NIEUWLAND
19
i
I
temp ik de
AUTO's ZONDER CHAUFFEUR
BELASTINGZAKEN
Hunk Piersma
Sei&aek-OfituifHtkp
Garage
Garage P* BOOD
in onze
beddenafdeling
Sidonius de Jong
D
E
R
0
D
E
S
T
1
E
R
Een verhaal uit de^tijd van de voortrekkers en pioniers
HENK VAN HEESWIJK
1 'T WINKELTJE 1
STOFFEN
Bromfietsen met naam
Med. Camp. corsetten
en corselets
Pracht collectie B.-H.'s
„De Leeuw van Schoorl"
W. P. L. BORST
Uw administratie en belas-
Bergen, Komlaan 10, Tel. 2787
tingzaken verzorgen wij op
Alkmaar, Kennemerstraatweg 93,
billijke voorwaarden.
Tel. 3348
TARIEF VAN f 5—
PER MAAND AF
BREELAAN 52
BERGEN
TEL. 2200
\SPWf£LOCS
PWARS DOOR HET
Sl/)G VELD TREKT
VE FAMILIE
LRlOU ON0Ep£mi
1.AAH het SELE-
CERDE FORT.
OHDERTU SSEfi S Fff EERT ff ODE
STIER Z'jh FfARNEN TOE
(VJ'J DOPES
fCHTER.DlE ZICH ALS MIER
SE OH A
door
Nol legde de lijst op het bureau en lachte even. ,,En dan te
denken dat Nora jou voor pro-Duits versleet. Je ging nogal ge
moedelijk om met ze, als ze in de winkel kwamen. Tenminste,
dat zei ze eens.''
Peters kneep een oog dient en antwoordde: „Voor het oog
der wereld een beetje pro-Duits kon nooit geen kwaad. Nie
mand, behoudens dan een aantal betrouwbare ingewijden, wis
ten, dat ik aan het verzetswerk deelnam. Men had er niet het
flauwste vermoeden van. En dat was maar goed ook."
Een paar dagen laten kwam Geurt onverwacht in Papen-
drecht. Hij reed het bestelwagentje, dat al die jaren bij hem
verborgen was geweest en waarmee hij en zijn mannen reizen
naar de distributiebureaux had gemaakt. Er waren de laatste
maanden heel wat wapens in vervoerd, maar nu moest het weer
terug naar de eigenaresse.
Nol, die nachtdienst had gehad in het kamp, waar de poli
tieke gevangenen opgesloten zaten, was juist van plan om naar
bed te gaan. Het weerzien tussen de beide mannen was harte
lijk. „Hoe heb je het gehad?'" vroeg Geurt; „geen moeilijkheden
meer gehad?"
Nol vertelde van zijn verblijf in Brandwijk en voegde er en
passant aan toe, dat hij, zonder het te weten, bij een oom was
terecht gekomen.
Geurt lachte hartelijk en sloeg zijn oude vriend op de schou
ders. „Ik had er een vermoeden van," zei hij, „omdat de man
ook Van Veen heette. Ik was al zo'n beetje te weten gekomen,
dat jouw familie oorspronkelijk uit Streefkerk kwam. Weet je
nog dat je, toen we in dienst waren, eens in Streefkerk bent
geweest? Ja, je ziet, dat ik een goed geheugen heb. Ik ben zo
aan het combineren gegaan en dacht: Brandwijk is niet ver
van Streefkerk, je kunt nooit weten."
Nol vertelde enkele passages uit zijn leven en Geurt knikte
begrijpend. „Des te beter, dat alles weer in orde is. Er is veel
gebeurd, de laatste jaren; wij weten er van mee te praten, Jong.
Als onze ouwe woonschuit in Sliedrecht eens spreken kon
Daarom moet er ook veel vergeven en vergeten worden. We
gaan nu voor ons land en ons volk een nieuwe toekomst bou
wen."
„Ben je niet bij de B.S. gebleven?"
Geurt schudde het hoofd. „Ik heb een grote boerderij, Nol,
en het is voorjaar. Er is werk aan de winkel. Nederland moet
weer te eten hebben en nu is het de moeite waard om weer
hard te werken. De Moffen zijn weg en dus gaan we aan de
slag voor ons eigen volk."
„Hoe maakt Lien het?"
