van de aan
biedingen, die hij had gekregen. Hij voegde er tenslotte aan
toe, dat hij bereid was zijn vinding te verkopen aan de N.V.
Van der Ham's machinefabrieken, mits de koopsom redelijk
zou zijn.
De vergadering duurde de gehele dag. Toen was de N.V.
eigenaresse geworden van Reising's uitvinding. Jan kreeg een
half millioen in contanten en een half millioen in aandelen.
Door zijn vinding was hij mede-eigenaar geworden van de
fabrieken en na Van der Ham de grootste aandeelhouder.
Bovendien was hij nu een rijk man. Nog geen jaar. nadat hij
afgestudeerd was en de Technische Hogeschool had verlaten.
En ook dit feit werd met grote artikelen in de kranten
gememoreerd. Jan was binnen enkele weken een wereldberoemd
heid geworden.
HOOFDSTUK 3.
Enkele dagen later stond ingenieur Reising voor de spiegel in
zijn pension en kleedde zich. Voor het eerst van zijn leven was
hij in avondcostuum. Van der Ham wilde het heugelijke feit van
zijn „compagnon", zoals hij Reising schertsend noemde, vieren
en had een feestje georganiseerd in zijn woning.
Hij strikte zijn das en zuchtte. Want hij was helemaal niet in
een feeststemming. Zo juist had de middagpost een briefje
gebracht van Ida. Met een schok had hij haar handschrift her
kend: „Aan de WelEdele Heer J. Reising, ingenieur
Het was maar een kort briefje. Waarin zij hem feliciteerde
met het behaalde succes en waarin zij schreef, dat de hele
Beemster trots op hem was. En waarin zij hem tenslotte vroeg,
wanneer hij weer eens kwam. Nu zijn uitvinding klaar was, had
hij misschien nog wel eens gelegenheid om een dagje naar de
Beemster te komen. En als altijd ondertekend door „je lief
hebbende Ida".
Ach, hij was zijn buurmeisje helemaal vergeten. In de maan
den, dat hij gewerkt had aan de vinding, ha« hij alleen maar
gedacht aan zijn werk, aan datgene, wat hij maken wilde.
Wekenlang was hij schier dag en nacht aan het cijferen en
rekenen geweest, net zo lang tot alles op papier klopte. En
toen kwam de bouw nog, het uitzoeken van het metaal, dat
van beslist uitzonderlijke kwaliteit moest zijn, het toezicht op
de bouw van de ketel, de constructie van de zware locomotief,
waarvan er binnenkort eeen aantal gebouwd zouden worden
voor BraziliëHij had de Beemster helemaal vergeten. Hij
had zelfs de Van der Ham's vergeten en iedere uitnodiging, om
een avondje het werk te laten rusten, afgeslagen. Nu was hij
eindelijk klaar en nu riep de Beemster hem weer. Maar hij was
in deze maanden geheel vervreemd van de Beemster.
De kosten, die zijn buurman al die jaren voor hem gemaakt
had, wilde hij vergoeden. Daartoe had hij een bedrag van zijn
bankrekening over laten schrijven op naam van buurman Meijer.
En hem een briefje gezonden, waarin hij hem nogmaals dankte
voor alles, wat hij voor hem gedaan had.
Maar enkele dagen later was het geld weer op zijn rekening
teruggestort en had hij een even vriendelijk briefje terugge
kregen, waarin Meijer hem meedeelde, dat hij het heel aardig
vond, dat Jan zijn schuld, zoals hij dat genoemd had, wilde
terugbetalen, maar daarvan kon geen sprake zijn. Dat had buur
man vrijwillig gedaan en dan nam hij het geld niet terug,
temeer, omdat nu gebleken was, dat dit geld, gebruikt voor de
studie, wel bijzonder goed besteed was geweest.
Och ja, Meijer had ook geld genoeg. Maar dat de tuinder
dit grote bedrag want dat was het toch altijd had terug
gezonden, had hem verrast. Niet aangenaam. Het leek wel, of
Meijer zich beledigd had gevoeld.
