DE DUINSTREEK SUdtddaas D.D.D. EMIGREERDE Zal IL N» E» S. C. O* ons helpen 99 99 Tweede Blad Vrijdag 3 December 1954 aan een oplossing voor het Talenvraagstuk SINTERKLAAS VERHAAL Ja, daarover waren we het alle maal roerend eens geweest; dat afscheid op de kade was hartver scheurend. Zelfs Fokke's vader stond een beetje onwennig te draaien, toen hij zag dat Tjitske eigenlijk yan zijn zoon afgetrok ken moest worden. Zeldzaam, zo stapel als die twee op elkaar wa ren Hoe was het eigenlijk gegroeid? In ieder geval niet van de school banken af, want Tjitske was met haar vader en moeder eerst later in Franeker gekomen. Bouma had daar een baan gekregen op de melkfabriek. Het kleine huisje aan de Scilkampen, waar de oude vrouw Vellinga haar laatste le vensjaren in vrede had gesleten, stond al een poosje leeg. Veel was het niet, maar ja, een gezin van drie mensen had daar vol doende ruimte. En dus trokken de Bouma's er in. Eigenlijk wist niemand goed, hoe die twee met elkaar in ken nis waren gekomen, ook vader en moeder Bouma niet. Toen Bouma op een avond van zijn werk naar huis ging, had hij op de Eisinga- straat zijn dochter met die jongen van Schuitemaker zien lopen aan de andere kant van de gracht. Het was al schemer, dus de jon gelui zouden hem wel niet ontdekt hebben. Doch vader Bouma had thuis gezegd: „Onze Tjitske loopt met Fokke Schuitemaker uit de Zilverstraat. En moeder Bouma had geantwoord: ,,Ze heeft de ja ren." Och, Fokkie was al spoedig thuis gekomen. Van dat scharre len langs de straat hield Tjitske niet. De Bouma's haden er geen bezwaar tegen, dat de rustige zoon van de meubelfabrikant Schuitemaker werk "maakte van hun enige dochter. Waarom ook wel? Je kon je kind toch niet eeuwig thuis houden. Dat was nu twee jaar geleden. Of was het al drie? En misschien zouden de jongelieden ordentelijk getrouwd zijn en een eigen huis houden gesticht hebben, als de emigratie er niet tussen was geko men. Bouma had niet veel schik als machinist op de melkfabriek. Hij had wat jaren op de locomo tief gestaan van de N.T.M. en toen dat bedrijf overschakelde op bussen, had hij, als de meesten zijner collega's, ontslag genomen. Buschauffeur wordennee, dat was niks voor hem. Daar moest je van houden. In die dagen piekerde Kees Bouma over een nieuw vaderland, waar misschien wat meer muziek zat in het leven. Zijn broer Dou- we was kort na de oorlog al gegaan. En die rooide het best. Die had al een eigen auto en een mooi huisje, tenminste te oordelen naar de foto's die van tijd tot tijd van de over zijde kwamen. Kees Bouma wilde ook wel naar Canada. Dus ging hij eens informeren, hoe je daar eigenlijk kon komen. En Douwe moest ook maar eens uit kijken, of er een geschikt baantje was als machinist. Hoe gaat datAanvankelijk heb je er niet veel fiductie op, maar zo opeens kom je voor de beslissing te staan. Er was werk en de emigratiepapieren waren in orde gemaakt. Bouma kon met vrouw en dochter gaan emigre ren. Maar toen kreeg je de poppen aan het dansen. Fokkie wilde mee, maar Schuitemaker wilde er niet van horen. „Ben je mal, ke rel? Jij, als enige zoon hebt een goede toekomst in de fabriek. En jij wilt emigreren? Niks ervan". Beiden waren nog minderjarig. Tjitske ruim twintig en Fokke pas negentien. Tjitske wilde graag emigreren, maar aan de andere kant hield ze ook veel van Fokke. Nu ja, laten we maar niet meer al de narigheid van die laatste weken ophalen. Schuitmaker hield voet bij stuk en Fokke ging niet mee. En toen dat afscheid. Tranen en nog eens tranen. Een Fries huilt niet gauw, maar neem het de jongelui onder deze omstan digheden eens kwalijk? Trou wens, moeder Schuitmaker, die anders net zo keihard was als haar man, stond toch