DOBBEN de uezUeecde \Jeouw! ROB ft. A. Hak PEDICURE dt Aveuluetee UetHta, liëda de £uxe H. KJ» ROK stoken \ZecUwfifolcaat DE BOOM Nette Leerling ZOMERCURSUSSEN Instituut Burdorf Munico STEUNZOLEN MOOI HAAR VALT OP Kinderverhaal \Sean&eide weien? Kapsalon MAARTJE Z;ELDENRIJK Elke werkdag 's morgens 9-12 u. en volgens afspraak. Garage P* BOOD Voor in- en verkoop en verhuur van gehele en gedeeltelijke inboedels MACHINESCHRIJVEN Nederlands STENOGRAFIE Engels en „De Vis" stopte dicht bij de oever en werd daar verankerd. Rob en Daan zetten de rubber boot op het water, stapten er in en roeiden snel naar het strand, waar geen levend wezen te zien was. Bij het strand sprong Rob uit de boot en tuurde door zijn kijker, hopend het vliegtuig te ontdekken. Daan trok de boot verder op het strand. „Ik zie geen spoor van het vliegtuig", riep Rob. „We moeten de jungle afzoeken!" Zij trokken het dichtbegroeide woud in en worstelden met takken en lianen. Plotseling zagen zij een propeller tussen het groen steken. „Die is van de machine van Ans", riep Rob vertwijfeld uit. „De rest kan niet ver weg zijn Enige minuten later wees Rob opgewonden naar voren. „Kijk, Daan, daar ligt het wrak!" „Zou Ans ernstig gekwetst onder het wrak liggen?" Daan en Rob onderzochten de verwrongen massa, maar Ans was er niet! Terwijl Rob en Daan tussen het hout en het staal van de machine zochten, tuurden op enige afstand vurige ogen door het groen. Voorzichtig slopen de krijgers naar voren. „We moeten de blanke mannen naar onze nieuwe Godin brengen", fluister den zij. Verlichten het lopen. Kruisweg 25 - Tel. 2820 - Bergen vooral gepermanent met de enige echte De Permanent met garantie Spreek met ons en het komt in orde Bespreek tijdig om teleur stelling de voorkomen 2266 Dorpsstraat 21 2266 FEUILLETON: 29. Oorspronkelijke roman door Jan heeft hem, Gerard, zijn hart uitgestort. Aan wie kan hij dat beter doen? Hij heeft verteld van zijn jeugdliefde en ook van de genegenheid, die langzaam groeide voor Bep. Van het feestavondje ter ere van zijn uitvinding, die nog niet eens offi cieel gevierd was, van de verbreking daarna en van zijn terug keer naar de Beemster, waar hij zich verloofde met Ida. Gerard was ouder en verstandiger geworden. Hij had, in ieder opzicht, veel ervaringen opgedaan. Daarom begreep hij hem. „Jan, je hebt dom gedaan. Wat jij liefde noemt voor dat meisje in de Beemster, is hoogstens nog een bevlieging geweest. Ik zal niets verkeerds zeggen van dat meisje en ik neem dadelijk aan, dat zij zielsveel van je houdt, maar jij zult met haar nooit gelukkig worden. Het is, zoals je zelf zoëven al gezegd hebt: jij hoort niet meer in die wereld. Het kan zijn bekoring hebben, er nog eens een kijkje te nemen, maar je past er niet meer. Jouw wereld is hier, de onze. Je positie en je kunde hebben je over geplant. Met Bep zou je gelukkig geworden zijn; dat is een vrouw, die bij je past, ook voor wat je positie in het maat schappelijk leven betreft. Nu heb je je woord gegeven aan een meisje, dat nooit in ontwikkeling op gelijke trap met je zal komen. Als de wittebroodsweken voorbij zijn, ga je critisch worden en haar fouten ontdekken. Ze kan geen behoorlijk gesprek voeren met de mensen, waarmee jij dagelijks omgaat. Ze zal een minderwaardigheidscomplex krijgen en schuw worden. Natuurlijk zal ze jou blijven aanbidden, want je bent dan haar man, die haar desondanks zal liefhebben en beschermen. Want dat is e plicht. Alleen tezamen met jou zal ze loskomen. Overigens zal ze teruggetrokken blijven en bang zijn voor ieder contact met mensen uit jouw wereld. Je hebt een onvergeeflijke blunder begaan, Jan." Hij had geknikt. „Ja, je hebt