7ft //de due 'IcetsS
SCHOENENMAAND
A. C. Seewald Zn.
Weet 't DE VIJZEL heelt 't
STOFFEN
Café MIN
FEUILLETON
12
24.90
maand
H. D. KLAASEN
Drogisterij „HET ZUIDEN"
Prima Levertraan
Levertraan-producten.
'T WINKELTJE
diverse dranken
ROKERSNIEUWS
SPENCER SIGARETTEN 80 ct.
En SIG. MAG. DRIEËNHUIZEN
HEEFT HET
Welke eigenschappen bezit
Bioline als vermageringsmiddel
„De Leeuw van Schoorl"
Door: PIKE NORTON WILL'S
Gerhard Verduynen was langzamerhand purper geworden van
ingehouden woede. „Maak je niet kwaad, jongen," ging Peter
op honingzoete toon verder. „Dat is niet gezond. Ik heb een
tante gehad, die zich ook wel eens zo kwaad maakte. Ze is er
op een keer in geblLaat dat Verduynen!" voegde hij er op
eens op vlijmscherpe toon aan toe. „Laat dat daar maar zitten.
Ik heb hier ook iets in mijn zak en ik vermoed dat ik daar nog
altijd een aasje vlugger mee ben als jij!" Hij keek de man scherp
aan en deze trok onwillig zijn hand weg van zijn achterzak.
„Verveel ik je, dat je zo plotseling een einde wilt maken aan
ons gezellig onderhoud? Dat is toch jammer, want ik weet nog
iets heel leuks. Je vriend PerpagosHij pauzeerde even en
keek Verduynen vriendelijk lachend aan. „Wat is er met die
Perpagos", vroeg Verduynen onverschillig, maar er verscheen
even een trek van ongerustheid op zijn gezicht.
is vanmorgen door de politie gevonden. Dood."
„Doodherhaalde Verduyn, terwijl zijn gezicht een uit
drukking van grote ontsteltenis aannam. „Dood?" „Ja, dood, hij
werd in de rug neergestoken met een chinese dolk
„Dat lieg je!" hijgde Verduynen, „Dat lieg je". Peter schud
de zijn hoofd. „Het is toch heus waar. O ja, dat zou ik haast
vergeten. Het interesseert je misschien om te weten, dat ze in
een geheime bergplaats wat cocaïne gevonden hebben."
Verslagen zonk Verduynen neer op een stoel. „Je schijnt je
het Aogal aan te trekken", zei Peter met goedgespeelde deelne
ming. „Was het werkelijk zo'n goede vriend van je?" „Hou op",
smeekte Gerhard. „In 's Hemelsnaam hou op. Wat wil je van
me? ga weg, O, ga toch weg!"
Peter veranderde ineens van techniek, inwendig juichend, dat
hij zo'n succes had. „Wat weet je van Milly van Zanten" vroeg
hij op ijskoude toon, terwijl hij een paar passen voorwaarts deed
en recht voor de Sjieke ging staan. Deze keek hem met van angst
verdwaasde ogen aan.
„Het was mijn schuld niet", jammerde hij. „Ze ontdekte
Hij zweeg plotseling en keek langs Peter heen in de richting van
de deur. Er kwam een blik van triomf in zijn ogen. Bliksemsnel
draaide deze zich om. Het was te laat. Hij zag nog even een
schim en een opgeheven arm, en kreeg toen een hevige klap
op zijn achterhoofd. Wild greep hij om zich heen, maar hij tas.tte
in het luchtledige. Alles werd hem wazig voor de ogen en daar
na zwart. Vaag was hij zich er nog van bewust, dat iemand
zacht lachte, daarna niets meer
Roerloos met in zijn hand nog een gummiknuppel keek een
Chinees neer op de gedaante aan zijn voeten. „Niels Harsjange"
mompelde hij toonloos. Hij vestigde ineens zijn zwarte ogen
doordringend op Gerhard, die nog steeds op zijn stoel zat.
