DOBBEN
de uezUeecde \Jeouw!
ROB
ft. A. Hak
PEDICURE
dt Aveuluetee
UetHta, liëda de £uxe
H. KJ»
ROK stoken
\ZecUwfifolcaat DE BOOM
Nette Leerling
ZOMERCURSUSSEN
Instituut Burdorf
Munico STEUNZOLEN
MOOI HAAR VALT OP
Kinderverhaal
\Sean&eide weien?
Kapsalon
MAARTJE Z;ELDENRIJK
Elke werkdag 's morgens 9-12 u.
en volgens afspraak.
Garage P* BOOD
Voor in- en verkoop
en verhuur van gehele
en gedeeltelijke inboedels
MACHINESCHRIJVEN
Nederlands
STENOGRAFIE Engels en
„De Vis" stopte dicht bij de
oever en werd daar verankerd.
Rob en Daan zetten de rubber
boot op het water, stapten er in
en roeiden snel naar het strand,
waar geen levend wezen te zien
was.
Bij het strand sprong Rob uit
de boot en tuurde door zijn kijker,
hopend het vliegtuig te ontdekken.
Daan trok de boot verder op
het strand.
„Ik zie geen spoor van het
vliegtuig", riep Rob. „We moeten
de jungle afzoeken!" Zij trokken
het dichtbegroeide woud in en
worstelden met takken en lianen.
Plotseling zagen zij een propeller
tussen het groen steken.
„Die is van de machine van
Ans", riep Rob vertwijfeld uit.
„De rest kan niet ver weg zijn
Enige minuten later wees Rob
opgewonden naar voren. „Kijk,
Daan, daar ligt het wrak!"
„Zou Ans ernstig gekwetst
onder het wrak liggen?" Daan en
Rob onderzochten de verwrongen
massa, maar Ans was er niet!
Terwijl Rob en Daan tussen
het hout en het staal van de
machine zochten, tuurden op
enige afstand vurige ogen door
het groen. Voorzichtig slopen de
krijgers naar voren. „We moeten
de blanke mannen naar onze
nieuwe Godin brengen", fluister
den zij.
Verlichten het lopen.
Kruisweg 25 - Tel. 2820 - Bergen
vooral gepermanent met de
enige echte
De Permanent met garantie
Spreek met ons en het komt
in orde
Bespreek tijdig om teleur
stelling de voorkomen
2266 Dorpsstraat 21 2266
FEUILLETON:
29.
Oorspronkelijke roman
door
Jan heeft hem, Gerard, zijn hart uitgestort. Aan wie kan hij
dat beter doen? Hij heeft verteld van zijn jeugdliefde en ook
van de genegenheid, die langzaam groeide voor Bep. Van het
feestavondje ter ere van zijn uitvinding, die nog niet eens offi
cieel gevierd was, van de verbreking daarna en van zijn terug
keer naar de Beemster, waar hij zich verloofde met Ida.
Gerard was ouder en verstandiger geworden. Hij had, in ieder
opzicht, veel ervaringen opgedaan. Daarom begreep hij hem.
„Jan, je hebt dom gedaan. Wat jij liefde noemt voor dat
meisje in de Beemster, is hoogstens nog een bevlieging geweest.
Ik zal niets verkeerds zeggen van dat meisje en ik neem dadelijk
aan, dat zij zielsveel van je houdt, maar jij zult met haar nooit
gelukkig worden. Het is, zoals je zelf zoëven al gezegd hebt:
jij hoort niet meer in die wereld. Het kan zijn bekoring hebben,
er nog eens een kijkje te nemen, maar je past er niet meer. Jouw
wereld is hier, de onze. Je positie en je kunde hebben je over
geplant. Met Bep zou je gelukkig geworden zijn; dat is een
vrouw, die bij je past, ook voor wat je positie in het maat
schappelijk leven betreft. Nu heb je je woord gegeven aan een
meisje, dat nooit in ontwikkeling op gelijke trap met je zal
komen. Als de wittebroodsweken voorbij zijn, ga je critisch
worden en haar fouten ontdekken. Ze kan geen behoorlijk
gesprek voeren met de mensen, waarmee jij dagelijks omgaat. Ze
zal een minderwaardigheidscomplex krijgen en schuw worden.
Natuurlijk zal ze jou blijven aanbidden, want je bent dan haar
man, die haar desondanks zal liefhebben en beschermen. Want
dat is e plicht. Alleen tezamen met jou zal ze loskomen.
