„DE DUINSTREEK"
De verpleging in een crisis!
l/acoktie
ONDERWIJSKWESTIES TE BERGEN
WEK DE GAL
IN UW LEVER OP
O^fewoacdifyUzid en tiende fyemaay-d
Derde Blad Vrijdag 10 Juli 1953
Het in de gemeenteraadsvergadering van 29 Juni ge
voerde debat voor onderwijsvraagstukken deed ver
schillende personen naar de pen grijpen.
Vijf verpleegsters nodig op 9 zieken
De opmars der vrouw in het sociale leven kan soms be
nauwend lijken voor de man. In steeds meer beroepen
zien we Eva verschijnen. Soms wordt ze juichend binnen
gehaald, soms ook wordt er gezucht: „Wat moeten we
hier nu met vrouwelijke krachten beginnen." Maar één
terrein is er, waar we altijd om vrouwen zullen roepen
de verpleging.
Het is vreemd, dat bij de toenemende belangstelling van
de vrouwen voor allerlei beroepsarbeid de verpleging
onvoldoende wordt gewaardeêrd door hen, die er bij
uitstek geschikt voor zijn. Er is nog steeds een tekort aan
verpleegsters in veel ziekenhuizen en inrichtingen.
De heer Nijdam, Hoofd der
school, schreef:
Naar aanleiding van het ver
slag van Bergens gemeenteraad,
waarin het door mij als hoofd
der Van Reenenschool gevoerde
beleid wordt aangevallen, zou ik
gaarne het volgende willen op
merken
Allereerst dan werd abusievelijk
vermeld, dat er tijdens het hoofd
schap van de heer Beets 46 leer
lingen per jaar aan de ULO
werden afgeleverd. Dit moet 26
zijn. In mijn tijd was dit ruim 13.
Het is echter absurd om uit de
teruggang van dit aantal conclusies
te trekken, betreffende de kwaliteit
van het onderwijs aan de lagere
school.
Het schijnt de raadsleden te
zijn ontgaan dat er de laatste zes
jaar op onderwijsgebied in Bergen
en omgeving iets veranderd is.
Er is nota bene in Bergen zelf
een nieuwe school bijgekomen:
de Middelbare Meisjesschool, die
zeer in trek is en ook van onze
school geregeld leerlingen opneemt,
die anders naar de ULO zouden
gaan.
Verder maakt de VGLO-school
te Alkmaar, die terecht een uit
stekende reputatie geniet, grote
opgang. Daarbij komt tenslotte
nog, dat de trek naar de HBS
veel groter is dan vroeger.
En laten wij nu eens zien, wat
er waar is van de praatjes, dat
de resultaten van de OL-school
zo droevig zijn. Ik neem daarvoor
de gegevens van verleden jaar,
omdat die van dit jaar uiteraard
nog niet volledig bekend zijn en ook
omdat de klas die toen de school
verliet het meest representatief
was voor „échec" van het taken-
systeem, doordat deze kinderen
meer dan twee jaar aan dat funeste
systeem waren opgeofferd.
Ik was n.l. na mijn ziekte van
de vierde klas af meegegaan via
vijf naar zes. Doordat we in die
tijd de invasie van de gerepatri-
eerden kregen, kenmerkte deze
klas zich door veel mutaties. Lange
tijd bestond ze uit plm. vijftig
leerlingen. Aan het eind van de
cursus *51 -'52 vertrokken drie-en-
veertig leerlingen met de volgende
bestemming
School Aantal Perc. L.perc.
ULO
17
39%%
23°/
HBS
3)
Gymn.
2)
25%%
8 °l
MMS
6)
Amb.school 3
13°/
huish.school2
13°/
VGLO
10
23%
Er ging dus 65 °/0 van het aan
tal in intellectuele richting tegen
landelijk 31°/0. Als men bedenkt,
dat de Bosschool de intellectuele
room van onze school afschept,
terwijl ook nog vele leerlingen
via het VGLO op ULO of HBS
terecht komen, dan is toch wel
zonneklaar, dat er voor ongerust
heid geen enkele reden is. Het
is in ieder geval ook heel wat
meer dan de 40% van dr. Hemel
rijk.
