De uecUeecdt Vc&uw
DOBBEN
DANSEN
-
Retina, li'èda de £uxe
dan mat De Baam
Leger des Heils
Kapsalon
Vr
NIC
SCHUIJT
SCHRIKDRAAD
TsïtotMtoStdUfifr
Bruine
Boxlederen
SANDAAL
A, C. SEEWALD Zn.
FEUILLETON:
28.
MAARTJE Z.ELDENRIJK
MOOI HAAR VALT OP
ZONDAG 26 APRIL
8 UUR
o.l.v. het Dans
en Show-orkest
„DE
WITTE
KRAAIEN''
bij
SCHOORL
Weide afrasteringsapparaten
en alle benodigdheden
Techn. Bureau Meijer,
KunstenaarsCentrum Bergen
-
ETSEN VAN REMBRANDT
KINDERTOESLAG
Oorspronkelijke roman
door
„Welnu, u bent tenslotte de oudste vennoot en president
directeur, u draagt de verantwoording. U weet nu, wat men in
Engeland denkt te weten. Handelt u, zoals u denkt, dat het
beste is voor ons bedrijf."
„Ik moet er toch eerst eens een nachtje over slapen."
„Het ligt voor de hand, dat men in Engeland daarom spoed
wil maken met de verscheping der onderdelen. Ik heb toegezegd,
dat ik de meest mogelijke spoed zal betrachten. En ik stel
daarom voor te bewerkstelligen, dat de Batavier Maandagavond
reeds de eerste kratten kan meenemen en vervolgens iedere
dag."
„Maar dat is toch onmogelijk? De vereiste uitvoerpapieren
krijg je nooit in één dag gereed."
Jan kneep een oogje dicht. „Laat u dat maar eens aan mij
over. Morgen al is het Zondag ga ik naar de Britse am
bassadeur en samen gaan we naar het Ministerie. Wedden, dat
ik morgenavond al de nodige papieren in mijn bezit heb?"
Van der Ham was onthutst. „Acht je de toestand werkelijk
zo ernstig?"
„Ja", antwoordde Jan, „anders zou ik niet zoveel spoed achter
de zaak zetten. En nu nog wat anders. Laten we aannemen, dat
Engeland gelijk krijgt, wat God moge verhoeden, dat Duitsland
een inval doet in ons land en ons leger het niet kan houden. Hoe
denkt u dan met de fabriek te handelen?"
Van der Ham dacht opnieuw na. „Mens, daar heb ik nog
helemaal niet bij stilgestaan. Hoe kom je opeens zo pessimis
tisch?"
„Niet pessimistisch. Maar als zakenman moet ik met alle
mogelijkheden rekening houden. Hoe staat het eigenlijk met de
locomotieven voor Brazilië?"
„De eerste twaalf zijn vrijwel klaar. Dat is misschien een
kwestie van een paar dagen. De afspraak is, dat ze de 11e Mei
verscheept zullen worden."
„Als we eerder een schip kunnen krijgen, is het dan mogelijk,
dat ze eerder voor transport gereed zijn?"
„Ja, dat is een kwestie van een paar dagen."
„Mooi, dan zal ik dat morgen meteen in orde brengen. Ik
heb nu eenmaal een voorgevoel, dat er iets broeit. En het is
misschien in strijd met de reglementen, maar doet u eens een keer j
iets buiten uw boekje en trommelt u de aandeelhouders minus
de twee onbetrouwbaren bij elkaar, liefst op korte termijn.
Laat het dan maar geen officiële aandeelhoudersvergadering
worden, noem het een onder onsje. De anderen dienen echter
te weten, hoe de toestand van het ogenblik is."
Toen het elf uur geslagen had en, men alles besproken had,
wat noodzakelijk was, zei Van der Ham: „Ga je nog even mee
naar beneden, een glaasje drinken?"
