dt McU&ude. I
l/dif we*tse*i
DOBBEN
PAASBLOEMEN
DE PEE
TELEFUNKEN
RADIO
bij:
Haft satan
hangt
vvoor l/klaar
"w—
1
PAASDAGEN
„FLORESCO"
EEN BESCHAAFD MEISIE
Jongens- en
Meisjesboeken
FEUILLETON:
26. MAARTJE ZELDENRIJK
BERGEN
M. DE SAIN - BERGEN
ALLERHANDE
Luxe Bakkerij »DOBA"
FLINK MEISJE
Oorspronkelijke roman
door
Bep keek de jongeman aan eri schudde haar hoofd. „Houdt je
moeder in ere, Jan, jongen, wie weet, hoe kort ze nog heeft te
leven. Je krijgt nu wat meer tijd. Ga eens een dagje naar de
Beemster. Ik wil eens met je mee.
Hij lachte. „Is dat niet tegen de etiquette?"
„Misschien. Maar laten we dat er dan maar op wagen."
„Laten we eens over wat anders praten, Bep. Ik ga over en
kele weken naar Brazilië. Dan blijf ik een maand of wat weg.
Tot volgend voorjaar waarschijnlijk. Wat denk je, als ik terug
kom, zal er dan in Wassenaar een meisje op mij wachten?"
Hij had haar hand gegrepen en nu kwam er een blos over het
frisse gezicht van Bep van der Ham. Ze keek voor zich naar
haar voeten, waarmede ze figuren maakte op de vloer. Maar
een antwoord kwam er niet.
„Bep", zei hij zacht, „ik heb willen wachten, tot mijn uitvin
ding klaar was. Ik wilde ook nog wachten, tot ik weer terug
zou zijn uit Brazilië. Maar ik kan niet langer wachten, Bep. Ik
heb nu, dank zij jouw vader, een levenspositie. Ikkan je
een schitterend bestaan aanbiedenikBep, houd je van
me? Bepwilwil je mijn vrouw worden?"
Ze zuchtte en trok haar hand los. „Jan, we kennen elkaar
jaren. Over mijn gevoelens ten opzichte van jou, behoef ik niets
te zeggen. Mijn ziel is als een open boek. Het antwoord heb je
al lang kunnen lezen. Ja, ik houd van je. Maar niet, omdat je
nu rijk bent en een prachtige positie in het leven hebt verwor
ven. Want als je uitvinding niet geslaagd was en jij een gewoon
employé in vader's fabriek was gebleven, zou ik je eveneens
graag als man willen hebben. Want ik houd helemaal niet van
de beroemde ingenieur Reising, en ook niet van de succesvolle
uitvinder Reising, maar ik heb alleen maar de man, Jan Reising
lief. Ik wil voor jou niet zijn de fabrikantsdochter Bep van der
Ham, die op een villa woont in Wassenaar, maar alleen je
vrouw, die je liefheeft, en die verwacht, dat haar man haar ook
zal liefhebben. Als je daarmee accoord kunt gaan, dan weet je
mijn antwoord."
„Bep, lievelingnu, na al die jarenRustig legde ze
haar hoofd op zijn schouders en toen hij haar mond zocht, bood
ze die zonder schroom en alleen toen hij haar kuste, sloot ze
even haar ogen.
Zo zaten ze geruime tijd in de serre, samen met hun geluk.
Toen keek Jan haar aan en zei: „Zullen we het je vader en
moeder gaan zeggen?"
„Als jij het wilt, vind ik het goed", antwoordde Bep, hem
zacht over zijn haar strijkend.
„Zullenzullen ze mij accepteren als aanstaande schoon
zoon?" vroeg Jan, een beetje angstig.
Bep lachte. „Malle jongen, wat dacht je dan? En ook al niet
omdat jij de beroemde uitvinder bent, hoor. Vader en moeder
willen alleen het geluk van hun zoon en dochters. Dat heb je
wel gemerkt, toen Suus trouwde. En als ze zien, dat wij van
elkaar houden want dat is tenslotte de hoofdzaak zullen
ze ons zeker hun zegen geven."
Hij sprong op. „Kom dan mee, lieveling, dan zullen we ze
verrassen."