gelijk, Gé, maar er is nu niets meer aan te veranderen. Ik heb nu werkelijk mijn woord gegeven en dat zal ik gestand doen. We zullen er van zien te maken, wat er van te maken is." Nu, aan boord van de „Poseidon", dacht hij nog eens over dit gesprek na. De roes was inderdaad uit. Hij hield niet van Ida, zoals een man houdt van de vrouw, met wie hij samen door het leven wil gaan. Het was die andere, Bep, die hij niet uit zijn leven, uit zijn gedachten kan bannen. Maar nu was het te laat Langzaam stoomt het schip nu op eigen kracht de Nieuwe Waterweg uit. En daar ginds is de wijde zee. Die nu vol gevaren zit. Ginds, hoog in de lucht, gaat een vliegtuig. Is het een Duit ser? Is het een Nederlander? Of een Brit? Maar de stuurman, die al lang de kijker heeft gericht op het stipje, dat men hoort brommen, slaakt een zucht van verlichting: de Nederlandse kentekenen zijn zichtbaar; het is een der marine-vliegtuigen, die de kust controleert. Nederland waakt voor zijn neutraliteit en tegelijkertijd voor de veiligheid van zijn onderdanen, in de lucht, te land, maar ook op de zee! De volgende dag is het Zondag en Jan draait in de officiers mess aan het radiotoestel. Doch er is veel storing en Neder land komt niet best door. Het is echter zijn onrust, die hem naar het radiotoestel dreef, om wat van het vaderland te horen. Nu neemt hij maar een boek en gaat lezen. Maar ook dit ver veelt hem spoedig, want hij kan zijn gedachten niet bij de blad zijden houden en nu betrapt hij er zich op, dat hij al drie keer aan hetzelfde hoofdstuk is begonnen. Dan maar een kuiertje maken op het dek. Er staat een stevige bries, maar de zwaar geladen schuit ligt zo vast op het water als een auto op de weg. Men vaart door het Kanaal en Jan ziet in de verte de Franse kust. Dit is het gevaarlijkste deel van de reis, want hier zwerven de Duitse onderzeeërs. Twee man staan er op de uitkijk en letten scherp op. Tenslotte is de lading voor Brazilië en dit land is misschien ook al in oorlog met Duitsland. Er kunnen dan allerlei moeilijk heden ontstaan. Het blijft rustig, ook in de volgende dagen; als men eindelijk uit de gevaarlijke zone is, gaat er een zucht van verlichting op onder de opvarenden. De spanning is geweken. „We zijn er goed doorgerold, mijnheer Reising", zei de kapitein en Jan zelf is ook blij. Hij is geen held op het water. Dat is men gewoonlijk niet, als men uit de Beemster komt. Daar houden ze meer van de grond, die is steviger. Men vaart dicht langs de kust. Daar ligt Spanje en een halve dag later zien ze de Portugese kust. De eerste havenplaats is Tanger, waar gebunkerd zal worden voor de grote oversteek over de Atlantische Oceaan. Doch ze zullen voorlopig niet in Tanger aankomen. Want op de Vrijdag de 10e Mei wordt Jan des morgens vroeg uit zijn kooi gewekt door de eerste stuurman. „Reising, kom er uit. De kapitein laat je ontbieden! Er is oorlog!" Jan is dadelijk wakker. Het woord „oorlog" heeft een tover klank, zij het ook een lelijke. En Jan is binnen vijf minuten in de hut van de kapitein, waar de andere officieren reeds bijeen staan. Hun gezichten staan strak en allen luisteren naar de radio, die wel stoort, maar overigens duidelijk de berichten uit Nederland doorgeeft. Duitse troepen zijn in de nanacht Neder land, Luxemburg en België binnengevallen. Duitse vliegtuigen bombarderen vliegvelden en nabij Den Haag zijn parachutisten gedaald. De marconist heeft de eerste seinen opgevangen, al tegen zes uur. Toen heeft hij het radiotoestel aangezet en nu weet iedereen, dat Nederland in oorlog is. De Moffen zijn het land binnengevallen, hebben hun beloften geschonden. Arm Nederland. Jan denkt het eerst aan Bep. Er zijn