NIEUWLAND
de Oude
Bol
KAPSALON URSEM 'billijke tarieven
CENTRA
l/eêen ytopieetdeu teeds van ons Amerikaans systeem
AUTO's ZONDER CHAUFFEUR
A. C. SEEWALD Zn.
txpasilie
Telefoon 2104
I. POLK, Houtweg 5, ALKMAAR - Telefoon 3318
Garaae
HOOGVORST's
Fauteuilstel
2 fauteuils en 4 stoelen
I/uk&bplakaal DE BOOM
fike maand
I NIEUWE CURSUSSEN
INSTITUUT BURD0RF
NIC. SCHUIJT - SCH00RL
wordt niet weggenomen, wanneer U
het in ONZE Salon laat behandelen
GEEN KORTINGEN GEVEN WIJ
GEEN SCHUILNAMEN GEBRUIKEN WIJ
F. G. VRASDONK
TELEF. 2130
Boekhoudbureau J. EUWEN
Bo-ekktkuMng-etr
BetastUvfy&alcerr
Hereweg 333 - GROET
FEUILLETON:
l/oosiidiye. aa.viUe.dLny
BRUINE M0LLIÈRES
met rubberzooi
28/21 7.95
32/35 8.95
36/40 9.95
41/46 11.95
Wees wijs,
naar C IJ S
MACHINESCHRIJVEN
STENOGRAFIE NED.
Kunstenaars Centrum
Bergen
Zondag 1 November
met
Dansorkest
»The Moodmakers«
De elans en hel leven van uiv Haar..
WèsM
erve
WORMERVEER (f TEL.
81744
1 LIJNEN
Maar
het gehele jaar
één prijs
één KWALITEIT
Agentschap Bergen
RAREL DE GROTELAAN 20.
Uw was- of Stoom-
goed Maandags of
Dinsdags gehaald...
Zaterdags
weer thuis.
OOK U KUNT GOED GEKLEED GAAN
Schitterende collectie Mantelcostuums in de fijnste tinten, per week f 5,—
De allernieuwste modellen Mantelsf 4,
Japonnen, Rokjes en Blouses f 2,—
Uitgebreide keuze Herencostuumsf 5,-
Moderne Sportcolbertsf 3,~
Pantalons in diverse kleurenf2,
Dames- en Herenregenjassenf 3,
SPECIALE MAATAFDELING
Tevens financieren wij Rij wielen, Radio's, Stofzuigers, W asmachines en vele andere artikelen
Komt U eens langs, wij geven U vrijblijvend alle gewenste inlichtingen. Ook bezoek aan huis.
BREELAAN 52
BERGEN
TEL. 2200
(Gratis inlichtingen).
Telefoon K 2209-381
Een verhaal van de watervloed op een Zuidhollands eiland,
door
16. HENK VAN HEESWIJK.
Opeens begon Bezeling te zingen. Niet onvast of zenuwachtig
of met een verstikte stem. Doch zoals hij al die jaren gezongen
had, thuis en in de kerk:
„Zo ik niet had geloofd, dat in dit leven
Mijn ziel Gods gunst en hulp genieten zou,
Mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed gebleven?
Ik was vergaan in al mijn smart en rouw.
Wacht op den Heer, godvruchte schaar, houdt moed:
Hij is getrouw, de Bron van alle goed;
Zo daalt Zijn kracht op u in zwakheid neer;
Wacht dan, ja wacht; verlaat u op den Heer."