Liever had hij gehad, dat Meijer het geld wél geaccepteerd
had. Dan waren de meeste banden, die hem nog aan de Beem
ster vasthielden, verbroken. Of wilde Meijer dit niet? Zou hij
gemerkt hebben, dat er iets bestaan had tussen hem en zijn
dochter?
Jan zuchtte. Nee, hij was nu in een andere wereld gekomen, een
wereld, waarin de Beemster met zijn aardige, maar te simpele
mensen, niet meer paste. Hij was nu mededirecteur van een grote
machinefabriek, bovendien een man in bonis. Hij was rijk.
Bovendien, binnenkort ging hij zelf met de eerste vervaardigde
locomotief naar Brazilië, om er de proefrit te rijden. Dan zou
hij zeker een maand of vier, vijf wegblijven.
Dat Oosterpad was te smal voor hem geworden, die huisjes
daar te klein. Hij paste er niet meer in. Jammer, maar daar was
niets aan te doen.
Hij scharrelde wat in het laatje van zijn toilettafel, toen zijn
oog viel op het fotootje van zijn buurmeisje. Daar stond ze, in
de volle zon, het meisje van zijn jeugd. Ja, hij had van haar
gehouden, het was immers een lief, zacht kindMaar dat
was voorbij, het was geen echte liefde geweest, niet die liefde,
die nodig was als basis voor een gelukkig harmonieus huwelijk.
Een flirt, misschien een beetje meer als een flirt. Een jeugdliefde.
Maar dit was voorbij. Hij vohd het een aardig kind, maar meer
ook niet. Hij kon toch zijn leven, als beroemd ingenieur, niet
binden aan dat van een eenvoudige, domme tuindersdochter? Zij
hoorde niet in zijn wereldje en hij niet meer in het hare. Hij
kwam er uit voort, toegegeven, maar hij had er zich uit opge
werkt. Moest hij nu weer terug? Nee, er was geen weg terug
meer. De periode-Beemster was voorbij.
Zijn moeder stuurde hij prompt iedere week een bepaald
bedrag. Zodat zij geen gebrek behoefde te lijden. Nu kon zij
op haar oude dag nog rentenieren, had hij haar geschreven.
Maak het je maar makkelijk, moeder: het postwisseltje komt
iedere week zonder mankeren.
Met haar beverige hand had ze hem een briefje teruggeschre
ven. Zijn secretaresse had het grijze, smoezelige envelopje
verbaasd tussen de andere brieven vandaan gehaald.
„Is dit soms privé?" had ze gevraagd.
Min of meer nijdig en enigszins blozend had hij de envelop
uit haar handen gegrist.
„Ja, dat is privé", had hij gesnauwd, iets, wat hij anders nooit
deed. „Is dat soms zo gek?"
Het waren maar een paar woorden geweest, woorden van
dank. En tot slot nog de goede raad: Doe maar steeds goed je
best, jongen, je bent nog jong
Ja, jong was hij nog, gelukkig. En nu was het zover, als
indertijd zijn oude meester op Halfweg had gezegd: „Leer,
studeer, dan staat de wereld voor je openDie wereld had
zich voor ingenieur Reising geopend: Weldra zou hij eens een
kijkje gaan nemen in Brazilië
Voor de zoveelste maal zuchtte hijDie Beemsterkon
hij die maar uit zijn gedachten bannen
In de grote salon, die met de aansluitende eetkamer tot een
feestzaal was herschapen, heerste een ongedwongen vrolijkheid:
Daar zat de familie Van der Ham, de ouders met hun zoon en „„„„et „„„trot tpn
drie dochters. En daar zaten de ingenieurs van de fabriek en de -Wel als het un me aa 9
aandeelhouders. Voorts nog enkele zakenvrienden van Van der Jf weet hoe rk hierover denk, en vader is m dit opzicht ook erg
Ham met hun vrouwen en kinderen. En naast Van der Ham aemocoratisc
gaan. We vallen zo gezeid met onze neus in de boter."
Gerrit, de tweede broer, inmiddels al lang en breed getrouwd,
trad ook naar voren, wat onwenniger dan z'n broer en drukte
hem ook de hand.