nabij Den Haag para chutisten geland. Wassenaar ligt ook bij Den Haag. Wie weet, is Wassenaar nu wel het toneel van de strijd. Een strijd op leven en dood. Gek, hij moet alleen maar aan Bep denken. Ida is weer uit zijn leven gebannen. Idioot Kapitein De Boer geeft zijn bevelen. Niet naar Tanger, want daar zijn de Fransen. De mogelijkheid is dan niet uitgesloten, dat ze het Nederlandse schip in beslag nemen en de lading con fisqueren. Maar er moeten ook kolen komen, want anders kan de oversteek niet gehaald worden. Kapitein De Boer besluit terug te keren naar Lissabon. Portugal is neutraal en daar zullen zich geen moeilijkheden voordoen. En andersdan is er ook niets aan te doen. De „Poseidon" wendt zijn steven en keert naar Europa terug, 's Zondags is men in Lissabon en zoals kapitein De Boer heeft verwacht: daar zijn geen moeilijkheden te duchten. Integendeel, men is onmiddellijk bereid het Nederlandse schip van kolen te voorzien. Het zal enige uren duren alvorens men klaar is en Jan gaat aan land. De berichten uit Nederland zijn slecht. De Duitsers hebben al een groot deel van het land bezet. Aan de Grebbelinie wordt verwoed gevochten. In Den Haag heeft men de aanval van de parachutisten kunnen afslaan. Doch de Koningin gaat vertrek ken en dat is een slecht teken. De Prinses is met haar kinderen al weg, veilig en wel buiten het bereik der Duitsers. In een krantenstalletje koopt Jan een Nederlandse krant. Maar het blad is van Vrijdag en nog wel de ochtendeditie, waarin nog niets staat over de strijd. Nadien heeft men uit Nederland geen kranten meer ontvangen, vertelt de koper. En dat is te begrijpen, denkt Jan. Hij neemt een Parijse krant, die wel vol staat met bijzonderheden over de strijd in België en Nederland. Jan ontmoet in de kolommen bekende namen: steden en dorpen, die hem door de gedachten gaan. Hij leest van de strijd in Rotterdam bij de Maasbruggen, Rotterdam, waar hij een week tevoren pas was vertrokken Hij koopt een prentbriefkaart en schrijft er op, dat hij het goed maakt en hoopt, dat de Beemster gespaard zal worden voor de strijd. Het zijn zo maar een paar regeltjes. Hij adres seert de kaart aan Ida, maar als hij haar in de brievenbus laat glijden, bedenkt hij, dat de mogelijkheid niet uitgesloten is, dat zij het bericht uit Lissabon nooit zal ontvangen. Een tweede kaart schrijft hij naar de familie Van der Ham. Tegen de avond vertrekt de „Poseidon" uit Lissabon, met voldoende kolen voor de lange trip naar Rio de Janeiro. In de officiersmess staat de radio de gehele dag aan en on onderbroken luisteren zij, die geen dienst hebben, naar de be richten, die uit Nederland komen. En die worden steeds slechter. Op de Tweede Pinksterdag komt de noodlotstijding door: Rot terdam is gebombardeerd, en later op de avond wordt de capitulatie van Nederland bekendgemaakt. Alleen in Zeeland wordt nog gevochten. De rest van Nederland is door de Duitsers bezet. En ook in België wordt de strijd steeds moeilijker. Kapitein De Boer zit met drie passagiers te praten en plotse ling zegt de oude zeerob, die aan het einde van het jaar met pensioen zou gaan: „Hebben de heren zich al gerealiseerd, wat het betekent, dat Duitsland Nederland bezet heeft?" De steward komt binnen met de avondkoffie en de mannen kijken elkaar aan. Jan is de eerste, die begrijpt, wat de vraag van de kapitein inhoudt. „Ja, kapitein", zegt hij, uiterlijk rustig, maar inwendig trilt hij; „dit heeft voor ons het gevolg^ dat we nigt meer naar het vaderland zullen kunnen terugkeren, voordat de Duitsers weer verdwenen zijn." Kapitein De Boer knikt. „Zo is het, heren. Er is door de marconist al een oproep ontvangen van de geallieerde