Overigens zal ze teruggetrokken blijven en bang zijn voor ieder
contact met mensen uit jouw wereld. Je hebt een onvergeeflijke
blunder begaan, Jan."
Hij had geknikt. „Ja, je hebt gelijk, Gé, maar er is nu niets
meer aan te veranderen. Ik heb nu werkelijk mijn woord gegeven
en dat zal ik gestand doen. We zullen er van zien te maken,
wat er van te maken is."
Nu, aan boord van de „Poseidon", dacht hij nog eens over
dit gesprek na. De roes was inderdaad uit. Hij hield niet van
Ida, zoals een man houdt van de vrouw, met wie hij samen door
het leven wil gaan. Het was die andere, Bep, die hij niet uit
zijn leven, uit zijn gedachten kan bannen. Maar nu was het te
laat
Langzaam stoomt het schip nu op eigen kracht de Nieuwe
Waterweg uit. En daar ginds is de wijde zee. Die nu vol gevaren
zit. Ginds, hoog in de lucht, gaat een vliegtuig. Is het een Duit
ser? Is het een Nederlander? Of een Brit? Maar de stuurman,
die al lang de kijker heeft gericht op het stipje, dat men hoort
brommen, slaakt een zucht van verlichting: de Nederlandse
kentekenen zijn zichtbaar; het is een der marine-vliegtuigen, die
de kust controleert. Nederland waakt voor zijn neutraliteit en
tegelijkertijd voor de veiligheid van zijn onderdanen, in de lucht,
te land, maar ook op de zee!
De volgende dag is het Zondag en Jan draait in de officiers
mess aan het radiotoestel. Doch er is veel storing en Neder
land komt niet best door. Het is echter zijn onrust, die hem
naar het radiotoestel dreef, om wat van het vaderland te horen.
Nu neemt hij maar een boek en gaat lezen. Maar ook dit ver
veelt hem spoedig, want hij kan zijn gedachten niet bij de blad
zijden houden en nu betrapt hij er zich op, dat hij al drie keer
aan hetzelfde hoofdstuk is begonnen. Dan maar een kuiertje
maken op het dek.
Er staat een stevige bries, maar de zwaar geladen schuit ligt
zo vast op het water als een auto op de weg. Men vaart door
het Kanaal en Jan ziet in de verte de Franse kust. Dit is het
gevaarlijkste deel van de reis, want hier zwerven de Duitse
onderzeeërs. Twee man staan er op de uitkijk en letten scherp
op. Tenslotte is de lading voor Brazilië en dit land is misschien
ook al in oorlog met Duitsland. Er kunnen dan allerlei moeilijk
heden ontstaan.
Het blijft rustig, ook in de volgende dagen; als men eindelijk
uit de gevaarlijke zone is, gaat er een zucht van verlichting op
onder de opvarenden. De spanning is geweken. „We zijn er
goed doorgerold, mijnheer Reising", zei de kapitein en Jan zelf
is ook blij. Hij is geen held op het water. Dat is men gewoonlijk
niet, als men uit de Beemster komt. Daar houden ze meer van
de grond, die is steviger.
Men vaart dicht langs de kust. Daar ligt Spanje en een halve
dag later zien ze de Portugese kust. De eerste havenplaats is
Tanger, waar gebunkerd zal worden voor de grote oversteek
over de Atlantische Oceaan.
Doch ze zullen voorlopig niet in Tanger aankomen. Want
op de Vrijdag de 10e Mei wordt Jan des morgens vroeg uit zijn
kooi gewekt door de eerste stuurman. „Reising, kom er uit. De
kapitein laat je ontbieden! Er is oorlog!"
Jan is dadelijk wakker. Het woord „oorlog" heeft een tover
klank, zij het ook een lelijke. En Jan is binnen vijf minuten in
de hut van de kapitein, waar de andere officieren reeds bijeen
staan. Hun gezichten staan strak en allen luisteren naar de
radio, die wel stoort, maar overigens duidelijk de berichten uit
Nederland doorgeeft. Duitse troepen zijn in de nanacht Neder
land, Luxemburg en België binnengevallen. Duitse vliegtuigen
bombarderen vliegvelden en nabij Den Haag zijn parachutisten
gedaald. De marconist heeft de eerste seinen opgevangen, al
tegen zes uur. Toen heeft hij het radiotoestel aangezet en nu
weet iedereen, dat Nederland in oorlog is. De Moffen zijn het
land binnengevallen, hebben hun beloften geschonden. Arm
Nederland.
