ESPERANTO^ AANBIEDING ENGELS CONIMEX 1129.50 J. L. Coenen-de Jong FEUILLETON Door: PIKE NORTON WILL'S Kunstenaars Centrum Bergen Gymnastiek Vereniging »0lympia" voer tü rnjjSttti^ van de week Old Finish Slaapkamer ameublement SIOONIUS DE JONG Een ogenblik keek Peter naar de zich langzaam verwijderende figuur. „Luister eens", zei hij dan plotseling gejaagd. „We moe ten hem volgen!" Hij liep snel in de richting van het mannetje, de anderen met zich meetrekkend. „We zouden toch„We weten Verduynen nu te wonen", onderbrak Peter Robert s zin, „maar waar Perpagos woont weten we niet. Misschien gaat hij nu naar huis en dan kunnen we hem volgen. Snel haalden ze de langzaam lopende Griek in. „Nu wat langzamer", comman deerde Peter. „Hij mag niet merken, dat hij gevolgd wordt. Doodkalm slenterde Perpagos voor hen uit. Hij sloeg een zij straat in en daarna nog een. „Geen fris buurtje hier", mompelde Robert om zich heen kijkend. Er was niemand die antwoord gaf. Plotseling bleef Perpagos staan. Hij tastte in zijn zak en haalde een sleutel te voorschijn. De drie achtervolgers trokken zich terug in een duistere hoek. De Griek was zich van hun aan wezigheid niet bewust en hij verdween in de duistere deur opening. De mannen beraadslaagden even. „We moeten maar meteen spijkers met koppen slaan", vond Peter, doodleuk naar binnen en eisen opheldering." „Hoe gaan we naar binnen?" vroeg Robert sceptisch. „De deur is gesloten." „Maak ik wel in orde", fluisterde Jaap. „Maar ik ga niet mee naar binnen. Perpagos zou mij herkennen en dan..." Hij maakte de zin niet af, maar de twee begrepen hem opperbest. „Goed, dan gaan Robert en ik alleen naar boven. Blijf jij beneden op wacht staan?" Jaap knikte en stak zijn hand in zijn broekzak. Hij liep op de deur toe, zorgvuldig er voor wakend in de zwakke schaduw der huizenrij te blijven. „Draaien jullie je even om, anders kijken jullie me de knepen van het vak af", fluisterde hij met een zwakke glimlach op zijn gezicht. Gehoor zaam draaiden Peter en Robert zich om. Jaap morrelde wat aan het slot; ze hoorden een zacht geklik; de deur was open. „Goed werk", prees Peter fluisterend. „Kinderwerk", fluisterde Jaap terug. „Draai ik mijn hand niet voor om. Veel succes, jongens, boven. Ik waarschuw wel als er iets loos is." Peter lachte even zacht. „Vooruit, daar gaat-ie. Let op de Grüne, Jaap!" Een grijn trok over Jaap's gezicht bij de gedachte aan vroeger -in oorlogstijd toen ze meer van dergelijke stunts moesten uit voeren. Hun doodsvijand was daarbij de Grüne Polizei. Achter elkaar slopen Peter en Robert de donkere trap op. Het was aardedonker, want nergens brandde er licht. Voor zichtig plaatsten ze hun voeten opdat er geen treden zouden kraken. Tree voor tree ging het omhoog. Er scheen geen einde aan die trap te komen. Plotseling liet Peter een waarschuwend gesis horen. Hij had de bovenste treden bereikt. Robert deed nog enkele stappen totdat hij naast hem stond. „Waar zit hij?" beet hij Peter in het oor. „Links" fluisterde Peter, „daar zie ik tenminste licht branden." Zacht slopen ze op de smalle lichtstreep af, die in het hout van de deur kierde. Achter de deur klonk het geluid van stemmen, maar dat viel hen niet op. Robert deed een stap naar voren. Hij stootte echter met zijn voet tegen ets aan, dat met geraas omviel. „Verdikkeme", liet Peter zich ontvallen. Binnen hoorden ze voetstappen. De deur werd langzaam opengedaan. „Is daar iemand?" vroeg een man nenstem. Tegen de lichte deuropening stond een donkere figuur scherp afgetekend, die de duisternis in keek. Peter deed onver hoeds een paar stappen naar voren, zodat hij in het licht kwam te staan. „Goede avond, Perpagos", zei hij. „Wij wilden je even spreken." De Griek