„Laat ik dat niet doen", besloot Jan, opstaande. ,,U weet, hoe
de situatie tussen mij en Bep plotseling geworden is."
„Wat drommel, dat is waar ook. Wat heb jij eensklaps uit
gespookt, dat ze niets meer van je wil weten?"
„Niets, waarover ik me behoef te schamen. Ik heb in mijn
vroeger jaren een beetje gescharreld met een buurmeisje en
misschien heb ik me het woord huwelijk eens laten ontvallen.
Een jeugdliefde, als je het zo noemen wilt, meer niet. Dit is ze
te weten gekomen, dank zij mijn bemoeizieke broers. Die lopen
rond met een idee-fixe, dat ik aan dat mijn meisje mijn woord
heb gegeven, omdat zij nog steeds op mij wacht. Ik was echter
volkomen vrij, toen ik u om de hand van Bep vroeg. Dat is
alles."
„Is die meid dan stapel geworden? Laat ze zich dan zo maar
door je broers dat moois op de mouw spelden? En neem jij dat?"
Jan haalde zijn schouders op. „Als ze in mij minder ver
trouwen stelt dan in mijn broers, ja, dan kan ik er ook niets aan
veranderen. Ik meen, dat voor een huwelijk in de eerste plaats
wederzijds vertrouwen nodig is."
„Daarin heb je volkomen gelijk. Ik zal wel eens met haar
praten."
„Doet u dat niet. Laat ze maar een poosje in haar eentje
pruilen. Bovendien heb ik op het ogenblik wel andere dingen
aan mijn kop. En als we voor elkaar bestemd zijn, krijgen we
elkaar toch wel."
„Je vat het nogal gemoedelijk op."
„Och ja, waarom ook niet? In de eerste plaats ben ik me van
geen kwaad bewust en voorts ben ik niet van het type, dat aan
een gebroken hart sterft."
Jail had een drukke Zondag. en hoewel hij dit werk met
tegenzin deed op een dag, die hij anders bij uitstek als een rust
dag beschouwde, slaagde hij er in te bewerkstelligen, dat hij
van het betrokken ministerie die medéwerking kreeg, welke hij
noodzakelijk achtte. Daartoe droeg de Britse ambassadeur zijn
steentje bij; ook hij had zijn orders uit Londen ontvangen.
De eerste verschepingen vonden reeds Maandagavond plaats
en Jan hield de volgende dag persoonlijk toezicht op het klaar
maken van de andere kratten met onderdelen.
Die Dinsdagavond vond er een geheime bijeenkomst plaats
van de aandeelhouders der fabriek, die betrouwbaar waren, en
ook hier vertelde Jan, wat hij in Londen te weten was gekomen.
Jan stelde zakelijk een aantal maatregelen voor, om op alle
eventualiteiten voorbereid te zijn en toen hij voorstelde om
ondanks het dreigende oorlogsgevaar toch zelf het transport
locomotieve naar Brazilië te begeleiden, gaf men hem noodge
dwongen de toestemming, uitgaande van de gedachte, dat het
geen kwaad kon, als er in ieder geval voorlopig één van de
directeuren buitenlands vertoeft.
Jan had het vertrek der locomotieven kunnen bespoedigen en
dit werd nu bepaald op Zaterdag 4 Mei. In de dagen, die volg
den, maakte Jan voorbereidingen voor zijn vertrek. Tot nu toe
had hij maar niet geantwoord op het briefje van Bep en toen hij
een rustige middag had, besloot hij haar op te bellen. Hij draaide
het nummer van Wassenaar en vroeg het meisje aan de telefoon.
„Zeg maar, dat ik over enkele dagen naar het buitenland ga
voor een lange reis."
Hij wachtte enige tijd, maar kreeg toen te horen, dat juffrouw
Bep niet geheel in orde was en haar kamer liever niet wilde
verlaten.