De leerlingen van het staatje,
die naar H.B.S. en Gymnasium
gingen, deden allen uit de zesde
klas examen. Het algemeen ge
middelde van alle cijfers, voor de
vakken Nederlands, Rekenen,
Aardrijkskunde en Vaderlandse
Geschiedenis was ruim 71/2! De
twee leerlingen, die naar het gym
nasium gingen, waren toen ze
examen deden, nog geen twaalf
jaar. Wat echter belangrijker is
dan de examenresultaten, is het
feit, dat ze zich allen behoorlijk
hebben weten te handhaven,
enkele zelfs heel goed.
De heer Hemelrijk complimen
teerde me indertijd met deze resul
taten. Hoe kan hij nu beweren,
dat de kinderen bij mij niet de
mogelijkheden krijgen, die ze
hebben. Ik tart hem één naam te
noemen van een kind, dat van
mij minder gekregen heeft dan
het hem krachtens zijn aanleg
toekomt.
Ik ben er mij van bewust, dat
ik met het verdedigen van mijn
school op deze wijze de schijn op
mij laad, alsof ik zelf ook behoor
tot de mensen, die de waarde
van een school alleen maar afmeten
naar de successen bij het toelatings
examen. Zij, die onze school van
nabij kennen, weten dat de leer
krachten gelukkig heel anders zijn
ingesteld. Er wordt met grote
ernst en toewijding naar gestreefd
de jeugd een harmonische ont
wikkeling te geven. Wij houden
daarbij niet uitsluitend de belangen
op het oog van een kleine ge
selecteerde groep, maar wij zoeken
voor ieder kind het beste, wat
er voor hem te vinden is.
Ik hoop, dat ik door dit schrij
ven enkele dingen, die zeer scheef
stonden, recht heb gezet. Het
gaat daarbij niet om mijzelf of
om mijn „goede" naam. Het gaat
om het kind en om onze mooie
openbare school, waar de kinderen
met zoveel plezier heengaan. On
derwijs en opvoeding kunnen
alleen gedijen in een sfeer van
vertrouwen en liefde. Dit ver
trouwen en die liefde zijn er bij
ons steeds in. rijke mate aanwezig
geweest.
Daarvan getuigt de hartelijke
samenwerking tussen Oudercom
missie en leerkrachten. Daarvan
getuigen ook onze goed bezochte
ouderavonden, waarop steeds een
uitstekende stemming heerst en
waar nog nooit een woord van
critiek op het takensysteem werd
gehoord.
Er is in Bergens raad in naam
van de openbare school onbe
rekenbare schade aan deze school
toegebracht. Ik heb voor dit alles
maar één conclusiehet is droevig.
S. J. NIJDAM
Hoofd der Van Reenenschool
De heer J. Schekkerman, oud-
Hoofd der School schreef ons:
Daar mij uit de verslagen in de
Almaarse Courant (A. C.) en het
Noordhollands Dagblad (N. H. D.)
van 30 Juni 1953 bleek, dat mijn
naam tijdens de onderwijsdiscussie
in de raadsvergadering van 29 Juni
is genoemd, stel ik er prijs op mijn
visie op deze zaak hieronder uiteen
te zetten.
Daar ik persoonlijk de raads
vergadering niet heb bijgewoond,
moet ik aansluiten op wat in beide
uitvoerige verslagen daarvan, is
gezegd, met alle beperkingen
vandien.
Mag ik dan beginnen met te
constateren, dat het conflict tussen
O.L.-school en U.L.O.-school niet
nieuw is. Ook in het cursusjaar
1945'46, toen de O.L.-school
onder mijn leiding stond heeft zich
een soortgelijke kwestie voorge
daan en wel naar aanleiding van
het feit, dat door mij op een des
tijds gehouden ouderavond is be
toogd, dat principieel elke leerling
na het doorlopen van de lagere
school, die ontwikkelingskansen
moet hebben, die passen bij zijn
aanleg en capaciteiten. Dit stand
punt, dat ik ook nu nog ten volle
zou willen handhaven, werd door
hoofd en leerkrachten van de U.L.
O.-school bestreden. Hun opvat
ting was, dat elk kind, dat geacht
moest worden het U.L.O.-onder
wijs te kunnen volgen, deze school
moest bezoeken. Een standpunt,
dat uit de verslagen in N.H.D.
en A.C. ook door dr Hemelrijk
ingenomen blijkt te worden, wan
neer hij zegt dat 40der kinderen
het U.L.O.-onderwijs moet kunnen
volgen en hij daarbij suggereert,
dat B. en W. er nu maar voor
moeten zorgen, dat dit ook in
Bergen gebeurt.