ook te snot teren? De andere Frentsjers, die de Bouma's in Roterdam uitgelei de deden, hadden het immers zelf gezien? Dat was alweer een paar maan den geleden en Fokke had de eerste brief van Tjitske uit Cana da ontvangen. Vader Schuitma ker, die toch wel een beetje nieuwsgierig was naar het lot der Bouma's, had gevraagd, hoe het met de emigranten ging, maar Fokke had wat gebromd en de brief in zijn binnenzak geborgen. Nee, na het vertrek van Tjitske boterde het niet erg meer tussen vader en zoon. Fokke deed rus tig zijn werk, maar als de fluit ging, trok hij, net als de arbei ders, zijn overall uit en ging naar hui. Nawerken, zoals hij dat vroe ger deed, was er niet meer bij. 's Avonds, als het broodeten was gedaan, stapte hij op zijn fiets en kwam pas tegen middernacht thuis. En niemand wist, wat hij in de avonduren deed. Eén keer had hij op een vraag van zijn moeder kort en bondig geantwoord: „Als ik overdag mijn werk doe, dan wil ik 's avonds met mijn vrije tijd doen, wat ik wil." En daarmee was dit onderwerp, voor wat Fokke betreft, van de baan. De brieven uit Canada kwa men regelmatig en Fokke sloeg al evenmin een week over. De stem ming was thuis niet best meer. Fokke deed nors en zwijgend zijn werk, op het kantoor of in de fa briek, maar voor de rest zag nie mand hem. En Fokke vond, dat niemann het behoefde te weten, dat hij in Leeuwarden een avond- baan had, die hem ook nog een aardig weekgeldje opleverde. Ja, sedert het vertrek van de Bouma's leefde Fokke soberder dan een arbeider. Hij rookte vrij wel niet en biljartte ook niet meer. Hij had voor alle verenigingen bedankt en zelf het kaatsen, zijn geliefde sport, had hij er aan ge geven. Niemand wist dan ook, dat Fokke iedere gulden naar de Bank bracht, want hij wilde reis geld bij elkaar sparen voor de grote tocht naar Canada. Toen hij twintig was geworden, informeerde hij naar de emigra tiemogelijkheden. Nou, hij had stom geluk, want de ambtenaar, die hem in Den Haag te woord stond, bleek een oud-tadgenoot te zijn, en bovendien ook nog iemand, met wie hij vroeger in dezelfde klas had gezeten. Fokke, die anders altijd erg gesloten was, kreeg vertrouwen in de ander en stortte zijn gehele hart uit. Ver telde van zijn liefde, van de emi gratie van Tjitske en van zijn plannen, om als hij meerderjarig was geworden, ook te vertrek ken. Voor goed. Twee uur later was hij weer op de terugreis naar Friesland, maar met de zekerheid, dat hij in Den Haag een vriend had achtergela ten, die, voor zover dat in zijn vermogen lag, de emigratie zou voorbereiden. „Twee October word ik meerderjarig," had hij gezegd. „En nu wil ik het zo uit kienen, dat ik eind October of zo kan vertrekken." Thuis vertelde Fokke natuur lijk niets. En evenmin wist iemand er vanaf, dat Tjitske en kele dagen vóór haar vertrek haar gehele spaarbedrag voor de uitzet aan Fokke had gegeven. Met dat, wat hij zelf bezat en wat hij in die anderhalf jaar na het vertrek extra verdiende, kon hij ruimschoots de reiskosten zelf betalen. En hield hij nog een aardige cent over. Die tweede October zou er een groot feest zijn aan de Zil verstraat, want vader Schuitma ker wilde wat kalmer aan gaan doen en had het plan om op de 21e verjaardag van zijn zoon de leiding in zijn handen te leggen. De hele familie was expres overgekomen, want over een dag of wat zou de zaak bovendien twintig jaar bestaan en dat is ook een mijlpaal, die wel her dacht mag worden. Inplaats van een feest, werd het een drama. Want nog voor vader Schuitmaker gewag kon maken van zijn plan, deelde Fok ke kort en bondig mede, dat hij op de 30e October zou gaan emi greren naar Canada. En een trammelant, dat daar uit voortgekomen is. De politie moest