Jan zei beleefd: „Dank je wel voor de moeite", maar smeet
toen woedend de hoorn op het toestel. Hij stak een sigaret op
om zijn zenuwen te kalmeren. Na een poosje stond hij op en
trok zijn demi aan. Tegen zijn secretaresse zei hij, dat hij die
middag niet meer terugkwam. Hij liep naar zijn wagen, startte
en reed weg. In ieder geval wilde hij zijn oude moeder nog even
zien. En ook wilde hij een hartig woordje met Ida spreken.
HOOFDSTUK 6.
De brede Cadillac was eigenlijk helemaal niet geschikt voor
het smalle Oosterpad. En toen van de tegenovergestelde kant
een zwaar beladen wagen met mest kwam, wist Jan niet beter
te doen, dan maar even in een oprit van een der tuinderijen te
wachten, tot de wagen was gèpasseerd. Daarna reed hij weer
terug op de weg en vervolgde zijn rit.
Ik hoor hier niet meer, dacht hij, kalm over de slechte grind
weg rijdend. Mijn wagen is hiervoor te breed. Hier passen alleen
maar mestkarren en vrachtautootjes. Geen ingenieursautos. Hier
wonen alleen maar tuinders. Andere mensen horen hier niet.
Ik evenmin.
Hij draaide rustig het erf van Meijer op en reed tot voor het
huis. Tot zijn verwondering zag hij, dat Meijer de woning geheel
verbouwd had. Ze was groter geworden en een knaap van een
schuur was er bij aangebouwd. En toen hij uistapte, zag hij de
donkerbruine hokken en hoorde hij het gekwaak van de eenden
in de afgesloten tochtsloot.
In huis had men ongetwijfeld de auto gehoord of gezien, want
Meijer, als steeds in zijn manchester broek, trad naar buiten en
herkende Jan met een blik van blijdschap.
„Daar hewwe we waarempel onze ingenieur", zei hij op ver
heugde toon. „Wel, Jan, daar doe je nog eens goed aan. We
dochten al, dat je ons vergeten was, maar ik zei altijd: „Hij zal
vandaag of morgen nog wel eens komen aanwaaien." Welkom,
jong, kom maar gauw binnen voor een theetje. Of wil je liever
wat anders?"
Jan lachte en voelde zich opeens prettig gestemd. Dit was
toch de oude, vertrouwde sfeer van vroege; en hier waren
de mensen ongekunsteld hartelijk, eenvoudig-hartelijk.
„Laten we het maar bij thee houden, buurman", zei hij, terwijl
hij met de oude man mee naar binnen ging.
Vrouw Meijer stond dadelijk op en veegde haar hand, ge
woontegetrouw even af aan de bonte boezelaar, waarna ze Jan
een hand gaf. „Jonge, dat is nog eens aardig van je. Ga zitten,
ga zitten. Wel, wel, wie had dat nou docht."
Meijer scharrelde wat in zijn bureautje en kwam met een
kistje, half gevuld met sigaren terug. „Steek eens op, Jan, het
zijn goeie. Je weet wel, net als van ouds, alleen voor de beken
den, hè? Je zelle nou toch wel roken, niet?"
Jan stak lachend een sigaar op. „En of, buurman. Een mens
moet met z'n tijd meegaan."
„Zo is het, dat zeg ik ook altijd maar. Je hebt zeker wel
gezien, dat ik ook aan het verbouwen ben geweest?"
Jan knikte. „Het wordt hier langzamerhand een hele bedoe
ning, niet? Hoeveel eenden hebt u op het ogenblik wel?"
Meijer dacht even na. „Precies kan ik het niet zeggen", ant
woordde hij lachend, „maar het zal niet ver van de tienduizend
af zijn. Doch de tijden zijn niet best, Jan. Er wordt niet veel
verdiend. Het is maar goed, dat aan de zeven magere jaren eerst
de zeven vette voorafgegaan zijn."
Jan knikte. „Als we tenminste niet nog magerder jaren zullen
krijgen."
