DE DUINSTREEK
SUdtddaas
D.D.D.
EMIGREERDE
Zal IL N» E» S. C. O* ons helpen
99
99
Tweede Blad
Vrijdag 3 December 1954
aan een oplossing voor het Talenvraagstuk
SINTERKLAAS VERHAAL
Ja, daarover waren we het alle
maal roerend eens geweest; dat
afscheid op de kade was hartver
scheurend. Zelfs Fokke's vader
stond een beetje onwennig te
draaien, toen hij zag dat Tjitske
eigenlijk yan zijn zoon afgetrok
ken moest worden. Zeldzaam, zo
stapel als die twee op elkaar wa
ren
Hoe was het eigenlijk gegroeid?
In ieder geval niet van de school
banken af, want Tjitske was met
haar vader en moeder eerst later
in Franeker gekomen. Bouma
had daar een baan gekregen op
de melkfabriek. Het kleine huisje
aan de Scilkampen, waar de oude
vrouw Vellinga haar laatste le
vensjaren in vrede had gesleten,
stond al een poosje leeg. Veel
was het niet, maar ja, een gezin
van drie mensen had daar vol
doende ruimte. En dus trokken
de Bouma's er in.
Eigenlijk wist niemand goed,
hoe die twee met elkaar in ken
nis waren gekomen, ook vader en
moeder Bouma niet. Toen Bouma
op een avond van zijn werk naar
huis ging, had hij op de Eisinga-
straat zijn dochter met die jongen
van Schuitemaker zien lopen aan
de andere kant van de gracht.
Het was al schemer, dus de jon
gelui zouden hem wel niet ontdekt
hebben. Doch vader Bouma had
thuis gezegd: „Onze Tjitske loopt
met Fokke Schuitemaker uit de
Zilverstraat. En moeder Bouma
had geantwoord: ,,Ze heeft de ja
ren."
Och, Fokkie was al spoedig
thuis gekomen. Van dat scharre
len langs de straat hield Tjitske
niet. De Bouma's haden er geen
bezwaar tegen, dat de rustige
zoon van de meubelfabrikant
Schuitemaker werk "maakte van
hun enige dochter. Waarom ook
wel? Je kon je kind toch niet
eeuwig thuis houden.
Dat was nu twee jaar geleden.
Of was het al drie? En misschien
zouden de jongelieden ordentelijk
getrouwd zijn en een eigen huis
houden gesticht hebben, als de
emigratie er niet tussen was geko
men. Bouma had niet veel schik
als machinist op de melkfabriek.
Hij had wat jaren op de locomo
tief gestaan van de N.T.M. en
toen dat bedrijf overschakelde op
bussen, had hij, als de meesten
zijner collega's, ontslag genomen.
Buschauffeur wordennee,
dat was niks voor hem. Daar
moest je van houden.
In die dagen piekerde Kees
Bouma over een nieuw vaderland,
waar misschien wat meer muziek
zat in het leven. Zijn broer Dou-
we was kort na de oorlog al
gegaan. En die rooide het best.
Die had al een eigen auto en
een mooi huisje, tenminste te
oordelen naar de foto's die
van tijd tot tijd van de over
zijde kwamen. Kees Bouma
wilde ook wel naar Canada. Dus
ging hij eens informeren, hoe je
daar eigenlijk kon komen. En
Douwe moest ook maar eens uit
kijken, of er een geschikt baantje
was als machinist.
Hoe gaat datAanvankelijk
heb je er niet veel fiductie op,
maar zo opeens kom je voor de
beslissing te staan. Er was werk
en de emigratiepapieren waren in
orde gemaakt. Bouma kon met
vrouw en dochter gaan emigre
ren.
Maar toen kreeg je de poppen
aan het dansen. Fokkie wilde
mee, maar Schuitemaker wilde er
niet van horen. „Ben je mal, ke
rel? Jij, als enige zoon hebt een
goede toekomst in de fabriek. En
jij wilt emigreren? Niks ervan".