De eerste regel zong Bezeling alleen. Toen vielen geleidelijk
aan al de andere volwassenen in. Allemaal, op één na. Kees van
der Waal, de broer van Klaas, had gezwegen. Hij stond reeds
tot over zijn middel in het water en hield zich met twee handen
aan de anderen vast. En toen het geluid van de laatste regel
met de stormvlagen was mee vervlogen, schreeuwde hij het uit:
„Nee, dat is niet voor mij! Dit is mijn straf! Nu moet ik sterven,
omdat ik gezondigd heb. Ik heb het gedaan, niet Klaas! Ik
Hij werd er voor aangezien en ik moest zwijgen! Nu kan ik niet
meer zwijgenGod zal mij straffen voor het kwaad, dat ik
gepleegd hebIk kan niet meer ontkomen, ik kan Hem niet
meer ontlopen
Ontzetting had de anderen aangegrepen. Katrien, de vrouw
van Kees, sperde haar ogen wijd open, toen ze haar man deze
wanhoopskreten hoorde uiten. Ze wilde hem roepen, doch over
haar droge lippen kon het woord niet komen. Iedereen was ge
schrokken door deze vreselijke bekentenis en Van Vliet was de
enige, die na enige ogenblikken ontzet mompelde: „Joke had
dus toch gelijk
Andere mannen die vlak naast Kees van der Waal stonden,
probeerde hem te kalmeren, Maar Kees rukte zich plotseling
los en riep: „Laat mij maar sterven! God laat me niet los en nu
zal Hij me straffenIk kan niet meerik kan niet meer...
Godwees mij genadig..,..."
De anderen zagen hem wankelen en probeerden hem nog te
grijpen, maar een moment eerder was Kees reeds ondergegaan
in de vloed en met hem gingen de mannen, die op het laatste
ogenblik nog getracht hadden hem te grijpen.
Bezeling nam zijn pet af en prevelde: „God zij zijn ziel ge
nadigDe twee kinderen van Kees waren wakker gewor
den door de kreten van hun vader en begonnen te huilen. Vrou
wen snikten en Bezeling wilde zijn handen uitsteken om de arm
van Katrien te grijpen, doch hij liet die weer neervallen. „Hier
kan geen mens troosten," zei hij zacht, meer tot zichzelf dan
tot de anderen, toen de jonge vrouw harstochtelijk begon te
huilen.
HOOFDSTUK 14
De redding
De burgemeerster van Idadorp reed met zijn beide zoons,
nadat hij opnieuw door opzichter Van der Waal gewaarschuwd
was, de dijk af in de richting van de haven. Het bericht van
Klaas werd bevestigd; de beide polders links en recht van de
haven waren reeds volgelopen. Gedurende het verdere deel van
de nacht reed hij op en neer en waarschuwde, waar dit mogelijk
was. Tegen de morgen kwam hij bij het gemaal om te kijken,
of hier misschien nog mensen gevlucht waren. De rit erheen was
een waagstuk, want op sommige plaatsen stroomde het water
ook hier al over de dijk. Burgemeester De Vries had verwacht,
dat hier misschien enkele mensen zouden zijn, doch tot zijn grote
verbazing en schrik ontwaarde hij enkele tientallen vluchtelingen
uit lagere, reeds ondergelopen gedeelten. De mensen wilden
mee, doch de burgemeester zei, dat zulks onmogelijk was. „Jullie
staan hier nog betrekkelijk veilig," zei hij; „ik zal terug gaan
om meer hulp te halen."
De kalme toon waarop de burgemeeste deze woorden sprak,
had het gewenste resultaat. De angst verdween en hij keerde
zijn wagen om, zodat hij terug kon rijden naar Idadorp. Met een
vrachtauto zouden deze mensen in twee ritten gehaald kunnen
worden.
Burgemeester de Vries had nauwelijks een halve kilometer
gereden, of hij moest, want het water stroomde met zo'n
kracht over de dijk, dat de wagen dreigde meergesleurd te wor
den. En bovendien was het rijvlak van de dijk niet meer te zien,
ondanks de scherpe autolichten. Het gevolg was, dat de mensen,
die de auto hadden zien stoppen, er heen renden en iedereen
probeerde in paniek in de auto te komen. Een man en een vrouw
sprongen in waanzinnige angst op de motorkap en een der zoons
van de burgemeester stapte uit om in ieder geval de lichten te
beschermen. Als men in het donker zat, zou de ramp niet te
overzien zijn. Door de overbelasting dreigde de auto van de
dijk te geraken en het water steeg ook hier angstwekkend snel.
