I leeuf ittde stappen TRIO's LUNCHROOM L. C. BISKANTER BRILLEN U kunt niet alles weten! Slagerij „SURSUM CORDA" „WAAR DE BLANKE TOP" Als de Paastijd VERZORG NU UW TUIN! D E R 0 D E S T 1 E R Een verhaal uit de tijd van de voortrekkers en pioniers KUNSTKRING BERGEN 4e Toneelavond Meester-Opticiën HENK DEN BREMER Levering voor alle Ziekenfondsen Annex Fotohandel HENK VAN HEESWIJK Als U in Alkmaar komt voor koffie en gebak ga dan even naar Nassi Goreng Bami Goreng CORRIE ROL z 13 3 w ra z Kapsalon DOBBEN w z 2 DOORREGEN LAPPEN. f 1.45 MAGERE LAPPEN f 1.70 CATALOGUS OP AANVRAAG Boomkwekerij SCHOORL - Tel. 285-02209 Plant nu Rozen Vaste planten Bloem- en Sierheesters Groenblijvende planten Laanbomen Vruchtbomen Haagplantsoen, enz. van de bekende 2'JT GE WEET£E Vfr dqtde ihdipheh ap het ook- ^HEL4. OUDE JE GM T Tocu\^. Sier OP JE EI6E1 S0LD4- gX,rfM óCHi£ -/ LOGS PA O Z'JN* MAT DO£T Gy 20« DE* BESCHERMWG //V DE2E CE \ZM?L{JKE S PEJFVfSG REGIMENr^flDEHT.. op Maandag 28 Maart a.s. Aanvang 8 uur. Het gezelschap WIM SONNEVELD speelt GROTE SORTERING IN MODELLEN EN PRIJZEN (v.h. Fa. Kater) ALKMAAR, MIENT 24, TEL. 2454 - ZAANDAM, WORMERVEER Verschoten kleuren van wol en zijde kunt u weer ophalen door een spoeling in water waaraan een scheut azijn is toegevoegd. In de schaduw laten drogen. Ramen en spiegels krijgt u ge makkelijker schoon, als u ze door Met de stoomtram reed ik naar Gouda en vandaar met de trein naar Rotterdam. Arnold had me in een van zijn brieven een betrouwbaar adres opgegeven, alwaar ik voorlopig zou kunnen blijven. Het bleek een getrouwde stuurman te zijn en zijn vrouw was erg vriendelijk. Ik kreeg een kamer voor me zelf en daar bleef ik, in afwachting tot Arnold thuis zou komen. Overdag hielp ik de stuursmansvrouw een beetje met het werk, want ik durfde niet op straat te komen, omdat ik nog minder jarig was. Enkele dagen later las ik in de krant, dat mijn op sporing verzocht was. Verder las ik, dat men een ongeluk vermoedde. Men had mij het laatst op de Lekdijk gezien. Ik had nu wel een beetje wroeging en als Arnold niet gauw van zee teruggekomen was, zou ik ongetwijfeld na een paar weken weer naar huis zijn gegaan. Gelukkig kwam hij een der eerste dagen van Februari al aan en toen was m'n geluk groter dan ik dacht te kunnen dragen. Hij bracht me overal heen en we hadden een heerlijke tijd. Intussen informeerde hij via m n vriendin, hoe de toestand in Streefkerk was en van haar kwamen we te weten, dat de poltiie al een vermoeden had, dat ik in Rotterdam was en dat ze opdracht had de gangen van Arnold van Veen na te gaan, zodra hij weer terug zou zijn van zee. Een geluk voor ons was, dat men nog vermoedde, dat hij op zee was. Arnold was name lijk met een kolenboot uitgevaren, maar was met een tanker teruggekomen, omdat de kapitein van die tanker plotseling ziek was geworden. Zodoende was hij tien dagen eerder in Rotter dam dan verwacht was. Arnold keek ernstig en zei tegen me: „Elsje, je bent in Rot terdam niet meer veilig. Ik evenmin. Als men ons te pakken krijgt, wordt jij weer naar huis gebracht en ik ga de gevangenis in wegens schaking. Dat kunnen we niet riskeren. Pak je boeltje in, dan gaan we naar Amsterdam. Daar kent niemand mij en ik zal daar wèl een boot zien te krijgen." Nog diezelfde dag gingen we met een rijtuig naar Schiedam, want in Rotterdam durfde hij niet met me op de trein te stap pen. In Schiedam hadden we geen moeilijkheden en in Amster dam