AUTOs zonder chauffeur
NIEUWLAND
V 12 antwoordt niet
In „Dl Ddi A
i
m
i
Dail-Póinis
tmi ik'
GEROOKTE PALING
WIJKER VISHANDEL
A. C. SEEWALD Zn.
BOEKHANDEL C OLDENBURG
Garage
SINT NICOLAAS
Munk 6 Piersma
Alle VERZEKERINGEN
VOORRADIG
\Jvdfiinnln - l/id^oU^Un
Boekhandel C. Oldenburg
WARME PANTOFFELS!
iicaafypantafóits
Hindu citspantbföit
iê
Boekhandel OLDENBURG
LAANWEG 35 - TELEFOON 268 - SCHOORL
□□□□□□□□□□□□□□□□aoaataoaa
UW ADRES VOOR
'T WINKELTJE
STOFFEN
Jf'
FEUILLETON
17
Voor koude dagen
Kath. Vrouwen Beweging
De prijzen van de VERLOTING,
Het mooiste St. Hicaiaas-pescUeuk
IS EEN PRIMA VULPEN
Grote sortering vanaf f 2.25 tot f 35.-
Ruime keuze dozen luxe post, vulpotloden, passerdozen,
foto-albums, kinder lees- en prentenboeken, kleurpotloden,
waterverf en vele andere Sint Nicolaas-Cadeaux.
BREELAAN 52
BERGEN
TEL. 2200
(in speciale verpakking)
en alle soorten GEROOKTE,
GEBAKKEN EN VERSE VIS,
ZALM, ZUURWAREN IS
Jan Jacoblaan 3 - BERGEN
Een mooie „LAP" STOF
als St. Nicolaas cadeau is altijd
welkom
KI. Dorpsstraat 25. Bergen
VOOR BETERE
o.a. ook „T iberty" - „Gamy"
e[M vuuqsrooT wr oe hakct
venoo/tzJUMT ee/v pa ut*
ovom oe aappic/vssm
Die KfjiEHD de
viu(HT vette<v
&l£REMO JCHier d£ V- IZ [TT
omhooé - we VA* oeze
Door: PIKE NORTON WILL'S
Hij moest de straat eerst weer helemaal uitgelopen zijn voor
hij een groot bouwwerk opmerkte, dat in blauwe Neonletters
het opschrijft ,,Au Coin Bleu'' droeg. Peter stond verstomd.
„Wie kijkt er ook naar zo'n gebouw als hij denkt een kroeg te
zullen vinden," verontschuldigde hij zich bij zichzelf. Een ogen
blik rees bij hem de gedachte, dat Gerhard hem misschien voor
de gek had gehouden, maar overwegend, dat als dat het geval
zou zijn zijn, hij toch verder niets meer uitrichten kon en hij
beter deze kans eerst benutten kon, stapte hij naar binnen.
Mocht Gerhard hem iets voorgelogen hebben, dat had hij toch
al het mogelijke beproefd.
„Au Coin Bleu" was behalve café-chantant ook nog hotel en
tevens restaurant. Dat tref je hier niet vaak, dacht Peter. Het
café beneden was geheel verlaten. Aan de bar zat een eenzame
figuur met een somber gezicht voor zich uit te staren. Peter
ging aan een tafeltje vlak bij het raam zitten. Een garpón met
evenmin een opgewekt gezicht kwam naar hem toe, „Wat wenst
mijnheer?" „Ik wilde graag „le patron spreken", zei Peter. De
man zweeg en aan het verlegen gezicht, dat de man zette, meen
de Peter te zien, dat de eigenaar op dit uur nog niet beschik
baar was.
„Is het erg dringendvroeg de kellner. Peter wuifde afwerend
met zijn hand. „Breng me maar koffie," zei hij. „Ik zal verder
wel wachten tot hij er is. Het heeft geen haast." De kellner ver
dween en bracht even later de koffie. Peter genoot van de zwar
te drank en bemerkte dan ineens dat hij weer honger had. Ik
kon hier nog wel eens ontbijten, meende hij en weer wenkte hij
de kellner.