De wagen was vlak bij een schuur tot stilstand gekomen. Deze
schuur stond al gedeeltelijk onder water, maar burgemeester
de Vries achtte het dak toch altijd nog een veiliger schuilplaats
dan de auto. Hij sommeerde de mensen de wagen te verlaten
en gaf zelf het voorbeeld door het dak van de schuur te be
klimmen. De twee zoons van de burgemeester namen elk een
huilend kind onder hun hoede. „We zullen proberen het dorp te
bereiken, vader, om hulp te halen."
„Doe het niet!" waarschuwde burgemeester De Vries,
„het is gekkenwerk! Je haalt het nooit!" Doch de beide
jongens hoorden de stem waarschijnlijk al niet meer en de vluch
telingen, die geleidelijk aan allen op het dak kropen, zagen in
het licht van de auto de lange jongens ieder met een kind op
de arm moeizaam een weg zoeken in de watermassa, waardoor
ze nu tot kniehoogte moesten waden. De vader schudde zijn
hoofd en dacht: die zijn verloren. Maar hij zweeg nu wijselijk
om de doodsbenauwde moeders niet nog meer ongerust te
maken.
Via een gat in het strodak konden ze de zoldering bereiken
en hier was men in ieder geval doog. De mannen hielpen
de anderen een voor een het dak beklimmen en zo kwamen
er ten slotte ongeveer zestig mensen op de strozolder. Hier was
men in ieder geval beschut voor de wind. Doch de loeiende
storm deed de oude schuur kraken en schudden en iedereen ver
wachtte dat het bouwsel in alkaar zou storten.
Tot ieder's onuitsprekelijke blijdschap hield de schuur het en
toen het daglicht doorbrak, waagde de burgemeester zich weer op
de dijk, waarover nog steeds het water stroomde. Het leek, of de
kracht van de storm iets af nam en men probeerde de auto op
gang te krijgen, doch deze bleek onklaar geraakt te zijn. Te voet
ging de burgemeester met een aantal mannen over de onderge
lopen dijk naar het dorp om hulp te halen. Daar bleek, dat de
zoons het dorp ongedeerd bereikt hadden. Nadat ze de kinderen
in veilige handen hadden overgegeven, gingen ze met een trac
tor de auto ophalen en namen gelijk enkele vrouwen mee.
In het dorp was alles nu in rep en roer. Ook enkele binnen
dijken waren doorgebroken en het water stond aan de rand van
het dorp. Burgemeester De Vries pleegde overleg met de water
schapautoriteiten en zijn beide wethouders en gaf daarna het
bevel, dat het lagere deel van Idadorp ontruimd moest worden.
De weg naar Munnikenoord was nog intact en de
autobezitters stelden zich beschikbaar om de mensen
af te voeren, te beginnen met vrouw en kinderen. Er
waren er, die nog niet veel voor vluchten voelden, doch de
burgemeester liet weten, dat iedereen die bleef, zulks op eigen
risico deed.
Inmiddels waren Douwe en Klaas in het holst van de nacht
gekomen tot de dijk van Idapolder. Wat ze gevreesd hadden,
was reeds geschied: de polder stond blank. Beide mannen
keken stil naar de kabbelende watervlakte. Slechts hier en
daar zag men in het licht van de auto nog een stuk dijk boven
het water uitsteken, maar voor de rest was alles, wat men om
zich heenzag, één grote zwartgrijze watervlakte.
Klaas bevochtigde zijn lippen en keek zijn vriend aan. Het
was hem op dit moment onmogelijk één woord te uiten.
Dijkstra begreep, wat er in hem om moest gaan. „Hemeltje,
Klaas, je moet niet dadelijk het ergste denken. De mensen zul
len wel tijdig gewaarschuwd zijn en tijd genoeg gehad hebben
om een veilig heenkomen te zoeken. Wie weet, zijn ze al lang
in Idadorp."
