ïetu# in de stagen ■ÉlliitiNaj LAMPENKEURING VOOR MOTORVOERTUIGEN r De Zefnfva Wave Automatiek ZoelU U een i umff j 8 RIDDER'S 'I TELEVISIE-UITZENDING HOLLAND—DENEMARKEN „De Rustende Jager'' W. P. L. BORST M,C SCHOORL D E R 0 D E S T 1 E R Een verhaal uit de tijd van de voortrekkers en pioniers ,<M KT WIJ GAAN DOOR MET CADEAUTJES GEVEN HENK VAN HEESWIJK Weel '1 DE VIJZEL heelt '1 H. D. KLAASEN KAPSALON D0BBEN 'T WINKELTJE STOFFEN Adverteert in De Duinstreek (groot beeld) op Zondag 13 Mrt, 2.30 uur in Schoort Gedipl. Belastingconsulent Jaap Weyandweg 5, - Bergen. Lid Nederlands College voor Belastingconsulenten. Tel. 2658 Verzorgt Uw BOEKHOUDING en BELASTINGZAKEN betrouwbare MELKZAAK in A'dam. Wij kunnen U van dienst zijn. Vele referentie adressen van tot stand gekomen transacties in ons bereik. Koop geen zaak zonder goede voorlichting. Br. Adm - en Adv. Bur.: Nw. Leliestr. 41 A dam, Tel. 46708, W. v. d. Tas. De herhaling der PUZZLE WANDELTOCHT van Zaterdag 5 Maart zal Zaterdag 12 Maart a s. gehouden worden. Het Bestuur. LA PAZ SIGAREN natuurgedroogd v,a. 19 ct. TWENTSE BANK prima v.a. 19 ct. SILVIA SIGAREN iets zwaarder v.a. 16 ct. ROYAL HOUSE SIGAREN een klasse apart v.a. 22 ct. ALLEENVERKOOP DRIEËNHU1ZEN TELEFOON 2882 Het adres voor al Uw rookwerk. ffEEDS t/'JF WeX£/y DOO/trDF TOWr DOO/j JDE t<Y DE /f/CV- T'/VG VAK -S()lR4M£fiTC>. 2'J WDEKEH HET JACHTQEStED DEP, IHDIMEH OP6EL6TIK 2IS STOEMOLKE* de vcftre. vhouw geef *'j <1 ge wee* i J we zullem oehoe renscuHTfflials iVf noa VOOfiDE EEHSTE hegehdook de a Bij aankoop vam geven wij bijgaande artikelen geheel gratis 50 strengen Borduurwol, merk TILGA, in verschillende kleuren tegen 10 cent per streng. 1 zeilboot, 1 paard op wielen, 1 zeepbakje, 1 pompje met gootsteen (kan echt pompen), 1 spel, 1 garage, 1 Trinkerthermometer, 1 koker met 6 kleurpotloden, liniaal en kleurboekje. Zend deze advertentie met Uw adres en U ontvangt dit gehele pakket onder rembours voor fl. 5.plus 50 cent porto, franco thuis. Verkoopkantoor van fail lissementspartijen BIJCO, Stormsteeg 9, Amsterdam-C. /...CV op DONDERDAG 17 MAART van 2-5 uur n.m. bij Tankstation - GARAGE VISSER Bergerweg 55-57, Bergen, Telefoon 2002 Laatste gelegenheid in Bergen door „Ben je al van school af?' „Ja, ik heb m'n loffelijk ontslag gekregen.'' „Laat eens zien." Nol, die nu weer een beetje op zijn gemak kwam, lachte even en antwoordde: „Ik loop er niet mee in m'n zak, meneer, maar ik wil het morgen wel even laten zien." „Waar woon je?" „In de Sint Nicolaassteeg." „Kom dan vanmiddag terug met je schoolbriefje." Bom, dicht ging het raampje. Nol draaide zich om en liep de weg terug. Dat betekende dus, dat hij wellicht hier aan het werk zou kunnen gaan. Dus ging hij naar huis, pakte zonder een woord te zeggen het bewuste papier uit de doos onder het bed en ging na het eten weer naar de dokmaatschappij. Daar aangekomen, tikte hij, ditmaal wat kalmer, aan het raampje en overhandigde het papier. De portier keek er even in en knikte. Toen nam hij een boek en vroeg: „Hoe heet je?" „Arnoldus van Veen." „Veertien jaar, niet? En je woont in de Sint Nicolaassteeg? Nummer?" „Zestien, mijnheer." „Weten je vader en moeder ervan, dat je hier bent?" „M'n vader is dood, meneer, die was zeekapitein, en m'n moeder vindt het goed." Dit laatste was wel niet helemaal waar, doch ze had immers gezegd, dat hij mocht worden, wat hij wilde, dus in zekere zin was het ook weer wel de waarheid. „Nou, dan zorg je er voor, dat je Maandagmorgen om half half zeven hier aan de poort bent. Als je te laat bent, krijg je een dubbeltje boete. Een blauwe kiel, manchester broek en vetleren schoenen. En je moet een pet dragen. Dat is voorschrift. Hier heb je een kaart. Maandagmorgen zit hier een ander en dan laat je je kaart maar zien. Anders mag je niet binnenkomen, dus