„Is er iets niet in orde met de koffie?" vroeg deze direct.
„Neen," zei Peter met een glimlach. „Integendeel: ze is uitste
kend. Maar ik wil hier ontbijten. Kan dat?" „Zeker, Wil mijn
heer mij maar volgen?" Ze liepen naar een andere zaal en daar
deed Peter een ontdekking, die hem het hart sneller deed klop
pen. Hier in de eetzaal passeerde hij een tafeltje waaraan een
heer alleen zat te ontbijten. Op zich zelf natuurlijk niets bijzon
ders maar de heer droeg een kort zwart baardje en bovendien
een lorgnet.
Onmiddellijk dacht Peter aan de beschrijving, die Gerhard
hem van de leider der organisatie had gegeven. Zwart baardje
en een lorgnet. Het sloeg precies op dat heertje. Toeval? Het
was wel haast onmogelijk uitgesloten, gezien hij zich hier be
vond in een gebouw, dat door Gerhard was aangegeven. De
man had hem niet gezien en Peter koos een tafeltje, waar hij de
man schuin op de rug kon kijken, zonder dat deze hem kon
zien. Peter steunde het hoofd in zijn handen. Ik ben warm, ge
loof ik, dacht hij. Het zou wel heel toevallig zijn als ik in „Au
Coin Bleu" een man vond, die volgens de beschrijving op de
„baas" lijkt en het niet is. We zullen eens afwachten of we
straks iets van „le patrön" te weten kunnen komen.
Hij deed zich tegoed aan het ontbijt, dat de kellner hem in
middels gebracht had en wachtte verder af.
Na een ogenblikje stonde de gebaarde figuur op. Peter volg
de hem met de ogen en toen de man de eetzaal uit was, veegde
hij in gedachten een paar kruimels van zijn broek. Nog steeds
was hij er niet zeker van of dit nu Stratos of een dubbelganger
was. De kellner kwam weer terug en ruimde het tafeltje af. Toen
de man Peter passeerde hield hij hem even aan. „Herinner ik mij
dat goed? Is de man, die hier zoeven zat te ontbijten inderdaad
een zekere mijnheer Stratos?" Mocht de vraag de kellner ver
rast hebben, dan liet hij dit nergens uit blijken.
„Stratos?" vroeg hij de wenkbrauwen fronsend. „Nee, zo heet
hij niet. Ik weet wel haast zeker, dat hij Dufresque heet.' „O",
zei Peter, zich zo onverschillig mogelijk houdend. „Dan heb
ik mij vergist. Ik meende hem als Stratos te herkennen
Juist op dat moment kwam „le patrön" binnen. Peter meende
hem als zodanig te moeten betitelen. En hij had zich niet vergist.
De man keek even zoekend rond en stevende toen op Peter af.
Dichterbij komend zag Peter het gezicht plotseling vertrekken in
een uitdrukking van grootste verbazing vermengd met angst.
Langzamer nu kwam hij naar voren, terwijl hij Peter nog steeds
aanstaarde alsof deze een geestverschijning was. Peter deed als
of hij hiervan niets bemerkte en stond op, toen de man vlag bij
hem gekomen was.
„Mijnheer heeft naar mij gevraagd?" vroeg de eigenaar van
het hotel, terwijl hij vreemde slikbewegingen maakte. „Ja," zei
Peter. „Het is eigenlijk niet zo belangrijk. Ik wilde u vragen of
ik in uw hotel mijn intrek kan nemen voor een paar dagen."