Meijer begreep hem onmiddellijk. „Wat denk je van de toe
stand, Jan? Zullen we er buiten blijven?"
Jan haalde zijn schouders op en antwoordde voorzichtig: „We
zijn toch neutraal? We behoeven niets te vrezen,"
Meijer dacht na, terwijl hij in zijn thee roerde. „Ik heb wel
eens bange voorgevoelens, zie je? Af en toe denk je, dat we
op een vulkaan leven."
Jan dronk zijn thee uit en gooide het gesprek over een andere
boeg. „Is Ida er niet?"
Meijer keek hem even onderzoekend aan. Ook hij had bij
geruchte het een en ander uit Den Haag vernomen, hoewel Kor
en Gerrit gezwegen hadden over hun twee reizen naar de Hof
stad. „Ik denk, dat je haar wel bij de eenden kunt vinden. Ze
voert ze tegenwoordig 's avonds."
Jan stond op. „Dan ga ik haar eens even opzoeken", besloot
hij. „Dat is zeker wel goed?"
Meijer spreidde zijn handen breed uit. „Je kenne de weg en
de spraak, zou ik zo zeggen."
„Zo is het. Dat verleer je niet zo gauw", antwoordde Jan,
'eveneens in Beemster dialect. „Tot straks!'
Mee de „goeie" sigaar van Meijer in het hoofd liep hij in de
richting van de eendenhokken. Hier was niet veel veranderd
sinds zijn kinderjaren en hier had hij dikwijls met Ida gespeeld.
Dan sprongen ze op hun klompjes van de ene plank op de
andere, steeds het gevaar riskerende, dat ze in de loop van de
eenden zouden vallen. Maar ze waren veel te behendig, en
liepen zo over alle hokken, tot het einde.
De hokken hadden nog steeds dezelfde vorm en het rook er
naar bedorven vis. De eenden scharrelden in het kroos van de
tochtsloot of deden zich tegoed aan de vis, die ze zoéven
gekregen hadden.
Hij zuchtte, voor hij de planken over de hokken beklom. Hij
was hier alles en toch, hij hoorde hier niet meer. Hij was in een
andere wereld geplaatst, een wereld van deftige, geleerde men
sen, fabrikanten en ingenieurs, geldmagnaten en zakenlieden.
En in die andere wereld had hij een vrouw leren kennen, die
bij hem paste. Die één met hem zou zijn in z'n leven z'n
werk. Die hem zou kunnen begrijpen, als hij over z'n arbeid
sprak. Die ook kwam uit die wereld, waarin hij was geplant.
Hier in de Beemster, met zijn grote, vlakke tuinen, zijn rijke
vruchtboomgaarden en zijn riekende eendenhokken, in deze
wereld zou hij niet meer kunnen leven. Hoe vertrouwd dit alles
ook voor hem was. Dit waren nog slechts herinneringen uit een
verleden, dat al zo ver achter hem scheen te liggen. Herinne
ringen uit zijn prille jeugd, uit zijn kinderjaren, de school
Langzaam, stap voor stap ging hij verder over de planken.
Het klonk hol en hard. Het was hem, alsof hij over een schavot
ging, zijn vonnis tegemoet. Wat had hem toch naar de Beemster
gedreven? Dwaas, die hij was! Hij had hier niet meer moeten
komen, nooit meer. Hij had een zware ijrzeren deur achter dit
verleden moeten sluiten en de sleutel ver weg gooien. Maar
een onweerstaanbare drang had hem genoopt, die deur nog
eens een keer te openen, op een kier, om die oude wereld nog
eens binnen te gaan.
Twee vrouwen waren er in zijn leven, één uit de oude en één
uit de nieuwe wereld. Wie had er nu eigenlijk recht op hem?