week verschrikt een paar passen achteruit, terwijl Peter hem doodleuk volgde en ook de kamer binnenstapte. Hun slachtoffer had ziich in een hoek van de kamer teruggetrokken en stond daar tegen de muur aangeleund. Hij keek met grote angstogen naar Peter en bevochtigde zijn droge lippen met de punt van zijn tong. „Niels Harsjange" bracht hij met moeite uit en hij strekte afwerend zijn arm uit. „Niets doen", zei hij, krampachtig slikkend. „Niet doen. Ik zal alles vertellen." Als een standbeeld stond Peter in de deuropening. Wat raaskalde deze man? Kende hij hem soms? Robert stond achter hem, al even verbaasd. Peter deed nog een stap de kamer in en beduide Robert dat hij hem moest volgen en de deur sluiten. Nog steeds zweeg Peter, maar zijn ogen lieten de Griek geen ogenblik los en deze scheen ineen te krimpen onder die staal harde blik. Uit heel zijn houding sprak een gruwelijke angst en hij maakte vreemde slikbewegingen. Lanngzaam kwam Peter nog meer naar voren. Dat was teveel voor Perpagos. Tegen de muur aangedrukt schoof hij nog enkele wankele passen opzij en zakte toen als een zoutzak in elkaar. Peter trachtte hem nog op te vangen, wat niet helemaal gelukte. Half in Peter's armen en half op de grond rustend, fluisterde de man nog in het ruimAeolusHij mompelde verdere enkele onsamen hangende woorden, stootte met plotselinge felheid nog uit: „Dood met niet", en viel toe slap. Peter liet hem voorzichtig verder op de grond glijden. Hij draaide zijn hoofd om naar Robert, die in stomme verbazing het toneeltje had aangezien, gaf hem een knipoogje en zei toen luid: „Blijf op een afstand. Als er wat gebeurt, schiet dan raak!" Daarna bukte hij zich weer over de Griek en voelde diens pols. Hij klopte nog zwakjes. Dood is hij niet, meende Peter op te merken. Waar zou hij toch zo van geschrokken zijn? Ik heb hem nog nooit eerder gezien en toch schrikt hij vreselijk als hij mij ziet en valt zelfs flauw, al kan dat laatste wel show zijn. Zijn handen tastten nu de zakken van de bewusteloze af. Grimmig stelde hij vast, dat hij vandaag al zoveel strafbare feiten gepleegd had, dat dit er ook nog wel bij kon. Het vinden van een zakboekje ontlokte hem een gebrom van tevredenheid. Zonder bedenkingen stak hij het in zijn zak. Hij keerde zich nu van de Griek af en liep de kamer eens rond, hier en daar snuffelend en speurend. Verder zag hij echter niets meer van zijn gading. Op zachte toon pleegde hij met Robert overleg. „Zullen we hem trachten bij te brengen?" vroeg Robert. Peter aarzelde. „Laten we het niet doen en nu meteen ver trekken. Als er iemand komt kunnen wij onze aanwezigheid hier niet verklaren." Nog eenmaal keek hij de kamer rond en trok dan Robert aan zijn mouw mee de kamer uit. Zacht sloten ze de deur achter zich en slopen toen de trap af. Beneden wachtte Jaap. „Hoe is het gegaan?" vroeg hij. „Jullie zijn verdraaid gauw terug." „Kom mee", zei Peter. „We moeten hier vandaan. Onze aanwezigheid verwekt alleen argwaan." Zwijgend liepen de drie mannen terug naar de „beschaafde" wereld. Toen zev eenmaal een paar straten verderop waren, gaf Peter een kort verslag aan Jaap. Ook deze kon het zonderlinge gedrag van Pepagos niet verklaren. Hij w.ias echter van mening, dat het „flauwvallen" van Perpagos toneelspel was. „Natuurlijk blijft het mogelijk, dat hij je voor een ander aanziet. Wie hij dan echter voor ogen heeft, weet ik ook niet." „Wat bedoelde jij met dat „schieten", net?" vroeg Robert. „Ik was bang, dat het flauwvallen van Perpagos niet echt was en vreesde een valstrik. Daarom zei ik dat, om hem eventueel (n de waan te brengen, dat jij gewapend was. Hij zou het dan wel uit zijn hoofd laten iets te proberen." „Veel wijzer zijn jullie overigens niet