Hij knikte en zei tenslotte: „Laten we maar terugrijden naar
Idadorp. Misschien, dat we ze daar treffen
Dijkstra reed een eindje terug en er was heel wat chauffeurs
kunst voor nodig om het wagentje op de dijk, waaroverheen
het water sijpelde, te keren. Maar hij slaagde er in en via de nog
intact zijnde dijkweg bereikten ze die nacht voor de zoveelste
maal Idadorp. Daar stonden de mensen in groepjes de toestand
te bepraten. Klaas en Douwe stapten uit en vroegen, of er soms
vluchtelingen uit de polder waren aangekomen. De mensen
wezen naar het gemeentehuis, waar enkelen een voorlopig on
derdak hadden gevonden. Daar waren inderdaad enkele pol
derbewoners, hoofdzakelijk mensen, die vlak bij de dijkweg
naar het dorp woonden. Zij hadden voldoende gelegenheid
gehad om tijdig voor het water te vluchten en wachtten hier
nu af, wat er met hen gebeuren zou. Een der wethouders heeft
reeds maatregelen genomen en een vrachtauto gecharterd,
die de mensen naar hoger gelegen delen van het eiland zou
brengen.
Ontmoedigd en somber gestemd liepen beiden weer naar de
wagen. „Het ongelukkige is, dat we niets kunnen doen," zei
Dijkstra.
„We moeten wat doen," antwoorde Klaas op koppige toon
„Ja, maar, beste jongen, wat dan? We kunnen toch moeilijk
met het wagentje de polder in gaan varen
Klaas schrok plotseling op. Hij stond stil en keek zijn vriend
aan. „Varen, zeg je? Juist, dat kunnen we doen! We moeten
een roeiboot zien te krijgen!"
„Maar Klaas in het pikkendonker, dat is toch gekken
werk
„Kan me niet schelen. We moeten een roeiboot hebben.
Rijd jij maar naar huis; ik vind er ergens wel een. Wacht eens,
in de bocht, bij de trambrug woont een vissertje. Die heeft
een flinke roeiboot."
„Ik ga natuurlijk niet naar huis," antwoordde Dijkstra op
rustige toon, terwijl hij naast zijn vriend voortstapte. „Aan
genomen dat je een roeiboot kunt krijgen, hoe wil je kans zien
die de polder in te krijgen?"
„Dat zullen wel we zien; eerst maar een boot."
De visser was gauw gevonden, hij stond voor zijn huis met
andere dorpelingen te praten.
„Willems, kan ik je boot enkele uurtjes krijgen? Ik wil er
mee de Idapolder in om te kijken, of ik nog mensen kan red
den."
Het was plotseling stil geworden in de kring. „Van der
Waal, dat zeg je zo wat; dat is een idee. Dat ik er zelf niet
aan gedacht heb. Kom mee, ik heb twee boten. We gaan
samen."
„Best," zei een der omstanders, „dan ga ik met je mee, Wil
lems."
„Wacht eens even," zei een derde, „neem wat eten en
drinken mee in de boot. En een paar dekens, voor het geval
je verkleumde mensen aantreft ergens op een dak."
„Ja, dat is niet gek," vond Willems. „Maar waar halen we
die dekens?"
„Kun je van mij wel krijgen," zei een winkelier. „Wacht
maar even, binnen een paar minuten ben ik terug.
Intussen liepen Willems en de drie andere mannen naar be
neden, waar twee roeiboten in een sloot lagen. „Hoe denk
je de polder te bereiken, Willems?" vroeg Klaas.
„Ik weet wel een weg. We zullen misschien alleen de boot
over een dijk moeten slepen, maar dat redden we wel."