„Wat kwam hij hier doen?" snauwde hij. „Ik weet het niet.
Ik wist niet dat het Niels Harsjange was',, stamelde Gerhard.
„Hij vertelde, dat Perpagos dood was en dat de politie
„Wat?" stiet de Chinees uit. „Wist hij dat al en wist de politie
daar ook al van? Zijn oosterse kalmte maakte plaats voor een
intense woede. „En jij hebt hem niet onschadelijk gemaakt?"
„Hij was gewapend", kreunde Gerhard „en hij wilde
„Zwijg", snauwde de Chinees. „Geef me liever wat touw en
help me hem binden. We moeten zo gauw mogelijk hier van
daan. Misschien weet de politie ook al iets van jou en
Gerhard schrok opnieuw. „Grote mensen", jammerde hij. „En
alles ging juist zo goed." „Sta niet te jammeren. Help liever
grauwde de ander met een van woede vertrokken gezicht. „We
zullen met de baas verder overleggen." Gerhard gehoorzaamde
en hielp de Chinees met het binden van Peter. Af en toe hief
hij angstig luisterend het hoofd op. Een spottend lachje krulde
om de lippen van de Chinees, toen hij Gerhard's angst zag. „Laf
fe hond", siste hij tussen zijn tanden.
Toen ze klaar waren, vroeg Gerhard: „Waar brengen we
hem heen, Li?" „We moeten hem aan boord van de Aeolus"
zien te brengen", antwoordde de aangesprokene". „Maar hoe
komen we hier ongezien vandaan?" „We kunnen achterdoor"
zei Verduynen haastig. „Daar is een smal steegje, waar nooit
iemand komt." „Goed" bromde Li. „Zorg dan onmiddellijk voor
een auto of zoiets." Gerhard verdween. De Oosterling hurkte
neer bij de liggende gestalte van Peter. Roerloos bleef hij zo
twintig minuten zitten, tot Gerhard teruggekeerd was.
Samen sjouwden zij het lichaam de trappen af, gingen door een
smalle gang en kwamen via een poortje van de binnenplaats in
een steegje. Daar stond een handwagen gereed.
„Geen auto?" vroeg Li. „Die kan hier niet komen." antwoord
de Gerhard haastig. „Het steegje is te smal. Een paar straten
verder wacht een vrachtauto." Li knikte. Peter kreunde slechts
even toen hij met een smak op de handwagen belandde; een zeil
werd over hem heen gelegd. Gerhard duwde de handwagen en
Li ging op de stoep lopen. Ongehinderd bereikten ze een kleine
bestelwagen. Daar werd Peter in over geladen. Gerhard keerde
terug met de handwagen en Li beval hem zijn spullen in veilig
heid te brengen en een ander onderkomen te zoeken. „Kom
daarna naar de „Aeolus", op de afgesproken tijd!" Gerhard
knikte en verdween. De bestel-auto zette koers naar de haven
waar de „Eeolus", een verwaarloosde coastr ligplaats had ge
kozen. Li ovrlegde even met de chauffeur.
Om geen achterdocht te wekken bij de havenpolitie of de dou
ane was het beter Peter van zijn boeien te ontdoen en hem zo
in een bootje te zetten. Kwam er dan belangstelling, dan kon
men zeggen, dat hij dronken was en tot de bemanning van het
schip behoorde. Zo gebeurde het en zonder last ondervonden te
hebben werd Peter aan boord van de „Aeolus gebracht.
Verschillende leden van de bemanning kwamen nieuwsgierig
kijken en maakten luid hun opmerkingen. Een van hen uitte plots
een kreet van verrassing. „Als dat Niels Harsjange niet is, mag
ik hangen", riep hij verbaasd uit. „Hoe heb je die te pakken ge
kregen, Li?"
Li gaf geen antwoord en geholpen door enkele matrozen werd
Peter in een hut gebracht, en opnieuw geboeid. De chauffeur
werd naar de wal teruggeroeid en verdween met zijn auto. Niets
verried meer, wat hier had plaats gevonden.