leger leiding. Alle Nederlandse schepen, die op de thuisreis zijn, moe ten naar een Engelse haven varen. Daar zullen ze nadere instructies krijgen. Dit betekent voor ons, dat we, nadat we in Rio de lading gelost hebben, in ballast zullen terugkeren naar Europa, maar dan naar Engeland. Nederland is voor ons voorlopig onbereikbaar." Als Jan die avond laat naar bed gaat, beseft hij pas goed, dat er nu ook van zijn huwelijk met Ida voorlopig niets kan komen. Is dit het noodlot? Of' is dit een beschikking? Mocht dit huwelijk niet doorgaan? Is het een hogere macht, die wil voorkomen, dat hij een huwelijk gaat sluiten, waarin hij niet gelukkig zal zijn?" Hij kan vooralsnog geen antwoord op deze vragen geven. Beneden stampen de machines in een regelmatige cadans en elke slag van de schroef brengt hem verder van Europa, van Neder land. Wanneer zal hij daar weer voet aan wal zetten?" Begin Juni is het einde van de reis bereikt. En dan weet hij ook, dat de Duitsers de strijd in de drie landen gewonnen heb ben. En dat nu Frankrijk vecht voor zijn vrijheid, maar dat het een wanhopige strijd is. De verschillende radoistations hebben bijzonderheden vertelt over de ramp in Rotterdam en de smadelijke terugtocht der Engelsen bij Duinkerken. Ingenieur Reising wordt verwelkomd door de directie van de Braziliaanse Spoorwegen en als de locomotieven zijn uitgeladen, vergeet Jan de zorgen om zijn verwanten en bekenden in het vaderland. Hij moet de honneurs van de N.V. waarnemen en zelf functionneert hij als machinist op de eerste locomotief, die de proefrit maakt. De Brazilianen zijn verrukt. De machine is veel sneller dan de snelste van hun eigen fabrieken en de directie prijst zich gelukkig, dat in ieder geval zes van de vier en twintig machines veilig en wel zijn aangekomen. Daarna beginnen de moeiijkheden. Als de geslaagde proefrit gereden is, is ook Jan's taak voorbij. Hem blijft niets anders over dan naar Engeland te gaan en daar de fabriek op te zoeken, die in licentie de Nederlandse locomotieven maakt. Doch de Braziliaanse directie wil van geen heengaan weten. Hem wordt een belangrijke functie aangeboden bij het spoorweg bedrijf, dat eigen fabrieken blijkt te bezitten en men laat door schemeren, dat hij rijk en aanzienlijk kan worden, als hij hier de beroemde locomotieven met de naadloze ketels gaat bouwen. Men ziet nieuwe mogelijkheden in deze oorlogstijd. De ingenieur kan immers toch niet naar Nederland terugkeren? Nederland is voor de duur van de oorlog uitgeschakeld. Hier kunt u werken en veel geld verdienen, veel geld. De Brazilianen blijken uitgeslepen zakenlieden te zijn, maar Jan is nog slimmer. Hij vraagt bedenktijd: een week. De directie, die denkt het pleit al half gewonnen te hebben, geeft hem gaarne deze termijn en biedt hem aan op haar kosten te vertoeven in het beste hotel van de stad. Jan accepteert het minzaam, maar stelt zich in zijn hotel dadelijk in verbinding met de Nederlandse gezant. Deze is bereid de ingenieur onmiddellijk te ontvangen en een uur later is Jan in het Gezantschap. Daar vertelt hij, hoe de zaken staan en vraagt allereerst, of er nog een mogelijkheid bestaat om met Nederland in contact te komen. De gezant schudt zijn hoofd. „Totaal uitgesloten", antwoordt hij. „Zelfs diplomatiek contact bestaat er niet meer. Overigens, dit heeft ook geen zin, want onze regering zetelt momenteel in Londen. U zoudt zich met de regering in verbinding kunnen stellen." Neen, daar voelt ingenieur Reising niets voor. Dan weet hij wel, wat het advies zal zijn: naar Engeland reizen en in Londen verdere bevelen afwachten. Merci. Hij denkt even na en vertelt van het Braziliaanse aanbod. „Ik heb mijn