Jan denkt het eerst aan Bep. Er zijn nabij Den Haag para
chutisten geland. Wassenaar ligt ook bij Den Haag. Wie weet,
is Wassenaar nu wel het toneel van de strijd. Een strijd op leven
en dood. Gek, hij moet alleen maar aan Bep denken. Ida is weer
uit zijn leven gebannen. Idioot
Kapitein De Boer geeft zijn bevelen. Niet naar Tanger, want
daar zijn de Fransen. De mogelijkheid is dan niet uitgesloten, dat
ze het Nederlandse schip in beslag nemen en de lading con
fisqueren. Maar er moeten ook kolen komen, want anders kan
de oversteek niet gehaald worden. Kapitein De Boer besluit
terug te keren naar Lissabon. Portugal is neutraal en daar zullen
zich geen moeilijkheden voordoen. En andersdan is er ook
niets aan te doen.
De „Poseidon" wendt zijn steven en keert naar Europa terug,
's Zondags is men in Lissabon en zoals kapitein De Boer heeft
verwacht: daar zijn geen moeilijkheden te duchten. Integendeel,
men is onmiddellijk bereid het Nederlandse schip van kolen te
voorzien. Het zal enige uren duren alvorens men klaar is en
Jan gaat aan land.
De berichten uit Nederland zijn slecht. De Duitsers hebben
al een groot deel van het land bezet. Aan de Grebbelinie wordt
verwoed gevochten. In Den Haag heeft men de aanval van de
parachutisten kunnen afslaan. Doch de Koningin gaat vertrek
ken en dat is een slecht teken. De Prinses is met haar kinderen
al weg, veilig en wel buiten het bereik der Duitsers.
In een krantenstalletje koopt Jan een Nederlandse krant.
Maar het blad is van Vrijdag en nog wel de ochtendeditie,
waarin nog niets staat over de strijd. Nadien heeft men uit
Nederland geen kranten meer ontvangen, vertelt de koper. En
dat is te begrijpen, denkt Jan. Hij neemt een Parijse krant, die
wel vol staat met bijzonderheden over de strijd in België en
Nederland. Jan ontmoet in de kolommen bekende namen: steden
en dorpen, die hem door de gedachten gaan. Hij leest van de
strijd in Rotterdam bij de Maasbruggen, Rotterdam, waar hij
een week tevoren pas was vertrokken
Hij koopt een prentbriefkaart en schrijft er op, dat hij het
goed maakt en hoopt, dat de Beemster gespaard zal worden
voor de strijd. Het zijn zo maar een paar regeltjes. Hij adres
seert de kaart aan Ida, maar als hij haar in de brievenbus laat
glijden, bedenkt hij, dat de mogelijkheid niet uitgesloten is, dat
zij het bericht uit Lissabon nooit zal ontvangen. Een tweede
kaart schrijft hij naar de familie Van der Ham.
Tegen de avond vertrekt de „Poseidon" uit Lissabon, met
voldoende kolen voor de lange trip naar Rio de Janeiro.
In de officiersmess staat de radio de gehele dag aan en on
onderbroken luisteren zij, die geen dienst hebben, naar de be
richten, die uit Nederland komen. En die worden steeds slechter.
Op de Tweede Pinksterdag komt de noodlotstijding door: Rot
terdam is gebombardeerd, en later op de avond wordt de
capitulatie van Nederland bekendgemaakt. Alleen in Zeeland
wordt nog gevochten. De rest van Nederland is door de Duitsers
bezet. En ook in België wordt de strijd steeds moeilijker.
Kapitein De Boer zit met drie passagiers te praten en plotse
ling zegt de oude zeerob, die aan het einde van het jaar met
pensioen zou gaan: „Hebben de heren zich al gerealiseerd, wat
het betekent, dat Duitsland Nederland bezet heeft?"
De steward komt binnen met de avondkoffie en de mannen
kijken elkaar aan. Jan is de eerste, die begrijpt, wat de vraag
van de kapitein inhoudt. „Ja, kapitein", zegt hij, uiterlijk rustig,
maar inwendig trilt hij; „dit heeft voor ons het gevolg^ dat we
nigt meer naar het vaderland zullen kunnen terugkeren, voordat
de Duitsers weer verdwenen zijn."