In de hut van de kapitein zaten enkele officieren, als men de
leden van het gezelschap tenminste zo mocht betitelen, bijeen.
Ook Li bevond zich tussen hen. Ze bespraken de vangst van
Niels Harsjange. Li had juist het gehele verhaal van Peter's
gevangenname gedaan en keek de kring rond. „Wat doen we
nou met die kerel?" vroeg de kapitein.
„Wachten tot de baas komt," antwoordde Li. „Hij moet hier
in beslissen". „Wanneer komt hij?" wilde kapitein weten. „Ik
wil zo snel mogelijk vertrekken. Het wordt me hier te heet." De
andere officieren knikten instemmend. „Hij zei me, dat hij in de
morgen aan boord zou komen," bromde Li. Een voor een keek
hij de mannen aan. „Jullie zijn bang," stelde hij dan vast. De
anderen ontkenden dit heftig. „We zijn alleen voorzichtig", zei
de kapitein. „En dat is nodig ook sinds de dood van die Griek
Bij deze woorden keek hij de Chinees veelzeggend aan. „De
enige reden tot ongerustheid hebben we nu gevangen. Hij had
gevaarlijk kunnen worden", merkte de Chinees rustig op. „Voor
de politie behoeven we niet bang te zijn. Niels zal hen niets
gezegd hebben. Want als hij ons verraadt, verraden wij hem.
Hoe de politie de dood van Perpagos zo snel ontdekt heeft, be
grijp ik niet. Hoe Niels dat bekend was, en bovendien nog wist,
dat de politie het ook al bekend was, begrijp ik evenmin."
De kapitein trok zijn schouders op. „Wij wisten ook niets
voor jij ons er iets over vertelde.' Weer keek hij Li aan. Deze
doorstond zijn blik zonder zelfs maar even met de ogen te knip
peren. „Ik voelde me echter niet veilig met zo'n grote lading en
bovendien nog een gevaarlijke gevangene aan boord." Als twee
marionetten knikten de officieren weer. Li keek op zijn horloge.
„Het is nu twaalf uur. We zullen nog een half uur wachten.
Is de baas er dan nog niet geweest, dan moeten we zo snel mo
gelijk vertrekken. Maak nu alles vast klaar!" De kapitein verliet
de hut, gevolgd door de officieren. Er werd buiten gefloten en
de bemanning kwam aangetreden. Er klonken luide bevelen. En
kele ogenblikken later kwam de kapitein weer terug. „Alles
wordt gereed gemaakt voor het vertrek," zei hij. In de kajuit
was alles nu stil. Alleen de klok tikte en van buiten drong het
lawaai aan dek gedempt tot de personen in de hut door. De
scheepskat streek snorrend langs de benen van de kapitein, die
hem afwezig streelde. Plotseling hoorden zij het naderen van
snelle voetstappen. Een matroos stormde het vertrek binnen.
„Politie!" was alles wat hij uitbracht. De kapitein sprong over
eind. Het was echter al te laat. Een officier van de havenpolitie
stapte het vertrek binnen. „Wie van u is de kapitein?" vroeg
hij saluerend. „Ik", zei deze. „Wat heeft dit te betekenen? Dit
is een onschuldige kustvaarder
„Ik heb orders gekregen uw schip te onderzoeken", onderbrak
de officier hem. „Wanneer u klachten hebt, dient u zich te wen
den tot het hoofd van onze dienst. Ik verzoek u dringend in de
hut te blijven en deze niet te verlaten."
Hij salueerde weer en vertrok. Een agent vatte post bij de
deur. De twee mannen keken elkaar aan. Een razende woede
brandde in de ogen van de Chinees. Hij sprak echter geen woord
en staarde onbewegelijk voor zich uit. Onderwijl werd het schip
grondig onderzocht. Iedere hut, iedere hoek; ieder gaatje werd
aan een nauwgezet onderzoek onderworpen. Het duurde dan ook
niet lang of Peter werd door een der agenten in zijn hut ont
dekt. Snel bevrijdde de agent de inmiddels weer tot bewustzijn
gekomen Peter van de prop in zijn mond en vroeg hem wie hij
was.