Stap, stap, ging het. Langzaam ging hij verder over de wan
kele, gladde planken. En onder hem kwaakten de eenden en
deden zich tegoed aan de vis, die voor de menselijke consumptie
niet meer geschikt was. Stap, stap
Een grote woerd stak zijn kop even omhoog en keek naar
die vreemde verschijning in dat donkerblauwe pak, alsof hij
zeggen wilde: „Wat doe jij hier? Je hoort niet meer bij ons. De
tijd is voorbij, dat je hier op je klompjes klepperde, onbezorgd
nog en onwetend, wat de toekomst brengen zal. Nu ben je een
meneer, en beroemd. Nu sta je mijlenver boven deze eenvoudige
mensen. In deze wereld pas je niet meer. Kijk uit, dat je niet
over die glibberige planken glijdthier hoor je alleen maar
met klompen aan te komen......"
Stap, stap, steeds verder gaat ingenieur Reising. En ginds,
bijna aan het einde van de rij eendenhokken loopt een meisje,
met een grote emmer aan de hand, waaruit ze af en toe een paar
scheppen vis naar de eenden gooit. Dat meisje is nog zoals ze
vroeger was, met werkkleren aan en op klompen, in ruw ge
breide kousen. Werktuigelijk verricht ze haar werk, zoals iedere
avond. Nu is ze bijna aan het einde van de hokken. Dan zal
ook de emmer leeg zijn en keert ze terug. Als ze zich omdraait,
zal ze iemand zien. Die man is niet meer de Jan Reising uit haar
kinderjaren, de jongen, waarvan ze gehouden heeft. Het is de
beroemde ingenieur Reising, de man, die ze niet meer kent. Houdt
ze nog van hem?
Het laatste hok met eenden krijgt de avondmaaltijd. De een
den, die de tijd precies weten, staan al, dicht opeengepakt, bij
de afscheiding en rekken hun halzen uit, als ze de klompen
horen klepperen. Daar is het meisje al en nu wordt de emmer
helemaal omgekeerd. Ziezo, dat is voor vandaag weer klaar en
morgenochtend doet de knecht dit werk. Vóór hij aan de tuin-
arbeid begint. Dan is er voor Ida weer wat anders te doen,
thuis. En zo glijden de dagen kleurloos voorbij en wacht ze.
Maar ze weet zelf niet meer waarop.
Diep in haar hart heeft ze nog herinneringen aan een aardige
buurjongen, die van haar gehouden heeft en die haar meerdere
malen in zijn sterke armen heeft gehouden. Maar die aardige
buurjongen is er niet meer; inplaats daarvan is een beroemde
ingenieur gekomen, die in een andere wereld leeft. Er is een
grote afstand ontstaan tussen het eenvoudige meisje uit de
Beemster en de beroemde uitvinder.
Met de lege emmer in haar hand staat ze aan de uiterste rand
van de hokken en kijkt in de verte naar de tuinen, waar de
planten al uit de grond schieten. Daar staat de kool te groenen
en ginds zijn de bedden met spinazie. En de zomerwortels komen
ook al uit de grond. Het is voorjaar en ze voelt zelf ook de
kracht, die de natuur ieder jaar weer geeft. Maar waarvoor?
Ze zucht en kijkt naar de zon, die aan het dalen is. Ze trekt
even de omslagdoek dichter om zich heen; het begint frisser te
worden. Ze zal maar weer naar huis gaan. Het wordt onder
hand tijd voor het brood. Over een half uurtje komen de
knechts van de tuin.
Als ze zich omdraait, hoort ze gelijktijdig de voetstappen op
de planken. Dan kijkt ze op en wankelt. Vlak voor haar staat
Jan en als hij haar niet gegrepen had, zou ze van schrik achter
over gevallen zijn. Of is het van blijdschap?