aangekomen, liet hij zich inschrijven in een hotel, als man en vrouw. Het was de enige mogelijkheid om geen argwaan te wekken. Hoewel het mij tegen de borst stuitte, vond ik het goed, temeer, omdat hij zei: Elsje je hoeft je nergens zorgen over te maken. Ik dut even gemakkelijk in een leunstoel als in het fijnste bed. Bovendien, morgen ga ik meteen kijken, of er niet ergens een huisje te huur is en dan gaan we dat meteen meubileren. Het is dus misschien maar voor één nacht." De volgende morgen gingen we de stad in en na lang zoeken vonden we een huisje in de St Nicolaassteeg leeg. Dit, waar jij en ik nu op het ogenblik zitten, Nol. We kochten de meest noodzakelijke meubelen en andere benodigdheden en hier kwam ik, nog geen twintig jaar oud, te wonen. Toen we hier de eerste avond zaten ik vergeet het nooit, Nol zei Arnold: ,,Zo, meisje, en nu gaan we eens proberen, of we je vader kunnen bewerken, want ik houd teveel van je om nog bijna anderhalf jaar te wachten, tot je meerderjarig bent." Ik keek hem eens aan en vroeg: „Hoe wil je dat klaarspelen?" Hij lachte. „Laat dat maar aan mij over, meid. Ik ben in mijn leven al over heel wat hoge zeetjes heengevaren zonder averij te krijgen." 's Avonds vertrok hij naar zijn kamer, die twee straten hier vandaan lag en ik wist niet, wat hij de dagen daarna uit voerde. Later hoorde ik de hele geschiedenis. Ook van de consternatie, die mijn vlucht uit Streefkerk teweeg had ge bracht. Toen ik die bewuste avond in Januari om tien uur nog niet thuis was, werd men ongerust. Vader en mijn broer zijn toen de dijk opgegaan om me te zoeken, maar begrijpelijkerwijs vonden ze me niet. Ze zijn toen nog met het koetsje naar Brand wijk gegaan, omdat ze veronderstelden, dat ik mischien naar Piet was gelopen, maar ook daar wist men natuurlijk van de Prins geen kwaad en Piet moet nogal tamelijk nijdig geweest zijn, dat vader hem uit bed had gepord. Toen ik de volgende dag, de trouwdag, nog niet boven water was, werd in allerijl de trouwerij uitgesteld. Het moet toen een heen en weer geren geweest zijn van Brandwijk naar Streef kerk en terug en iedereen zat met de handen in het haar. In de consternatie was men vergeten de gasten af te zeggen en die waren voor het merendeel om negen uur 's morgens al present. Maar als er geen bruid is, kan de bruidegom ook niet trouwen en dus had de burgemeester die morgen ook een slechte bui, want zoiets was in de geschiedenis van Streefkerk nog nooit voorgevallen. Op de een of andere manier had een kranteman deze historie vernomen en de volgende dag stond het hele ge val in geuren en kleuren in de Schoonhovensche Courant. Piet Heikoop moet een beroerte nabij geweest zijn, toen hij eindelijk tot de conclusie kwam, dat Elsje van Veen 'm gesmeerd was en eigenlijk nooit van plan was geweest om met hem in het huwelijksbootje te stappen. Hij heeft het zich blijkbaar erg aan getrokken, want enkele maanden daarna zijn z'n oudelui toch gaan rentenieren en het spul werd verkocht. Piet zelf is naar Brabant vertrokken. Nadat Arnold me in Amsterdam had geïnstalleerd, besprak hij de kwestie met een kennis van hem, een gepensionneerde kapitein. Deze vond het maar een interessant geval en zoals hij zeide, wilde hij het wel eens proberen, of hij als bemiddelaar kon optreden. De oude baas vertrok naar Streefkerk, hetgeen in die dagen een hele reis was, want je kon met de stoomtram tot Schoonhoven en daarna moest je maar zien, dat je in Streef