niet vergeten." Bom, het raampje ging weer dicht en Nol stond met een groene kaart in zijn hand. Ja, maar hij was nog niet klaar. Op nieuw tikte hij aan het ruitje. „Wat is er nou weer?" vroeg de portier nijdig. „Wat kan ik verdienen, mijnheer?" „Dat hangt van je werk af. Dat kan ik zo niet zeggen. „Ja, maar ik wil toch weten, of ik wat verdien, want anders kom ik niet. Ik ga niet voor niks werken.' „Jij bent ook niet op je achterhoofd gevallen,zei de portier, verbaasd over zoveel brutaliteit. „Maak, dat je wegkomt. Aan het einde van de volgende week zie je wel, wat je krijgt." De portier wilde opnieuw het raampje dichtschuiven, maar Nol had de kaart alweer op de rand gelegd en zei: „Neem voor mij maar een andere, baas. Als ik niet vooruit weet, wat ik verdien, dan begin ik er niet aan." En Nol stapte, voor de portier van zijn verbazing bekomen was, weer vrolijk fluitend de straat in. Ja, ze namen hem. Moet je net geloven. Eerst weten hoeveel geld er mee te verdienen is, anders begon hij er niet aan. Teruggekomen op de Meeuwenlaan dacht hij: „Er zijn ook nog scheepswerven in Amsterdam; laten we daar eens gaan kijken." Hij liep kalm naar de sluizen over het Noordhollands kanaal, ging er over en sloeg de Van der Pekstraat in. Daar aangekomen, keek hij bij de eerste de beste werf, maar hier stonden geen bordjes, maar daarom kon hij het wel eens pro beren. Nol tikte aan en de man, die hem hier te woord stond, was jonger en vriendelijker. Nol maakte zijn wensen kenbaar en de man keek eens naar de sollicitant. Ongevraagd haalde Nol het papier van de school uit zijn zak en liet het zien. De man knikte tevreden. Het viel Nol ook mee, want het bleek, dat nageljongens altijd wel geplaatst kunnen worden. Nol werd ingeschreven en kreeg ook weer een kaart, ditmaal geel. Hij kreeg dezelfde orders: Maandagmorgen half zeven, blauwe kiel, manchester broek, vetleren schoenen en een pet. Doch Nol was vastbesloten en vroeg: „Wat kan ik ver dienen, baas?" „Dat hangt er van af, jongen. Een daalder, twee gulden, misschien nog iets meer. Dat zie je wel aan het einde van de week." „Dus in ieder geval minstens een daalder?" „Ja," lachte de portier, „dat zeker." „Top," zei Nol, de kaart in zijn zak stekend, „dan kom ik. Maandagmorgen half zeven ben ik present." Toen Nol die middag thuis kwam, zei hij, de gele kaart op tafel leggend: „Ik heb alvast maar een baas gezocht. Maan dagmorgen om half zeven moet ik beginnen. Ik word nagel jongen op een scheepswerf." Moeder van Veen keek haar zoon verbaasd aan en een tikje gepikeerd antwoordde ze: „Dat had je me eerst wel eens mogen vragen." Nu was het de beurt aan Nol om boos te worden: „En U hebt zelf gezegd, dat ik mocht worden, wat ik wilde!" Tegen zoveel logica was vrouw van)*/een niet bestand. Ze nam, vertederd, zijn hoofd tussen haar handen en zei: „Je bent toch een lieve jongen, hoor. Morgen gaan we werkkleren kopen. HOOFDSTUK 2 Op de werf. De eerste werkdagen van Nol van Veen waren voor hem beslissend. Al was hij pas veertien jaar, de klinkers beschouw den hem als iemand, waarvan men zoveel mogelijk moet pro fiteren, zoals men van iedere nageljongen moeten kunnen ver wachten, dat hij in staat is ieder bevel prompt en zo snel moge lijk op te volgen en uit te voeren. De gebruikelijke ontgroe ningsmethoden bleven hem niet gespaard en de eerste dagen had de kleine jongen wel eens moeite om zijn tranen te weer houden. Maar hij hield vol, ondanks de groeiende blaren op zijn handen, ondanks de scheldwoorden, de duwen in zijn rug, de schoppen en de klappen. Al gauw begreep Nol, dat dit nu eenmaal bij het werk hoorde. Hij sprak nooit veel, maar deed zijn werk zo goed als het hem mogelijk was en klemde honder den malen op een werkdag de gloeiende nagels tussen de tang, stopte ze in het gat op de plaat