„Opperbest gelukkig, dank je. En, bij alle vreugde, die er al
heerst, is er bij ons tweetjes ook nog deze, dat ik van het na
jaar vader hoop te worden
„Geurt, kerel, wat een zegenIk kom gauw eens aan op
„Bouwlust".
„Doe dat. En de groeten aan je vrouw. Apropos, waar zit
ze?"
„In de winkel. Er is een voorraad biscuit aangekomen en die
wordt nu gedistribueerd. Ja, er is weer wat meer te doen in de
zaak."
„Des te beter, jong. Nog enkele maanden, en alles reilt en
zeilt weer vlot."
In Juni zwaaide Nol af bij de B.S. Hij had er genoeg van.
Bovendien werd het in de zaak weer'drukker en Nora had nog
steeds geen opvolger gevonden voor Peters, die uit Papendrecht
vertrokken was. Hij was in Rotterdam kampcommandant ge
worden. Nol hielp nu zo goed en zo kwaad als het ging mee
in de winkel, naast Nora en een meisje van achttien jaar, dat
kort na de bevrijding aangenomen was. In het kantoortje zetel
de als vanouds Hoffman. De verhouding tussen beide mannen
was en bleef koel. Nol vond hem maar een gluiperig gezicht
hebben.
In Juli kwam er weer een chauffeur en met de kleine bestel
wagen werd, zo goed en zo kwaad als het ging, de grossierderij
weer opgebouwd. Van de Canadezen werd een legerwagen
overgenomen en een tweede chauffeur kwam er bij. Het maga
zijn werd geleidelijk aan voller. Het economische leven, dat
maandenlang gestagneerd was geweest, geraakte op gang, zij
het ook langzaam. Maar op de planken in de winkel kwamen
steeds meer waren, die er jaren niet geweest waren. Nora
knoopte de oude relaties aan en reisde, als het nodig was, zelf
af en toe naar Rotterdam en Amsterdam om het bedrijf te kun
nen uitbreiden. Stuk voor stuk werden de beperkende over
heidsmaatregelen opgeheven en binnen een jaar was de handel
weer vlot, hoewel de distributie voor verschillende artikelen
bleef. De oude drukte keerde terug en de winkel van de
firma Mansink was op Vrijdag en Zaterdag als vanouds, vol
met klanten. Alleen het sluitingsuur was aanmerkelijk vroeger,
hetgeen niet helemaal naar de zin van Nora was.
„Kom," zei Nol, „dan heb je ook nog eens wat aan de Za
terdagavond; vroeger was je net de slaaf van je klanten."
Maar daarop gaf Nora in de regel geen antwoord. Het echt
paar leefde nu geheel langs elkaar heen. De oude harmonie was
geheel verdwenen. Men sprak nog zakelijk met elkaar en voor
de rest ging ieder z'n eigen gang.
Zo stonden de zaken er voor, toen Nol op een najaarsdag
naar Amsterdam moest om een kwestie met een grossier in
orde te maken. Aanvankelijk wilde hij met het kleine bestelwa
gentje gaan, maar Nora zei: „Ga maar met de trein, want de
wagen kan ik niet missen. En als het te laat wordt vanavond,
kom je morgen maar terug."
HOOFDSTUK 10
Terug in de modder.
In Amsterdam regende het, een naargeestige, fijne motregen.
Nol tramde naar de grossier en had met hem een lang onder
houd. Maar hij wist de kwestie naar beider genoegen te regelen
en toen hij op straat stond, was het nog geen vijf uur.
Kom, dacht hij, ik neem het er vandaag maar eens van. Een
bioscoopje en dan nog een wandeling. Dan naar m'n hotel en
morgen weer bijtijds naar Papendrecht.
Na de film, die hem maar matig geboeid had, wilde hij de
oude buurt, waar hij eens woonde, nog een keer doorwandelen.
En daar gebeurde het.
Hoe het gebeurd was, wist hij niet. Het moest een aanrijding
geweest zijn. Eent duw, een smak en toen niets meer. Hij kwam
bij, doordat een hond zijn gezicht likte en zacht jankte. Een
ogenblik later boog een vrouw zich over hem heen en schudde
ruw aan zijn schouder. „Vooruit, baas, kom overeind en ga je
roes thuis uitslapen. Je hebt er een verkeerd plekje voor uit
gezocht: in de regen en in de goot!"