kerk kwam. Doch hij kwam er, hoe, dat ben ik nooit te weten gekomen. Toen hij thuis het' doel van zijn komst vertelde, be gon vader opnieuw op te spelen. Hij maakte me uit voor al wat mooi en lelijk was en dreigde de politie te zullen waarschuwen. Maar de oude varensgezel lachte erom en antwoordde, dat al dat schelden geen zin had en dat hij gekomen was om spijkers met koppen te slaan. Hij fantaseerderde er nog een beetje bij en zei, dat het jonge paar in Engeland zou gaan trouwen, als vader geen toestemming zou geven voor een huwelijk tussen mij en neef Arnold. Maar vader hield voet bij stuk en zei, dat hij een dergelijke gedwongen toestemming nooit zou geven. „Ze moet thuis komen," hield hij kopig vol, „en zich onder het wet tige ouderlijk gezag stellen. Daarna zullen we wel weer zien. Met deze boodschap kwam de oude baas bij ons terug. Maar ik wist wel, wat er zou gebeuren, als ik weer thuis was. En dan zou ik geen tweede keer meer een kans hebben om te vluch ten. Bovendien zou vader er dan wel voor zorgen, dat ik Arnold voorlopig althans niet meer zou zien. Ik voelde daar dus niets voor, temeer, omdat ik al aardig gewend raakte aan „mijn huisje", zoals ik dit noemde en bovendien toch het voor uitzicht had, dat ik binnenkort de vrouw van Arnold zou wor den. De oude baas is nadien nog tweemaal als bemiddelaar naar Streefkerk geweest, maar alle pogingen stuitten af op vader's koppigheid. Op een avond, na de derde mislukte poging, zaten we hier in huis bij elkaar: Arnold en ik. Gedurende al die tijd had hij niet gevaren en hij begon weer naar zee te verlangen. Dat merkte ik al dagen lang. Hij zei: „Elsje, meid, hou je genoeg van me om met me te trouwen, zelfs, al zou dit niet in ons land ge beuren?" Ik antwoordde toen: „Al zou je met me naar het andere eind van de wereld willen gaan, ik ga met je mee." „Best," zei hij, kennelijk opgelucht; „ik heb het je nog niet willen zeggen, maar volgende week Dinsdag vaar ik weer af, vanuit Amsterdam met een boot met stukgoed voor Engeland en Ierland. Je gaat met me mee als mijn vrouw, dat heb ik met de rederij al in orde gemaakt. In Engeland trouwen we en al is een Engels huwelijk van Nederlandse onderdanen in ons land niet geldig, we zullen dan in ieder geval getrouwd zijn voor een geestelijke en zodra je een en twintig bent, doen we het des noods in Nederland nog eens over. Afgesproken?" Ik legde mijn hand in de zijne en zei, dat ik alles goed vond. Zo reisde ik enkele dagen later met hem naar Engeland. De zeereis zelf was voor mij een verkwikking en alle spanningen van de laatste weken vielen van me af, toen ik Nederland ach ter me liet, want nu pas achtte ik me volledig veilig. In Engeland trouwden we. Daar waren geen bezwaren, omdat ik achttien geweest was. De oude kapitein, die al zoveel voor ons gedaan had, was een der getuigen, want ook hij maakte deze huwelijksreis mee. Arnold had er veel werk van gemaakt, on danks het feit, dat we maar twee maal vier en twintig uur in een Engelse haven lagen en er was zelfs een zangkoortje in de kerk. En of de Nederlandse wet dit huwelijk al of niet er kende, het kon me niet schelen; ik hield van m'n man en we kregen een huwelijkscertificaat van de geestelijke mee. Een maand later waren we weer terug in Amsterdam. Vanuit Engeland hadden we een brief geschreven naar huis, maar uit Streefkerk hebben we nadien nooit meer wat gehoord. Wel is eenmaal een Amsterdamse politie-agent bij mij op bezoek