Beiden waren nog minderjarig.
Tjitske ruim twintig en Fokke
pas negentien. Tjitske wilde
graag emigreren, maar aan de
andere kant hield ze ook veel van
Fokke.
Nu ja, laten we maar niet meer
al de narigheid van die laatste
weken ophalen. Schuitmaker hield
voet bij stuk en Fokke ging niet
mee.
En toen dat afscheid. Tranen
en nog eens tranen. Een Fries
huilt niet gauw, maar neem het
de jongelui onder deze omstan
digheden eens kwalijk? Trou
wens, moeder Schuitmaker, die
anders net zo keihard was als
haar man, stond toch ook te snot
teren? De andere Frentsjers, die
de Bouma's in Roterdam uitgelei
de deden, hadden het immers
zelf gezien?
Dat was alweer een paar maan
den geleden en Fokke had de
eerste brief van Tjitske uit Cana
da ontvangen. Vader Schuitma
ker, die toch wel een beetje
nieuwsgierig was naar het lot der
Bouma's, had gevraagd, hoe het
met de emigranten ging, maar
Fokke had wat gebromd en de
brief in zijn binnenzak geborgen.
Nee, na het vertrek van Tjitske
boterde het niet erg meer tussen
vader en zoon. Fokke deed rus
tig zijn werk, maar als de fluit
ging, trok hij, net als de arbei
ders, zijn overall uit en ging naar
hui. Nawerken, zoals hij dat vroe
ger deed, was er niet meer bij.
's Avonds, als het broodeten was
gedaan, stapte hij op zijn fiets en
kwam pas tegen middernacht
thuis. En niemand wist, wat hij in
de avonduren deed. Eén keer had
hij op een vraag van zijn moeder
kort en bondig geantwoord: „Als
ik overdag mijn werk doe, dan wil
ik 's avonds met mijn vrije tijd
doen, wat ik wil." En daarmee
was dit onderwerp, voor wat
Fokke betreft, van de baan.
De brieven uit Canada kwa
men regelmatig en Fokke sloeg al
evenmin een week over. De stem
ming was thuis niet best meer.
Fokke deed nors en zwijgend zijn
werk, op het kantoor of in de fa
briek, maar voor de rest zag nie
mand hem. En Fokke vond, dat
niemann het behoefde te weten,
dat hij in Leeuwarden een avond-
baan had, die hem ook nog een
aardig weekgeldje opleverde.
Ja, sedert het vertrek van de
Bouma's leefde Fokke soberder
dan een arbeider. Hij rookte vrij
wel niet en biljartte ook niet meer.
Hij had voor alle verenigingen
bedankt en zelf het kaatsen, zijn
geliefde sport, had hij er aan ge
geven. Niemand wist dan ook,
dat Fokke iedere gulden naar de
Bank bracht, want hij wilde reis
geld bij elkaar sparen voor de
grote tocht naar Canada.
Toen hij twintig was geworden,
informeerde hij naar de emigra
tiemogelijkheden. Nou, hij had
stom geluk, want de ambtenaar,
die hem in Den Haag te woord
stond, bleek een oud-tadgenoot
te zijn, en bovendien ook nog
iemand, met wie hij vroeger in
dezelfde klas had gezeten. Fokke,
die anders altijd erg gesloten was,
kreeg vertrouwen in de ander en
stortte zijn gehele hart uit. Ver
telde van zijn liefde, van de emi
gratie van Tjitske en van zijn
plannen, om als hij meerderjarig
was geworden, ook te vertrek
ken. Voor goed.
Twee uur later was hij weer op
de terugreis naar Friesland, maar
met de zekerheid, dat hij in Den
Haag een vriend had achtergela
ten, die, voor zover dat in zijn
vermogen lag, de emigratie zou
voorbereiden. „Twee October
word ik meerderjarig," had hij
gezegd. „En nu wil ik het zo uit
kienen, dat ik eind October of
zo kan vertrekken."