Na een poosje voeren twee boten weg, de ene bemand met
Dijkstra en Van der Waal, de ander met Willems en zijn
buurman. In beide boten lag brood en enkele flessen melk,
alsmede dekens. Zwijgend roeiden de mannen in het duister
door de sloot en waen al spoedig buiten het dorp. Bij een dijk
gekomen, moest boot voor boot door de vier mannen uit het
water worden getrokken, maar aan de andere kant stond het
water al tot de dijkkruin en ging deze gemakkelijk weer het
water in. Via een dijkgat kwamen ze in de geheel onderge
lopen polder.
Dijkstra zag de hele expeditie als een nutteloze onderneming,
want wie kan zich in het donker, zonder kompas, op het brede
watervlak oriënteren? Hij vroeg dan ook aan zijn vriend: „Hoe
wil je wal vinden. Klaas?
„Laat dat maar aan mij over," antwoordde Klaas koppig.
„De wind komt van die kant, we moeten er schuin tegenin
roeien, dan komen we ongeveer recht op de boerderij van Van
Vliet. Dat is hemelsbreed hier vandaan misschien een half uur
tje roeien."
Zwijgend tornden de mannen tegen de stormwind op en af
en toe keken ze achterom of ze ook al iets van een dak of
zoiets konden ontdekken. Doch alles bleef donker. Op een ge
geven moment botste de boot tegen iets op en de riemen
bleven meteen rusten. Klaas knipte zijn zaklamp aan en keek.
Het bleek een dode koe te zijn, die hier op het water dreef.
Misschien wel een van de dieren van Van Vliet, dacht hij.
En verder roeiden de mannen weer.
Dijkstra kreeg opeens een idee. „Wacht eens, zei hij,
„misschien kunnen we wel wat anders doen dan stomweg
roeien. We hebben allebei een zaklamp. Als we eens licht
seinen geven naar verschillende kanten en dan scherp opletten?
Als er ergens vluchtelingen zijn, bestaat de mogelijkheid, dat
ze, net als wij, in het bezit zijn van een zaklamp of iets der
gelijks. Als ze onze lichten zien, zullen ze allicht signalen terug
geven."
Klaas dacht even na. „Ja, daar zit wat in," antwoordde hij
wat minder somber. Meteen haalde hij zijn lamp weer te voor
schijn en knipte die aan, terwijl hij grote bogen over het water
maakte. Eerst naar een kant, toen verder net zolang, tot men
weer aan het uitgangspunt was gekomen. Gelijk keken ze
scherp uit en luisterde, of ze misschien ook iets zouden horen.
„Plotseling greep Klaas de arm van zijn vriend. „Kijk," zei
hij „is dat daar ook niet een lichtje?"
Dijkstra tuurde langs de uitgestrekte arm van de ander in
het duister. Ze knipten hun lantaarns weer aan en gingen er
mee heen en weer. Toen doofden ze de lichtenJa, nu
zagen ze duidelijk twee lichtjes, die eenzelfde beweging maak
ten als zij gedaan hadden.
„Vooruit, Douwe, er op af. Daar zijn in ieder geval mensen.
Misschien komen we voor hen niet te laat."
Geruime tijd werd weer geroeid, terwijl ze regelmatig om
keken naar de richting, waar vandaan de lichtseinen gekomen
waren. Deze waren van tijd tot tijd te zien en werden duide
lijker. dus de twee mannen in de roeiboot vorderden. Af en toe
knipte Dijkstra ook eens zijn lamp aan om de mensen te laten
merken, dat ze naderden.
Ondertussen begon in het Oosten de morgen te gloren. Een
eerste flauwe lichtstreep begon over het watervlak te groeien
en de zwarte lucht werd grijzer. De lichten werden steeds
duidelijker en toen ze zover genaderd waren dat men elkaar
kon beroepen, was het ook zo licht geworden, dat ze de con
touren van mensen zagen. Verwoed roeiden ze verder en toen
het ook zo licht geworden was, dat ze enigszins het wijde
watervlak konden overzien, waren ze de plek genaderd, waar
negen mensen, waaronder twee vrouwen en drie kinderen, tot
over hun middel in het water stonden. Nog een paar krachtige
slagen en de eerste geredden konden in de boot stappen.