Enkele minuten later stond een verheugde fabrikant op en
gaf de dirigent een teken om te stoppen met de muziek. Toen
deze zweeg, tikte hij met zijn vulpen tegen een glaasje, zodat
het stil werd en zei: „Dames en heren, waarde gasten. Op deze
prettige bijeenkomst, die we houden ter ere van onze jonge
uitvinder, Jan Reisnig, heb ik nog een verrassing voor u. Of
liever gezegd, er zijn anderen, die voor deze verrassing gezorgd
hebben. Er is mij zo juist een mededeling gedaan van een zo
mogelijk nog vreugdevoller feit. Mijn vrouw en ik hebben het
bijzondere genoegen u de verloving aan te kondigen van onze
dochter Bep met ingenieur Jan Reising
Even was het stil in het vertrek. Toen brak er een oorver
dovend gejuich los en iemand schreeuwde tussen het gejuich
door: „Leve het verloofde paar? Leve Jan en Bep!" Dat werd
door de anderen terstond overgenomen en in een ogenblik van
tijd werden de verloofden omringd door de jeugdige gasten,
die hen met alle geweld de hand wilden drukken. Toen volgden
den ouderen en Van der Ham gaf order, dat er champagne
gebracht moest worden. „Want", zei hij, „zo'n feit moet met
champagne overgoten worden."
De champagneflessen kwamen en de kurken vlogen met een knal
tegen het plafond. Er werd geschonken en er werd geklonken.
Een der oudere heren, een zakenrelatie van Van der Ham,
hield een speech, gevolgd door anderen, en de jongelui vergaten
de muziek, die hen tot dansen uitnodigde. Er heerste een nog
prettiger, ongedwongener sfeer en het verlofde paar moest
nog menige toast aanhoren.
Op een gegeven moment zei Bep: „Zeg, waar zijn je broers
gebleven?"
Het verstomde even en iedereen keek in 't rond. Jan stond
op en liep naar het nevenvertrek, waar echter, behalve de
muziek, niemand was. Toen keek hij in de serre, maar ook daar
was niemand. Intussen was Bep naar de gang gelopen en vroeg
aan de bediende, die met de zorg voor de garderobe belast was,
of er ook een paar heren vertrokken waren.
„Jawel, juffrouw Bep, een minuut of tien geleden zijn die twee
heren vertrokken, die een uurtje geleden pas gekomen zijn."
„O juist, dan weet ik genoeg. Dank u wel."
Bep liep door de feestzaal naar de serre, waar ze Jan weer
tegenkwam. „Je broers zijn vertrokken, Jan. Wat heeft dat te
betekenen?"
De jonggeman haalde zijn schouders op. „Ik kan er geen
hoogte van krijgen. Komen zo maar naar binnen vallen als een
Deus ex machina, en vertrekken even plotseling weer, zonder
iemand te groeten. Ikik snap er niets van."
„Misschienmisschien moesten ze met de laatste trein
weer naar huis", opperde Bep voorzichtig, „en durfden ze niet
afscheid nemen."
„We zullen het wel eens vernemen", antwoordde hij rustig.
„Kom, Bep, laten we onze stemming op deze avond niet beder
ven. We zullen wel een of ander aannemelijk smoesje bedenken.
Dat van die laatste trein is zo gek ook niet. Het is bij elven
HOOFDSTUK 4.
Toen Jan in zijn wagen naar huis reed, had de klok reeds
twee uur geslagen. De moeite niet meer om naar de garage te
gaan, dacht hij. Het is mooi weer, ik zal de wagen maar voor
het huis parkeren. Morgen moet ik toch weer vroeg op.
In de straat gekomen, waar z'n pension was, zag hij een oud,
aftands vrachtautootje staan. Hij zette zijn glanzende Cadillac
er achter en keek in de cabine van de vrachtwagen. Maar daar
was niemand te zien. Het nummer zegde hem al evenmin iets,
hoewel de wagen uit Noord-Holland kwam.
Jan stak de sleutel in het slot en liep naar binnen. Hij draaide
het ganglicht op en wilde doorlopen naar zijn kamer. Maar
halverwege de gang ontdekte hij, dat de deur van de spreek
kamer openstond en dat er licht brandde. Verwonderd duwde
hij de deur open endaar zag hij zijn beide broers zitten,
met hun gezichten naar de deur.
Jan fronste zijn wenkbrauwen en bleef in de deuropening
staan. „Mag ik weten, wat dit te betekenen heeft?" vroeg hij
op snijdende toon.