geworden", merkte Jaap nu op. „Inmiddels heb ik mijn toestand eens overdacht. Ik voel me nu niet veilig meer. In „De Drie Ankers" heb ik me al met jullie ingelaten, waar iedereen bij was. Jetje zal haar mond ook niet houden en als ze hier nu nog achter komen, dan kan ik mijn tenten hele maal wel oprollen Ze zullen me dan vast niet vriendelijk meer aankijken." Peter voelde waar de schoen wrong. Hij kon zich indenken, dat Jaap zich niet meer veilig voelde. Hij dacht even na. „Weet je in Amsterdam nergens een goed volkslogement?" „Jawel", zei Jaap, „maarHij maakte een welsprekend gebaar met duim en wijsvinger. „Dat is geen bezwaar", zei Peter luchtig. „Dat komt gewoon op onze onkostenrekening en die moet Milly be talen als ze weer boven water is." Bij de gedachte aan het meis je, versomberde zijn gezicht weer. Hij vermande zich echter. Met al dat gemijmer schoten ze nu niets op. Milly was het meeste gebaat met daden. Hij overhandigde Jaap wat geld en vroeg Robert zijn mening over hetgeen was voorgevallen. „Er is weer het een en ander gebeurd, maar we zijn eigenlijk nog niets opgeschoten. Ik zie tenminste geen kans om uit al deze feiten een logisch geheel op te bouwen, met als eindconclusie, dat is er met Milly gebeurd en daar en daar zit ze. Zolang we dat niet kunnen is alles voor ons waardeloos. Ik heb het van morgen al gezegd en nu zeg ik het weer, we moeten de politie er in mengen." „Asjeblieft niet", schrok Jaap. „Als ik aan dat deurtje denk„Als we naar de politie gaan, houdem we jou er bui ten," beloofde Peter. „Daar kun je van op aan." Hij stond even stil om een nieuwe sigaret aan te steken. Bij het licht van het dansende vlammetje zag Rob, dat hij diep na dacht. „Ik geloof, dat je gelijk hebt, Robert," zei hij dan lang zaam. „We moeten de politie er in mengen. Er zit niets anders op. Ik ken gelukkig een inspecteur, een jonge vent, die nogal geschikt is. Het is m'n slapie uit de dienst. Jaap onderbrak hem even. „Wat denk je ervan? Zal ik mijn logementje eens op gaan zoeken?" „Doe dat", zei Peter. „Als ik je nodig heb, waar kan ik je dan vinden." Jaap noemde het adres en gaf toen uitgebreid aan, waar hij het ongeveer kon vinden. „Als jij mij nodig hebt, voor geld bij voorbeeld, dan weet je me wel te vinden, hè? Kom gerust eens langs als ik soms wat te lang niets van me laat horen." „Oké", zei Jaap, en verdween met snelle passen. Peter en Robert keken hem even na. „Goeie kerel", prees Peter. „Hij gaat voor zijn vrienden door het vuur. We moeten als deze zaak nu eenmaal afgewerkt is, iets voor hem doen, Rob. Hij moet vast werk hebben of zoiets." Robert was het vol komen met hem eens. „We zullen nu naar het hoofdbureau gaan. Misschien heeft die inspecteur, waar ik het net over had, dienst. Het zou wel een tref zijn, maar het is te proberen." Even later bleek, dat de bewuste inspecteur inderdaad niet aanwezig was. „Kunt u mij zijn privé-adres niet geven? vroeg hij aan de dienstdoende agent. „Ik wilde hem spreken voor een strikte privé-aangelegenheid." De agent zwichtte en gaf hem op, waar de inspecteur woonde. „Een heel eind hier vandaan," stel de Robert vast. Terwijl ze terugliepen naar de plaats, waar ze de jeep hadden achtergelaten, sprak hij geen woord. Robert, die goed wist, dat er in deze stemming toch niet met Peter te praten viel, zweeg eveneens. „Peter is wel erg veranderd", meende hij, „voor andere kennisjes zou hij zich nooit zo druk gemaakt hebben." Hij grinnikte ineens hardop. „Andere kennisjes! Die had Peter niet eens!" „Wat valt er te lachen", vroeg Peter hem zijdelings aankij kend. „Niets. Een binnenbrandjeantwoordde Rob. „Gauw blussen", was Peters commentaar. Ze vonden de jeep, zoals ze haar achtergelaten hadden en ze