Dit standpunt getuigt van kort
zichtigheid. Laat het juisjt zijn, dat
40% der leerlingen het U.L.O.-
onderwijs moet kunnen volgen,
op geen enkele manier volgt daar
uit, dat dit ook gewenst zou zijn.
't Is immers niet ondenkbaar, dat
er andere schooltypen zijn, die
beter aansluiten bij aanleg en
capaciteiten van deze leerlingen
en die hen meer mogelijkheden
bieden voor hun toekomst. Zou
men werkelijk al deze kinderen
willen verplchten naar een U.L.O.-
school te gaan. Weet men boven
dien niet, dat er in vakkringen
nog steeds een discussie gaande
is of de U.L.O.-school wel vol
doet aan de eisen die ons maat
schappelijk leven stelt.
Er is echtereen tweede, minstens
even belangrijk punt. In de destijds
gevoerde discussie werd door mij
betoogd, dat leerlingen, die eind
onderwijs moeten hebben, leerlin
gen, die van plan zijn naar het mid
delbaar- en voorbereidend hoger
onderwijs te gaan of die een huis
houdschool of ambachtschool willen
volgen, op de U.L.O.-school niet
thuis horen. NaardeU.L.O.-school
behoren die leerlingen te gaan, die
in staat geacht mogen worden dit
onderwijs met vrucht te kunnen
volgen en die van plan zijn het
U.L.O.-diploma te halen. Ik ge
loof niet, dat iemand die deze
materie enigermate kent, de juist
heid van dit principe zou willen
bestrijden, tenzij men andere doel
einden nastreeft dan het belang
van het kind alleen.
In het schooljaar 1945-'46 namen
hoofd en leerkrachten van onze
U.L.O.-school, om mij niet bekende
redenen een ander standpunt in
en bestreden zij o.a. mijn pleidooi
voor V.G.L.O.-onderwijs voor
die kinderen, waarvan zeker was,
dat zij eindonderwijs moesten
hebben en waarvan men wist dat
zij nimmer van plan waren een
U.L.O.-diploma te halen. Het mag
bekend verondersteld worden, dat
van deze onhoudbare opvatting,
kinderen uit onze gemeente de
dupe zijn geworden, omdat zij tegen
alle adviezen in op de U.L.O.-
school geplaatst zijn.
Dit meningsverschil kwam slechts
niet in de openbaarheid, omdat
bij de opgave voor de U.L.O.-
school bleek, dat 24 kinderen dit
onderwijs zouden gaan volgen. Op
dat moment werd van de zijde der
U.L.O.-school de discussie ge
staakt, omdat dit aantal ruim vol
doende was. Een weinig principieel
standpunt, dat bij mij de indruk
wekte, dat het minder ging om het
belang van elk kind en zijn toe
komstmogelijkheden, dan wel om
een zó groot aantal leerlingen in
de eerste klas, dat men in de gehele
school het gewenste gemiddelde
kon halen.
Als dr Hemelrijk zegt, dat voor
de achteruitgang van het aantal
ULO-leerlingen geen motivering
mogelijk is (A.C.); als de heer
Ellis zegt, dat de teruggang van
het aantal ULO-leerlingen bij een
toenemende bevolking toch een
oorzaak moet hebben, dan be
hoeven beide heren, als het hen
werkelijk om een antwoord te
doen is, naar een motivering en
oorzaak van het gesignaleerde
verschijnsel toch waarlijk niet ver
te zoeken.
We kennen sinds enkele jaren
in Bergen een Middelbare Meisjes
school en een ULO-afdeling van
de Berger Schoolvereniging, die
voor een aantal meisjes betere
schooltypen zijn, dan de ULO-
school. Een deel van de vroegere
ULO-leerlingen vindt daar een
plaats.
Sinds een aantal jaren bestaat
in Alkmaar een voortreffelijke
VGLO-school, die tot een streek
school is uitgegroeid, dank zij de
uitstekende reputatie, welke deze
school zich heeft weten te ver
werven. Deze school trekt vele
leerlingen, die vroeger op de
ULO-school „hun tijd uitdienden",
maar nu een onderwijs krijgen,
dat geheel aan hun behoeften is
aangepast. Deze school heeft boven
dien een afdeling die opleidt voor
het Middelbaar Onderwijs.
Bovendien vinden we in Alkmaar
zeer goede nijverheidsscholen, zo
wel voor jongens als voor meisjes,
die, en dit is een verheugend
verschijnsel, steeds meer leerlingen,
die vroeger enkele jaren ULO-
onderwijs volgden, tot zich trekken.