ge weest. Dat was drie maanden na ons huwelijk; ik was net twin tig jaar. Hij was belast met mijn opsporing en toen ik op een avond zat te lezen, werd er gebeld. Nadat ik de deur openge trokken had, kwam die politieman naai boven en vroeg: „Bent U Elsje van Veen?" Ik antwoordde: „Ik ben juffrouw Elsje van Veen, gehuwd met kapitein Arnold van Veen. Wat komt U doen?" De man schrok, toen hij hoorde, dat ik getrouwd was en verontschuldigde zich. „Ja, U moet me maar niet kwalijk ne men, juffrouw van Veen, dat ik U kom lastig vallen, maar ik heb opdracht om U, namens Uw ouders, op te sporen. En dat hiet alleen: Ik heb ook opdracht om U terug te brengen naar de ouderlijke woning. Mag ik Uw trouwboekje even zien?' Ik liep naar de kast en haalde het Engelse huwelijkscertifi caat voor de dag, maar ik had net zo goed een of ander stuk Chinees boekenblad onder zijn neus kunnen duwen, want de brave man kon natuurlijk geen woord Engels lezen. Hij bekeek het papier eens en zei: „Maar dit is toch geen trouwboekje?" Ik vertelde hem, dat dit het bewijs was, dat ik in Engeland getrouwd was en dat dit papier gelijk stond met een Neder lands trouwboekje. Ik voegde er aan toe: ,,U kunt doen of laten wat U wilt, maar ik ga natuurlijk niet meer mee naar Streefkerk Hier wonen mijn man en ik en als hij over een poosje van zijn reis terugkomt, moet hij mij kunnen vinden." De man wist klaarblijkelijk niet, hoe hij dit geval moest aan pakken en hij keek maar naar dat papier. Ten slotte zei hij: „Enfin, ik zal er rapport van uitbrengen en dan zullen we wel verder zien." Ik was nu niet zo bang meer als vroeger en dus antwoordde ik: „Dus ik krijg geen boeien aan en hoef ook niet mee: naa het bureau?" De politieman schoot in een lach en zei: „Ik zou niet graag ruzie willen hebben met de kapitein, juffrouw van Veen. Enfin, ik kom misschien nog wel eens terug." Drie dagen later was hij er weer, samen met een meneer in burger, een rechercheur. Hij kon wel Engels lezen en toen ik hem het certificaat liet zien, las hij het op zijn gemak door en knikte. „Inderdaad, juffrouw van Veen, naar de Engelse wetten bent U een gehuwde vrouw. Doch ik weet niet, of het U be kend is, maar in Nederland wordt dit huwelijk niet erkend Voor ons is het niet wettig." Ik richtte me hoog op en antwoordde, terwijl ik voelde, dat het bloed naar m'n wangen steeg: „Wilt U hiermee zeggen, dat U mij op één lijn stelt met een bepaald soort vrouwen, zo als die in Amsterdam te vinden zijn?" De man in burger schrok en deed onwillekeurig een paar stappen achteruit. „O nee, juffrouw van Veen, wat denkt U wel van me? Maar ik ben politieman en ik moet nu eenmaal alles bezien vanuit het oogpunt van de dienst. Ik kom overigens ook om U gerust te stellen, want we hebben uit Streefkerk, van Uw vader bericht gekregen, dat hij geen prijs meer stelt op Uw thuiskomst. We kunnen onze nasporingen dus staken.' Ik lachte, min of meer gerustgesteld. „Er is anders niet veel meer op te sporen," zei ik, „want U weet immers, waar ik ben?" „"Zo is het, juffrouw van Veen. Maar ik moest natuurlijk een bewijs hebben en daarom ben ik even gekomen om inzage te hebben van Uw huwelijkspapieren. Ik zie, dat dit in orde is en zodoende is mijn politietaak hiermee afgelopen. Mag ik LI alsnog van harte gelukwensen met Uw huwelijk. Bovendien ge loof ik, dat Uw man nog meer te complimenteren is, omdat hij er in geslaagd is om een vrouw als U bent te veroveren. We zullen U