Jan, die zich voor een voldongen feit zag gesteld, kon niet
anders doen dan de beide binnengekomenen voorstellen als zijn
broers: „Kor Reising, tuinder in de Beemster", stelde hij met
toonlooze stem voor; „Gerrit Reising, eveneens tuinder in de
Beemster."
De anderen vonden het interessant om met de broers van
ingenieur Reising kennis te maken en hoewel een enkeling het
zich achterbaks liet ontvallen, dat het meer een paar boertjes
waren, Kor en Gerrit hoorden het niet en zeiden iedere keer, als
iemand zich voorstelde en hen de hand drukte: „Dank u". Ze
zeiden, dat ze het erg leuk vonden, ook op deze feestavond
aanwezig te zijn en accepteerden dankbaar het glaasje, dat een
der bedienden hen bracht.
Kor keek naar zijn broer, die er nog altijd wat verwaten bij
stond, lachte en zei: „Nou, Jan, daar ga je, op je gezondheid, en
dat je nog veel zult mogen uitvinden." En hij leegde het glaasje
in één teug."
Bep, die onmiddellijk begreep, hoe onprettig Jan zich op dat
ogenblik moest gevoelen, keek naar haar beide zusters en deze
begrepen de stille wenk. Ook zij hadden direct door, dat Jan
maar allesbehalve ingenomen was met dit bezoek. Ze maakten
zich elk van een der nieuwe bezoekers meester en weldra zaten
Kor en Gerrit genoegelijk te praten en te lachen met de andere
dochters van Van der Ham. Het incident, zo er sprake was
van een onderbreking, was al gauw vergeten en de ouderen
hervatten hun gesprekken, terwijl de jongeren weer even vrolijk
over de dansvloer zweefden, alhoewel ze af en toe eens een
blik wierpen naar die twee boertjes, waarmee Thea en Dina
zich best schenen te vermaken.
Jan had al die tijd zwijgend gekeken naar zijn beide broers en
Bep wist niet, wat ze er van denken moest. Ze wist op een ge
geven moment niet beter te doen dan Jans arm te nemen en hem
mee te voeren naar de serre, waar op dit moment niemand aan
wezig was.
„Ik krijg de indruk, dat je niet bijster gesticht bent over het
plotselinge bezoek van je broerszei Bep rustig.
„Nee", antwoordde Jan hard, „dat ben ik ook niet. En daar
ik ze niet uitgenodigd heb, vind ik het vrij ongepast, om maar
geen sterkere uitdrukking te gebruiken, zo maar hier binnen
te vallen."
„Ik meen, dat het al een paar jaren geleden is, dat vader
opmerkte: „Iedereen, die hier wil komen, is welkom en iedereen,
die hier wil wegblijven, heeft daartoe het volste recht." Vader
heeft ze zoeven ook hartelijk welkom geheten, dus, ingenieur
Reising, u zult er zich bij neer moeten leggen."
„Ja, ze zijn er nu eenmaal, er is niets meer aan te doen. Maar
ze hadden toch wel eerst hun bezoek kunnen aankondigen, niet?
Je had het immers pas over etiquette?"
„Zeur niet, beste jongen", antwoordde het meisje nuchter,
„dat slaat als een tang op een varken. Natuurlijk zijn er uit
nodigingen verzonden, maar dat neemt niet weg, dat de broers
van ingenieur Reising altijd welkom zijn. En zijn zusters ook.'
„Ik kreeg nu niet bepaald de indruk, dat de andere gasten
accoord gingen met dit welkom", merkte Jan sarcastisch op.
de jonge, veelbelovende ingenieur Reising, zoals hij door ieder
een werd genoemd.
Het diner was heel gezellig en toen de tafel afgeruimd was,
trokken de ouderen zich terug in de salon, terwijl de eetkamer
werd herschapen in een danszaaltje. Er was voor deze gelegen
heid een strijkje gehuurd, dat beschaafde, rustige muziek
speelde.
„Ja, dat zal wel", antwoordde hij ongeduldig. „Maar als ze
even gezegd hadden, dat ze zouden komen...