er nog aan te pas komen. Vader Bouma heeft dagen daar na bij wijze van spreken hemel en aarde bewogen om het in zijn ogen krankzinnige plan van zijn zoon ongedaan te maken, maar wat kon je er aan doen, als je zoon meerderjarig is? Niets, to taal niets. Fokke verliet diezelfde avond nog het ouderlijk huis. Hij sliep in een hotel, ging de volgende morgen om negen uur naar de Bank, alwaar hij instructies gaf betreffende zijn saldo en vertrok toen met de sneltrein naar Hol land. Niemand heeft hem ooit meer in Franeker gezien. De weken vóór zijn vertrek be reidde hij zich rustig op zijn reis voor. Getrouw stuurde hij iedere week zijn brief naar Tjitske, en even regelmatig ontving hij haar brieven. Maar van zijn plan, om binnen 'n paar weken ook op de grote vijver over te steken, schreef hij geen woord. Dat moest een verrassing blijven. Een paar dagen voor het ver trek deed hij nog verschillende inkopen, waarmee hij grote ver wondering verwekte bij de Haag se winkeliers. Want hij wilde Sinterklaasgeschenken hebben: chocoladeletters, marsepein, taai taai, speculaas, banket en nog meer van die heerlijkheden. Eigenlijk kon nog niemand hem dat leveren. Zeg nu zelf: eind October! Maar Fokke legde iedere keer rustig uit, dat hij ging emigreren, en dat al die lekkernijen bestemd waren voor landgenoten in Canada. En zo doende kreeg hij, zo het ook met een dag vertraging, het bestelde, en alles netjes luchtdicht in blik verpakt. Zodat het houdbaar zou blijven tot de 5e December. Zijn laatste bezoek gold een winkel van feestartikelen. Daar kocht hij een compleet Sinter- klaascostuum. En toen was hij gereed. Om te bewerkstelligen, dat zijn komst een volkomen verrassing zou zijn, had hij aan zijn vroe gere schoolkameraad, de emigra tie-ambtenaar, drie luchtpostbrie ven overhandigd, die alle op ver schillende data gezet waren. Daarvan moest hij, in de juiste volgorde, wekelijks één posten, zodat Tjitske niet beter zou we ten, of Fokke zat nog hoog en droog in Nederland. De brieven, die in die tijd nog van Tjitske zouden komen, moest hij voorlo pig maar vasthouden. Als hij goed en wel gearriveerd was, zou hij wel zijn adres opgeven, dan konden ze nagezonden wor den. In November arriveerde Fok ke in Canada. Per trein, reisde hij naar de streek, waar de Bou ma's woonden en installeerde zich daar voorlopig in een hotel. Eerst een beetje acclimatiseren. Dan uitvissen, waar Tjitske pre cies woonde en dan Op de morgen van de 5e De cember had Fokke alles in kan nen en kruiken. De hotelhouder, die de rustige Fries wel mocht de Hollandse emigranten waren immers allemaal geschikte lui wist, dat Fokke die dag zou ver trekken. Maar Fokke vertelde van zijn plan, legde de betekenis van het Sinterklaasfeest uit en toonde hem het costuum, dat hij meegenomen had uit Holland. Deze was dadelijk enthousiast en beloofde hem 's avonds met zijn „car" naar de woning van de Bouma's te brengen. Dan leek het échter. Met behulp van de zoon van de hotelhouder, die aan toneel spelen deed, vermomde Fokke zich als Sinterklaas. En toen Fokke in de spiegel het resultaat zag van het gemeenschappelijke werk, was hij ervan overtuigd, dat zelfs Tjitske hem niet zou herkennen. Bouma, die machinist was ge worden bij de Canadese Spoor wegen, was die dag vroeg klaar geweest. Dat vond hij prettig, want nu kon hij in de huiselijke kring het oud-vaderlandse Sin terklaasfeest vieren. Moeder en Tjitske zouden wel voor wat ver rassingen gezorgd hebben. Trou wens, hij kwam ook niet met lege handen aan. Na het avondeten werden de pakjes overhandigd. Tjitske zag een beetje bleek, want ze was teleurgesteld. Ze had verwacht, dat Fokke haar wat gezonden zou hebben, zoals dat vorig jaar ook