Nol kreunde. Z'n hoofd deed hem ontzettend pijn. „Niet
doen," smeekte hij; „m'n hoofd barst bijna; ik ben niet
dronken
De vrouw keek nu met meer aandacht. Het was donker, maar
een verre straatlantaarn gaf net voldoende licht om haar een
grote bloedplek op de trottoirband te doen zien. Ze knielde
bij de man neer, onderzocht zijn hoofd en ontdekte een lange,
gapende wond. Ongegeneerd voelde ze in z'n broekzakken en
vond een witte zakdoek. Daar maakte ze een soort compres
van en bond dit met haar eigen sjaal op dej wond.
„Zou je kunnen lopen?" vroeg ze.
Hij gaf geen antwoord, hoorde het nauwelijks door de on
draaglijke pijn.
Zonder te letten op zijn natte, vuile kleren, begon de vrouw
hem op te helpen; eerst op de knieën, trok toen één van zijn
armen om haar hals probeerde hem, met haar andere arm om
hem heen, op de voeten te krijgen. Hij was groot en zwaar,
maar ze kreeg het toch gedaan.
Op dit ogenblik kwam er hulp opdagen: een andere, jongere
vrouw kwam naderbij.
„Wat heb je daar voor een aan je nek hangen, Annie?" vroeg
zij verbaasd.
„O, ben jij het, Stien? Help eens even, hij kan niet lopen.
Maar blijf met je handen uit z'n zakken, versta je?"
De andere vrouw uitte een verwensing en vroeg veront
waardigd, of zij soms dacht, dat ze een halve dooie z n boel af
zou gappen. „Waar wil je met hem naar toe?"
„Eerst naar m'n kamer. Dan zal ik wel zien, dat ik er dokter
Kool bij krijg."
Stien had nogal bezwaren, „dat zal wat worden, een trap op.
Je kunt beter de politie voor hem laten zorgen, anders krijg je
er nog een hoop geduvel mee."
„En als er eens jongens uit de buurt meer van dit zaakje
weten?" vroeg Anne vinnig. „De politie heeft er niets mee te
maken."
Langzaam schuifelde het drietal verder de nauwe, donkere
straat in, sloegen daarna rechtsaf een nog donkerder steeg bin
nen en bleven voor een deur staan, die door Annie met een
sleutel geopend werd.
Voorzichtig, trede voor trede, zwoegden de twee vrouwen
met hun zware last omhoog, de steile, smalle onverlichte trap
op. De gewonde had er zelf geen besef van, hij had het be
wustzijn verloren. Met een zucht van verlichting legden zij
hem op Annie's bed.
Stien stelde voor om bij hem te blijven, terwijl Annie de
dokter haalde, maar deze vond het niet nodig.
„O, vertrouw je me soms weer niet?" vroeg Stien fel.
„Ik vertrouw mezelf dikwijls niet eens, dus waarom zou ik
het jou doen? Bemoei jij je hier verder niet mee en klets het
niet overal rond."
De dokter kwam, reinigde en verbond de wond en beloofde
in de morgen terug te komen.
„Waarschijnlijk, een stevige hersenschudding," verklaarde hij;
„rustig latenj liggen, zoals hij ligt. Morgen zullen we wel verder
zien." Hij vroeg niets, tot verwondering en opluchting van
Annie,
Maar 's morgens kwam hij niet alleen. Hij bracht een recher
cheur mee.
„Daar heb ik niet om gevraagd, dokter," zei de vrouw, bits,
met een hoofdbeweging naar de politieman.
De dokter maakte een verontschuldigend gebaar. „Nee,
Annie, dat weet ik wel, maar ik mocht het niet nalaten. Als
het iemand uit de buurt geweest was, dan had ik het misschien
niet gedaan, maar nu moest ik het wel aangeven."
De rechercheur had intussen de bewusteloze man eens op
genomen en wendde zich nu grinnikend tot de vrouw. „Welzo,
Anneke, heb je een goudvis aan de haak geslagen?"
Zij nam hem met vijandig flikkerende ogen, van hoofd tot
voeten op. „Ik heet voor jou juffrouw de Korver, versta je dat?