„Dan had ingenieur Reising zijn broers beleefd maar dringend
laten weten, dat op hun komst geen prijs werd gesteld", vulde
het meisje aan.
„Daar kon je wel eens gelijk aan hebben."
„Jan, je schaamt je voor je broers!"
„Nee", antwoordde hij op besliste toon, „dat is niet waar.
In een hoek van dit vertrek zaten Jan en Bep. Jan, die niet kon jecjereen weet Qf maq voor mijn part weten, dat ik de zoon
JlL 14. 1 /-»/-vlr 1 Ir riont» nrtn 1 Ir 1 i
De details van deze beschrijving zijn historisch.
dansen en ik zal het nooit leren ook, vrees ik, daar ben ik
te lomp voor, had hij gezegd keuvelde genoegelijk met de
dochter, voor wie hij veel belangstelling toonde. Moeder Van
der Ham, die een scherpe blik had, constateerde met genoegen,
dat Jan steeds bij haar bleef. Hij rookte rustig een sigaar en
vertelde van de reis, die hij binnenkort naar Brazilië zou maken.
„Hè, Jan, ik wilde, dat ik met je mee kon gaan", verzuchtte het
meisje.
„Nou, wie belet het je?" zei hij lachend. „Ik heb er geen
bezwaar tegen hoor."
Ze trok hem even aan de mouw van zijn smoking. „Domoor,
dat gaat toch niet. Dat is in strijd met de etiquette."
Hij zuchtte. „Ach ja, dat is waar ook. Weet je, ik heb van al
die dingen zo weinig verstand. Je moet me maar een beetje in
die dingen opvoeden. Is het, bijvoorbeeld, ook in strijd met de
etiquette, als ik niet dans?"
Ze lachte. „Nee, hoor, dat wordt aan ieders beleefdheid over
gelaten. Er zullen wel meer jongelui zijn, die niet dansen. Mis
schien ook uit principiële overwegingen. Kijk maar eens, daar
bij het raam staat een heel clubje, dat niet danst."
Er kwam een bediende naar Jan toe en zei: „Neem me niet
kwalijk, dat ik stoor, mijnheer Reising, maarer zijn
tweeehheren, die naar binnen willen. Ze zeggen, dat
het broers van u zijn."
Jan kreeg een schok en hij voelde, dat het bloed naar zijn
wangen kroop. „M'n broers?" herhaalde hij. „Hoehoe
kan dat nu?"
Bep was echter dadelijk enthousiast. „Gunst, Jan, wat leuk!
Wat aardig! Laat die mensen toch niet in de gang staan, laat u
ze maar binnen komen."
„Goed, juffrouw Bep." De bediende boog even en voor
Reising het had kunnen verhinderen, was de man alweer ver
dwenen.
Jan stond half op. „MaarBepdat kan nietdat
zijndat zijn
Ze keek hem verbaasd aan. „Zijn het je broers dan niet?"
„Ja, ikik weet het niet. Ik heb ze toch niet gezien?"
„O, daar heb je ze al."
De deur werd geopend en twee, bruin gebrande jongemannen
traden het grote vertrek binnen. Ze keken even in het rond en
waren in het geheel niet verbaasd, toen de gesprekken eensklaps
stokten en de dansende paartjes onverwachts bleven staan. Kor,
de oudste, zag zijn broer het eerst. Met een glimlach op zijn
gezicht liep hij naar Jan toe en drukte hem de hand. „Jan, kerel,
van harte hoor. Gelukgewenst. Ja, ja. Nu ben je toch maar,
waar je wezen wilde, hè? Beroemd door je uitvinding. Ja, ik zei
vandaag tegen Gerrit, we moesten maar eens naar Den Haag
gaan, om Jan te feliciteren. En omdat ze bij je thuis zeiden, dat
je hier was, zijn we maar zo vrij geweest om meteen door te
ben van een doodgewone tuinder, die met moeite de eindjes aan
elkaar kon knopen. En ik schaam me er helemaal niet voor, dat
ik uit de Beemster kom en dat een buurman me in de gelegen
heid heeft gesteld te studeren. Er is een andere reden en die
wil ik liever verzwijgen."