Het gezicht van de „le patrön" had zijn normale uitdrukking
weer teruggekregen en Peter vroeg zich af, waarom de man zo
geschrokken was. „Zeker, mijnheer Harsjange. Dat kan. Hoe
lang denkt u te blijven?" „Harsjange" vroeg Peter verbaasd. „Zo
heet ik niet. Mijn naam is Moldering, P. J. Moldering uit Am
sterdam" „O, neemt u me niet kwalijkhaastte „le patrön" zich
te zeggen. „Ik dachtik meende, dat u Harsjange heette. Ik
ken iemand van die naam. Neem u me vooral niet kwalijk."
Peter overwoog bliksemsnel de toestand. Harsjange? Waar
had hij die naam meer gehoord? Dan wist hij het weer: zo had
Perpagos hem ook al genoemd de avond, voor hij vermoord
werd. Wie mocht dat toch zijn? Men was nogal bang voor hem
ook!
Een zacht kuchje van de patroon riep hem weer tot de wer
kelijkheid terug. „U vroeg mij hoelang ik dacht te blijven?"
vroeg hij, de man scherp opnemend. „Ja, zei deze. „Dan kan ik
daar rekening mee houden, wanneer andere gasten hun plaatsen
vooruit wensen te bespreken.
Peter zette alles op een kaart. Deze hotelier zag hem voor
een ander. Een gevaarlijk tegenstander vermoedelijk. Wat hij
ook zou zeggen, men zou toch niet geloven, dat hij naar een
eenvoudige journalist was, die zijn vacantie in Marseille wenstte
door te brengen. Dan maar doorbijten, dacht hij. „Hoe lang ik
hier blijf, kan ik nog niet met zekerheid zeggen. Ik wil namelijk
de aankomst van de „Aeolus" afwachten." zei hij zo onver
schillig mogelijk.
„Le patron" hapte naar adem. „De aankomst van de
„Aeolus" afwachten, zei u?" „Ja," antwoordde Peter en quasi-
ongerust de man aankijkend voegde hij er aantoe. „Wat is er?
Voelt u zich niet goed?" „O", zei „le patrön" met een miniatuur
zakdoekje zijn voorhoofd afvegend. „Het is niets. Ik heb nog niet
ontbeten en voel me wat flauw. Let u er maar niet op. Het is zo
weer over." Inwendig moest Peter lachen. Hij had raak ge
schoten. Nu het volgende schot. Dat moest een voltreffer wor
den.
„Ik zag hier zojuist een zekere mijnheer Dufresque. Vergis ik
me, als ik hem al eens eerder ontmoet heb onder de naam
Stratos?" „Le patrön" scheen nu een beroerte nabij. Hij hapte
naar adem en zijn gezicht werd beurtelings rood en bleek.
„Excuseert u me. Ik voel me niet goed." mompelde hij dan en
verdween schielijk. Peter staarde hem met een blik van triomf
in zijn ogen na. „Aai", dacht hij. „Die gaat er vlug vandaan.
Dat is jammer, want ik had hem nog veel meer willen vragen."
Hij ging weer zitten en dronk langzaam zijn koffie uit. Hij
moest nu afwachten, wat er verder gebeuren ging en terdege op
zijn tellen passen. Als Dufresque werkelijk dezelfde was als
Stratos en daar twijfelde Peter eigenlijk al niet meer aan
gezien de schrik van „le patrön" dan was hij een gevaarlijke
tegenstander. In ieder geval was hij hier in het hol van de leeuw.
En hier had Milly zich bevonden of bevond zij zich nog! Als
ze hier nog was, dan zouden haar bewakers wel terdege op hun
qui vive zijn, nu een van hun tegenstanders zich in het hotel
bevond.
Toen hij dit overwoog bekroop hem een onplezierig gevoel.
Wat kon hij alleen tegen een bende. Hij tastte in zijn zak en
liefkoosde het koude staal van zijn revolver. Dat gaf hem weer
moed. Hij stond op en begon de eetzaal op en neer te ijsberen.
Hoe kwam hij er achter waar het meisje zich op het moment
bevond? „Le patron" zou hem niet inlichten ofhij zou de
zelfde methode toe moeten passen als bij Gerhard Verduynen.