vinding verkocht aan de N.V., die de zes zo juist afgeleverde locomotieven heeft gebouwd. Weliswaar ben ik zelf aandeelhouder van de N.V., maar ik kan eigenlijk niet alleen beslissen. Ik heb enige be voegdheid, die mij is gegeven met het oog op een eventuele situatie in Nederland, welke thans een feit is geworden, omdat we met alle mogelijkheden rekening wilden houden, maar ik kan hier toch niet zonder meer mijn ketels gaan bouwen. Afge zien nog van het feit, dat ik niet over werktekeningen beschik; die bevinden zich in Engeland. Op mijn advies zijn die namelijk een poosje geleden al verzonden. De afspraak was, dat in geval van een vijandelijke bezetting van Nederland de duplicaten vernietigd zouden worden. Ik hoop, dat men dit intussen gedaan zal hebben. Maar aan de andere kant is er toch iets aantrekkelijks in het Braziliaanse voorstel. Ik beschik hier thans over een klein kapitaaltje en kan nog meer hierheen laten komen, aangezien ik ook in Amerika geld heb staan; ook al voorzorgsmaatregelen. Wat zoudt u ervan denken, als ik het volgende tegenvoorstel deed? Hier een dochter-N.V. oprichten van ons bedrijf, met gemengd Braziliaans-Nederlands kapitaal. En dan hier de ketels gaan bouwen. Op basis van fifty-fifty?" De gezant floot eens tussen zijn tanden door. „Dat idee is zo gek nog niet", antwoordde hij nadenkend. „Maar ik ben niet zo op de hogte met financiële transacties. We hebben hier een zaakgelastigde, die dit wel bezit. Ik zal hem hier laten komen, dan kunnen we deze zaak eens rustig bepraten. Waneer moet u uw beslissing meedelen?" „Over een week", antwoordde Jan. „Maar als het moet, kan ik die termijn nog wel een keer met een week verlengd krijgen, denk ik." „Kom dan overmorgen op dezelfde tijd terug. Dan kunnen we met z'n drieën deze aangelegenheid verder bespreken." Binnen een week verzocht Jan om een onderhoud met de volledige directie van de Spoorwegen. En op deze bijeenkomst kwam Jan met zijn tegenvoorstel, dat de heren kennelijk ver raste. Men had verwacht, dat ingenieur Reising zonder meer het aanbod van de Brazilianen zou accepteren. Dat die lepe Hol lander met een heel ander voorstel voor de dag zou komen, had niemand verwacht. En het was niet mogelijk, dat men hierop onmiddellijk een beslissing kon doen. Het duurde weken en het diiurde enkele maanden. Gedurende die tijd bezocht Jan verschillende bedrijven, leerde en passant de Portugese taal, iets, wat hem goed van pas kwam, en verbleef op kosten van de Spoorwegen in het luxueuze hotel. Eind Sep tember kwam eindelijk de beslissing: Men ging accoord met zijn voorstel en Jan, die intussen ook de werktekening van zijn vinding weer zo goed en zo kwaad als het ging op papier had gezet, kreeg de beschikking over een imposant fabrieksgebouw. En een salaris, waarvan hij nooit had durven dromen. Een jaar later reden de eerste, in Brazilië gebouwde locomo tieven, volgens Reisingvinding, over de gladde staven en al spoedig kwam er bestellingen uit vrijwel alle Zuid-Amerikaanse staten. Jan had ook hier zijn carrière gevestigd. Het enige leed, dat bleef, was de onzekerheid over zijn familie en kennissen in Nederland, maar daar vandaan kreeg hij nimmer bericht. HOOFDSTUK 8. Weer is een periode van vijf jaar verstreken, ditmaal een periode, waarin veel gebeurde. In Rio de Janeiro kwam een bedrijf tot stand, dat groter werd dan de N.V. in Nederland. En toen in Mei 1945 de vrede in Europa werd getekend, had Jan een banksaldo met zes cijfers. De oorlog had Zuid-Amerika enerzijds grote verliezen bezorgd, maar anderzijds ook grote winsten. Er was geen export meer naar Europa in deze vijf jaren, maar er was ook geen import. En nu moest men