En is er misschien nog een
oorzaak? Zou het niet verhelde
rend werken, wanneer de leiding
van de ULO-school eens de offi
ciële cijfers zou verstrekken van
het leerlingenverloop sinds b.v.
1935?
Hoe was sinds dat jaar de
klassebezetting bij het begin van
elk schooljaar en hoe aan het
eind? Hoeveel leerlingen behaalden
in deze jaren het volledige ULO-
diploma A en hoeveel het volledig
ULO-diploma B? Hoeveel leer
lingen behaalden een onvolledig
diploma en voor welke vakken
hadden de leerlingen vrijstellingen.
Hoeveel leerlingen doubleerden
één of meer keren?
Het moet voor de betrokken
schoolleiding eenvoudig zijn uit
het archief deze gegevens te ver
strekken.
Zou de leiding van de ULO-
school dan ook een principiële
uitspraak willen doen over de
vraag, welke leerlingen naar
haar overtuiging naar de ULO-
school moeten worden gezonden?
Alleen met deze controleerbare
gegevens en duidelijke uitspraak
is m.i, een vruchtbare discussie
mogelijk. Dat hoofd en leerkrachten
deze gegevens mogen verstrekken.
Volledige openbaarheid van
alle gegevens van alle partijen,
lijkt mij de enige mogelijk
heid dit slepende conflict tot
een bevredigend eind te brengen.
Hiertoe zou aan een onpartijdige
commissie van werkelijk deskun
digen op het gebied van het L.O.
een rapport gevraagd kunnen
worden. Een tweede mogelijkheid
zou liggen in een openbare ver
gadering, waarin alle belang
hebbenden en belangstellenden
hun mening zouden kunnen geven
en ieder de gelegenheid zou hebben
zich van onverdiende blaam te
zuiveren. Een dergelijke demo
cratische gezindheid zouden we
moeten kunnen opbrengen in het
belang van het gehele onderwijs
in onze gemeente.
Voor de houding en het stand
punt van B. en W. in deze zaak
past één woord: Hulde.
Voor dat van de opponenten
passen tweeKleingeestige dorps
politiek.
J. SCHEKKERMAN
A. v. Scheltemaweg
Bergen Nh.
Tenslotte bereikte ons nog een
schrijven van de Oudercommissie
van de Van Reenenschool:
Oudercommissie
van Reenenschool,
p/a Notweg 11,
Bergen
Aansluitende óp de uiteenzetting
van de heer Schekkerman, wil de
Oudercommissie, in grote veront
waardiging over het in discrediet
brengen van het onderwijsbeleid
van de heer Nijdam, U dringend
verzoeken op zeer korte termijn
een commissie aan te stellen, die
tot taak krijgt, de achtergronden
en feiten aan het licht te brengen,
waaruit blijkt, hoe de werkelijke
situatie is, vooral t.a.v.:
a. het geven van verkeerd advies
aan ouders;
b. het tekort schieten bij de se
lectie van leerlingen op de O.L.-
school
c. het onthouden van mogelijk
heden aan deze kinderen.
De oudercommissie wil hierbij
verklaren, dat zij unaniem achter
de heer Nijdam staat, daar het
haar volle overtuiging is, dat de
kinderen op de O.L.-school op
een juiste en prettige wijze onder
wijs ontvangen.
w.g. C. Sijpheer, voorzitter
w.g. C. Daalder, wnd. secretaris
AUTOTOCHT VAN
OUDEN VAN DAGEN
Het was Woensdag vroeg dag
voor de Ouden van Dagen te
Bergen dank zij de van alle zijden
betoonde medewerking, kon de
commissie der traditie getrouw
aan de oudjes weer een autotocht
aanbieden. Het weer werkte ge
lukkig prachtig mee. Toen de 226
oudjes, dank zij de goede zorgen
van bestuurders en geleidsters
allemaal een goed plaatsje hadden
gekregen, was hetrijden
maar! Voorafgegaan door rijks
politie ging de lange stoet via
Beemster en Purmerend naar
Amsterdam, waar een bezoek werd
gebracht aan Artis. 's Middags
werd de tocht voortgezet en be
reikte men langs Schiphol en
Bloemendaal het bekende natuur
bad Velserend. Natuurlijk was de
inwendige mens nergens vergeten.