Kor lachte beminnelijk en antwoordde: „Dat mag, beste broer,
dat mag. Misschien wil je even binnenkomen. Dat praat wat
gemakkelijker. Maar als een ander vertrek hebt, waar wat
onder de kurk is, dan stel ik voor, dat we daarheen verkassen."
Jan bleef in de deuropening staan en reageerde niet op het
laatste. Hij was hevig verstoord geweest over het feit, dat zijn
beide broers onuitgenodigd op het feest gekomen waren, maar
zo mogeijk nog meer, omdat ze zonder wat te zeggen ver
dwenen waren. En nu in het holst van de nacht, zaten ze in
zijn huis.
„Hoehoe komen jullie hier binnen?"
„Die huishoudster van je of is het je kostjuffrouw?
heeft ons binnengelaten, toen we ons voorstelden als Kor en
Gerrit Reising, broers van de beroemde uitvinder. Daartegen
bleek bij haar geen bezwaar te zijn. We hadden namelijk een
heel belangrijke reden voor ons bezoek, zie je?"
„Ik ben werkelijk nieuwsgierig", antwoordde Jan sarcastisch.
„Ja, je kunt nu wel lelijk tegen ons doen, maar daar trekken
wij ons niets van aan, zie je? We zijn vanavond gekomen om je
de groeten over te brengen van een oude bekende van je, Ida
Meijer."
„Dan worden de heren bedankt. Als ze daarvoor de reis van
de Beemster gemaakt hebben, dan antwoord ik: die groeten
hadden ook per briefkaart overgebracht kunnen worden."
„Ja, dat weten we. Je zult wel een flinke prullemand in je
kantoor hebben staan, niet?"
„Wat ik al dan niet in mijn kantoor heb, is mijn zaak. Nog
maals bedankt voor de moeite. De heren weten de voordeur
wel te vinden, denk ik? Wel te rusten."
Jan draaide zich om en wilde via de brede gang naar boven
lopen. Maar met een sprong was zijn oudste broer bij hem en'
greep Jan bij zijn mouw.
De bewoner draaide zich met een ruk om en keek zijn broer
met vlammende ogen aan. „Geen handtastelijkheden, alsjeblieft.
Je bent hier niet in de Beemster, wil je daar rekening mee
houden?"
Kor wond zich op. „We houden er alleen maar rekening
mee, dat jij, mijnheer de beroemde uitvinder, een grote schoft
bent. Begrijp je dat! Nu je centen hebt, ben je zeker vergeten,
dat je buurman indertijd je studie betaald heeft. En nu je een
mijnheer geworden bent, is het je zeker ook ontschoten, dat je
eens je woord hebt gegeven aan een meisje, dat de naam Ida
Meijer draagt."
Jan dacht even na. Het was niet onmogelijk, dat zijn huis
houdster deze op luide toon gesproken woorden kon horen en
hij wilde vermijden, dat derden van zijn persoonlijke aangelegen
heden op de hoogte kwamen. Hoewel hij inwendig kookte, nam
hij zijn broer bij de arm en samen ging ze het bezoekvertrek
weer binnen, waarna Jan de deur sloot. Zelf ging hij op de rand
van de tafel zitten en zei op snijdende toon: „Zo, de heren
komen dus als pleitbezorgers voor mejuffrouw Meijer?"
„Juist, broer, het doet ons genoegen, dat je het verleden nog
niet helemaal vergeten bent."
„En", vervolgde Jan, „is Ida op de hoogte van jullie bezoek?"
„Nee, ze weet er niets van, maar dat doet verder niets ter zake.
Wij weten wel zoveel, dat jij in het geheim verloofd was met
Ida, al in de tijd, dat je nog in Delft studeerde. Wij weten ook,
dat Ida verscheidene malen aanbidders heeft afgeslagen en dat
zij tenminste jou altijd trouw is gebleven. Ook nu nog. Het
meisje leeft stil haar eigen leventje, en wie in de Beemster niet
blind is, kan zien, dat ze langzamerhand verkwijnt. O nee, je
hoeft ons niets te vertellen. Eerst was het: de studie moet
achter de rug zijn. Toen: ik moet eerst mijn uitvinding voltooid
hebben. Best. Ida had geduld en heeft steeds maar gewacht.