stapten onmiddellijk in. Peter zette koers naar de woning van inspecteur Verberne. Het liep al tegen tienen, toen ze daar aan kwamen, Ze troffen hem thuis ook en in een goed humeur, wat zoals Peter spottend opmerkte voor een politieman een zeldzaamheid is. Verberne begroette hen met ongeveinsde har telijkheid. Peter stelde Robert aan Verberne voor. „Je zult wel verwonderd zijn, dat wij zo laat op de avond nog bij je op be zoek komenbegon Peter. „Kom er nu eerst eens in," no digde de inspecteur hem uit. „Dan kunnen jullie ook eens ken nismaken met mijn vrouw. Het is overigens pas tien uur, zodat we nog een zee van tijd hebben voor een gezellig praatje." De beide mannen aanvaardden de uitnodiging met vreugde. „Geen kwade vent zo op het eerste gezicht" dacht Robert. „Die Peter houdt er een stoet bekenden op na, waar je van achterover slaat." Inspecteur Verberne ging hen voor naar de achterkamer, waar ze verwelkomd werden door zijn vrouw, een pittige Frangaise, in een stroom van Nederlandse en Franse woorden. Toen ze gemakkelijk in fauteuils gezeten waren, meende Peter dat het maar het beste was, onmiddellijk over de zaak te beginnen. Om zichtig zette hij de redenen van hun komst uiteen. „De kwestie is deze, Verberne. We hebben een zeer ernstige zaak met je te bespreken. Ik heb je adres op het hoofdbureau te pakken ge kregen„Viel niet mee, hè, om van de Cerberussen iets los te krijgen?" onderbrak Verberne hem. Peter lachte zacht. „Toch lukte het vrij aardig." Hij vertelde nu zonder omhaal wat zich in de laatste weken rond Milly had afgespeeld. Hij verzweeg geen enkel feit, ook al bleek daaruit, dat hij onwettig gehandeld had. Het aanvankelijk zo glundere gezicht van inspecteur Ver berne kreeg langzamerhand een ernstiger uitdrukking. Hij luis terde met grote aandacht en liet af en toe door een handgebaar zijn goed- of afkeuring blijken. Toen Peter zijn relaas beëindigd had, greep de inspecteur naar een doosje sigaren en presenteerde. Zelf nam hij er ook een en terwijl hij er langzaam de punt afsneed, merkte hij op: „Je had al eerder moeten komen, Moldering." Peter haalde ongeduldig zijn schouders op. „Stel, dat ik van morgen, nadat het telegram gekomen was, op het bureau was verschenen. Jullie zouden mij dan waarschijnlijk op de schou ders geklopt hebben met de opmerking: maak je nu niet onge rust. Het komt wel in orde. Het meisje heeft natuurlijk een goede tip gekregen en ze heeft vermoedelijk niet de tijd gehad jullie even te waarschuwen. We zullen wel eens rustig uitzoeken, wat er aan de hand is. Maak je niet ongerust en ga rustig naar huis. Heel langzaam zoals dat voor een onbelangrijke zaak gaat zou het politie-apparaat in beweging gekomen zijn. En tegen de tijd, dat jullie op volle toeren draaiden, was het voor Milly misschien al te laat geweest. Ik Verberne hief bezwarend zijn hand op. „Niet zo doordraven, Petertje," vaderde hij. „We hoeven er niet bij stil te staan, wat er gebeurd zou zijn, als je de politie eerder gewaarschuwd had. Dat is niet gebeurd, duszan er over. We zullen nu de over tredingen, waaraan jullie je schuldig gemaakt hebben, even over het hoofd zien en trachten tot de kern van de zaak door te dringen." Hij pauzeerde even en deed een paar trekken aan zijn sigaar. Met kennelijk welbehagen zag hij de blauwe rookwolkjes op stijgen en vervolgde dan: „We zullen de zaak in enkele punten samenvatten. 1. Een meisje is verdwenen. 2. Geen van haar ken nissen schijnt te weten waar ze uithangt. 3. Er komt een tele gram, waarin ze meldt, dat het wel even kan duren, voor ze terugkomt. 4. Er komt een brief voor haar, waarin ze gewaar schuwd wordt tegen een zekere Gerhard Verduynen. 