Peter slikte eerst een paar malen en uitte toen een paar kern
achtige woorden. De agent glimlachte even. „Opgelucht", vroeg
hij. Peter grinnikte terug en vroeg hem de touwen los te maken
„Wie leidt het onderzoek?" „Inspecteur Verberne", luidde het
verrassende antwoord. „Natuurlijk wordt het schip onderzocht
door een afdeling van de havenpolitie, maar de algehele leiding
berust toch bij hem." „Breng me zo gauw mogelijk bij hem. Ik
moet hem dringend spreken", zei Peter.
De agent bracht hem naar het voordek, waar Verberne heen
en weer wandelde. „Wel heb ik van mijn leven!" riep de in
specteur verwonderd uit. „Hoe kom jij hier verzeild? Waar ben
je vanmorgen zo gauw heen gegaan?" „Ik vond hem gebonden
in een hut, inspecteur," zei de agent. „En hij heeft me gauw
bevrijd ook," voegde Peter er aan toe, zich behaaglijk uitstrek
kend nu hij niet meer in zijn bewegingen belemmerd werd door
de knellende touwen. „Ik ging vanmorgen bij jou weg om Ver
duynen te gaan zoeken. Stom van me om alleen te gaan, maar
enfin. Ik maakte hem eerst flink kwaad, zodat hij zijn zelfbe
heersing verloor. Dat leek me de beste manier om hem aan het
spreken te krijgen. Ik vertelde hem over de dood van Perpagos,
de vondst van de verdovende middelen en eiste toen opheldering
over de verdwijning van Milly."
Even trok er een schaduw over zijn gezicht toen hij de naam
van het meisje uitsprak, maar hij vervolgde: „Juist toen hij me
iets wilde vertellen, werd ik van achteren af neergeslagen. Ver
moedelijk hebben ze me daarna hier aan boord gebracht, maar
dat kan ik mij niet meer herinneren." „Je hebt zeldzaam geluk
gehad, dat moet ik zeggen," merkte de inspecteur ernstig op.
„Als wij niet hierheen gekomen waren om het schip te onder
zoeken, dan was je mee uitgevaren en Joost mag weten waar
naar toe. Weet je, dat men het schip al voor vertrek gereed
maakte?" „Ik was zo ongeduldig, dat ik me niet meer reali
seerde, welk een gevaarlijk spel ik speelde, maar gelukkig
dat gevaar is ook weer gekeerd."
De inspecteur stapte over op een ander onderwerp. „Ik heb
een politiebericht uit laten zenden. Zo in de stijl van: Ieder die
inlichtingen over Milly van Zanten kan verstrekkenenz."
Peter scheen niet te luisteren. „Is Verduynen hier aan boord?"
Verberne haalde zijn schouders op. „Dat weet ik ook nog niet.
Ik zal straks de gehele bemanning aan laten treden. Dan zien we
het vanzelf."
Een agent trad naar voren en meldde: „Er is iets gevonden,
inspecteur. Wilt u even komen?" De inspecteur knikte en volgde
de agent. Ook Peter ging mee, vervuld van een bang voorgevoel.
Ze daalden af naar het ruim en vonden daar enkele agenten
druk bezig met het verschuiven van kisten en kratten. „Wat is
er voor belangrijks, mannen?" vroeg de inspecteur. „Dit, in
specteur", antwoordde een der agenten, wijzend op een half
geopende krat. „Ze kantelde, toen ik haar opzij zette. Het
viel me op, dat ze zo licht was. Ik maakte ze open en vond dit."
Al sprekend stak hij zijn hand in dekrat en haalde er een paar
zakjes uit.