Die mogelijkheid wees hij onmiddellijk af als onbruikbaar. Hoe
kreeg hij de man in een positie, die daarvoor geschikt was? Hier
was geen Jaap, die hem helpen zou. Iemand van het personeel
uithoren of omkopen? Dan zou hij toch eerst eens een paar
mensen moeten zien.
„Le patron" kwam zelf nu weer binnen. Zijn gezicht stond
weer normaal en hij vroeg Peter hem te willen volgen naai' zijn
kamer. Met de ene hand losjes in de zak, scherp oplettend om
niet in een val te lopen, volgde Peter de man. Zij liepen samen
de trap op en Peter verwonderde zich over het feit, dat zij geen
gebruik maakten van de lift. Zwijgend liep „le patron voor
hem uit, af en toe een korte groet wisselend met een passerende
gast of een lid van het personeel. Bij de tweede verdieping
sloeg hij een gang in en bleef stilstaan voor een deur. Hij opende
die met een wijds gebaar en nodigde Peter uit binnen te gaan.
De kamer was helder en vrij groot. Twee ramen zagen uit op
de binnenplaats en Peter zag met één oogopslag dat er in geval
van nood geen kans was om door die ramen te ontsnappen.
De eigenaar volgde zijn blikken en verbeeldde Peter het zich
maar of speelde er werkelijk een vaag glimlachje om zijn lippen?
Hij kreeg de sleutel en „le patron verdween. Hij wachtte
even tot de man zich ver genoeg verwijderd had en voelde toen
aan de deur. Niets verdachts. Hij keek de kamer nog eens rond
en overtuigde zich ervan dat hij niets over het hoofd had ge
zien. Een bed, een tafeltje met drie armstoelen, een kleerkast,
vaste wastafel en een paar schilderijen vormden het gehele in
terieur van de kamer. Niets kon zijn wantrouwen gaande maken.
Hij zette zich in een der stoelen en stak een sigaret op. Dan
overdacht hij nog eens zijn toestand.
Men zag hem voor een ander aan. Dat was zeker. Die ander
scheen erg gevreesd te zijn. Hij was er dan ook van overtuigd,
dat men scherp op hem zou letten en dat geen van zijn bewe
gingen aan zijn tegenstanders zou ontgaan. Het was zaak goed
op te letten en geen domme dingen te doen.
Er werd op de deur geklopt en Peter's rechterhand gleed weer
in zijn zak. Hij stelde zich in postuur. „Entrez". De deur werd
geopend en in de deuropening stond, met zijn hand eveneens los
jes in de zak, Stratos ofwel Dufresque. De man keek hem enke
le ogenblikken scherp aan en toen verscheen er een verontschul
digend glimlachje op zijn gezicht. Hij deed aarzelend enkele
passen naar voren. „Men vertelde mij, dat ik hier de heer Niels
Harsjange kon vinden. Ik heb deze heer al eens eerder ont
moet en wilde nu die kennismaking hernieuwen, maar nu zie
ik, dat men mij verkeerd ingelicht heeft. Neemt u me niet
kwalijk."
Stratos boog even en wilde de kamer reeds verlaten. Hij aar
zelde echter nog.
„Le patron" meende mij eveneens te kennen als Harsjange,
ondanks dat ik mijn naam genoemd heb. Ik ben Peter Moldering
journalist van beroep en wilde in Marseille mijn vacantie door
brengen. Met wie heb ik het genoegen?" Dufresque liep met
uitgestoken hand op hem toe. „Mijn naam is Dufresque. Ik vraag
u nogmaals mij te willen verontschuldigen. De gelijkenis is waar
lijk treffend. Ik kan me goed voorstellen, dat „le patron" zich
vergist heeft" Op geheel andere toon ging hij opeens verder.
,,U bent buitenlander?" „Nederlander", antwoordde Peter.
„Maar gaat u toch zitten." „Dank u", zei Dufresque, en hij nam
plaats. „Ik heb nog nooit van die mijnheer Harsjange gehoord.