Kapitein De Boer knikt. „Zo is het, heren. Er is door de
marconist al een oproep ontvangen van de geallieerde leger
leiding. Alle Nederlandse schepen, die op de thuisreis zijn, moe
ten naar een Engelse haven varen. Daar zullen ze nadere
instructies krijgen. Dit betekent voor ons, dat we, nadat we in
Rio de lading gelost hebben, in ballast zullen terugkeren naar
Europa, maar dan naar Engeland. Nederland is voor ons
voorlopig onbereikbaar."
Als Jan die avond laat naar bed gaat, beseft hij pas goed, dat
er nu ook van zijn huwelijk met Ida voorlopig niets kan komen.
Is dit het noodlot? Of' is dit een beschikking? Mocht dit huwelijk
niet doorgaan? Is het een hogere macht, die wil voorkomen, dat
hij een huwelijk gaat sluiten, waarin hij niet gelukkig zal zijn?"
Hij kan vooralsnog geen antwoord op deze vragen geven.
Beneden stampen de machines in een regelmatige cadans en elke
slag van de schroef brengt hem verder van Europa, van Neder
land. Wanneer zal hij daar weer voet aan wal zetten?"
Begin Juni is het einde van de reis bereikt. En dan weet hij
ook, dat de Duitsers de strijd in de drie landen gewonnen heb
ben. En dat nu Frankrijk vecht voor zijn vrijheid, maar dat het
een wanhopige strijd is. De verschillende radoistations hebben
bijzonderheden vertelt over de ramp in Rotterdam en de
smadelijke terugtocht der Engelsen bij Duinkerken.
Ingenieur Reising wordt verwelkomd door de directie van de
Braziliaanse Spoorwegen en als de locomotieven zijn uitgeladen,
vergeet Jan de zorgen om zijn verwanten en bekenden in het
vaderland. Hij moet de honneurs van de N.V. waarnemen en
zelf functionneert hij als machinist op de eerste locomotief, die
de proefrit maakt.
De Brazilianen zijn verrukt. De machine is veel sneller dan
de snelste van hun eigen fabrieken en de directie prijst zich
gelukkig, dat in ieder geval zes van de vier en twintig
machines veilig en wel zijn aangekomen.
Daarna beginnen de moeiijkheden. Als de geslaagde proefrit
gereden is, is ook Jan's taak voorbij. Hem blijft niets anders
over dan naar Engeland te gaan en daar de fabriek op te
zoeken, die in licentie de Nederlandse locomotieven maakt. Doch
de Braziliaanse directie wil van geen heengaan weten. Hem
wordt een belangrijke functie aangeboden bij het spoorweg
bedrijf, dat eigen fabrieken blijkt te bezitten en men laat door
schemeren, dat hij rijk en aanzienlijk kan worden, als hij hier de
beroemde locomotieven met de naadloze ketels gaat bouwen.
Men ziet nieuwe mogelijkheden in deze oorlogstijd. De ingenieur
kan immers toch niet naar Nederland terugkeren? Nederland is
voor de duur van de oorlog uitgeschakeld. Hier kunt u werken
en veel geld verdienen, veel geld.
De Brazilianen blijken uitgeslepen zakenlieden te zijn, maar
Jan is nog slimmer. Hij vraagt bedenktijd: een week. De directie,
die denkt het pleit al half gewonnen te hebben, geeft hem gaarne
deze termijn en biedt hem aan op haar kosten te vertoeven in
het beste hotel van de stad. Jan accepteert het minzaam, maar
stelt zich in zijn hotel dadelijk in verbinding met de Nederlandse
gezant. Deze is bereid de ingenieur onmiddellijk te ontvangen en
een uur later is Jan in het Gezantschap.
Daar vertelt hij, hoe de zaken staan en vraagt allereerst, of
er nog een mogelijkheid bestaat om met Nederland in contact
te komen.
De gezant schudt zijn hoofd. „Totaal uitgesloten", antwoordt
hij. „Zelfs diplomatiek contact bestaat er niet meer. Overigens,
dit heeft ook geen zin, want onze regering zetelt momenteel
in Londen. U zoudt zich met de regering in verbinding kunnen
stellen."