„Ook voor mij?" vroeg ze uitdagend.
Hij keek haar aan en glimlachte. „Bep je bent een schat, dat
mag je gerust weten. Maar er zijn dingen in het leven, die jij
toch niet begrijpt. Jij komt nu eenmaal uit een ander milieu.
Goed, je vult het weten. Dit zijn mijn beide oudste broers, die
indertijd hemel en aarde hebben bewogen om te voorkomen, dat
ik mijn lagere schooltijd verder zou studeren. Als vader hun zin
had gedaan, zou ik nu in de tuin staan ploeteren, net als zij.
En dat is helemaal geen schande, maar ik wilde van jongsaf aan
altijd leren en zij hebben geen gelegenheid verzuimd om dit te
voorkomen. Kun je nu begrijpen, dat ik niet bijster gesticht ben
over dit bezoek? Juist van hen beiden?"
„Dit verandert de zaak wel eningszins", antwoordde het
meisje, na even nagedacht te hebben. Maar acht je boven dit
alles verheven en wees vriendelijk tegen hen. Je hebt op het
ogenblik een eervolle positie en je hebt al naam gemaakt. Je
bent bekend in heel ons land en zelfs ver buiten de grenzen.
Wees gentleman, juist tegenover je broers."
„En dan is er nog wat, Bep. De Beemste? en Wassenaar,
Den Haag, dat zijn twee verschillende werelden. Ik ben over
geplaatst van de ene wereld in de andere. In de grote moet ik nu
leven, krachtens mijn positie. Ik pas niet meer in die andere.
Daar tussen is nu een deur gesloten, die ik niet meer kan openen.
Dat is voorbij. Ik wil mijn afkomst niet verloochenen, maar dit
betekent toch niet, dat ik er telkens weer aan herinnerd moet
worden."
Bep dacht even na. „Nee, daarin heb je tot op zekere hoogte
gelijk. Maar ik geloof niet, dat het je zal schaden, als je die deur
tussen de beide werelden openlaat staan. Het zal je geen kwaad
doen, als je eens een keer naar de Beemster gaat, beste jongen.
Des te prettiger zal misschien je leven dan zijn in die andere
wereld, zoals jij dat uitdrukt."
„Misschien", antwoordde hij raadselachtig.
„Je moeder leeft nog, niet?"
„Ja, het oudje. Ze is onderhand vijf en zestig jaar, maar door
het harde werken helemaal afgeleefd en op. En ik ben blij en
dankbaar, dat ze nu een onbezorgde oude dag heeft."
„Wanneer heb je haar voor het laatst gezien?"
„Gunst, dat weet ik zo niet meer. Laat eens kijkenkort
nadat ik afgestudeerd was. Daarna ben ik er niet meer geweest."
1-persoons, prima
gezondheidsmatras 24,90
l-persoons, goed-
SPECIALE BEDDENZAAK
KOORSTRAAT, hoek Laat, ALKMAAR
'T WINKELTJE!
KL Dorpsstr 25, Bergen - Tel. 2341
voor betere
o.a. ook „LIBERTY"
Naast onze eigen voorraad,
bieden wij U de aparte collectie
LIBERTY (Metz 6 Co.) stoffen
en Franse import
„STIL"-KNIPPATRONEN
en naar maat
Inhoud
35 liter
s 55 liter
WAS- EN DROOGMACHINES.
Alle bekende merken.
VERKOOP - VERHUUR
Ruïnelaan 3 - Telef. 2514 - BERGEN
Telef. 2104
BERGEN
Tekeningen - Aquarellen - Gouaches
Etsen - Houtsneden - Ceramiek
Plastiek.
Geopend: 28/29 Maart; 3 t/m 6, 11/12
en 18/19 April van 14.30-17.30 uur.
(Dus ook van Goede Vrijdag t/m Tweede
Paasdag).
Kunstzaal „De Rustende Jager", Bergen.
Als vanouds
geheel grote, nieuwe collectie
Boek- en Kantoorboekhandel
Vulpenhuis Bergen