gebeurd was. Doch nu Sinterklaasavond, en nog niets... Moeder Bouma troostte haar: de mail kon vertraging gehad hebbener zijn immers zoveel factoren, die van invloed kunnen zijn. Van Franeker naar Cana da is immers niet naast de deur Doch Tjitske bleef down. Haar gedachten verwijlden bij Fokke, in dat verre Franeker Het zal zowat acht uur ge weest zijn, toen men een auto hoorde stoppen voor de deur. Nu ja, voor het erf dan. Bouma, die bij het raam zat, schoof het overgordijn opzij en keek naar buiten, in het donker. Hij zag de autolichten en meende ook ge stalten te ontdekken. Hij stond op om eens poolshoogte te ne men. Buiten kreeg hij echter de schrik van zijn leven, want met een stond hij recht voor de Sint. „Verroest, kerel, is me dat schrikken... Asjemenou... Sin terklaas „Bent U meneer Bouma?" vroeg de Sint in behoorlijk Ne derlands en Fokke dacht in tussen: als-ie me niet aan m'n stem herkent, herkent Tjitske me ook niet „Ja, die ben ik, maar wat is dat voor een flauwe grap? Wat betekent dit?" „Flauwe grap??" herhaalde de Sint verontwaardigd, „maar me neer Bouma, als ik op mijn leef tijd, helemaal uit Spanje kom om de familie Bouma te verrassen, kun je toch niet van een flauwe grap spreken, wel?" Bouma schoof zijn pet, die hij altijd op had, even naar achteren en zei: „Moet je moet u wer kelijk bij ons zijn?" „Wis en zeker. Ik heb boven dien een hele zak geschenken bij me. Als ik misschien naar binnen mag gaan?" Bouma schudde zijn hoofd, niet-begrijpend. Dat was natuur lijk een grap van een of andere Hollandse familie, hier in de buurt. Nu ja, wat gaf het ook. En ten slotte zei hij, zoals het behoorde: „Kom maar binnen, Sinterklaas." Bouma ging hem voor en toen hij de kamer binnentrad en de nieuwsgierige gezichten van de vrouwen zag, zei hij op lachende toon: „Hier is Sinterklaas, in vol ornaat Meteen trad deze binnen, iet wat knipperend tegen het scher pe lamplicht. Voorzichtigheids halve bleef hij een beetje uit deze lichtkring, toen hij een korte bui ging maakte. Hij zette de zak met geschenken naast zich neer en zei: „Zo, zo, is dit dus de hele familie Bouma?" Hij haalde een verfomfaaid papiertje uit de plooien van zijn costuum en deed, alsof hij er nauwkeurig op keek: „Laat eens kijken, de heer Bouma, machinist; mevrouw Bouma en de dochter des hui zesTjitsTjitske. Hè, dat is moeilijk om uit te spreken. Zeker uit Friesland afkomstig, niet?" De beide vrouwen waren al even verwonderd, als Bouma enkele minuten tevoren. Ze knik ten enkel maar en keken naar de lange Sint, die voorzichtig op een stoel in de uiterste hoek van het vertrek was gaan zitten. Toen opende hij de zak en ver volgde: „Sinterklaas dacht zo, dat de familie Bouma in het ver re Canada niet vergeten mocht worden, en hoewel de Sint het op 5 December natuurlijk erg druk heeft, wist hij toch nog wel tijd te vinden om een uurtje over te wippen naar hier. U begrijpt, dat de kinderen in Holland er niet onder mogen lijden. En daarom zullen we meteen maar beginnen met de geschenken. Hier hij diepte wat op uit de zak heb ik een pakket, waar op staat „vader"en hier een voor moederen dit is, als mijn oude ogen mij niet bedrie gen, ook voor moederen dit is voor vaderen hier heb ik wat voor de dochter... Tjits... Die naam is zowat niet uit te spreken... en hier..." Eén voor één nam het drietal de geschenken aan: chocoladelet ters, vader een kist Nederlandse sigaren... moeder een pracht van een theemuts... en een grote taai-taai-pop... en een foto van Fokke in een lijstje voor Tjits ke... en wat marsepein-snuiste rijen... Af en toe keken de Bouma's elkander aan, niet-begrijpend. En de Sint pakte maar uit: trommel tjes speculaas, een blik met ban ketstaven, een