zelf de boontjes gaan doppen. De locomotieven van ingenieur Reising reden door geheel Amerika, zowel in Zuid als in Noord. En zelfs waren de eerste locomotieven verscheept naar Australië. Jan had in die vijf jaren zijn vinding verbeterd en geperfection- neerd en hij was in Brazilië een geacht en bekend fabrikant. Doch toen de oorlog voorbij was, verlangde hij naar het vader land en dat kon niemand hem kwalijk nemen. Zodra de mogelijkheid tot telegraferen weer mogelijk was, seinde hij naar Den Haag en naar de Beemster. Dan wisten ze in ieder geval, dat hij nog in leven was. Uit Den Haag kwam enkele weken later pas een telegram terug: „Hier ook alles wel. Kom spoedig over. Belangrijk." Maar uit de Beemster bleef ieder bericht weg. Eind November maakte Jan zich gereed voor de reis naar Nederland. Het afscheid van de directie was zeer hartelijk en Jan beloofde binnen een half jaar terug te zijn. Per vliegtuig ging hij naar New York en vandaar zou hij wel verder zien. Het viel mee, hoewel hij in New York enkele dagen moest wachten voor hij passage kon boeken voor een der vliegtuigen naar Europa. In Engeland aangekomen kon hij nog net het laatste lijnvlieg- tuig nemen naar Amsterdam, alwaar hij tegen middernacht aan kwam. Op Schiphol belde hij Van der Ham op, die zijn oren niet kon geloven, toen hij Jan's stem hoorde. „Zal ik in Amsterdam overnachten en morgen vroeg komen?" vroeg hij. „Het is al zo laat." „Ben je nu helemaalNeem een taxi, de snelste, die je krijgen kunt en kom hierheen. We hebben nog wel wat onder de kurk gehouden, al hebben we vijf jaar onder de knoet ge zeten! We zullen er een feestje van maken, jongen, kom gauw!" „Oké, dan ben ik binnen drie kwartier in Wassenaar." Jan charterde een taxi en beloofde de chauffeur een vorstelijke fooi, als hij zo snel mogelijk reed. De wagen joeg met een roekeloze vaart over de grote weg naar Den Haag en de klok sloeg één uur, toen remknarsend de taxi voor de villa stopte. Jan betaalde en stapte uit. In huis had men de wagen schijnbaar al gehoord, want op hetzelfde ogenblik werd de voordeur ge opend en stormden vijf mensen naar buiten. „Jan, jongen, na al die jarenVan der Ham kon zijn ontroering niet meester blijven en tranen kwamen er in zijn ogen. Ook Jan had moeite zich goed te houden. Hij was ge schrokken van het uiterlijk van Van der Ham. In vijf jaren was zijn haar vergrijsd en zijn gang meer gebogen. Allen waren ouder geworden, hij zelf ook immers. Opeens ontdekte Jan Bep. Ze stond even terzijde en lachte zenuwachtig. Hij ging op haar af en drukte de uitgestoken hand. „Bep, meisje", zei hij bewogen, „hoe gaat het met jou?" „Jan", zei ze enkel maar, en toen nog eens, zacht: „Jan „Kom, mensen", zei Van der Ham, „laten we naar binnen gaan. Het is December en behoorlijk fris. Daar zul je in Brazi lië wel geen last van hebben, niet? Van de kou." Jan lachtte opgewekt. „Nee, dat gaat daar wel." (Wordt vervolgd) Ook aan huis te ontbieden Eikenlaan 13, Bergen N.-H. Dorpsstraat 6 - BERGEN <r Tel. 2453 Losse Berini, f 195. Cyclestar f 360. Boy G. M. F. f 498, 'T WINKELTJE* KI. Dorpsstr.25, Bergen - Tel. 2341 kamgaren palmbeach tweed en aparte dessins in katoen poplin piqué everplaze alléén naar Marinestraat 21 Egmond aan Zee Telefoon 459 Dagelijks geopend. Bij de drukkerij van dit blad wordt een gevraagd (zowel 's middags als 's avonds) I Duits Gedurende de maanden Mei, Juni, Juli, Augustus. Belangrijk voor hen, die dit jaar eindexamen doen en van plan zijn een kantoorbetrekking te aanvaar den. Aanmelden dagelijks van 10 uur v.m. tot 10 uur n.m. bij Langestraat 91 ALKMAAR Tel. 2497.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1953 | | pagina 6