Als ik zoveel op hem gelijk, zou ik hem wel eens willen ont
moeten. Is hij ook Nederlander?" Dufresque schudde het hoofd.
„Nee," zei hij. „Hij is een Noor en een zakenrelatie van mij".
Na een korte pauze vroeg hij. „Bent u hier op vacantie?"
„Ja", gisteravond kwam ik per vliegtuig in Nice aan. Daarna
ben ik hierheen gereden. Het is hier al lente, terwijl het in Hol
land nog haast winter is." Verstrooid knikte Dufresque „ja".
Zijn gedachten waren niet bij het gesprek. Hij stond op. „Ik
hoop, dat ik u niet erg lastig gevallen hebt?" vroeg hij. „Welnee,
ik had me al afgevraagd waarom men mij beneden met Hars
jange had aangesproken." En gevolggevend aan een duistere in
geving voegde hij er aan toe. „Het vreemde is, dat ik dat
herinner ik me nu opeens ook al eens met deze naam aange
sproken werd door een zekere Perpagos."
Dufresque, die zich al omgedraaid had om de kamer te ver
laten, bleef bij die woorden stokstijf staan. Hij draaide zich
langzaam terug naar Peter en keek die strak aan. Peter kreeg
een ogenblik het gevoel of een slang hem trachtte te hypnoti
seren, toen hij in die koude, groen-fosforiserende ogen keek.
Gevoelloze ogen waren het, die een prooi beloerden. De ogen
veranderden: het groen werd valser, de glinstering intens. Er
sprak uit die blik: een dodende haat. Dat klonk door toen hij
op een onpersoonlijke toon zei: „Ik ken die Perpagos niet en
men heeft mij eens gezegd, dat het ook niet verstandig is hem
te kennen." Peter ontkwam niet aan de indruk, dat er een staal
harde dreiging uit die woorden sprak, al werden ze op gladde,
haast onverschillige wijze gezegd. Met enkele passen verliet de
gebaarde het vertrek.
<N het
GOS V£R-
ÖWJHEVy.
/yregTiV
VOL G OS
/A/S TRUC r/£S
U/T MET SOOtyy
boekop.
BHOEHS...
D£ ST4R TS/SELHEiö
OOST MET TOESTEL
HEPTiG S (.HO/t/XEN
Peter staarde hem na. Een vaag, onbestemd cjcvocl van angst
bekroop hem. De laatste seconden van het onderhoud met Du
fresque hadden een diepe indruk op hem gemaakt. Hij strekte
dan zijn rug en klemde zijn lippen op elkaar. Nu was het door
zetten. Hij kon niet meer terug. Met haastige passen liep hij
het vertrek op en neer, terwijl diepe denkrimpels zijn voorhoofd
plooiden. Scherp concentreerde hij zich op de laatste gebeur
tenissen. Had hij een fout gemaakt, door te laten blijken, dat hij
zoveel wist? Nee, er was geen andere weg geweest. Om te
weten of hij in „Au Coin Bleu" goed terecht was, had hij „le
patrön" uit zijn tent moeten lokken. Daaruit was alles vanzelf
voortgevloeid. Misschien had hij het tezeer geforceerd, maar
anderzijds kon hij niet ontkomen aan de indruk, dat hij ook bij
de tegenpartij indruk gemaakt had door zijn beslist en gedurfd
optreden.
Op één vraag zou hij graag antwoord hebben. Zagen ze hem
voor een politieman aan, die incognito reisde of voor een
neuwsgierige journalist die op copij belust was? Hij zonk weer
neer op zijn stoel. Nog steeds had hij niets gehoord over de zaak,
waarvoor hij eigenlijk hier gekomen was. De smokkel in ver
dovende middelen interesseerde hem maar bitter weinig. Het
ging hem om Milly en over haar of haar verblijfplaats was hij
nog niets te weten gekomen.