niet meer lastig vallen en hopen, dat U nog vele jaren met elkaar gelukkig zult mogen zijn." De vrouw zweeg en haalde diep adem. Nol liep zwijgend naar de keuken en vulde een glas met water, dat hij voor zijn moeder neerzette. „Drink eens, mam, voor je verder vertelt. Ik zou ook graag het laatste willen weten. Ze dronk het glas half leeg en glimlachte naar haar zoon. Daarna vervolgde ze: „Ik was nog geen een en twintig jaar, toen jij geboren werd, Nol. Je vader was weg op een van zijn lange reizen en ik meen, dat hij in Australië was, toen jij voor het eerst je stem liet horen. Je begon al te lachen, toen hij thuiskwam en toen hij je zag, was hij in de wolken. Hij was stapelgek op je en als ik hem niet had weerhouden, zou hij maar het liefst meteen weer de stad zijn ingegaan om een hob belpaard, een trommel en weet ik wat niet al meer voor je te kopen. Eerst toen het tot hem doordrong, dat je nog veel te klein was voor al dit speelgoed, gaf hij zich gewonnen en bleef hij rustig zitten kijken, als ik je voedde. Ik had naar Streefkerk bericht gestuurd van je geboorte, maar, zoals ik al verwacht had, reageerde men niet op mijn brief. Voor mijn vader be stond ik niet meer. Doch ik hield van je vader, Nol, en hij en jij maakten me rijk. Ik verlangde niet ineer. Tijdens de tien dagen, dat hij thuis was, bespraken we ons in Engeland opgemaakte plan om nog eens in Nederland over te trouwen. Die mogelijkheid bestond. Hoewel het mij niet kon fechelen, stond je vader er op, Nol, en dus vond ik het ook best. Hij moest weldra een lange reis maken naar China, maar daarna zou hij zeker een maand thuis kunnen blijven en in die maand "zouden we dan in Nederland trouwen." De vrouw zuchtte en draaide zich half om, zodat ze de foto in het oog kreeg. „Van ons huwelijk in Engeland hebben we, jammer genoeg nooit een foto laten maken. Tijdens zijn verblijf in Nederland, toen hij pas kapitein was geworden, had hij, op mijn speciale verzoek, een foto laten maken, toen hij zijn nieuwe uniform had. Dat is alles, wat ik van je vader heb, Nol, want hij had een hekel aan fotograferen. We hebben met ons drietjes toen nog een paar prettige dagen en met jou in de kinderwagen bracht ik hem weer naar de boot. Ik zie hem nog aan de railing staan, toen de boot langzaam het IJ invoer. Nadien heb ik hem nooit meer gezien. In China is hij op een avond misgestapt en tussen de wal en de boot in de haven gevallen en verdronken. Een maand later is zijn lijk aangespoeld en men heeft hem in dat verre land begraven. Toen hij dood was, was een Hollands huwelijk niet meer mogelijk. Ik vond het niet erg. Op een morgen, in het begin van de zomer je was toen bijna een jaar oud kreeg ik bericht van zijn dood van de rederij. Ik dacht, dat ik krank zinnig zou worden van verdriet, maar als ik naar jou keek, werd ik kalmer; ik moest vpor jou blijven leven, jou, mijn zoon. Ik wilde een flinke kerel van je maken, Nol, en ik heb steeds aan je vader gedacht, als je groter werd, toen je naar school ging, en later, naar de scheepswerf. Steeds dacht ik: Wat zou je vader ervan gezegd hebben? Hij hield van de zee en varen was zijn lust en zijn leven. Als hij pas thuis was, zat hij altijd vergenoegd in die oude leunstoel, Nol. En dan rookte hij zijn pijpje. Uren kon hij zo zitten en dan keek hij alleen maar naar mij, als ik stond te strijken, of als ik in mijn hoekje zat en jou voedde. Of wanneer,' ik brood sneed. Altijd keek hij maar naar