5. Ze is in het gezelschap gezien van bovengenoemde persoon en later samen met een Griek, Perpagos genaamd. 6. Perpagos blijkt Peter voor een ander aan te zien en is doodsbang voor hem." Dit zijn in het kort de feiten. Heb ik soms iets weggelaten?" Hij keek vragend het kringetje rond. „Ik geloof het niet. Weet jij nog iets, Rob?" vroeg Peter. „Behalve dat Milly Peter eens gevraagd heeft, haar in kennis te brengen met enkele figuren uit de onderwereld, weet ik ook niets meer," zei Robert naden kend. „O ja, vervolgde hij ineens levendig „Peter heeft wel ver teld over Jetje, maar dat hebben we nog niet in de rij van pun ten opgenomen." „Juist" zei de inspecteur goedkeurend. „Dat wordt dus punt vijf. De oude punten vijf en zes schuiven op en worden respectievelijk zes en zeven." Hij noteerde alles ijverig, keek de korte notities nog eens peinzend door en zei dan: „Zonder de archieven en specialisten van het hoofdbureau kan ik verder ook weinig doen. Ik wil bo vendien de zaak nog eens rustig overdenken. Hebben jullie er bezwaar tegen als we morgen op het hoofdbureau de zitting voortzetten?" Peter durfde niet te protesteren tegen dit uitstel. Hij zag ook wel in, dat al was hij er van overtuigd, dat de tijd drong, de inspecteur nog niet daarvan overtuigd behoefde te zijn. En deze moest tenslotte de volgende stap zetten. „Hoe laat?" informeerde hij. „Om negen uur, Schikt dat jul lie?" Robert trok een bedenkelijk gezicht. „Ik moet morgen werken en ik weet niet of ik me vrij zal kunnen maken. Maar jullie kunt het toch wel samen af? Ik hoor later wel van Peter, als er iets bijzonders is." Inspecteur Verberne knikte. „Dan zuil enwe het daarop hou den". Zijn echtgenote stond op en bood de heren in haar char mante mixture van Frans en Nederlands een borel aan. „Het is wel erg laat", zei Peter weifelend. „Wij doen jullie daar Verberne lachte zijn bezwaren weg. „Geeft niets" zei hij. „Wij gaan toch altijd laat naar bed. Vertel eens Peter," vroeg hij zich zo lui mogelijk uitstrekkend in zijn fauteuil. „Hoe maak jij het tegenwoordig?" Peter Moldering zwichtte. Ook hij maakte het zich wat gemakkelijker en begon te vertellen. Het gesprek werd zo interessant, dat het al half één was. „Wat denk je ervan, Rob, zullen we eens opstappen?" Ro bert kwam uit zijn luie houding overeind en stond ook op. „Ver berne, we zien elkaar morgen weer op het hoofdbureau." Zij na men afscheid van hun gastvrouw en gastheer en snorden even later in de jeep naar huis. Robert die niet gedronken had, had het stuur in handen ge nomen. Terwijl hij het wagentje door enkele bochten trok, merk te hij op: „Ik geloof dat we aan die Verberne een goede heb ben." Peter knikte afwezig. „Het is een prima kerel", gaf hij toe. „Maar of het lukken zal HOOFDSTUK VII. „HA, DIE PETER", begroette inspecteur Verberne de vol gende morgen de blonde journalist. „Morgen, Verberne" ant woordde Peter. „Heb je nog iets nieuws?" „Ga er eerst eens bij zitten," nodigde Verberne hem uit. „Ik heb het een en ander ge vonden, dat nogal een vreemd licht werpt op deze zaak." „Ver tel op", drong Peter aan. „Ik heb eerst laten nazoeken, wat we weten over Gerhard Verduynen. Is dit hem?" Hij overhandigde Peter een foto, die hij nauwkeurig bekeek. „Hij doet me sterk denken aan de man, die ik eens in een dan cing met Milly gezien heb. Ik weet natuurlijk niet zeker of dat Verduynen was." Verberne knikte. „Hij is negen en twintig jaar oud, werd in Utrecht geboren als tweede zoon van een notaris. Hij doorliep in Utrecht de H.B.S. en is toen reeds voor kleine zaken met de politie in aanraking geweest. Hij studeerde hier in Amsterdam, maar werd na enkele maanden wegens wan gedrag in de collegezaal van de universiteit weggestuurd. Hij probeerde daarna het ene baantje na het