„Klaas ben jij het?" riep Harm Van Vliet uit, toen hij het
doornat bezwete gezicht van de opzichter zag.
„Gelukkig, dat we jullie lichtsignalen zagen. Stap gauw in,
mensen," zei Dijkstra, „en ga onder de dekens zitten. En eet
wat; we hebben brood en melk bij ons."
Maar geen mens dacht aan eten. De vrouwen Klaas
schoonzuster en Jannie van Vliet schreiden en ook Harm
was aangedaan. De kinderen, die al die tijd op de armen van
de mannen hadden gezeten, kropen stil naar de voorkant van
de boot en Dijkstra dekte hen onder een paar dekens. Hij
diepte enkele repen chocolade uit zijn zak, die hij de avond
tevoren had meegenomen, en gaf ze aan hen.
Klaas wilde juist weer de riemen vatten om terug te roeien,
toen zijn schoonzuster hem om de hals viel.
„Nou, stil maar," suste Klaas, die zelf moeite had om zich
goed te houden. Doch meteen ontdekte hij, dat zijn broer er
niet bij was. „Goeie genade, Katrien, waar is Kees?"
De vrouw bleef doorsnikken en Bezeling, die tot de gered
den behoorde, zei op zachte toon: „Je broer Kees is met de
anderen verdronken, Van der Waal. We hebben hier met 51
mensen gestaan; wij, met z'n negenen, zijn behouden gebleven
Gods wegen zijn ondoorgrondelijk
VOOR GOEDE WAAR
STAAT „DE GOEDE" KLAAR
Ziet de etalage
Tijdens de tentoonstelling is de
stalling GEOPEND
Modelvleeshouwerij - Groet. Tel. 393
Prijsnotering 1 e kwaliteit RUNDVLEES
per '/j kg.
BIEFSTUKf 2.50
ROASTBIEFf 2.20
RIBLAPPENf 1.90
MAGERE LAPPEN f 1.90
DOORREGEN LAPPENf 1.70
GEHAKTf 1.60
LAMSVLEES, vanaf f 1.10
Als extra reclame:
SCHOUDERCARBONADE f 1.50
Rauw of eigen gesmolten RU ND VET
f 3.00 per 2'/2 kg.
Vet gerookt SPEK f 6.00 per 2V2 kg.
zo goed als nieuwf 80.
Nieuw Gezondheidsspiralen, 2-pers. f27.50
Mooie Kinderboxf 10.—
Mooi Kinderledikantje f 15
Nieuw Vloerkleed. 225 x 325 f75.
Divanf 15.
Alleen Dinsdags en Woensdags van
10 uur v.m. tot 4 uur n.m.
Marinestraat 21 Egmond aan Zee
Telefoon 459
ga voor uw kunstgebit
Reparaties spoedig en billijk
Rurgem. Lovinklaan 9 Bergen. Tel. 2640
jjliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiniiiniiilll^
Vraagt vrijblijvend inlichtingen
Langestraat 91, Alkmaar, Tel. 2497
^liiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHl^
Schilderijen - Gouaches
Tekeningen
van STELLAART en ROOS.
31 Oct., 1, 7, 8, 14, 15, 21, 22 Nov.
Half drie tot half zes.
Kunstzaal "De Rustende Jager".
Niet-leden f 0.25.
8 uur
bij
ZANDMOPPEN, 2 ons voor 60 ct.
ROOMBORSTPLAAT
40 ct. per ons, recept 1793
Zaterdags Warme Vleescroquetten
verkrijgbaar, 25 ct. per stuk.
Banketbakkerij KOOLMEES-SOECKER
J. Oldenburglaan 5, Bergen - Telef. 2385
Flinke Leerling of 3e bediende gevraagd