Thuis vertelde Fokke natuur
lijk niets. En evenmin wist
iemand er vanaf, dat Tjitske en
kele dagen vóór haar vertrek
haar gehele spaarbedrag voor de
uitzet aan Fokke had gegeven.
Met dat, wat hij zelf bezat en
wat hij in die anderhalf jaar na
het vertrek extra verdiende, kon
hij ruimschoots de reiskosten zelf
betalen. En hield hij nog een
aardige cent over.
Die tweede October zou er
een groot feest zijn aan de Zil
verstraat, want vader Schuitma
ker wilde wat kalmer aan gaan
doen en had het plan om op de
21e verjaardag van zijn zoon de
leiding in zijn handen te leggen.
De hele familie was expres
overgekomen, want over een dag
of wat zou de zaak bovendien
twintig jaar bestaan en dat is
ook een mijlpaal, die wel her
dacht mag worden.
Inplaats van een feest, werd
het een drama. Want nog voor
vader Schuitmaker gewag kon
maken van zijn plan, deelde Fok
ke kort en bondig mede, dat hij
op de 30e October zou gaan emi
greren naar Canada.
En een trammelant, dat daar
uit voortgekomen is. De politie
moest er nog aan te pas komen.
Vader Bouma heeft dagen daar
na bij wijze van spreken hemel
en aarde bewogen om het in zijn
ogen krankzinnige plan van zijn
zoon ongedaan te maken, maar
wat kon je er aan doen, als je
zoon meerderjarig is? Niets, to
taal niets.
Fokke verliet diezelfde avond
nog het ouderlijk huis. Hij sliep
in een hotel, ging de volgende
morgen om negen uur naar de
Bank, alwaar hij instructies gaf
betreffende zijn saldo en vertrok
toen met de sneltrein naar Hol
land. Niemand heeft hem ooit
meer in Franeker gezien.
De weken vóór zijn vertrek be
reidde hij zich rustig op zijn reis
voor. Getrouw stuurde hij iedere
week zijn brief naar Tjitske, en
even regelmatig ontving hij haar
brieven. Maar van zijn plan, om
binnen 'n paar weken ook op de
grote vijver over te steken,
schreef hij geen woord. Dat
moest een verrassing blijven.
Een paar dagen voor het ver
trek deed hij nog verschillende
inkopen, waarmee hij grote ver
wondering verwekte bij de Haag
se winkeliers. Want hij wilde
Sinterklaasgeschenken hebben:
chocoladeletters, marsepein, taai
taai, speculaas, banket en nog
meer van die heerlijkheden.
Eigenlijk kon nog niemand hem
dat leveren. Zeg nu zelf: eind
October! Maar Fokke legde
iedere keer rustig uit, dat hij
ging emigreren, en dat al die
lekkernijen bestemd waren voor
landgenoten in Canada. En zo
doende kreeg hij, zo het ook met
een dag vertraging, het bestelde,
en alles netjes luchtdicht in blik
verpakt. Zodat het houdbaar zou
blijven tot de 5e December.
Zijn laatste bezoek gold een
winkel van feestartikelen. Daar
kocht hij een compleet Sinter-
klaascostuum. En toen was hij
gereed.
Om te bewerkstelligen, dat zijn
komst een volkomen verrassing
zou zijn, had hij aan zijn vroe
gere schoolkameraad, de emigra
tie-ambtenaar, drie luchtpostbrie
ven overhandigd, die alle op ver
schillende data gezet waren.
Daarvan moest hij, in de juiste
volgorde, wekelijks één posten,
zodat Tjitske niet beter zou we
ten, of Fokke zat nog hoog en
droog in Nederland. De brieven,
die in die tijd nog van Tjitske
zouden komen, moest hij voorlo
pig maar vasthouden. Als hij
goed en wel gearriveerd was,
zou hij wel zijn adres opgeven,
dan konden ze nagezonden wor
den.