„Die man boven is Niels Harsjange niet. Dat weet ik zeker. De
gelijkenis is sprekend, doch er ontbreekt een klein lidteken op
zijn wang. Wat ik ook zeker weet is, dat hij meer van onze zaak
afweet, dan goed voor ons is. Hij is brutaal en moet wel over
zeer goede papieren beschikken om hier binnen te komen stap
pen. Ik zou nu alleen willen weten, wie en wat hij is en verder
wat hij hier komt doen."
De man, die deze woorden gesproken had, zou door Peter
onmiddellijk herkend zijn als Dufresque. „Le potrön", tot wie hij
zijn toespraak had gehouden, friemelde zenuwachtig met zijn
handen. Hij scheen niet bijzonder op zijn gemak. Dufresque zag
dat. En in de blik, die hij op de man wierp lag diens veroor
deling. Een minachtend glimlachje plooide dan zijn lippen. „Wat
doen we?" vroeg hij spottend. „Ik dacht dat jij wel een goed plan
zou hebben." „Le patrön" bevochtigde zijn lippen met het puntje
van zijn tong. „Als we eens iemand op hem afsturen, waarvoor
hij geen argwaan koestert, en die hem uit laten horen?" opperde
hij. „Wie zou dat moeten doen?" „Een van de meisjes hier."
Dufresque knipte met zijn vingers. Dan haalde hij zijn schouders
op. „Veel zal het niet uithalen, maar het is te proberen. Ik weet
zo gauw ook niets beters. Heb je iemand, die daar bijzonder voor
geschikt is? Het is geen geringe opdracht." „We kunnen Marion
er eens op afsturen. Zij is zeer handig en kan zich voordoen als
een onschuldig kamermeisje." „Goed", besliste Dufresque, „Laat
haar het proberen. Instrueer haar goed en dan moeten we maar
afwachten of hij er in trapt." „Kunnen we hem niet laten ver
dwijnen?" vroeg de hotelier.
Dufresque scheen het hierover met zichzelf nog niet eens te
zijn. Meermalen vertrok hij zijn gezicht in een nijdige grimas.
Met angst in zijn ogen zag „le patrön" toe. Dan schudde Dufres
que het hoofd. „We kunnen het nog niet riskeren." zei hij. „Ik
weet niets van hem. Ik weet niet in hoeverre hij anderen in zijn
kennis gedeeld heeft, of hij van de politie komt en zoja, wat
zijn opdracht is. Ik ben zeer voorzichtig geworden na die gebeur
tenissen in Amsterdam.
„Le patrön" knikte. Hij liet alles aan Dufresque over. Had
het aan hem zelf gelegen dan had hij de zaak al opgegeven. Het
was te heet geworden. Maar de figuur van Dufresque weer
hield hem daarvan. Hij wist dat de man een vlucht als verraad
zou beschouwen en hij wist ook wat Dufresque met verraders
deed. „Ik zal Marion haar instructies geven." zei hij.
Hij verdween naar achteren en vroeg aan een der kellners:
„Is Marion hier?" „Ze is boven," antwoordde de man. „Le
patrön" haastte zich de trappen op en klopte op een deur,
„Marion, ik moet je onmiddellijk spreken." Bijna onmiddellijk
werd de deur op een kier geopend. „O, bent u het. Kom er in"
Ze verdwenen in de kamer. „U wilt me spreken?" vroeg ze,
tegen de tafel leunend en haar slanke benen verveeld over elkaar
slaand. „Le patrön" begon haastig en fluisterend te spreken.
Het meisje luisterde ongeïnteresseerd toe. Zij knikte af en toe.
„Het is te proberen." zei ze toen de man uitgesproken was.
„Veel hoop heb ik er niet op. Als hij zo brutaal is om hier te
komen, zal hij wel niet in dit valletje trappen." „Doe wat je ge
zegd is," beet „le patrön" haar toe. „En laat de rest aan ons
over" Marion trok haar schouders op in een geraffineerd-on
verschillig gebaar en liep naar beneden.