„Aha", mompelde de inspecteur. „Precies zulke zakjes als ik
vanmorgen vond. Daar bleek later cocaïne in te zitten. Ik moet
me wel sterk vergissen als dit niet hetzelfde is." Hij peuterde
het zakje open en knorde tevreden. „Sneeuw", zei hij goedge
humeurd. „We hebben wel veel geluk vandaag. Zoek maar
verder, jongens, „wendde hij zich daarna tot de agenten. „Zoek
alls wat je aan verdovende middelen kunt vinden bij elkaar. Be
waak verder het schip zodat er geen man op of af kan."
Hij wenkte Peter en samen liepen ze naar het dek. „Ik ga
even verslag uitbrengen op het hoofdbureau. Dit is een zeer
belangrijke slag, die we hier geslagen hebben. Ik vermoed, dat
we hier de hand hebben gelegd op een bende zeer gevaarlijke
smokkelaars. En dat alles is door jou aan het rollen gebracht."
Peter antwoordde somber: „Jij hebt een paar goede ontdek
kingen gedaan, maar de zaak waar het eigenlijk omgaat is nog
niet opgelost." Bemoedigend klopte Verberne hem op de schou
ders. „Ik zal vragen of de afwikkeling van deze zaak aan een
ander overgedragen kan worden. Dan kan ik verder al mijn aan
dacht wijden aan de opsporing van het meisje." „Jij bent een fi
dele vent, Verberne" zei Peter weer wat opgelucht. Zij stapten
in een politieauto en Peter vroeg de chauffeur om langs Ver-
duynen's .adres te rijden. „Ik heb mijn jeep daar nog staan en
die kan ik dan even ophalen." legde hij Verberne uit. „Boven
dien kunnen we meteen Verduynen nog een bezoek brengen, al
vrees ik, dat die vogel wel gevlogen zal zijn." Peter vond zijn
jeep nog in dezelfde staat als hij haar verlaten had en zij belden
aan.
De sombere voorspelling van Peter bleek uit te komen. De
hospita desgevraagd stroef mede, dat Verduynen enige
uren geleden in alle haast verdwenen was. „Waarheen?" wilde
de inspecteur weten.
„Het is geen gewoonte hier, dat de gasten mij rekening en ver
antwoordig van hun daden afleggen," antwoordde de vrouw met
een spottende blik op de beide mannen. „Hij heeft niet gezegd
waar hij heen ging, maar als ik hem zie, zal ik vragen of hij zijn
nieuw adres even bij de politie wil melden." Ze draaide zich om
en zonder te groeten liep ze de trap weer op naar boven. Peter
zuchtte diep. „Het is mijn schuld", merkte hij op. „Ik ben van
morgen veel te onbesuisd te werk gegaan. Hij heeft nu lont ge
roken en is tijdig vertrokken."
Ze zetten hun tocht naar het hoofdbureau voort en inspec
teur Verberne vroeg onmiddellijk een onderhoud aan met zijn
directe chef hoofdinspecteur Willems. Het vrolijke gezicht van
de hoofdinspecteur begon nog meer te glimmen toen Verberne
hem verslag uitbracht van de zo goed gelukte visitatie van de
„Aeolus". „Ik heb altijd wel gedacht, dat je een goed politie
man bent. Verberne merkte dit glunderend op. „Dat heb je fijn
afgewerkt. Ik zal je voordragen voor promotie." Inspecteur Ver
berne glimlachte gevleid. „Ik heb nu een verzoek, hoofdinspec
teur," zei hij. „Vertel maar eens op. Ik ben in de stemming
om je een week extra vacantie te verschaffen." „Dat heb ik nu
juist niet nodig, maar ik wilde graag verder van deze zaak ont
heven worden." Stomverbaasd staarde de hoofdinspecteur hem
aan. Dan barstte hij los. „Ontheven worden van deze zaak? Nu
ze juist zo goed verloopt? Je bent stapel, man!"
Inspecteur Verberne legde hem de reden tot dit verzoek uit.