andere, kwam in aan raking met mensen, die heni tot spelen verleidden; stal een kleine som geld van zijn baas en werd tot drie maanden gevangenis straf veroordeeld. De gevangenis deed hem niet goed. Hij kwam van kwaad tot erger en werd zelfs eenmaal in hechtenis ge nomen, verdacht van handel in verdovende middelen. Hij werd echter vrijgelaten bij gebrek aan bewijs. Vermoedelijk houdt hij zich daar nu nog mee bezig, maar bewijzen hebben we niet. En dan hebben we hier Perpagos. Hij is inderdaad een Griek, en een verdraaid gladde vogel. Wordt eveneens verdacht van handel in verdovende middelen en tevens vanhandel in blanke slavinnen!" Peter schrok. „Is dat zeker?" vroeg hij hees. „Als Milly in zijn handen gevallen is Bezwerend hief Verberne zijn hand omhoog. „Dat is nog hele maal niet gezegd. We hebben daarvoor niet het minste bewijs. Verder hebben we sinds korte tijd al het oog op de „Drie An kers" als een mogelijk centrum van verkoop van coccaine. Er zijn al mensen op af gestuurd, maar die hebben nog geen succes gehad. Men schijnt daar te ruiken, dat iemand van de politie komt. Uit de opgemaakte rapporten blijkt niets bijzonders en als onze mensen er lang achtereen durven te komen, worden ze er op een goede keer uitgebonjoerd." Hij zweeg even en vervolgde dan: „Nog steeds begrijp ik niet, waarom Perpagos zo'n schrik voor jou had. Hij kan niet ge weten hebben, dat jij met het meisje Van Zanten in relatie stond. Vertel nog eens, wat er gisteravond gebeurde toen je bij hem in de kamer stond." Peter deed nogmaals uitvoerig het ver haal van hun inbraak. Toen hij vertelde, dat Perpagos hem met een vreemde naam aansprak, onderbrak Verberne hem snel. „Hoe noemde hij je?" „Dat weet ik niet precies meer", be kende Peter. „Zoiets van Harbange ofHarlange NielsHij zweeg. „Niels Harbange of Harlange" herhaalde Verberns nadenkend. "Nee, die naam ken ik ook niet. Ik zal hem echter noteren, dan kan het eens in het archief nagezien worden. Weet je wat ik niet netjes vind?" vroeg hij opeens. „Dat jullie die Perpagos zo maar hebt laten liggen." Peter trok een ongelukkig gezicht. „We wilden gauw weg komen," bekende hij, „omdat we geen goede reden op konden geven voor ons verblijf op die kamer. Bovendien dacht ik zo half en half, dat hij maar wat comedie speelde." Verberne trom melde met zijn knokkels op het tafelblad. „Ik weet niet wat ik hiervan denken moet. Het is zo helder als modder." Hij zuchtte eens diep. „Als jij nu eens meegaat naar Perpagos," stelde Peter voor. „Misschien komen we dan wat verder." „Als we hem ten minste nog vinden. Dergelijke lieden houden er doorgaans niet van, dat hun schuilplaats bekend is. Ik ben bang, dat hij al ge vlogen is." „Ik heb mijn Jeep hier." stelde Peter aarzelend voor, „Zul len we?" Toen Verberne niet onmiddellijk antwoordde voegde hij er aan toe „We kunnen dan ook meteen een bezoek brengen aan Verduynen." Verberne knikte nu. Samen reden ze naar het adres, waar Peter, Robert en Jaap de vorige avond al geweest waren. Peter belde aan. Ze wachtten, maar er verscheen niemand. Weer belde Peter en tevens trommelde hij ongeduldig op de deur. Een buurman stak zijn hoofd om de hoek van de deur. ,,Ik heb hem nog niet uit zien gaan." deelde hij ongevraagd mede. „Is hij gewoonlijk vroeg op?" „Meestal wel", luidde het ant woord. „Maar vanmorgen heb ik nog geen teken van leven ge zien. Misschien is hij wel plotseling vertrokken. Die Grietmans is zo'n rare." „Hoe noemde je hem?" vroeg Peter verbaasd. „Grietmans, na tuurlijk," zei de man verbaasd, „waarom vraagt u dat?" De beide mannen keken elkaar een ogenblik aan. „Hoe ziet hij er uit?" vroeg Verberne. De persoonsbeschrijving stemde overeen met de voorstelling, die Peter van de Griek