Neen, daar voelt ingenieur Reising niets voor. Dan weet hij
wel, wat het advies zal zijn: naar Engeland reizen en in Londen
verdere bevelen afwachten. Merci. Hij denkt even na en vertelt
van het Braziliaanse aanbod. „Ik heb mijn vinding verkocht aan
de N.V., die de zes zo juist afgeleverde locomotieven heeft
gebouwd. Weliswaar ben ik zelf aandeelhouder van de N.V.,
maar ik kan eigenlijk niet alleen beslissen. Ik heb enige be
voegdheid, die mij is gegeven met het oog op een eventuele
situatie in Nederland, welke thans een feit is geworden, omdat
we met alle mogelijkheden rekening wilden houden, maar ik
kan hier toch niet zonder meer mijn ketels gaan bouwen. Afge
zien nog van het feit, dat ik niet over werktekeningen beschik;
die bevinden zich in Engeland. Op mijn advies zijn die namelijk
een poosje geleden al verzonden. De afspraak was, dat in geval
van een vijandelijke bezetting van Nederland de duplicaten
vernietigd zouden worden. Ik hoop, dat men dit intussen
gedaan zal hebben. Maar aan de andere kant is er toch iets
aantrekkelijks in het Braziliaanse voorstel. Ik beschik hier thans
over een klein kapitaaltje en kan nog meer hierheen laten
komen, aangezien ik ook in Amerika geld heb staan; ook al
voorzorgsmaatregelen. Wat zoudt u ervan denken, als ik het
volgende tegenvoorstel deed? Hier een dochter-N.V. oprichten
van ons bedrijf, met gemengd Braziliaans-Nederlands kapitaal.
En dan hier de ketels gaan bouwen. Op basis van fifty-fifty?"
De gezant floot eens tussen zijn tanden door. „Dat idee is zo
gek nog niet", antwoordde hij nadenkend. „Maar ik ben niet
zo op de hogte met financiële transacties. We hebben hier
een zaakgelastigde, die dit wel bezit. Ik zal hem hier laten
komen, dan kunnen we deze zaak eens rustig bepraten. Waneer
moet u uw beslissing meedelen?"
„Over een week", antwoordde Jan. „Maar als het moet, kan
ik die termijn nog wel een keer met een week verlengd krijgen,
denk ik."
„Kom dan overmorgen op dezelfde tijd terug. Dan kunnen
we met z'n drieën deze aangelegenheid verder bespreken."
Binnen een week verzocht Jan om een onderhoud met de
volledige directie van de Spoorwegen. En op deze bijeenkomst
kwam Jan met zijn tegenvoorstel, dat de heren kennelijk ver
raste. Men had verwacht, dat ingenieur Reising zonder meer het
aanbod van de Brazilianen zou accepteren. Dat die lepe Hol
lander met een heel ander voorstel voor de dag zou komen,
had niemand verwacht. En het was niet mogelijk, dat men
hierop onmiddellijk een beslissing kon doen.
Het duurde weken en het diiurde enkele maanden. Gedurende
die tijd bezocht Jan verschillende bedrijven, leerde en passant
de Portugese taal, iets, wat hem goed van pas kwam, en verbleef
op kosten van de Spoorwegen in het luxueuze hotel. Eind Sep
tember kwam eindelijk de beslissing: Men ging accoord met zijn
voorstel en Jan, die intussen ook de werktekening van zijn
vinding weer zo goed en zo kwaad als het ging op papier had
gezet, kreeg de beschikking over een imposant fabrieksgebouw.
En een salaris, waarvan hij nooit had durven dromen.
Een jaar later reden de eerste, in Brazilië gebouwde locomo
tieven, volgens Reisingvinding, over de gladde staven en al
spoedig kwam er bestellingen uit vrijwel alle Zuid-Amerikaanse
staten. Jan had ook hier zijn carrière gevestigd. Het enige leed,
dat bleef, was de onzekerheid over zijn familie en kennissen in
Nederland, maar daar vandaan kreeg hij nimmer bericht.
HOOFDSTUK 8.
Weer is een periode van vijf jaar verstreken, ditmaal een
periode, waarin veel gebeurde. In Rio de Janeiro kwam een
bedrijf tot stand, dat groter werd dan de N.V. in Nederland.
En toen in Mei 1945 de vrede in Europa werd getekend, had
Jan een banksaldo met zes cijfers. De oorlog had Zuid-Amerika
enerzijds grote verliezen bezorgd, maar anderzijds ook grote
winsten. Er was geen export meer naar Europa in deze vijf
jaren, maar er was ook geen import. En nu moest men zelf de
boontjes gaan doppen. De locomotieven van ingenieur Reising
reden door geheel Amerika, zowel in Zuid als in Noord. En
zelfs waren de eerste locomotieven verscheept naar Australië.