„En denk je dat die zaken nu werkelijk los vani elkaar staan?"
vroeg de hoofdinspecteur. „Dat weet ik nog niet precies, maar
zeker is, dat ze op het moment uit elkaar lopen en ik ze niet
samen kan onderzoeken. Ik wil nu mijn handen vrij hebben
om dat meisje op te sporen." Hoofdinspecteur Willems scheen
enkele ogenblikken na te denken. „Ik weet het goed gemaakt,"
zei hij dan. „Ik geef je 24 uur om te bewijzen, dat deze zaken
verder los van elkaar staan. Is dat dan nog niet duidelijk en
overtuigend bewezen, dan zul je je verder toch met beide zaken
in moeten laten. Ik wil geen ander hiermee belasten, omdat jij al
volkomen in deze materie bent ingewerkt.
Het klinkt erg 'nplezierig, maar een politieinspecteur heeft
niet het recht om af en toe, omdat zijn vriend het zo graag wil,
eens een andere zaak, dan de zijne aan te pakken. Je moet me
goed begrijpen, Verberne, ik weet best wat je wilt, maar die
zaak van die handel in verdovende middelen is net zo belang
rijk, als die van dat verdwenen meisje. Over vier en twintig
uur hoor ik dus van je, hoe de zaken staan. Succes er mee!"
Aan de op de gang wachtende Peter vertelde inspecteur Ver
berne het resultaat van zijn onderhoud. „Vier en twintig uur
is niet veel voor een dergelijk onderzoek, maar we zullen het er
mee moeten doen," was zijn conclusie.
HOOFDSTUK VU
„GAAN WE nu naar de hertjes, pappie?". Twee smekende
kinderogen keken op naar een eenvoudig geklede man, die glim
lachend neerblikte in de grote bruine kijkers. „Straks" beloofde
hij. „Nog een paar minuutjes lopen en we zijn er".
„Geduldig huppelde het jongetje weer verder aan de hand van
zijn vader, die deze vroege voorjaarsdag benutte om een wande
lingetje te maken met zijn spruit en nu vergenoegd om zich heen
keek.
„Wat gaat het toch gauw", overdacht hij. „Goed een maand
geleden lag er nog volop sneeuw en nu beginnen de bomen al
te botten. Het zal niet lang meer duren of we hebben al volop
lente". „Haaah", De langgerekte juichkreet kondigde aan, dat
de hertjes dan toch eindelijk in het zicht gekomen waren.
Het knaapje maakte zich los van de hand van zijn vader en
rende naar de omheining. Genietend van de vreugde van het
kind, volgde de vader wat langzamer. „Wat een mooie, hè?"
zei het jongetje. „Kijk die eens mooie lange horens hebben." Hij
wees op een groot hert, dat de twee bezoekers onderzoekend
aankeek. „Geef de hertjes maar wat brood", zei de vader een
zakje uit zijn jaszak halend. Hij zocht zich daarna een rustig
plekje op een bank, van waaruit hij een wakend oogje kon hou
den op zijn zoontje. Die had spoedig genoeg van de herten
en dartelde heen en weer, nu eens een vlinder achtervolgend,
dan weer krijgertje spelend met zijn eigen schaduw.
Papa strekte zijn benen eens uit en voelde zich uiterst be
haaglijk in het zonnetje. Zijn rust duurde echter niet lang.
„Pap", klonk de heldere stem van zijn zoontje, die hard op
hem kwam toegerend. „Papa, daar ligt een juffrouw te slapen!"
„Stil laten liggen" bromde de in zijn rust gestoorde papa. „Je
weet toch wel, dat je niemand mag storen als hij slaapt?" Dan
drong het tot hem door, dat het toch wel vreemd was, dat daar
iemand lag te slapen. Daar was het eigenlijk toch nog wel te
koud voor. Maar ja, sommige mensen
Hij ging eens verzitten en wilde weer wegzakken in zijn
doezel. Zoonlief nam daar echter geen genoegen mee. Hem
aan de mouw trekkend dreinde? hij: „Hè, toe nou, pappie, kom
es kijken. Ze ligt op de grond en ze is helemaal nat. Van de
regen, denk ik," voegde hij er eigenwijs aan toe. „Wat zeg je,
ligt ze op de grond? Klets nou niet. „Echt waar, pappie, kom
maar kijken."