paar mooie Hol landse schoenen voor Tjitske... er scheen geen einde aan te ko men aan de inhoud van de zak... Ten leste lag de vloer bezaaid met pakpapier en touw, en de tafel stond vol met geschenken. Terwijl de Sint maar aan het uit delen bleef: een boek voor moe der Bouma, een warm wollen vest voor vader... een tasje voor Tjitske... Eindelijk was de zak leeg en Sint loosde een zucht. „Hè, hè, Sinterklaas kan toch wel mer ken, dat hij een dagje ouder is geworden. Zo n lange reis gaat je ook niet in je tabberd zitten. Laat eens kijken... nu heb ik al le gehad, denk ik... Of nee, wacht even... Daar schiet me te binnen, dat ik het grootste cadeau bijna zou vergeten. Ja, dat is voor de dochter des huizes, voor Tjits... Tjitske... hè, die moeilijke naam. Maar dat kan ik zo maar niet overhandigen, daarvoor moet dat meisje even bij me komen..." Langzaam stond Tjitske van haar plaats op en kwam aarze lend naar de Sint. Ze had al zit ten piekeren, wie het kon zijn, maar ze had geen flauw idee. Trouwens, zoveel Hollandse ge zinnen waren er niet in deze streek en werkelijk intiem waren ze met niemand. Ze liep naar de Sint en bleef voor hem staan, terwijl ze hem scherp aanzag. Sint keek veiligheidshalve haar niet aan, maar zei, voorover ge bogen: „Als het meisje zich even naar me toe wil buigen, zal ik haar het cadeau in het oor fluis teren..." Nog meer aarzelend kwam ze een stapje dichter bij en boog zich naar de mond van de Sint. En toen zij deze, terwijl zijn stem weer de gewone klank kreeg, in het Fries: „Houd je nog een beetje van me, Tjitske?" j „Het is Fokke!" juichte ze, en voor vader en moeder Bouma goed en wel begrepen hadden, wat ze bedoelde, zat ze al op de schoot van de Sint en zoende hem, waar ze hem maar raken kon. Z n mijter viel af en zelf trok hij z'n valse baard los... Moeder Bouma, die opgestaan was om de Sint wat beter te kun nen bekijken, plofte weer terug op haar stoel en zei: „Als ik het niet gedacht had..." Later op de avond, toen ze ge noten van een kop koffie met ban ket, trok Tjitske hem aan het oor en zei kwasi-boos: „Heb jij wat tegen die naam van mij. Sinter klaas?" Hij haalde het meisje naar zich toe, kuste haar en zei: „Tegen die voornaam niet, die vind ik prachtig. Maar wel tegen die achternaam: Bouma. Wat zou je ervan zeggen, als we daarvan zo gauw mogelijk Schuitmaker maak ten?" Tjitske verborg blozend haar hoofd tegen Fokke's borst en antwoordde: „Ik vind het goed, Fokke, lieveling..." Bouma, die genoot van de heer lijke Hollandse sigaar, trok er eens extra aan en zei: „Alles, wat ik gedacht had, maar dat Tjitske nog eens met Sinterklaas zou trouwen, dat nooit!" JETSKE STEENSTRA (Nadruk verboden). Montevideo, de hoofdstad van Uruguay, is dit jaar ook de hoofdstad van de wereld der cul tuur. De 12e November werd daar de achtste zitting van de algemene conferentie van de U.N.E.S.C.O. geopend, waaraan delegaties van meer dan 70 sta ten deelnamen. Vertegenwoordigers van ver schillende takken van weten schap, bekende paedagogen en filosofen, vele schrijvers, dich ters, journalisten en andere figu ren uit het openbare leven zullen meer dan een maand lang be sprekingen voeren over verschil lende cultuurproblemen in de wereld van vandaag. De rijk voorziene agenda van de conferentie bevat o.a. de vraag naar het samensmelten van de historie der mensheid, het stichten van een internationale school, een internationale con ventie ter bescherming van cul tuureigendommen in geval van oorlog, het probleem van inter nationale overeenstemming in zake architectonische prijsvragen, de internationale regeling van archeologische opgravingen, het wegnemen van hinderpalen voor de vrije uitwisseling van op cul tureel