In November arriveerde Fok
ke in Canada. Per trein, reisde
hij naar de streek, waar de Bou
ma's woonden en installeerde
zich daar voorlopig in een hotel.
Eerst een beetje acclimatiseren.
Dan uitvissen, waar Tjitske pre
cies woonde en dan
Op de morgen van de 5e De
cember had Fokke alles in kan
nen en kruiken. De hotelhouder,
die de rustige Fries wel mocht
de Hollandse emigranten waren
immers allemaal geschikte lui
wist, dat Fokke die dag zou ver
trekken. Maar Fokke vertelde
van zijn plan, legde de betekenis
van het Sinterklaasfeest uit en
toonde hem het costuum, dat hij
meegenomen had uit Holland.
Deze was dadelijk enthousiast en
beloofde hem 's avonds met zijn
„car" naar de woning van de
Bouma's te brengen. Dan leek
het échter.
Met behulp van de zoon van
de hotelhouder, die aan toneel
spelen deed, vermomde Fokke
zich als Sinterklaas. En toen
Fokke in de spiegel het resultaat
zag van het gemeenschappelijke
werk, was hij ervan overtuigd,
dat zelfs Tjitske hem niet zou
herkennen.
Bouma, die machinist was ge
worden bij de Canadese Spoor
wegen, was die dag vroeg klaar
geweest. Dat vond hij prettig,
want nu kon hij in de huiselijke
kring het oud-vaderlandse Sin
terklaasfeest vieren. Moeder en
Tjitske zouden wel voor wat ver
rassingen gezorgd hebben. Trou
wens, hij kwam ook niet met lege
handen aan.
Na het avondeten werden de
pakjes overhandigd. Tjitske zag
een beetje bleek, want ze was
teleurgesteld. Ze had verwacht,
dat Fokke haar wat gezonden
zou hebben, zoals dat vorig jaar
ook gebeurd was. Doch nu
Sinterklaasavond, en nog niets...
Moeder Bouma troostte haar:
de mail kon vertraging gehad
hebbener zijn immers zoveel
factoren, die van invloed kunnen
zijn. Van Franeker naar Cana
da is immers niet naast de
deur
Doch Tjitske bleef down. Haar
gedachten verwijlden bij Fokke,
in dat verre Franeker
Het zal zowat acht uur ge
weest zijn, toen men een auto
hoorde stoppen voor de deur.
Nu ja, voor het erf dan. Bouma,
die bij het raam zat, schoof het
overgordijn opzij en keek naar
buiten, in het donker. Hij zag de
autolichten en meende ook ge
stalten te ontdekken. Hij stond
op om eens poolshoogte te ne
men.
Buiten kreeg hij echter de
schrik van zijn leven, want met
een stond hij recht voor de Sint.
„Verroest, kerel, is me dat
schrikken... Asjemenou... Sin
terklaas
„Bent U meneer Bouma?"
vroeg de Sint in behoorlijk Ne
derlands en Fokke dacht in
tussen: als-ie me niet aan m'n
stem herkent, herkent Tjitske me
ook niet
„Ja, die ben ik, maar wat is
dat voor een flauwe grap? Wat
betekent dit?"
„Flauwe grap??" herhaalde de
Sint verontwaardigd, „maar me
neer Bouma, als ik op mijn leef
tijd, helemaal uit Spanje kom om
de familie Bouma te verrassen,
kun je toch niet van een flauwe
grap spreken, wel?"
Bouma schoof zijn pet, die hij
altijd op had, even naar achteren
en zei: „Moet je moet u wer
kelijk bij ons zijn?"
„Wis en zeker. Ik heb boven
dien een hele zak geschenken bij
me. Als ik misschien naar binnen
mag gaan?"