tot de revolverklinker hem stevig had bevestigd. Alweer een onderdeel van het grote schip klaar. Hij steeg mee met de grote stalen platen van de wand en als de fluit van vijf uur ging, smeet hij, net als de an dere nageljongens de tang een eind heen, om zich daarna huis waarts te spoeden. En toen hij aan 't einde van de eerste week de somma van twee gulden en vijf en twintig cent, als eerst verdiend loon in zijn zakje zag zitten, vergat hij de blaren en andere onaangenaamheden, maar kwam verheugd thuis en legde met trots het loonzakje op tafel. Moeder van Veen telde nieuwsgierig het geld en keek toen haar zoon lachend aan. „Dank je wel, Nol, jongen, is dat even fijn! Weet je wat we doen?" Ze likte aan de klep en plakte het loonzakje zorg vuldig weer dich: „dit eerste verdiénde geld laten we in het zakje zitten; daar komen we niet aan en we bewaren het als een herinnering aan deze dag." 3e jongen keek een beetje teleurgesteld. „He nee, mam, daar moet je wat voor kopen voor jezelf, dat vind ik veel leuker." Ze schudde beslist het hoofd. „Geen sprake van. Dit bewaren we. Volgende week heb je weer je loon, maar dit gebruiken we niet. Later zul je het leuk vinden, dat weet ik zeker." Ze diepte uit haar schortzak de portemonnaie op en gaf hem een kwartje. „En nu je zelf geld verdient, krijg je natuurlijk ook zakgeld. Hier, dit is voor jou; daar mag je mee doen wat je wilt. En als je, meer gaat verdienen, krijg je ook meer." Nol streek het kwartje op en stopte het in zijn broekzak. Maar een uur later stond er een bos bloemen op tafel. „Die zijn voor jou, mam," zei hij, „gekocht van het kwartje. Ik wil, dat jij er ook wat aan hebt, dat ik nu werk." Toen nam ze op ouderwetse wijze zijn hoofd tussen haar han den en zoende hem. „Je bent een schat, Nol. Verkleed je, dan gaan we vanavond eens fijn uit." Geleidelijk aan raakte Nol van Veen aan het harde werk en het even harde leven op de scheepswerf gewend. Hij haalde zijn schouders op over de scheldwoorden en begon terug te meppen, als men hem een klap gaf. De voorman knikte tevre den, toen hij zag, dat deze nageljongen zich niet meer op z'n kop liet zitten. Hij dacht bij zichzelf: „Dat is wellicht een blijvertje." Na de eerste weken was Nol over de moeilijkheden heen. En achteraf was hij nu blij doorgezet te hebben. De eerste dagen was hij w.el eens met tegenzin het grote hek binnen gegaan, met het vooruitzicht nog meer blaren te krijgen, op nieuw scheldwoorden en schoppen. Maar nu reageerde hij an ders en toen men hem eens, zogenaamd per ongeluk, een gloei ende nagel op zijn kleren liet vallen, htegeen onmiddellijk een groot brandgat in zijn kiel en bloes veroorzaakte, zei hij niets, maar de man in kwestie viel een half uur later languit in een kolenvuur, zodat nu zijn kleren van onder tot boven met brand- plekken zaten. Dat gaf een scheldkannonade, maar niemand had gezien, dat Nol even zijn voet naar voren had gestoken. Dus ook dit was een ongelukje en van die kleine dingetjes gebeurden er zoveel op de werf. Daar moest je je niet druk over maken. Ben je mal, dan was je een kinderachtige vent! Het respect voor Van Veen was groeiende en af en toe greep de voorman eens in als het te gek dreigde te gaan, ten slotte zag hij wat in die nageljongen en hij wilde niet, dat de jongen weggesard zou worden. Twee jaren werkte hij als nageljongen, zag schepen grote worden en ten slotte van de helling afglijden, maar begon dan meteen weer aan het volgende schip. Hij was opgenomen in het legertje van scheepsbouwers, werd al dra als een hunner beschouwd en kreeg zo af en toe ook al eens ander werk te verrichten. Hij liet zich inschrijven voor de cursussen, die door de maatschappij werden gegeven en toen hij na twee jaar slaag de voor het theoretische gedeelte werd hij aangesteld als re volverklinker. Dit