Jan houdt het ranke lichaam in zijn armen. De emmer ontvalt
uit de bevende hand van het meisje en haar lippen trillen, als ze
zijn naam prevelen: „JanJan
Er breekt iets in de jongeman. Hier staat zijn jeugdliefde
voor hem en hij heeft al maanden gedacht, dat zijn liefde voor
haar dood is. Toen hij haar niet meer zag, was hij haar spoedig
vergeten. De foto, die hij eens als een reliquie mee naar Delft
heeft genomen en jarenlang een plaats had tussen de spiegel
van zijn toilettafel, omdat het nooit was gekomen tot het kopen
van een lijstje, lag nu al zo lang in een vergeten hoekje. En
Bep was in de plaats gekomen. Het meisje uit die nieuwe
wereld.
Nu was hij weer in die oude. Vanwaar hij uit voortgekomen
was. Hij voelde het hevige kloppen van haar hart in het lichaam,
dat hij nog steeds omvat houdt. En hij blikt in haar ogen,
waaruit nu tranen komen. Tranen van vreugde. En weer zegt
ze zacht: „Jan, ben jij het
De sigaar, die al uitgegaan is, valt uit zijn mond en het is
alsof een onweerstaanbaren drang hem er toe drijft het meisje
dicht in zijn armen te nemen en haar, na zoveel jaren, opnieuw
te kussen.
Later op de avond rijdt er een glanzende Cadillac over de
Beemsterdijk. Achter het stuur zit een jongeman en dicht naast
hem een meisje, dat haar geluk nog niet kan beseffen. Hij heeft
één arm om haar heen geslagen; met de andere houdt hij de
wagen op de smalle dijk. Maar het is niet gevaarlijk, want hij
rijdt heel kalm en ander verkeer is er niet. Voorbij de Kwa-
dijkerweg rijdt hij weer de diepte in, de Hobrederlaan en hal
verwege deze laan zet hij de wagen stil. Hier is geen mens in
de wijde omtrek te bekennen en het wordt al donker. Dan neemt
hij het meisje opnieuw in zijn armen en kust haar. En Ida vindt
het goed; ze streelt hem, net als vroeger, over zijn haren en ze
zegt: „Je bent veranderd in je gezicht. Je bent zo ernstig ge
worden. Zo echtgroot."
Jan lacht even. „Jij bent mager geworden, meisje, en je ziet
erg bleek. Dat is toch geen kleur voor een buitenmeisje
Ze kijkt hem een ogenblik aan en dan barst ze plotseling in
tranen uit. Jan schrikt. „Maar Ida-lief", zegt hij verwonderd,
„waarom huil je nu opeens?"
Ze snikt. „Ikik weet het niet. Misschien is het wel dit
plotselinge gelukIkIk was al bang, dat je niet meer
zou komen. Ze zeiden hier aldat jedat jeZe
slikt het verdere van haar zin in.
Jan begreep het onmiddellijk. Het lag voor de hand, dat de
berichten, die in de kranten hadden gestaan, ook doorgedrongen
waren tot de plaatselijke pers. Vanzelfsprekend was men nog
trots op de Beemsterse ingenieur en elk nieuwtjeomtrent de
beroemde oud-ingezetene werd onmiddellijk gepubliceerd. En
verdergeruchten gaan nu eenmaal altijd snel.
„Ze zeiden al", vulde Jan op dorre toon aan, „dat ingenieur
Reising ging trouwen met een dametje uit Wassenaar. En ze
zullen wel meerdere malen tegen je gezegd hebben, dat je een
dom gansje was, om maar te blijven wachten op een jeugdliefde.
Op een jongen, die het succes in zijn bol geslagen was en de
Beemster, waaruit hij was voortgekomen, vergat'. Is het zo
niet, Ida?"
„Ja, Jan, weet je het dan allemaal? Maar het is niet zo, hè? Ik
heb het nooit geloofd en thuismet vader en moeder durfde
ik er nooit over te spreken. Vader zei altijd maar: „Jan komt
wel terug. Heb maar geduld." Enhij heeft toch gelijk ge
kregen, hoewel ik wel eens gewanhoopt heb."