Hou er dan rekening mee, als je tenminste wilt, dat ik je ant
woord geef. En denk er ook aan, dat ik op gekke vragen gekke
antwoorden zal geven.
De dokter, die met de patiënt bezig was, keerde zich om.
„Dat is niet slecht gezegd, Annie."
De rechercheur haalde de schouders op. „Ja, dat kennen we.
Een grote mond, maar een klein hart. Als je mij niet wilt ant
woorden, dan ga je mee naar het bureau. Bij de inspecteur heb
je zo'n drukte niet."
Zij keek hem minachtend, aan. „Als die man mij niet meer
nodig heeft, zal ik wel naar 't bureau komen. Ik hoef nergens
bang voor te wezen. Is het soms strafbaar om iemand met een
groot gat in zijn hoofd uit de goot te halen en binnen te bren
gen? Je mag gerust nakijken, of hij wat kwijt is."
„Daar zal ik jouw toestemming niet voor vragen," was het
eveneens nogal onvriendelijk antwoord.
De dokter keek zwijgend toe, hoe alle zakken van de ge
wonde leeggehaald werden. „Hm," mompelde de rechercheur,
„het is geen geval van beroving."
Uit brieven en andere papieren bleek, dat de zieke Arnold
van Veen was en afkomstig uit Papendrecht. De politieman
stond in twijfel, of hij de bezittingen mee zou nemen of niet.
Ten slotte noteerde hij alles nauwkeurig, vroeg of de dokter het
mede wilde ondertekenen en borg alles in de jas van de patiënt.
„Moet die man niet naar een ziekenhuis, dokter?" vroeg hij.
Deze haalde de schouders op. „Ik wilde wel, dat hij daar lag,
maar hij mag volstrekt niet vervoerd worden. Er is al veel te
veel met hem gesold."
Hij keek naar Annie, die er met een nors, onverschillig ge
zicht bij stond. „Wat denk jij, Annie, zal ik voor een verpleeg
ster zorgen? De man kan het blijkbaar best betalen."
Onvriendelijk als haar gezicht, kwam het antwoord: „Ik heb
hier geen verpleegster nodig. Als U mij, zegt, wat ik doen moet
dan zal ik voor hem zorgen, tot hij weg kan. Ik hou niet van
vreemde pottenkijkers."
„Nee, dat begrijp ik!" antwoordde de rechercheur sarcastisch.
„Als jij weer eens wat begrijpt, dan is het de eerste keer,'
was het koele antwoord van de vrouw.
De dokter lachte zachtjes. „We zullen het voorlopig maar aan
Annie overlaten, rechercheur. Dat zal best gaan. We hebben
er samen al meer opgelapt, al waren die van een ander slag.'
Hij gaf de nodige aanwijzingen en het tweetal vertrok.
HOOFDSTUK 11.
Beelden uit de kinderjaren.
Toen Nol het bewustzijn herkreeg, was het hem vreemd te
moede. Hij keek verwonderd om zich heen en luisterde naar
de vele geluiden, die uit het huis en van de straat tot hem
droodrongen. Het kwam hem alles zo wonderbekend voor,
maar als beelden en stemmen uit een ver verleden. Het ijzeren
tweepersoonsledikant, waarin hij lag, de kleine kamer met het
verschoten, gebloemde behang, het smalle raam met de kleine
ruiten en de vierkante tafel ervoor. De tafel was bedekt met
een versleten roodwollen kleed. Ja, net als vroeger: een tafel
kleed met geschulpte randen. Hij kon juist de rand van een
zwartgelakt presenteerblaadje zien, waar hier en daar de lak
afgesprongen was. Wat geschonden serviesgoed stond er op.
Daar achter een theelichtje, waarop een pot gezellig stond te
pruttelen. In de venterbank een paar geraniums, met felrode
bloemkronen, en een fuchsia, waar de grote, rood en wit ge
streepte klokken zwaar aan de tere takjes hingen.
Geboeid keek hij naar het koperen vogelkooitje, dat aan een
koord naast het raam hing. Het citroengele bewonertje hipte
rusteloos van het ene stokje, op het andere, lokkende, roepende,
lage fluittoontjes uitstotend. De zon scheen schuin in de kamer
en raakte met haar stralen een gedeelte van het kooitje. Telkens,
als het vogeltje in het zonbeschenen hoekje spronk, leek het
een helgele vonk.