Waarop? Het blijkt nu, dat ze gewacht heeft op iemand, die
op een gemene manier zijn eenmaal gegeven woord heeft ge
broken. Iemand, die zich bovendien nog verbeeldt heer te zijn.
Nu, broer ingenieur, je mag dan centen hebben en, dank zij
je kou en je geluk, een boel vrienden en bekend, maar wij
schamen ons voor je, al zijn wij dan maar doodgewone krooiers
van de grond. Als niet komt tot iet, kent iet zichzelve niet.
We hebben vanavond best gezien, dat je maar allesbehalve
gesticht was over ons onverwachte bezoek. Als we je hier thuis
getroffen hadden, zouden we zeker niet op dat feest gekomen
zijn, want daar wisten wij niets van. We wilden jou echter
spreken over Ida. En nu moeten wij er vanavond nog getuigen
van zijn, dat jij je verloofd hebt met een ander, een deftige
dame, terwijl je je verloving met Ida niet eens verbroken hebt.
Nou, een fijne meneer ben je, dat moeten we zeggen."
Jan had zwijgend geluisterd en diepte zijn sigarettenkoker op.
Hij stak een sigaret aan en keek beide broers minachtend aan.
Na korte tijd gerookt te hebben zei hij:
„Hoewel ik helemaal geen verantwoording schuldig ben aan
twee van mijn broers, die mij van mijn prilste jeugd af in de
wielen hebben gereden, wil ik toch wel een antwoord geven
op die idiote beschuldigingen van jullie. Want ik neem aan, dat
Kor ook voor Gerrit gesproken heeft. Welnu, hoe jullie aan dat
praatje komen, dat ik met Ida verloofd ben of was, nog wel in
het geheim, is mij een raadsel. Inderdaad heeft er wel iets
bestaan tussen ons, doch dat kan je gevoegelijk beschouwen als
een flirtation, als je dit woord verstaat: een jeugdscharreltje.
Ik neem aan, dat jullie vroeger ook wel eens met deze of gene
griet uit de Beemster of Purmerend uit geweest bent. Maar
daarin ligt dan maar niet meteen een verloving? Wanneer Ida
op mij wacht, moet ik zeggen, dat ik dat erg jammer vind en
het betreur, dat dit misverstand is ontstaan. Het spijt me erg,
maar ik voel voor Ida niet de liefde, die men als man en vrouw
moet hebben. Die episode is voorbij. Enfin, jullie weten nu, dat
ik met juffrouw Van der Ham verloofd ben; doe ze de groeten
in de Beemster en deel daar mee, wat je hier gezien hebt. En
nu willen jullie me misschien wel excuseren, want het is al laat
en morgen is het voor mij in ieder geval weer vroeg dag.
„Voor ons ook", antwoordde Kor onverstoorbaar, „maar dat
nemen we ditmaal maar eens op de koop toe. En als jij denkt,
dat je je zo gemakkelijk van de Beemster kunt losmaken, dan
vergis je je. Als je zelf niet bereid bent om je verloving met die
juffrouw Van der Ham ongedaan te maken, dan zullen wij daar
morgen eens een boekje van jou opendoen."
„Je moest het hart eens in je lijf hebben", siste Jan, terwijl
hij in woede zijn sigaret uitkneep.
Kor lachte onverstoorbaar. „Dat hart hebben wij toevallig
wel. Jij hebt je woord eenmaal gegeven aan Ida Meijer en wij,
jongens van de Beemster, zullen er voor zorgen, dat je je woord
gestand houdt. Onverschillig, of je nu de beroemde uitvinder
geworden bent. Een man een man, een woord een woord. Ida
wacht nog steeds op je, ze houdt van je en jij bent verplicht
Met een dreun kwam Jan's vuist op de tafel. „En nu is het
genoeg!" riep hij, razend van woede uit. „Denk jullie, dat ik
in mijn eigen huis me de les laat lezen? Zelfs niet door m n
broers. D'r uit! En geen woord meer. Ik geef jullie precies één
minuut om te verdwijnen, en anders bel ik de politie op. Ik ben
zelfs niét van plan om m'n handen aan jullie vuil te maken!