mij en als ik dan eens in zijn ogen keek, lachte hij, alsof hij zeggeri wilde: „Het is toch maar fijn thuis, Els." Doch dit duurde nooit langer dan een week. Dan werd hij onrustig. Stond op en ging met de handen op zijn rug voor de ramen kijken. Dan zei hij wel eens: „Meid, ik moet er even uit. De kajuit hier wordt me te klein. Ga je even mee?" Dan gingen we samen door de stad wandelen en verzeil den we al spoedig aan de havenkant, waar hij nooit genoeg kreeg van het kijken naar. de zeeschepen, die stil aan de kaden gemeerd lagen of naar de driftige sleepbootjes, die zich tussen de golven door een baan ploegden. Daar kon hij nooit genoeg van krijgen en dan wist ik het wel: de zee ging weer trekken. Dan gingen er nog een paar dagen overheen en meestal mon sterde hij dan weer voor een nieuwe reis. Ik had er vrede mee, Nol, want ik hield zoveel van hem, dat ïk hem graag liet gaan, omdat ik wist, dat hij ook op het water gelukkig was. De enkele weken in het jaar, dat hij bij me was, beschouwde ik als een geschenk uit de hemel. Als hij weg was, teerde ik op het geluk, dat ik gesmaakt had en voedde me met de wetenschap, dat hij na zoveel tijd weer bij me zou zijn. Zo was ons huwelijk, Nol, kort, te kort. Ons geluk was te groot en soms vroeg ik me wel eens af of zijn vroege dood een straf Voor mij was, omdat ik op zo'n slinkse manier van huis was weggelopen. Maar toch heb ik er geen spijt van. Ik heb een groot geluk gekend in mijn leven, Nol. Je vader en ik hebben zielsveel van elkaar gehouden." De vrouw zweeg opnieuw en dronk het glas leeg. Ze lachte even naar haar zoon, die met het hoofd op de armen geleund, zonder haar in de reden te vallen, het verhaal had aangehoord. wrijft met een doek die met azijn is bevochtigd. Wanneer een spons slijmerig wordt, laat hem dan een paar uur weken in azijn, en spoel hem daarna uit in warm water. Als u pijnlijke of gezwollen voeten hebt, doe ze dan in een bak met warm water, waaraan een kopje azijn is toegevoegd. U zult onmiddellijk verlichting be speuren. Verflucht in een pas geschil derde kamer zal sneller verdwij nen als we, behalve geregeld luchten, enkele schoteltjes met zout in deze kamer neerzetten. Een hard geworden badhand doek kunnen we weer soepel krij gen door deze een nacht te we ken in water met azijn. Daarna wassen en spoelen. Als u glazen stoppen invet met wat olie, zullen ze in het vervolg niet meer zo vast gaan zitten. Een emaille pan kan men mooi laten glimmen, als deze gepoetst wordt met zuurvrije vaseline. Specialiteit in Verdronkenoord, einde Langestraat O O 2 O O ra 50 en n O Z D O CD CO 2266 2266 nadert, is het ook weer tijd om Uw haar te laten verzorgen Want U weet Mooi haar valt op Spreek met ons en U zult tevreden zijn. Bespreek tijdig om teleurstelling te voorkomen. T evens Gediplom. Voetverzorging 2266 2266 Z M cc co 0 D tn Cu Z È*S 01 cu z os W Q O C£ O O STATIONSSTRAAT 17 - BERGEN AFSLAG KALFSVLEES per 1/2 KG. GEHAKTf 1.35 LAPPENf 1.40 FRICANDEAUf 1.50 OESTERS EN BIEFSTUK f2.- KLUIVEN MET DIK VLEES f 1 KRABBETJESf 0.30 METWORSTf 1.25 LEVERWORSTf 0.75 BLOEDWORSTf 0.75 RUNDVLEES PER l/2 KG. RIBLAPPENf 1.75 LENDEf 1.85 ROSBIEFf 1.90 BIEFSTUKf 2.25 SCHOUDER CARBONADE f 1.60 KLUIVENf 0.35 GEHAKT halfom half f 1.25 per '/2 kg. 100 gram SCHOUDER HAM f 0.48 150 gram PEKELVLEES f 0.50 Als extra reclame: 100 gr. BLOEDWORST 1 35 ct 100 gr. gebraden GEHAKT 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1955 | | pagina 6