Jan ging rechtop zitten en keek het meisje diep in de betraan
de ogen. „Ida, liefje, de mensen, die dit allemaal gezegd hebben,
hadden gelijk. Ja, ik was de Beemster helemaal vergeten. Ik
leerde al jaren geleden een ander meisje kennen en ik moet
het eerlijk zeggen ze heeft een diepe indruk op me gemaakt.
Het is zover gekomen, dat we ons zouden gaan verloven. Maar
zij heeft het afgemaakt. Omdat ze te weten kwam, dat jij er nog
was. Nu ben ik vandaag teruggekomen. Eigenlijk om afscheid te
nemen van mijn oude moeder, omdat ik over een paar dagen
een lange reis ga maken, naar Brazilië. Die reis is noodzakelijk
en ik denk, dat ik wel een maand of drie wegblijf. Ja, Ida, de
mensen hadden gelijk. Ik was je vergeten en je portretje, dat
je me eens gegeven hebt, toen ik naar Delft ging om te studeren,
lag in een verborgen hoekje bij me thuis. Ik dacht, dat ik in dit
wereldje, in de Beemster niet meer thuis hoorde. Maar toen ik
vanavond hier kwam en al het oude bekende, vertrouwde weer
zag, toen dacht ik: dit kan ik toch niet loslaten. Hier ben ik uit
voort gekomen en hier hebben wij samen onze gelukkige jeugd
jaren doorleefd. Hier hebben wij elkander dieper leren kennen
en leren liefhebben. Ik heb gedacht, dat mijn liefde voor jou
gestorven was. Daarvan was ik overtuigd. Tot vanavond, toen
j ik jou daar zag staan bij de eenden. En toen ik jou, na al die
tijd weer in mijn armen hield, wist ik, dat die liefde nog leefde.
]a, Ida, ik houd nog van je en ik geloof, dat ik je niet meer kan
missen. We zullen samen trouwen, liefje en gelukkig zijn. We
j kopen een mooi huisje, ergens buiten, waar jij kippen en eenden
I kunt houden en waar jij zult kunnen vermaken, als ik werk. En
'als ik dan 's avonds thuis "kom, ben jij er om me te verwel
komen
„Jan, je meent het allemaal? Gaan we nu gauw trouwen?"
„Vast, Ida. Na de Braziliaanse reis gaan we samen naar een
huisje kijken, niet te ver van Den Haag af en dan bouwen we
daar verder aan ons geluk. Met ons tweetjes
„Jan, lieveling, wat ben ik blij, dat je teruggekomen bent
„Ida, schat van me
HOOFDSTUK 7.
Op de kade in Rotterdam staan een aantal mensen te wuiven.
Het zijn er niet veel, want de „Poseidon" heeft eigenlijk geen
passagiersaccommodatie en het zijn slechts een paar toeristen
en een zakenman, die aan boord zijn en aan de railing terug-
zwaaien naar de achterblijvenden.
Een van hen is ingenieur Reising, die in opdracht van de
N.V. het transport van 6 grote locomotieven naar Brazilië bege
leidt. Hij zal ze ook in dat land inrijden en officieel aan de
Brazilaanse Spoorwegen overdragen. Na dit transporrt zullen er
nog drie volgen. Over enkele maanden zullen er dan vier en
twintig nieuwe, in Nederland gebouwde locomotieven rijden
over de Braziliaanse spoorwegen.
Daar, op de kade, staat Van der Ham, die hem uitgeleide
heeft gedaan. En even verderop Meijer en zijn dochter. Over
drie maanden kan hij weer terug zijn en dan is er bruiloft in de
Beemster. „Het zal er een worden", heeft Meijer gezegd, „waar
over de buurt nog jaren zal spreken! Reken maar!"