Vijf minuten later kwam een kamermeisje de trap weer op
lopen en alleen een scherp-oplettende toeschouwer zou uit dat
kamermeisje Marion gehaald hebben. Ze oogstte een goedkeu
rend knikje van „le patron", die met een blik haar monsterde
en dan het nummer van de bewuste kamer noemde. Het meisje
klopte aan bij Peter.
„Entrez" hoorde ze iemand roepen. Ze trad binnen en vroeg
met een zacht en bedeesd stemmetje: „Heeft mijnheer nog iets
nodig of is alles in orde?" Peter bekeek haar met opgetrokken
wenkbrauwen. „Wat bedoel je", vroeg hij nors. „Wat zou ik
nog nodig moeten hebben?' Het meisje schrok van de onvrien
delijke toon. „Ik bedoel," zei ze nog zachter en haast nog be
deesder „Of u uw handdoek al hebt en of uw bed al in orde is?"
„O, kijk zelf maar even", gromde Peter. Het meisje controleerde
alles zwijgend en met vlugge, handige gebaartjes. „Zal ik even
voor u uitpakken?" vroeg ze dan. Peter keek haar aan. „Daar
staat mijn koffer," wees hij. „Maar maak er niet teveel werk
van. Dat is de moeite niet waard."
Hij verzonk weer in zijn gepeins, maar dan bedacht hij op
eens, dat hier de kans lag om iets te weten te komen. Het meisje
behoorde tot het personeel en zou misschien iets loslaten als hij
haar goed aanpakte. „Ik hoor aan je uitspraak, dat je niet uit het
zuiden komt. „Is dat juist of vergis ik mij?" De verandering in zijn
toon was het meisje niet ontgaan. „Nee mijnheer, ik kom uit
Normandië". „Normandië" zei Peter half-luid, peinzend. „Dat
is een mooie streek. „Ik ben er eens geweest." „O ja," zei het
meisje ineens levendig. „Nergens zo mooi als bij ons
Ze zweeg plotseling verward. Peter keek haar geamuseerd
aan. „Ben je allang hier?" vroeg hij. „Twee maanden, mijnheer.
Mijn oom kende „le patron" goed en deze hielp me uit de
brand." „Uit de brand? Hoe zo?" „Mijn vader werd tijdens de
oorlog gedood. Vermoord door de Duitsers. Een half jaar ge
leden stierf ook mijn moeder. Toen hielp! mijn oom me hier aan
deze betrekking." Het meisje had dit verteld met zachte stem en
Peter meende een traan te zien glinsteren in haar oog. „Dat is
niet zo prettig, zei hij, vol meegevoel. „Maar je hebt hier toch
wel een goede betrekking?
Financiering van auto's
Landbouw en andere machines.
Bergen, Komlaan 10, Telef. K 2208-2787
Alkmaar, Ken.str.weg 93, Tel. K 2200-3348
f 3.25
f 2.75
f 1.95
f 0.75
Pracht collectie
Verkrijgbaar bij:
Laan weg 35. Schoorl. Tel. 268
in ruitdessins f 4.95
in effen bruin f 5.95
19/24 - f 3.50
25/28 f 3.95
29/34 f 4.75
Bergen.
Uw adres voor de „BECHT EN
DYSERINK" OLIEKACHELS is
Fa. R. LO WIJS Zn.
Dorpsstraat 63 Bergen
DAGELIJKS DEMONSTRATIE.
Afd. Schoorl
gevallen op de lotno's 1959 -
- 323 - 399 - 720 - 276
kunnen worden afgehaald bij
Mevrouw A. C. J. MAEIJER-
SANOU, Hereweg 147, Schoorl.
Zo juist ontvangen:
het nieuwste boek van
Mevr. Visser-Roozendaal
Schoorl
oe PQoreiSOK
MoqOT £A DooA VAM
Z'JM Hui rS£D
siiM&eio..^