„Dat zou ook heel verstandig zijn", antwoordde Gerrit, die tot
nu toe altijd gezwegen had, op dreigende toon. „We weten wel,
dat je heel wat in je knuisten hebt, maar daarom riskeren we
dat nog wel, zie je? Enfin, we zijn niet van plan ons nog een
bekeuring op de hals te halen, dus gaan we. Jij hebt ons één
minuut gegeven. Wij zullen wat schikkelijker zijn. We geven
jou drie dagen om je verloving te verbreken en naar de Beemster
te komen. Doe je dat niet
„Dan zullen wij wel de nodige maatregelen nemen", vulde
Kor aan op bijtende toon. „Aju!"
Het tweetal opende de deur en verdween door de gang. De
zware buitendeur viel weer in het slot en even later hoorde Jan
hoe het vrachtautootje gestart werd en wegreed.
Jan zuchtte, stak opnieuw een sigaret aan en bleef geruime tijd
nadenken. Waar bemoeiden zij zich mee? De Beemsterse tijd
was voorbij; hij paste niet meer in die periode. Hij had hier zijn
werk en zijn kennissen. Hier hoorde hij.
Maar toen hij een half uur later in zijn bed lag, kon hij niet
in slaap komen. Onwillekeurig kwam het beeld van Ida weer
naar voren. En naast dat beeld zag hij Bep. Een vergelijking
tussen beide meisjes was niet mogelijk. Ida, de eenvoudige tuin
dersdochter, die een hekel had aan leren, en die niets liever
wilde dan een klein huisje in de Beemster met wat kippen en
eenden en een geit. Dat was haar verlangen. Ze had het in de
tijd, dat hij nog met haar ging, meerdere malen gezegd. Toen
hij zijn eindexamen had en de baan in de fabriek bij Van der
Ham had geaccepteerd, had hij haar voor het laatst gesproken.
Toen had hij gezinspeeld op het wonen in de stad, maar het
meisje had gezegd, dat ze er niets voor voelde. „Als je een
auto hebt, kun je toch ook buiten gaan wonen? Wat heb je nu
in een stad? Allemaal huizen en nog eens huizen. Ik wil buiten
wonen en dat kan nu toch ook?"
En dan Bep. De verstandige fabrikantsdochter, met wie hij
altijd uitstekend overweg gekund had. De ontwikkelde vrouw,
die als zijn echtgenote in zijn nieuwe leven zou passen. Ze zou
een uitstekende gastvrouw zijn, als hij bezoek kreeg. Je kon
met haar praten en hij hield van haar.
Ja, ongetwijfeld had hij vroeger ook van Ida gehouden.
Natuurlijk. Maar de echte liefde was het niet geweest. Die was
ontstaan, nadat hij Bep voor de eerste maal in Wassenaar had
ontmoet! Toen, op die tocht in de auto naar Leiden, waar ze
hem gevraagd had een oogje te houden op haar broer. Omdat ze
die Van Waesdorp niet vertrouwde. Die eerste handdruk in de
auto en daarna, gedurende de verdere studiejaren, de veelvuldige
bezoeken in Wassenaar. Als hij met Gerard aan kwam rijden en
Bep zat voor het raam, zag hij haar opleven, als ze ontdekt had,
dat hij, Jan, er ook was. Dan waren er prettige uurtjes, dan werd
er gemusiceerd of ging men naar Leiden of Den Haag. En in de
zomer, als het warm weer was, naar het strand om te zwemmen.
En langzamerhand was er een diepe genegenheid ontstaan tus
sen hen beiden. Echter had nooit een van beiden gesproken over
liefde. Met geen woord. Jan voelde zich gelukkig in haar nabij
heid en langzamerhand had hij gevoeld, dat ze hem ook graag
mochtMaar hij wilde vóór alles ingenieur worden. En
daarna de uitvinding voltooien, die hem in zijn kop speelde.
Dan pas de vrouw.
Nu was ze de zijne en werd zijn geluk verduisterd door
twee bemoeials, di ehet in hun hoofd gezet hadden op te komen
Had hij ooit Ida zijn woord gegeven? Nu ja, toen hij zeven
tien was, had hij wel gezinspeeld op een later huwelijk, maar,
je was hier toch niet in Amerika. En over trouwen was nooit
definitief gesproken.
Nee, Ida was uit zijn leven verdwenen. Een aardig meisje,
maar ze paste niet meer in zijn leven. Jammer voor haar, maar
ze had een aardige toet en kon ongetwijfeld aan iedere vinger
tien vrijers krijgen. Temeer nog, omdat vader Meijer er warmp
jes bij zat en Ida enig kind was.