Nol nam dit alles met een zeldzaam gevoel van welbehagen
in zich op. Het riep beelden te voorschijn uit zijn jeugd, schone
beelden. Hij beleefde weer de jaren, die hij met zijn lieve,
zorgende moeder in een dergelijk kamertje gewoond had.
Wat voor dag zou het vandaag wezen? Zaterdagmiddag of
Zondag, dacht hij. Op gewone doordeweekse dagen hoorde je
vroeger nooit zoveel mannen- en kinderstemmen, alleen kijven
de of zingende vrouwen.
Nee, Zaterdagmiddag was het toch niet, stelde hij vast. Dan
zette moeder thee. Dit, op het lichtje, was koffie. Hij rook het
duidelijk. Het moest dus Zondagmorgen zijn.
Achter een deur in de hoek hoorde hij een paar keer een
kraan lopen en licht gerammel van vaatwerk. Een vrouwenstem
antwoordde nu en dan op het geroep van de kanarie.
„Ja, Pietje, straks komt het vrouwtje; stil nou even
Een prettige stem, vond hij. Hij is misschien wat schel, maar
toch mooi door de moederlijke toon.
MoederAch jahoeveel jaren was ze al dood
Die vreugde, toén hij als nageljongen zijn eerste weekloon thuis
bracht: twee gulden en vijftig cent. Een kwartje had hij zelf mo
gen houden en Zondagsmorgens had moeder getracteerd op een
roomhoorntje bij de koffie. Die eerste Zondag, toen zijn handen
nog gloeiden van het ongewone werk en zijn rug nog pijn deed.
Ze hadden toen gefantaseerd en gepraat. Het zou niet lang
meer duren of hij zou veel geld verdienen en nog later, als hij
echt een vakman was, zouden ze gaan verhuizen, naar een be
nedenhuis met een tuin. „Ja", had moeder toen gezegd, „en
als jij dan groot bent en je trouwt met een aardig meisje, dan
kom ik bij jullie inwonen. Wat zoti dat fijn wezen!"
Nol wist nog zo goed, dat hij toen heftig protesteerde. „O
nee, moeder, er moet niemand bij komen; ik trouw nooit.
Wit blijven samen, altijd samen!"
Zij had gelachen en hem stijf omhelsd.
Hij glimlachte om zijn vroeger ideaal: een benedenwoning met
tuin. Daarbij had hij het oog gehad op een van de beneden
huizen naast hen. Toen begreep hij niet goed, waarom moeder
het uitschaterde, toen hij dit als zo'n heerlijkheid schilderde.
De „tuin", een lapje grond zonder zon, van hoogstens acht
meter in het vierkant, werd door veel bovenburen als een
mestvaalt gebruikt en elke Zondagmiddag, na het uitslapen van
zijn roes, gaf Harder, de huurder van het bewuste benedenhuis,
de buurt een gratis voorstelling. Razend en tierend stond Har
der dan in z'n „tuin" temidden van de bijeen geharkte rommel.
De hemdsmouwen omgestroopt, schudde hij de hark en de
vuist tegen de vele ramen van de omwonende bovenburen.
„Kom op, allemaal!" brulde hij; „ik sla je hardstikke dood, jullie
lelijkeEn dan volgde er een rits van de origineelste
scheldwoorden. Nee, veel plezier zal buurman Harder nooit van
zijn tuin beleefd hebben.
Als een film zag hij zijn leven na moeders dood, aan zijn
geestesoog voorbijgaan. De dagen in de kazerne, waar hij ver
langde naar de werf, de vrije scheepswerf, waar alle geluiden
hem vertrouwd en lief waren. En de ontmoeting met Nora,
daar aan de dijk. Met haar dacht hij het geluk, dat met de
dood van zijn moeder was heengegaan, hervonden te hebben.
Welk een vergissing
Toen hij met Nora trouwde, werd hij door velen benijd. Ze
was mooi, misschien wat al te bij-de-hand, en misschien ietwat
verwend, als enig kind. Maar achter Nora stond de grote zaak
immers. Nee, dat had hij niet slecht gedaan, vond men.