Nu toch wel nieuwsgierig, volgde papa zijn zoontje. Zij
liepen naar een paar struiken en zoonlief boog een tak opzij.
„Daar ligt ze en ze slaapt," stelde hij parmantig vast. De va
der keek even verbaasd en deed toen een paar stappen naar
voren. Tegelijk deinsde hij weer terug. Op een paar meter af
stand van hem lag een vrouw, een meisje nog, op de grond.
De glazige ogen in het wasbleke gezicht staarden strak om
hoog.Grote goedheid," hijgde de vader. „Die is dood!"
Zichzelf overwinnend deed hij weer enkele aarzelende passen
naar voren. Er was geen twijfel mogelijk, meende hij, ze was
dood. De regens van de laatste dagen hadden haar kleren
doorweekt en het helblonde haar lag in slordige pieken tegen
het voorhoofd geplakt. Hoogstens vijf- zesentwintig, schatte
de man haar.
„Waarom zegt ze niets, papa?" vroeg het jongetje. „Die juf
frouw is heel erg ziek," antwoordde de vader. „We zullen
gauw een dokter halen, dan kan die haar weer beter maken."
Hij nam zijn zoontje bij de hand en liep snel weg van de plaats,
waar het lijk lag. „Er moet hier ergens een restaurant zijn",
merkte hij dan halfluid op, „daar kan ik opbellen". Hij holde
het pad af, langs de speelweide en vervolgde via de speeltuin
naar het restaurant. Zijn zoontje praatte honderuit, maar hij
luisterde niet eens. Kleine zweetdruppeltjes parelden op zijn
voorhoofd, toen hij de deur van het gebouw openstootte.
„Kan ik hier even opbellen?", vroeg hij aan de verveeld voor
zich uitkijkende kellner. „Zeker, mijheer. Hierheen alstublieft."
„Blijf hier even wachten. Ik ben zo terug." zei hij tegen zijn
zoontje en vervolgde tegen de kellner: „Geef hem wat lekkers
en een glas limonade."
„Goed mijnheer. Hier is de telefoon." De kellner verwijder
de zich en de man draaide met trillende vingers de vijf acht-
jes. Onmiddellijk kreeg hij verbinding met de politie. Hortend
en stotend vertelde hij hetgeen hij gevonden had. Kort en zake
lijk informeerde de stem aan de andere zijde naar de plaats,
waar hij zich bevond, het signalement en daarna beval de stem
hem te wachten tot de radioauto te plaatse zou zijn.
De man belde af. „Het is tegenwoordig wat", zuchtte hij.
„Je kunt niet eens meer rustig wandelen of je overkomt wat."
Hij huiverde even toen hij het op de grond liggende lijk, de
open-staarogen, de verwarde blonde haren weer voor de geest
kreeg.
Hij zocht zijn zoontje weer op en wachtte geduldig de komst
van de radio-auto af.
Inspecteur Verberne stond tegen de vensterbank in zijn ka
mer geleund. Hij had ellenlange en hoogst ingewikkelde theo-
riën opgebouwd en als onbruikbaar weer verworpen. Peter
hing in een stoel en rookte de ene sigaret na de andere, af en
toe een opmerking makend, die een bepaalde gedachtengang
van Verberne logenstrafte. „Verdraaid", riep deze eindelijk ge-
ergerd. „Je hebt tot nu toe allen maar critiek geleverd. Kom
nu ook eens voor de dag met een theorie van jou! Maar ook
Peter kon dat niet.
„Ik zie maar een mogelijkheid om iets te weten te komen",
zei de inspecteur. „We moeten die Verduynen zien te vinden.
En hoe gauwer hoe liever. Wacht, ik zal eens bellen of er op
het bericht, waarin zijn opsporing, aanhouding en voorgeleiding
gevraagd wordt nog iets binnen gekomen is."