gekregen had. „Hij is het en hij woont hier onder een valse naam" meende Peter. „Ik vind het vreemd, dat hij! net doet alsof hij niet thuis is. Ernstig keek Verberne hem aan, „Hoe heb je hem gisteren avond achter gelaten?" vroeg hij met klem. Peter schrok. „Hij was vermoedelijk alleen maar flaum gevallen, verdedigde hij zich zwakjes. „We moeten binnen maar eens een kijkje nemen," besliste Verberne. „De omstandigheden in acht genomen, vind ik dat verantwoord." Hij toonde zijn buurman zijn penning. „Po litie" zei hij kort. „Hoe kunnen we hier naar binnen komen?" „U kunt bij mij misschien over het balcon gaan", stelde de man voor. „Dat zullen we eens proberen," besloot Verberne. Ze volgden de man naar binnen en gingen achter hem aan de trap op. Door een achterkamer kwamen ze op een balconnetje, dat door een houten schutting in tweeën gedeeld werd. De andere helft behoorde aan het huis, waarin Perpagos verblijf hield of had gehouden. Peter nam in enkele blikken de situatie op. Buiten om was de enige weg, want de schutting was hoog en vrij f stevig. Peter waagde het het eerst, Hij ging op de leuning van het balconne tje staan en zwaaide zijn ene been om het uitstekende gedeelte van de schutting heen tot hij steun had op de leuning aan de andere zijde van het houten schot. Dan bracht hij ook zijn an dere been over en stond even later op de andere zijde van het balcon. Inspecteur Verberne volgde hem op de zelfde wijze. Peter morrelde aan de balcondeur. Ze was niet gesloten en hij verwonderde zich er over, dat iemand, die wel de moeite nam, om onder een aangenomen naam te leven, zijn deuren niet eens voldoende afsloot. Zij traden nu een kamer binnen en, kwamen via deze kamer in de gang. „Hier is de kamer waarin ik Perpagos gisterenavond achter gelaten heb. En hier is de bezem, waarover Robert gestruikeld isHij keek even naar de bezem en mompelde dan: „Er moet nadien nog iemand geweest zijn, want gisteren lag die be zem en nu staat ze." Inspecteur Verberne stapte hem voorbij en opende de deur. In de deuropening bleef hij staan. Peter kwam weer naast hem staan. „Daar ligt hij" wees Peter met uitgestrekte hand. „Nog net zo als gisteravond. Nee toch niet! Toen lag hij meer naar de kast toe! De schrik was Peter in de benen geslagen. Was de man daar op die plaats gestorven? Hij durfde niet naderbij te komen. Grote zaal JAAP MIN - SCHILDERIJEN Kleine zaal JAAP MOOY COLLAGES - FOTOMONTAGES Opening Zaterdag 4 September, a.s. om 4 uur, door de Voorzitter van het Cen trum, de Heer D. de Wolff Peereboom, in de kunstzaal van „De Rustende Jager". Geopend: van 4 t/m 17 Sept., dagelijks van 2.305.30 en 810 uur. Aangifte voor de nieuwe cursus sen bij ALKMAAR Kath. Esp. Ver. Mej. T. Stroomer, Tel. 4662 - Nassauplein 14; Arb. Esp. Ver. Mevr. W. Joon- Frielink, Hooftstraat 136; Neutrale Esp. Ver., de heer G. Luinge, Rozenstraat 20. □□□□□□□□□□□□□□□□□DDDaDOD Hervatting der lessen Opleidingen i AKTE ENGELS L.O. PRAKTIJKDIPLOMA'S CON VE RSATI EDI PLOM A Eenvoudig Engels voor emigranten Bijwerken van scholieren Conversatie Literatuur LERARES M O. Duinweg 49 - Schoorl - Telefoon 419 □□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□□O heeft Maandag en Woensdag haar lessen hervat op de be kende uren. Wordt lid of donateur van Olympia betekent makkelijk en lekl^r eten Neem zo nu en dan CONIMEX NASI GORENG en BAHMI kant en klaar in blik Even opwarmen en V brengt het fijnste gerecht op tafel heel blik hall bUk 1-10 Let vooral op dit merk - B A A R N VERKRIJGBAAR BU DE 60EDE KRUIDENIERS bestaande uit: 2-persoons Ledikant, Nachtkastje, Tafel en 2 Stoelen. KOORSTRAAT hoek Laat, Alkmaar Telefoon 2726

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1954 | | pagina 6