En buiten sloeg de torenklok drie uur, toen Jan Reising in
slaap viel.
De twee broeders hielden woord. Toen na drie dagen taal
noch teken van Jan werd vernomen, stapten ze 's avonds na
het werk weer in het Fordje en reden de Beemster uit. Twee
uur later arriveerden ze aan de villa in Wassenaar. Ze zetten
de wagen voor het hek, stegen uit en liepen het brede pad op
naar de voordeur.
De bediende, die opendeed, herkende hen nog van de feest
avond, maar hij liet dit niet merken. Alleen was hij wat beleefder
dan gewoonlijk. Het waren tenslotte de broers van ingenieur
Reising en hoewel de ingenieur toen niet bepaald vrolijk keek,
toen hij zijn broers op de feestavond ontmoette, wilde hij toch
voorzichtig zijn en vroeg op vormelijke toon, wat de heren
wensten.
De „heren" zeiden bij monde van Kor, dat ze graag juffrouw
Van der Ham enkele ogenblikken wilden spreken, als dit
mogelijk was.
„Welke juffrouw Van der Ham wenst u te spreken?"
O ja, dacht Kor, er zijn meer dochters. De voornaam was
hem ontschoten, maar hij antwoordde: „We bedoelen de ver
loofde van Jan, onze broer."
De bediende was even in tweestrijd. Het was bijna negen
uur en dit tijdstip was nu niet bepaald bestemd voor het afleg
gen. van bezoeken. Maar het feit, dat het broers waren van de
ingenieur, gaf de doorslag en de bezoekers werden binnen
gelaten.
Bep van der Ham keek vreemd op, toen de bediende zei, dat
de twee broers van ingenieur Reising er waren om haar te
spreken. Ze begaf zich echter naar het vertrek, dat bestemd
was voor het bezoek en toen ze binnenkwam, stonden de
bezoekers meteen op.
Bep lachte en stak haar hand uit. „Dat zijn Kor en Gerrit
Reising, niet?"
De mannen drukten de hand en bogen wat houterig. „We
vinden het heel prettig, dat u zich onze namen nog herinnert.
Ja, wij zijn het inderdaad. En het spijt ons, dat we u op dit late
uur nog lastig moeten vallen."
Bep ging zitten in een der stoelen en wuifde met haar hand.
„Het hindert niet. Zegt u maar, wat de reden van uw bezoek is."
Kor schraapte even zijn keel en wist niet de juiste woorden
te vinden, zodat Gerrit het woord nam.
„Juffrouw, u weet, dat wij vorige week op de feestavond
kwamen, weliswaar waren we niet uitgenodigd, maar we waren
ook niet van plan geweest om op het feest te komen. Ik zeg het
misschien een beetje gebrekkig, maar we kunnen nu eenmaal
beter met de spa overweg dan met onze mond. We moesten
die avond Jan hebben, maar hij was niet thuis en zodoende
kwamen we hier. Is het u toen niet opgevallen, dat we opeens
spoorloos verdwenen waren?"
„Ja", lachte Bep, „inderdaad. Maar misschien moest u de
laatste trein naar huis nog halen?"
„We waren met de auto", vervolgde Gerrit. „Nee, dat we
zo opeens weggingen, had een andere oorzaak. En we vinden
het erg jammer, dat we hier vanavond moeten zijn en moeten
zeggen, wat Jan eigenlijk had moeten doen. Juffrouw Van der
Ham, we zullen niet langer om de zaak heendraaien; u zult
uw verloving met Jan moeten verbreken, want hij is al jaren
met een ander meisje verloofd."
De kleur uit Bep's gezicht week angstig snel weg en haar
handen, die ze rustig in haar schoot had, begonnen te trillen.
„Dat klink erg hard voor u, dat begrijpen we. Maar we
voelen ons verplicht op te komen voor het meisje, dat hij eens
zijn woord gegeven heeft."
Wilt uwilt u me niet precies vertellen, hoe dat allemaal
in elkaar zit?"