Jan zwaait en langzaam worden de mensen daar kleiner. De
twee sleepbootjes trekken het grote vrachtschip langzaam naar
de Nieuwe Waterweg, naar zee. Daar zal het schip op eigen
kracht verder gaan, op goed geluk af, dat het niet op een mijn
stoot of onderweg wordt getorpedeerd. Want er is oorlog in
de wereld en de Duitse onderzeeboten zwerven over alle zeeën
van Europa.
De tweede stuurman komt naast Jan staan en reikt hem zijn
kijker over. Nu kan hij die mensen nog juist zien. Daar keert
Van der Ham zich om naar zijn auto en rijdt weg. Even later
gaan ook Meijer en zijn dochter naar het Fordje. Ze zullen de
reis naar de Beemster weer samen terug maken. En Ida zal weer
opnieuw wachten, tt Jan terugkomt. Maar nu is ze zijn ver
loofde. Jan draagt haar ring en zij de zijne.
Jan geeft de kijker terug en wandelt dan naar de kleine hut,
die hem is toegewezen. Hij heeft geen sigaretten meer bij zich
en in zijn koffer moeten nog enkele pakjes liggen.
Hij zucht, als hij weer aan dek komt. Peinzend kijkt hij naar
het landschap, dat verglijdt. Rotterdam verdwijnt langzaam en
de sleepbootjes trekken het schip nu al met een behoorlijke snel
heid verder naar zee.
Na de eerste roes is er een onbehaaglijk gevóel overgebleven.
Gisteravond heeft hij nog een lang gesprek gehad met zijn oude
schoolvriend Gerard. Die is juist teruggekeerd uit Duitsland en
zal, met het oog op de oorlog, daar niet meer heen gaan.
Waarschijnlijk zal hij in Engeland toezicht gaan houden op het
in elkaar zetten van de locomotieven, waarvoor iedere dag uit
Nederland onderdelen worden verscheept. In het bedrijf van
Van der Ham wordt in een hoog tempo gewerkt: er zijn
machines nodig in de wereld!
(Wordt vervolgd)
vooral gepermanent met de
enige echte
De Permanent met garantie
Spreek met ons en het komt
in orde
Bespreek tijdig om teleur
stelling de voorkomen
2266
Dorpsstraat 21 2266
H
Wij zijn officieel erkend en ver
zorgen uw verplichte formulieren.
Telefoon 2514 - Ruïnelaan 3
Bergen.
reproducties naar
GeopendWeekends 25/26 April - 2/3
en 9/10 Mei, 14.30-17.30 uur
Kunstzaal „DE RUSTENDE JAGER"
Marinestraat 21 Egmond aan Zee.
Telefoon 459
Pracht Dressoir, 2 clubs, 4 stoelen,
Schuiftafel, alles voor slechts f 200,-
Pracht clubs, z.g.a.n., 2 stuks f 87.50
f 95.- f 125.-
Gemakkelijke betalingsvoorwaarden.
Na 26 April dagelijks geopend.
Deze weck
ZONDAG (Dorpshuis)
10 uur en 8 uur: Samenkomsten o. 1. v.
kapitein Knippenberg van Amsterdam.
12 uur en 5 uur voor de Jeugd.
DONDERDAG (Breelaan)
Gezinsbond voor vrouwen.
VRIJDAG (Zaal Nieuwendijk)
ZENDINGSBIJEENKOMSTEN
o.l.v. Senior Majoor Lorier
4.30 uur Filmstrips voor de Jeugd, 10 ct.
7.30 uurEen bezoek aan het L. d. H.
Ooglijdershospitaal van Dr. Wille te
Semarang, 20 ct.
ONTVANGEN
22/23 4.95
24/27 5.75
28/31 6.50
32/35 7.25
Dubbele
crêpe zool
Gevoerde
hielpartij
Prima
kwaliteit
Laag
in prijs 1
KERKSTRAAT - BERGEN
BASKETBALSCHOENEN 35/38 7.95
39/45 8,95