betekende ineens een grote schrede voorwaarts en, het geen niet minder belangrijk was, ook aanzienlijk meer loon. In deze dagen werden de werktijden verkort tot acht en veertig uur en de uurlonen verbeterd. Nol van Veen kwam nu met flinke bedragen thuis, welke hij steeds geheel aan zijn moeder overhandigde. Wat zij met het geld deed, wist hij niet en daar dacht hij ook nooit over na. Hij kreeg zijn zakgeld, dat inmid dels een gulden was geworden en als hij in de loop van de week nog een kwartje nodig had, werd het hem steeds gegeven. Nol rookte nu Zondags een sigaar en in de week wel eens een pijp. Verder gingen zijn eisen niet. Hij verdiepte ziqh meestal in vaklectuur en probeerde zoveel mogelijk te weten te komen van de scheepsbouw. Hij wilde vooruit. Op het werk was hij een der arbeiders, die het minste opviel. Toen de politieke activiteit begon te groeien en men op de werven de arbeiders probeerde over te halen zich te organiseren, ging Nol, daartoe uitgenodigd 's avonds eens naar een ver gadering. Na afloop gaf Nol zich op als lid en betaalde vanaf die dag trouw zijn contributie. Maar een vergadering bezocht hij nooit meer en verder bemoeide hij zich er ook niet mee. Een vakorganisatie beschouwde hij als een noodzakelijk kwaad en werken voor zijn bond, dat lag hem niet. Toen hij achttien was, begon hij er over na te denken, of het niet beter zou zijn, als hij eens naar een ander bedrijf ging. Hij werkte nu al meer dan vier jaren op de werf aan de Overkant van het IJ en in dit vierde jaar was hij een behoorlijk vakman geworden. Van tijd tot tijd maakte hij wel eens een reisje naar de andere havenbedrijven van het land. Hij ging eens een kijkje nemen in Rotterdam, Vlaardingen en Alblasserdam. Daar be keek hij de op stapel staande schepen en trok dan een ver gelijking met de bouwmethoden hier en die in de hoofstad. Hij ging dan ten slotte weer naar huis in de vaste overtuiging, dat hij hier ook wel wat zou kunnen leren. Een andere keer reisde hij naar Delfzijl en keek daar, hoe men coasters bouwde. Maar dit bezag hij als „peuterwerk", alleen de bouw van grote sche pen had voor hem bekoring. Dat bouwen van die „pontjes" was in zijn ogen jongenswerk. Op een Zondagmiddag, toen hij met zijn moeder rustig thuis zat, sprak hij er over. Ze knikte en antwoordde: „Ik kan dat wel begrijpen. Nol, en als je eens op ander bedrijf komt, zul je ongetwijfeld weer iets nieuws leren. Maar heb je wel eens over nagedacht, dat je wellicht in militaire dienst moet?" De jongen keek haar verbaasd aan. „In dienst? Waarom. Ik ben toch kostwinner?" Ze lachte. „Nee, beste jongen, dat ben je niet. Ik heb een klein pensioentje van je vader en voor de restJe weet, dat er aan mijn handen nog niets mankeert. Zolang ik die nog kan gebruiken, zul je je moeilijk kunnen beroepen op het kostwin nerschap." Nol dacht na en keek toen zijn moeder verbijsterd aan. Mili taire dienstdaar had hij nog nooit aan gedacht. „Maar..." riep hij ten leste uit, „daar heb ik niets geen zin in." „Dat zal toch weinig* geven, Nol. Overigens, je zult er nieuwe ervaringen opdoen, andere mensen ontmoeten. Misschien is het wel goed." Meer werd er die middag niet over gesproken, maar bij Nol was bitter weinig enthousiasme over de mogelijk komende dienstplicht. Nu ja, hij zou afgekeurd kunnen worden, maar welke gebreken zou men hij hem ontdekken? Hij was gezond van lijf en leden en uit de kleine nageljongen was een boom van een revolverklinker gegroeid. Nee, in dit opzicht had hij geen kans. Hij moest er wat aiiders op kunnen verzinnen. Nol piekerde over dit probleem, maar vond geen oplossing. Integendeel, er kwamen omstandigheden, die hem weldra zou den nopen de militaire dienst als een geschikte oplossing te aan vaarden. Want het werd stiller op de scheepswerven. De crisis