Jan had in die vijf jaren zijn vinding verbeterd en geperfection-
neerd en hij was in Brazilië een geacht en bekend fabrikant.
Doch toen de oorlog voorbij was, verlangde hij naar het vader
land en dat kon niemand hem kwalijk nemen.
Zodra de mogelijkheid tot telegraferen weer mogelijk was,
seinde hij naar Den Haag en naar de Beemster. Dan wisten ze
in ieder geval, dat hij nog in leven was. Uit Den Haag kwam
enkele weken later pas een telegram terug: „Hier ook alles wel.
Kom spoedig over. Belangrijk." Maar uit de Beemster bleef ieder
bericht weg.
Eind November maakte Jan zich gereed voor de reis naar
Nederland. Het afscheid van de directie was zeer hartelijk en
Jan beloofde binnen een half jaar terug te zijn. Per vliegtuig ging
hij naar New York en vandaar zou hij wel verder zien.
Het viel mee, hoewel hij in New York enkele dagen moest
wachten voor hij passage kon boeken voor een der vliegtuigen
naar Europa.
In Engeland aangekomen kon hij nog net het laatste lijnvlieg-
tuig nemen naar Amsterdam, alwaar hij tegen middernacht aan
kwam. Op Schiphol belde hij Van der Ham op, die zijn oren
niet kon geloven, toen hij Jan's stem hoorde.
„Zal ik in Amsterdam overnachten en morgen vroeg komen?"
vroeg hij. „Het is al zo laat."
„Ben je nu helemaalNeem een taxi, de snelste, die je
krijgen kunt en kom hierheen. We hebben nog wel wat onder
de kurk gehouden, al hebben we vijf jaar onder de knoet ge
zeten! We zullen er een feestje van maken, jongen, kom gauw!"
„Oké, dan ben ik binnen drie kwartier in Wassenaar."
Jan charterde een taxi en beloofde de chauffeur een vorstelijke
fooi, als hij zo snel mogelijk reed. De wagen joeg met een
roekeloze vaart over de grote weg naar Den Haag en de klok
sloeg één uur, toen remknarsend de taxi voor de villa stopte.
Jan betaalde en stapte uit. In huis had men de wagen schijnbaar
al gehoord, want op hetzelfde ogenblik werd de voordeur ge
opend en stormden vijf mensen naar buiten.
„Jan, jongen, na al die jarenVan der Ham kon zijn
ontroering niet meester blijven en tranen kwamen er in zijn
ogen. Ook Jan had moeite zich goed te houden. Hij was ge
schrokken van het uiterlijk van Van der Ham. In vijf jaren was
zijn haar vergrijsd en zijn gang meer gebogen. Allen waren
ouder geworden, hij zelf ook immers.
Opeens ontdekte Jan Bep. Ze stond even terzijde en lachte
zenuwachtig. Hij ging op haar af en drukte de uitgestoken hand.
„Bep, meisje", zei hij bewogen, „hoe gaat het met jou?"
„Jan", zei ze enkel maar, en toen nog eens, zacht: „Jan
„Kom, mensen", zei Van der Ham, „laten we naar binnen
gaan. Het is December en behoorlijk fris. Daar zul je in Brazi
lië wel geen last van hebben, niet? Van de kou."
Jan lachtte opgewekt. „Nee, dat gaat daar wel."
(Wordt vervolgd)
Ook aan huis te ontbieden
Eikenlaan 13, Bergen N.-H.
Dorpsstraat 6 - BERGEN <r Tel. 2453
Losse Berini, f 195.
Cyclestar f 360.
Boy G. M. F. f 498,
'T WINKELTJE*
KI. Dorpsstr.25, Bergen - Tel. 2341
kamgaren
palmbeach
tweed
en aparte dessins in
katoen
poplin
piqué
everplaze
alléén naar
Marinestraat 21 Egmond aan Zee
Telefoon 459
Dagelijks geopend.
Bij de
drukkerij
van dit
blad
wordt
een
gevraagd
(zowel 's middags als 's avonds)
I Duits
Gedurende de maanden Mei, Juni,
Juli, Augustus.
Belangrijk voor hen, die dit jaar
eindexamen doen en van plan zijn
een kantoorbetrekking te aanvaar
den.
Aanmelden dagelijks van 10 uur
v.m. tot 10 uur n.m. bij
Langestraat 91 ALKMAAR
Tel. 2497.