De Bergense professor Remidol
zorgde er wel voor, dat niemand
indutte. Ruim zes uur arriveerde
de stoet weer in Bergen, waar
een heerlijk diner in Duinvermaak
alle vermoeidheid deed vergeten
en toen later Bergen's Harmonie
zich liet horen, was het helemaal
feest. Uit de enthousiaste ver
halen over de reis bleek wel, hoe
er deze dag genoten was.
Allen, die er toe hebben mede
gewerkt om deze tocht weer
mogelijk te maken, kunnen dan
ook met grote voldoening op hun
werk terugzien.
Teveel wordt er bij het in ge
sprek brengen van de zusters
gedacht aan de verpleging van
lichamelijk zieken. Nog meer dan
de lichamelijk zieken behoeven
de geesteszieken de zorg van een
deskundige hulp. Verpleging van
geesteszieken betekent veel meer
dan alleen maar voor oppasser
spelen. De patiënten gaan zich
daar hechten aan „hun" zuster
die bij haar werk de verschillende
gevallen heeft geobserveerd.
Er is sprake van een oneindige
variatie bij de geestesziekten. De
zuster kan bij de patiënten daar
dikwijls veel meer bereiken dan
de dokter, die wel van alles met
zijn patiënten zou willen proberen,
maar geen kans krijgt voor uit
voering. Het al dan niet slagen
van bepaalde experimenten met
geesteszieken hangt dikwijls geheel
af van de zuster, die met oneindig
geduld en zeer veel tact de zwakke
plekken van haar patiënten kent.
De gehele practische uitwerking
van de richtlijnen voor genezing
bij geesteszieken hangt van de
zuster af.
Stellig hebben veel verpleegsters
de genezing van geestelijk ge-
schokten verhaast door haar vak
kennis en psychologisch inzicht.
Deze arbeid loutert karakters,
staalt de wil en vormt daarom
een levensschool bij uitstek voor
veel van onze jonge meisjes. Hier
is dus geen sprake van mechanisch
werk en het opknappen van vuile
karweitjes, maar van zeer veel
persoonlijk initiatief en variatie
in het werk. Het is niet zo'n
wonder dat veel vrouwen, die
eenmaal in dit werk gegroeid zijn
er zo door geboeid worden, dat
ze er een levenstaak in vinden.
De opleiding
Het werk in de ziekenhuizen
is bekender. We komen er meer
mee in aanraking. Evenals in de
inrichtingen voor geesteszieken
duurt de opleiding hier drie jaar.
Die opleiding heeft de laatste
jaren nogal eens in het middel
punt van de belangstelling gestaan.
Men klaagde over een gebrek
aan goede organisatie. Bij het
gebrek aan werkkrachten in de
ziekenhuizen, zoals dit zich de
laatste jaren voordeed, kwam de
goede scholing meermalen in de
knel. De adspirant-zusters werden
soms als goedkope werkkrachten
geëxploiteerd. Het gebrek aan
voldoende geldmiddelen was daar
mede debet aan.
De meningen over de kwaliteit
van de verpleegstersopleiding zijn
nogal verdeeld. Enerzijds hoort
men felle critiek, vooral op het
toezicht. Het is niet gemakkelijk
een goede inspectie te verwezen
lijken. Een bijzondere inspectie
voor het ziekenhuizenwezen wordt
door velen gewenst, doch de ver
schillende ziekenhuizen bezitten
een grote mate van autonomie,
die men niet wenst prijs te geven.
Specialisatie
Aan zekere verschillen bij de
opleiding is moeilijk te ontkomen.
Er zijn grote ziekenhuizen in ons
land en veel kleinere. In de grote
ziekenhuizen volgt men de snelle
ontwikkeling van de geneeskunde
op de voet. De specialisatie vindt
er meer en meer ingang. De
kosten aan de ontwikkeling van
de geneeskunde verbonden zijn
zeer hoog. Het is dan ook zeer
moeilijk voor de kleinere ver
pleeginrichtingen dit tempo bij te
houden. Een en ander heeft van
zelfsprekend gevolgen voor de
opleiding.
Toch mag men niet zonder
meer de conclusie trekken dat de
opleiding in een klein ziekenhuis
minderwaardig zou zijn. Onmiddel
lijk hiermee in verband staat ook
de kwestie van het ontwikkelings
peil van de toekomstige verpleeg
sters. Men heeft daaraan de
laatste jaren niet al te hoge eisen
kunnen stellen, omdat anders het
aanbod van verpleegsters stellig
tot catastrofale gevolgen zou
hebben geleid.