„Ja, dat zullen we." En Gerrit vertelde van Jan's studiejaren,
eerst in Purmerend en later in Delft. Van Jan's omgang met zijn
buurmeisje Ida en het wachten van het meisje op hun broer,
tot hij afgestudeerd zou zijn. ,-,Natuurlijk was er geen sprake
van een officiële verlovingbesloot Gerrit zijn verhaal, „want
beiden wilden het geheim houden tot Jan klaar was met zijn
studie. Maar daarna heeft hij niets meer van zich laten horen
en Ida wacht nog steeds op hem."
Er heerste geruime tijd een zwijgen in het vertrek. Bep wist
zich langzamerhand te beheersen en hoewel haar stem toonloos
klonk, vroeg ze tenslotte: „Waarom bent u naar mij gegaan
en niet naar Jan?"
„Op de avond na het feest, eigenlijk 's nachts, hebben we
een lang gesprek gehad met Jan", legde Kor uit, „maar we
konden met hem niets aanvangen. We hebben hem toen drie
dagen tijd gegeven, maar tot op heden heeft hij niets van zich
laten horen. Zodat we, ten einde raad, ons verplicht achtten u
in te lichten."
Bep stond op, ten teken, dat zij het gesprek als geëindigd
beschouwde. Demonstratief trok ze haar verlovingsring, die ze
die morgen gekregen had, van haar vinger. „Hier hebt u mijn
antwoord", zei ze zacht. „Ikik dank u voor uw komst
HOOFDSTUK 5.
Ingenieur Reising was 's morgens met zijn verloofde de stad in
geweest. Samen kochten ze hun ringen en daarna gingen ze
koffiedrinken in Wassenaar. Besloten werd kaartjes te bestellen
en het officiële verlovingsfeest op de komende Zondag, 21 April,
te vieren. De oudjes vonden het best en het speet Jan, dat hij
deizelfde middag al weer weg moest. Het was een belangrijke
reis en het ging om een order van millioenen. Frankrijk, dat
met Engeland in oorlog was met Duitsland, moest zijn industrie
inzetten voor de bewapening. Maar men had ook spoorweg
materiaal nodig en men wilde Nederland een aantal locomo
tieven laten bouwen. Nederland was echter neutraal en er
zouden wellicht moeilijkheden ontstaan, als Duitsland te weten
kwam, dat Nederland voor Frankrijk deze machines ging bou
wen. Engeland was mede-oorlogvoerende en Engeland zou
Frankrijk deze machines leveren. Alleen zouden de onderdelen
ondermeer de gepatenteerde ketel, uit Nederland komen. Daar
voor moesten enkele besprekingen gevoerd worden en Jan had
de opdracht naar Engeland te gaan voor het behartigen van de
belangen der N.V. Diezelfde middag moest Jan nog vertrekken
Bep bracht hem naar Schiphol. Met enige angst in haar hart.
Want er vlogen ook Duitse vliegtuigen boven Engeland.
Even had ze gezegd: „Kun je niet met de boot gaan?" Doch
dit was minstens even riskant want geregeld werden er schepen
getorpedeerd.
Telefoon 2545
%v
U een
paar prettige
Ruïnelaan 3, Bergen. Telef. 2514
Wanneer U nog niet
gekeken hebt bij
dan hebt U
beslist iets gemist.
Volop losse bloemen
Telef. 2269
Voor de a.s. Paasdagen
PAASBROOD vanaf f 1.25
PAASGEBAKjES f 0.20
PAASTAARTEN vanaf f 1.50
SUIKERBROOD f 1
PAASBONBONS per 100 gram f 0.50
Alles lste kwaliteit.
Wij vragen uw bijzondere aandacht voor
de feestdagen voor onze
per 250 gram 65 ct.
ook afzonderlijk verkrijgbaar a 26 cent
per 100 gram. 8 verschillende soorten.
Dr. v. Peltlaan 11 Tel. 2518 Bergen
GEVRAAGD
voor de winkel en admini
stratie en tevens
voor de huishouding
Bakkerij S A N TIN G
Molenstraat 3 Bergen
ONTVANGEN 'n geheel nieuwe collectie
VAZEN in glas en aardewerk
ONTBIJT- en THEESERVIEZEN
ITALIAANSE RAFFIA-TASJES
Witte en zwarte PLASTIC-TASJES
GLORIA-LINNEN 90 cm. br. f 2,75
Bergensche Kunsthandel Fa P. HOPMAN
Boekhandel C. OLDENBURG