van de eerste dertiger jaren begon ook hier haar invloed uit te breiden en het gebeurde wel eens, dat niet onmiddellijk de kiel van een nieuwe schuit gelegd werd, als een afgebouwde van stapel was gelopen. Meer en meer werden er zeeschepen opge legd; de handel met het buitenland kwam in de verdrukking en op de werven begon men werkvolk te ontslaan. Het legertje werklozen in de hoofdstad begon te groeien en de tijd zou niet ver meer zijn, of ook Nol van Veen zou z'n ontslag krijgen. De gehuwden werden nog zoveel mogelijk gehouden; de vrij gezellen waren het meest kwetsbaar. Toen hij voor de militaire keuring kwam en zonder gebreken werd bevonden, gaf hij zich op voor de mariniers. Het soldaten leven had niet de minste bekoring voor hem en hij ging uit van de gedachte, dat hij als marinier nog een kans had bij het water te blijven. Op de werf bleef hij tot het tijdstip, dat hij in dienst zou gaan. En toen de laatste werkdag voorbij was en hij naar het kantoor ging om zijn laatste loonzakje te halen, werd hij ver zocht even binnen te komen. Een der directeuren wenste hem persoonlijk te spreken en Nol bleef, een beetje bedremmeld met zijn alpinomuts in de hand op de drempel staan. De directeur was een joviale man, wees hem een stoel en schoof een kistje met sigaren naar hem toe. Nol beet de punt van de sigaar af en zoog er de brand in. „Van Veen, je gaat nu de wapenrok dragen en dat is goed voor een jongeman. Ik ben zelf reserve-officier, dus ik weet, wat de militaire dienst is. Je hebt nu bijna vijf jaar bij ons ge werkt en, van wat ik gehoord heb, ben je een van de bekwaam ste vaklieden. Dat je ons thans gaat verlaten, spijt ons. Aan de andere kant kan nu een gehuwde kracht voor jou blijven. Je weet, dat de toestand in ons bedrijf momenteel verre van roos kleurig is en wat de toekomst brengen zal, weten we niet. We willen je echter niet ontslaan, maar meenden toch goed te doen je een getuigschrift mee te geven. Als je diensttijd voorbij is, kun je zelf bepalen wat je wilt en zal het onder de gegeven om standigheden niet gemakkelijk vallen werk te krijgen. Met een goed getuigschrift ben je toch heel wat anderen een slag voor. Als je uit dienst komt en je zoudt hier weer willen komen, meld je dan bij mij; kerels als jij hebben we graag op ons bedrijf en wellicht is over een paar jaar de toestand weer wat beter. Van Veen, het ga je goed in de dienst." Op straat gekomen, opende Nol de envelop en las het ge tuigschrift, dat werkelijk de moeite waard was. Met dit docu ment, dacht hij, zal ik er altijd in slagen werk te vinden. En moeder van Veen vond in het loonzakje bij wijze van stoffelijke dank voor vijf jaren trouwe arbeid een maand salaris extra. De werf wist een goede arbeidskracht te waarderen. Nol echter trok met een zucht voor de laatste maal zijn werk kleren uit, en zei: „Het is misschien kinderachtig Mam, maar ik zou best een potje willen grienen." De oudere vrouw ging naar haar zoon, die nu een hoofd groter was dart zij, en antwoordde; „Als het je oplucht, waarom zou je het dan niet doen, jongen?" (Wordt vervolgd) Vitamines E s O 5 O as o> Apoth. Ast. Dorpsstraat 18 - Telef. 2383 - Bergen de enige ECHTE Amerikaanse „Cold- Wave" brengen wij U Spreek met ons en U zult tevreden zijn Tevens gediplom Voetkundlge 2266 T elefoon 2266 GROET Geopend Zaterdags en Zondags vanaf 4 uur. Telefoon 476. 1 -jr*'" - L v- ZWEEDS BOEREN BLAUW, JENA VUURVAST GLAS, SILVA, ZWEEDSE BLADEN. FRIS SERVIESGOED, GERO ZILVIUM EN ZILMETA, BYOUTER1EËN, „LEERDAM" GLAS EN KRISTAL, ENGELSE SERVIEZEN, DELFTS BLAUW „MAKKUM" „ALDO" LAMPEN, div. modellen Grote collectie KUNSTNIJVERHEID BERGENSE KUNSTHANDEL Fa. P. Hopman Kleine Dorpsstraat 25, Bergen voor betere o.a. ook „Liberty" en „Gamy"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1955 | | pagina 6