Het graduele verschil in de
opleiding heeft tot gevolg dat
ook de exameneisen in de ver
schillende plaatsen verschillend
moesten zijn. Verscheidene zie
kenhuizen, die niet tot de groot
ste behoren, bezitten toch vol
ledige opleidingsrechten, zodat
men de examens heeft moeten
aanpassen aan de opleiding per
verpleeginrichting. De uniformiteit
bij opleiding en exameneisen in de
verpleegstersopleiding is dus prac-
tisch nog niet te verwezenlijken.
Waarom te weinig?
Door deskundigen werd ons
verzekerd dat de kwaliteit van
de Nederlandse verpleegsters lang
niet slecht is vergeleken bij andere
landen. Er zijn natuurlijk wensen
en verlangens, maar die vindt
men overal.
Terwijl men dus spreken kan
van een grote soepelheid bij de
opleiding sukkelt men nog steeds
met een tekort aan verplegend
personeel. Men kan dit ten dele
wijten aan de onvoldoende sala
riëring. Hierin is reeds verbete
ring gebracht, maar de materiële
waardering kan men zeker nog
niet ideaal noemen. De lange
werktijden worden eveneens als
een ernstig bezwaar gevoeld, maar
deze zijn nu eveneens tot nor
male proporties terug gebracht
hetgeen zeer verblijdend mag
worden genoemd, waar dit werk
zozeer de gehele mens opeist.
Eén van de belangrijkste oor
zaken van het verpleegsterstekort
moet men zoeken in de toege
nomen behoefte. Aan de behan
deling en verzorging der patiënten
wordt veel meer aandacht besteed
dan vroeger. Het onderzoek van
de zieken eist veel meer tijd dan
voorheen. De techniek van het
onderzoek is veel intersiever ge
worden. Dit heeft ertoe geleid
dat men niet meer kan völstaan
met één zuster voor 3 patiënten,
zoals dat voorheen het geval was.
Men heef nu vijf verpleegsters
nodig voor 9 zieken, waardoor
de vraag enorm is gestegen.
Het aanbod heeft zich echter
niet verruimd. Integendeel, nu de
beroepskeuze voor vrouwen zo
veel ruimer is geworden dan
vroeger is de belangstelling voor
de verpleging geringer geworden.
De moderne opvattingen ver
sterkten het onafhankelijkheids-
gevoel en een rationele geestes
gesteldheid, welke zich moeilijker
verdragen met de drang naar
offervaardigheid en liefde voor
de medemens. Deze laatste eigen
schappen zijn noodzakelijk voor
een goede verpleegster. Zijn ze
niet meer te vinden bij onze
vrouwen en meisjes? Niemand
zal dit durven stellen. Daarom
zal bij een stijgende waardering
voor dat schoonste aller vrou
wenberoepen de belangstelling
weer groeien. Aan de opvoeders
van onze vrouwelijke jeugd de
taak om barmhartigheid en naas
tenliefde aan te wakkeren bij hen,
die ons volk van morgen moeten
bouwen.
WAT DOET U IN DEZE
Plannen maken is een
moeilijk werkje!
Na een heel jaar van inge
spannen werken krijgen we vacantie
om uit te rusten en om onszelf
te vernieuwen. Dat wordt bij het
plannen maken nogal eens uit het
oog verloren. Soms zijn de mensen
aan het einde van hun vacantie
vermoeider dan aan het begin,
hetgeen hun lichamelijke conditie
niet ten goed komt.
Ook op geestelijk terrein be
hoort de vacantie ontspanning te
bieden: daartoe dient men eens
iets anders te zien en te beleven.
Maar als zulke uitstapjes aanleiding
O
O
O
O
in
Ingezonden mededeling
U zult 's morgens kiplekker"
uit bed springen.
Elke dag moet uw lever een liter gal in
uw ingewanden doen stromen, anders ver
teert uw voedsel niet, het bederft. U raakt
verstopt, wordt humeurig en loom. Neem
de plantaardige CARTER'S LEVERPIL-
LETJES om die liter gal op te wekken en
uw spijsvertering en stoelgang op natuur
lijke wijze te regelen. Een plantaardig zacht
middel, onovertroffen om de gal te doen
stromen. Eist Carter's Leverpilletjes.
(van onze medische medewerkster)