terrein werkzame personen en vele andere punten. Een opvallende plaats op de agenda neemt de internationale petitie ten gunste van de inter nationale taal Esperanto in. Zij is het eerste punt van het pro gramma in de afdeling „culturele bedrijvigheid". Deze petitie is ondertekend door 492 organisa ties met in totaal 15.454.780 le den en bijna 1.000.000 indivi duele personen uit 76 landen. Onder deze persoonlijke onder tekenaars bevinden zich de na men van 1 president van een re publiek, 4 ministers president, 405 parlementsleden van ver schillende landen, 1607 taalkun digen, 5262 hoogleraren en an dere beoefenaars van de weten schap, meer dan 40.000 leraren aan middelbare en onderwijzers aan lagere scholen, meer dan 5.000 artsen, meer dan 1.500 journalisten, meer dan 200.000 juristen, ingenieurs, apothekers en architecten, meerdere tien duizenden handwerkers en ar beiders. De petitie is eerst ingediend bij het secretariaat van de Ver enigde Naties, maar daarna doorgegeven aan U.N.E.S.C.O. in Parijs als zijnde de daartoe bevoegde instantie. De algemene conferentie van U.N.E.S.C.O., die in 1952 te Parijs plaats vond, besloot met algemene stemmen, dat de petitie ter kennis zou wor den gebracht van de staten-leden en dat de Directeur-Generaal van U.N.E.S.C.O. de nodige voorbereidende werkzaamheden zou verrichten, opdat de achtste zitting van de Algemene Confe rentie zou kunnen beslissen, welk gevolg aan de petitie zou moeten worden gegeven. Het is interessant op te mer ken, dat reeds voor het begin van de conferentie meerdere sta ten het secretariaat van U.N.E.S. c.o. mededeling hebben gedaan Ingezonden mededeling IT-.z j Krabben en peuteren maakt r~H |«|- de kwaal steeds erger. De aivtc'l'ss* helder vloeibare D/D.D. UllMdU dringt diep In de porlön door. zuivert, ontsmet en geneest de huid. GENEESMIDDEL TEGEN HUIDAANDOENINGEN VLOEISTOF BALSEM ZEEP over hun positieve standpunt ten opzichte van de petitie. Zo ver klaarde b.v. de regering van Oostenrijk voor te stellen, dat de algemene conferentie een ont- werp-conventie aanneemt, waar in de staten-leden zich verplich ten het onderwijs van Esperanto op de lagere en middelbare scho len geleidelijk in te voeren. De Noorse regering erkende het be lang van Esperanto als middel om het wederzijds begrip tussen de volkeren te bevorderen en de in ternationale betrekkingen te ver gemakkelijken. Ook deze rege ring is voorstander van het idee van een internationale conventie over verplicht onderwijs van de internationale taal ten minste in een deel van de openbare scho len, De regering van Kambod- scha beveelt aan, dat U.N.E.S. C.O. de verbreiding van Espe ranto zal aanmoedigen, terwijl de regering van Cuba van mening is, dat Esperanto zou móeten worden aangenomen als alge mene hulptaal met het doel „in ternationaal begrip en ruimere internationale uitwisseling van ideeën te bevorderen". Ook an dere regeringen, b.v. die van Honduras, Guatemala, Spanje, Joegoslavië, Libanon, Mexico hébben reeds schriftelijk aan het secretariaat van U.N.E.S.C.O.- te kennen gegeven, dat ze de peti tie zulen steunen. Het definitieve standpunt van de grote mogend heden is, evenals dat van vele andere staten-leden van U.N.E. S.C.O., nog niet bekend. Het is overbodig er de aan dacht op te vestigen, hoe belang rijk heden ten dage het talen probleem in de internationale be trekkingen is. In de middel eeuwen speelde het Latijn de rol van gemeenschappelijk verkeers middel, speciaal op het terrein van wetenschap en cultuur. Daar na tot aan de eerste Wereld oorlog werd het Frans algemeen gebruikt als diplomatieke taal. Tussen de twee Wereldoorlogen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1954 | | pagina 5