Hij sloeg een nummer aan en informeerde. Na een ogenblik
geluisterd te hebben, wierp hij na een korte groet de hoorn
weer op de haak. „Ook niets", zei hij misnoegd. „Heb je de
bemanning van de „Aeolus" al ondervraagd?" vroeg Peter. „Nee.
Ik heb die zaak immers voor vier en twintig uur opzij ge
schoven?" „Toch is het mogelijk, dat iemand van hen iets weet.
Die Chinees bijvoorbeeld." „Tja", zei Verberne. „Toch is het
maar een kleine kans. Maar we zullen het in ieder geval pro
beren."
Hij krabbelde iets in zijn notitiebloc en keek dan plotseling
Peter achterdochtig aan. „Geloof jij soms ook, dat die twee
zaken nauw met elkaar in verband staan?" „We hebben nu de
zaak Van Zanten aan alle kanten bekeken en er geen gat in
gevonden." begon Peter. „Het lijkt me nu verstandig om eens
naar ons uitgangspunt terug te gaan. Ze heeft in ieder geval iets
met Verduynen en Perpagos te maken gehad. Dat staat wel
vast. In hoeverre? Tja, dat weet ik ook niet. Ik kan niet gelo
ven, dat Perpagos haar als „handelswaar" afgeleverd heeft. Hij
is zelf wel zo snugger, dat hij daar zo'n meisje niet voor neemt.
Dat is hem te riskant. Bovendien lijkt het me niet waarschijn
lijk, dat Milly daar in zou lopen. Ze is wel groen, waar het de
gewoonten en gebruiken van de onderwereld betreft, maar ze
is ook vast niet dom. Er moet dus iets anders zijn, Verduynen
en Perpagos zijn smokkelaars. Kan Milly daar niet op een of
andere manier bij betrokken geraakt zijn? Ze kan iets ontdekt
hebben
„Hoe", vroeg Verberne zich wanhopig af. „Ik zie geen en
kele mogelijkheid. Ze is op onderzoek uitgeweest en werd
daarbij geholpen door Verduynen. Die behoort zelf tot de ben
de en zal er heus wel voor gezorgd hebben, dat ze niets ont
dekte. En nu verder, wat kan er verder nog gebeurd zijn?"
Op dat moment rinkelde de telefoon. Automatisch greep Ver
berne de hoorn van de haak. „Met Verberne", „Ja. Er zo juist
opgebeld uit een surveillerende politieauto. Er is een lijk ge
vonden van een jonge vrouw. Ik dacht aan uw bericht van he
denmorgen en vroeg een signalement. Men kon mij ook niet
meer vertellen, dan dat ze blond haar heeft en blauwe ogen."
„Allemensen" zei Verberne geschokt en met een snelle blik
op Peter. „Waar is het gevonden?"
(Wordt vervolgd)
Vijma Nurse
met crêpe
zool
zwart calfs
Ideale pasvorm
Vlot correct model
Onverslijtbaar, soepel onderwerk
met onbreekbare binnenzolen
Vochtabsorberende Zwitserse binnen
zool (voorkomt brandende voeten).
Kerkstraat 13 Bergen
r-i
ra
ra
PO
4>
-a
PO
2
Apoth. Ass.
Dorpsstraat 18 - Telef. 2383 - Bergen
Beemsterlaan 15 BERGEN
Het van ouds bekende adres
voor
en
en voor betere
o.a. ook Liberty, Gamy, Import
KI. Dorpsstraat 25, Bergen
Oude Bergerweg 69 - Bergen
Nog steeds het adres voor
per fles en per maat.
Zojuist uitgekomen
BIOLINE maakt Jong, Slank
en Gezond.
Uw drogist kent BIOLINE, hij kent de
biologische bestanddelen van BIOLINE
en zal U gaarne inlichten.
Prijs per verpakking
50 dragée's f 1.25
DROGISTERIJ
Hereweg 21 - Schoorl - Telefoon 382