Bouma schudde zijn hoofd,
niet-begrijpend. Dat was natuur
lijk een grap van een of andere
Hollandse familie, hier in de
buurt. Nu ja, wat gaf het ook.
En ten slotte zei hij, zoals het
behoorde: „Kom maar binnen,
Sinterklaas."
Bouma ging hem voor en toen
hij de kamer binnentrad en de
nieuwsgierige gezichten van de
vrouwen zag, zei hij op lachende
toon: „Hier is Sinterklaas, in vol
ornaat
Meteen trad deze binnen, iet
wat knipperend tegen het scher
pe lamplicht. Voorzichtigheids
halve bleef hij een beetje uit deze
lichtkring, toen hij een korte bui
ging maakte. Hij zette de zak
met geschenken naast zich neer
en zei: „Zo, zo, is dit dus de
hele familie Bouma?" Hij
haalde een verfomfaaid papiertje
uit de plooien van zijn costuum
en deed, alsof hij er nauwkeurig
op keek: „Laat eens kijken, de
heer Bouma, machinist; mevrouw
Bouma en de dochter des hui
zesTjitsTjitske. Hè,
dat is moeilijk om uit te spreken.
Zeker uit Friesland afkomstig,
niet?"
De beide vrouwen waren al
even verwonderd, als Bouma
enkele minuten tevoren. Ze knik
ten enkel maar en keken naar de
lange Sint, die voorzichtig op
een stoel in de uiterste hoek van
het vertrek was gaan zitten.
Toen opende hij de zak en ver
volgde: „Sinterklaas dacht zo,
dat de familie Bouma in het ver
re Canada niet vergeten mocht
worden, en hoewel de Sint het
op 5 December natuurlijk erg
druk heeft, wist hij toch nog wel
tijd te vinden om een uurtje over
te wippen naar hier. U begrijpt,
dat de kinderen in Holland er
niet onder mogen lijden. En
daarom zullen we meteen maar
beginnen met de geschenken.
Hier hij diepte wat op uit de
zak heb ik een pakket, waar
op staat „vader"en hier een
voor moederen dit is, als
mijn oude ogen mij niet bedrie
gen, ook voor moederen dit
is voor vaderen hier heb ik
wat voor de dochter... Tjits...
Die naam is zowat niet uit te
spreken... en hier..."
Eén voor één nam het drietal
de geschenken aan: chocoladelet
ters, vader een kist Nederlandse
sigaren... moeder een pracht van
een theemuts... en een grote
taai-taai-pop... en een foto van
Fokke in een lijstje voor Tjits
ke... en wat marsepein-snuiste
rijen...
Af en toe keken de Bouma's
elkander aan, niet-begrijpend. En
de Sint pakte maar uit: trommel
tjes speculaas, een blik met ban
ketstaven, een paar mooie Hol
landse schoenen voor Tjitske...
er scheen geen einde aan te ko
men aan de inhoud van de zak...
Ten leste lag de vloer bezaaid
met pakpapier en touw, en de
tafel stond vol met geschenken.
Terwijl de Sint maar aan het uit
delen bleef: een boek voor moe
der Bouma, een warm wollen
vest voor vader... een tasje voor
Tjitske...
Eindelijk was de zak leeg en
Sint loosde een zucht. „Hè, hè,
Sinterklaas kan toch wel mer
ken, dat hij een dagje ouder is
geworden. Zo n lange reis gaat
je ook niet in je tabberd zitten.
Laat eens kijken... nu heb ik al
le gehad, denk ik... Of nee, wacht
even... Daar schiet me te binnen,
dat ik het grootste cadeau bijna
zou vergeten. Ja, dat is voor de
dochter des huizes, voor Tjits...
Tjitske... hè, die moeilijke naam.
Maar dat kan ik zo maar niet
overhandigen, daarvoor moet dat
meisje even bij me komen..."