Naar geldelijke maatstaven had hij het zelfs zeer goed ge
daan. In de eerste jaren van zijn huwelijk had hij nog een 'ze
kere mate van zelfstandigheid behouden, doordat hij in Alblas-
serdam op de werf werkte. Hier kon hij zichzelf zijn en het
werk verrichten, waarvoor hij liefde gevoelde. Van de kiel af
tot de tewaterlating toe leefde hij mee in de groei van het schip.
Thuis was Nora, die het altijd druk had en alleen aan de zaak
dacht.
Toen, na de geboorte van Dick, het ontslag op de Werf. Hij
was nodig in de zaak en nam zelf, vrijwillig zijn ontslag. Maar
hij had geweten, dat dit tevens het einde zou betekenen van zijn
mannelijke zelfstandigheid. Nora was veel gewiekster in het
zakendoen dan hij. In de winkel stonden zijn handen verkeerd;
hij kon lang niet vlug genoeg rekenen en had er niet, zoals
Peters, slag van verschillende slecht verkoopbare artikelen aan
te prijzen. Klachten nam hij veel te ernstig op en hij was altijd
dadelijk bereid om de klant gelijk te geven, zelfs als die onge
lijk had.
Het werd moeilijker voor hem. Nol dacht nog aan de voor
zichtige waarschuwingen van zijn schoonvader, toen hij nog
verloofd was. „Denk er om, Nol, als je eenmaal getrouwd bent,
dat je je niet te veel in een hoek laat drukken. Nora is prima
voor de zaak, maar ze zal jou beschouwen als een deel ervan.
Pas daarvoor op."
Het had niet veel geholpen. Nol had geen strijdersnatuur en
hield al gauw zijn mond. In het magazijn voelde hij zich nog
het beste. Voor dat werk was hij geschikt. Kisten versjouwen
en open maken, binnenkomende waren nawegen en natellen,
voor terugzending van lege kisten, flessen en vaten zorgdragen.
Allemaal werk, dat een jongen van zestien jaar evengoed kan
doen. Een enkele keer eens met de wagen weg of voor de zaak
op reis.
(Wordt vervolgd).
Nordemann
Voor betere
o.a. ook „LIBERTY", „GAMY"
zwart TINNEROY (schuttersveld)
m Kleine Dorpsstr. 25, Bergen
BERINI M 21 f 558.-
VICKY topklasse f 615
VICKY III f 635.-
HMW luxe f 595.
BERINI M 19 f 325.-
Uit voorraad leverbaar
Dorpsstraat 6, Bergen, Telefoon 2453
Elastische corsetjes en
stepin's
Positiecorsetten en corsetten
naar maat
Breuk- en Buikbanden
Elastieken kousen
Drogisterij
HERE WEG 21 - TEL. 382
Gedipl. Belastingconsulent
Jaap Weyandweg 5, - Bergen.
Lid Nederlands College voor
Belastingconsulenten. Tel. 2658
Verzorgt Uw
BOEKHOUDING
en BELASTINGZAKEN
DIVANBEDDEN,
80 x 190, reeds vanaf
21.89
DIVANBEDDEN. met prima
spiraalmatras, 2 pers. 37.98
DUBBEL DIVAN BEDDEN,
dus 2 x 80 x 190 57.68
KANTELBEDDEN, met 15 jaar
garantie, 1-persoons 34.98
KANTELBEDDEN.
2-persoons 48.79
MATRAS, 1-persoons,
prima gevuld 22.89
MATRASSTEL, 2-persoons,
3-delig, prima vulling 39.78
JAVA KAPOKMATRASSTEL,
2-persoons, 3-delig 149.75
VERENDE MATRAS, 1 -pers.,
overtrokken m. prima tijk 49.68
VEREND MATRASSTEL,
2-persoons, 3-delig 69.87
WOLLEN DEKENS,
iets verschoten 12.69
MOLTON DEKENS, wit, zeer
geschikt voor onderleggers 1.98
ZIJDEN DEKENS,
prima kwaliteit 12.85
ZOMER DEKENS,
2-persoons, gebloemd 7.98
VITRAGE SPREIEN 6.79
WOLLEN DEKENS,,
150 x 200, mooie dessins 15.79
WOLLEN DEKENS,
170 x 220, mooie dessins 18,95
SLAAPKAMER, bestaande uit
2-pers. ledikant, tafel, stoel en
nachtkastje, compleet 129.89
Koorstraat, hoek Laat
Alkmaar, Telefoon 2726