Langzaam stond Tjitske van
haar plaats op en kwam aarze
lend naar de Sint. Ze had al zit
ten piekeren, wie het kon zijn,
maar ze had geen flauw idee.
Trouwens, zoveel Hollandse ge
zinnen waren er niet in deze
streek en werkelijk intiem waren
ze met niemand.
Ze liep naar de Sint en bleef
voor hem staan, terwijl ze hem
scherp aanzag.
Sint keek veiligheidshalve haar
niet aan, maar zei, voorover ge
bogen: „Als het meisje zich even
naar me toe wil buigen, zal ik
haar het cadeau in het oor fluis
teren..."
Nog meer aarzelend kwam ze
een stapje dichter bij en boog
zich naar de mond van de Sint.
En toen zij deze, terwijl zijn
stem weer de gewone klank
kreeg, in het Fries: „Houd je
nog een beetje van me, Tjitske?" j
„Het is Fokke!" juichte ze, en
voor vader en moeder Bouma
goed en wel begrepen hadden,
wat ze bedoelde, zat ze al op de
schoot van de Sint en zoende
hem, waar ze hem maar raken
kon. Z n mijter viel af en zelf
trok hij z'n valse baard los...
Moeder Bouma, die opgestaan
was om de Sint wat beter te kun
nen bekijken, plofte weer terug
op haar stoel en zei: „Als ik het
niet gedacht had..."
Later op de avond, toen ze ge
noten van een kop koffie met ban
ket, trok Tjitske hem aan het oor
en zei kwasi-boos: „Heb jij wat
tegen die naam van mij. Sinter
klaas?"
Hij haalde het meisje naar zich
toe, kuste haar en zei: „Tegen
die voornaam niet, die vind ik
prachtig. Maar wel tegen die
achternaam: Bouma. Wat zou je
ervan zeggen, als we daarvan zo
gauw mogelijk Schuitmaker maak
ten?"
Tjitske verborg blozend haar
hoofd tegen Fokke's borst en
antwoordde: „Ik vind het goed,
Fokke, lieveling..."
Bouma, die genoot van de heer
lijke Hollandse sigaar, trok er
eens extra aan en zei: „Alles, wat
ik gedacht had, maar dat Tjitske
nog eens met Sinterklaas zou
trouwen, dat nooit!"
JETSKE STEENSTRA
(Nadruk verboden).
Montevideo, de hoofdstad van
Uruguay, is dit jaar ook de
hoofdstad van de wereld der cul
tuur. De 12e November werd
daar de achtste zitting van de
algemene conferentie van de
U.N.E.S.C.O. geopend, waaraan
delegaties van meer dan 70 sta
ten deelnamen.
Vertegenwoordigers van ver
schillende takken van weten
schap, bekende paedagogen en
filosofen, vele schrijvers, dich
ters, journalisten en andere figu
ren uit het openbare leven zullen
meer dan een maand lang be
sprekingen voeren over verschil
lende cultuurproblemen in de
wereld van vandaag.
De rijk voorziene agenda van
de conferentie bevat o.a. de
vraag naar het samensmelten van
de historie der mensheid, het
stichten van een internationale
school, een internationale con
ventie ter bescherming van cul
tuureigendommen in geval van
oorlog, het probleem van inter
nationale overeenstemming in
zake architectonische prijsvragen,
de internationale regeling van
archeologische opgravingen, het
wegnemen van hinderpalen voor
de vrije uitwisseling van op cul
tureel terrein werkzame personen
en vele andere punten.
Een opvallende plaats op de
agenda neemt de internationale
petitie ten gunste van de inter
nationale taal Esperanto in. Zij
is het eerste punt van het pro
gramma in de afdeling „culturele
bedrijvigheid". Deze petitie is
ondertekend door 492 organisa
ties met in totaal 15.454.780 le
den en bijna 1.000.000 indivi
duele personen uit 76 landen.
Onder deze persoonlijke onder
tekenaars bevinden zich de na
men van 1 president van een re
publiek, 4 ministers president,
405 parlementsleden van ver
schillende landen, 1607 taalkun
digen, 5262 hoogleraren en an
dere beoefenaars van de weten
schap, meer dan 40.000 leraren
aan middelbare en onderwijzers
aan lagere scholen, meer dan
5.000 artsen, meer dan 1.500
journalisten, meer dan 200.000
juristen, ingenieurs, apothekers
en architecten, meerdere tien
duizenden handwerkers en ar
beiders.
De petitie is eerst ingediend
bij het secretariaat van de Ver
enigde Naties, maar daarna
doorgegeven aan U.N.E.S.C.O.
in Parijs als zijnde de daartoe
bevoegde instantie. De algemene
conferentie van U.N.E.S.C.O.,
die in 1952 te Parijs plaats vond,
besloot met algemene stemmen,
dat de petitie ter kennis zou wor
den gebracht van de staten-leden
en dat de Directeur-Generaal
van U.N.E.S.C.O. de nodige
voorbereidende werkzaamheden
zou verrichten, opdat de achtste
zitting van de Algemene Confe
rentie zou kunnen beslissen, welk
gevolg aan de petitie zou moeten
worden gegeven.
Het is interessant op te mer
ken, dat reeds voor het begin
van de conferentie meerdere sta
ten het secretariaat van U.N.E.S.
c.o. mededeling hebben gedaan
Ingezonden mededeling
IT-.z j Krabben en peuteren maakt
r~H |«|- de kwaal steeds erger. De
aivtc'l'ss* helder vloeibare D/D.D.
UllMdU dringt diep In de porlön door.
zuivert, ontsmet en geneest
de huid.
GENEESMIDDEL TEGEN
HUIDAANDOENINGEN
VLOEISTOF BALSEM ZEEP
over hun positieve standpunt ten
opzichte van de petitie. Zo ver
klaarde b.v. de regering van
Oostenrijk voor te stellen, dat de
algemene conferentie een ont-
werp-conventie aanneemt, waar
in de staten-leden zich verplich
ten het onderwijs van Esperanto
op de lagere en middelbare scho
len geleidelijk in te voeren. De
Noorse regering erkende het be
lang van Esperanto als middel om
het wederzijds begrip tussen de
volkeren te bevorderen en de in
ternationale betrekkingen te ver
gemakkelijken. Ook deze rege
ring is voorstander van het idee
van een internationale conventie
over verplicht onderwijs van de
internationale taal ten minste in
een deel van de openbare scho
len, De regering van Kambod-
scha beveelt aan, dat U.N.E.S.
C.O. de verbreiding van Espe
ranto zal aanmoedigen, terwijl de
regering van Cuba van mening
is, dat Esperanto zou móeten
worden aangenomen als alge
mene hulptaal met het doel „in
ternationaal begrip en ruimere
internationale uitwisseling van
ideeën te bevorderen". Ook an
dere regeringen, b.v. die van
Honduras, Guatemala, Spanje,
Joegoslavië, Libanon, Mexico
hébben reeds schriftelijk aan het
secretariaat van U.N.E.S.C.O.- te
kennen gegeven, dat ze de peti
tie zulen steunen. Het definitieve
standpunt van de grote mogend
heden is, evenals dat van vele
andere staten-leden van U.N.E.
S.C.O., nog niet bekend.
Het is overbodig er de aan
dacht op te vestigen, hoe belang
rijk heden ten dage het talen
probleem in de internationale be
trekkingen is. In de middel
eeuwen speelde het Latijn de rol
van gemeenschappelijk verkeers
middel, speciaal op het terrein
van wetenschap en cultuur. Daar
na tot aan de eerste Wereld
oorlog werd het Frans algemeen
gebruikt als diplomatieke taal.
Tussen de twee Wereldoorlogen