33 i NIEUWLAND tkisdaad en Hiefide AUTO's ZONDER CHAUFFEUR imjëz, Garage op een oceaanstomer Klaverjasclub T* en 0» VEILIG VERKEER D E R 0 D E S T 1 E R Een verhaal uit de tijd van de voortrekkers en pioniers wa r nee m gïzcqd ns P/t/KHr/6. G£iutcr: oe we a - /S Vti'Jll/CWUITl z/tfvMmenö *mi Een ruime keuze geschenken vindi U in Zaterdag 10 December a.s. een grote KLAVERJAS DRIVE om fraaie prijzen in het verenigingsgebouw 1NLEGGELD 50 CT. PER PERSOON AANVANG 8 UUR Verbond voor OPPBRHOOFD ïe/HVoMD£t}r oven p/r re van vwioscHQP vete* IN DIA*EH OM ft V£HPIf/!/N£* JUWELIER ,/t BOERENHUYS" ANTIQUAIR GOUDEN EN ZILVEREN SIERADEN EN GEBRUIKSVOORWERPEN ANTIEKE MEUBELEN KOPER TIN PORCELEIN CURIOSA ECHT BLAUW DELFTS AARDEWERK „DE PORCELEYNE FLES (Te Bergen 8 omstreken alleen verkrijgbaar in onze zaak Ruïnelaan 8) BREELAAN 52 BERGEN TEL. 2200 Zijn stemming was er niet beter op, toen de „eerste een paar malen schichtig om zich heen keek en toen verdween met de gefluisterde opmerking: „I'm sorry, maar ik houd er niet van samen gezien te worden met een detective. Men zou denken, dat ik ook bij de zaak betrokken was." Nijdig keek Gordon hem na. Flauwe vent. Hij bestelde zijn drank en gaf zich over aan de sombere medi tatie, dat aangeboden diensten toch maar zelden aanvaard wor den. Dan zag hij Lucia Marino, de bijna geheel verlaten barzaal binnenkomen. Niet in de stemming voor een gesprek keek hij even afwezig in haar richting. Er drong zich langzamerhand een gedachte naar voren. Een denkrimpel trok in zijn voorhoofd. Gisteravond was zij in de danszaal. Zij ging even weg en later ontmoette hij haar in het onderste gangboord aan stuurboordzijde. Zij begaf zich naar een der hutten in het voorschip... en die hut was degene waar later mr O'Connel dood gevonden werd! Hij ontstelde een ogenblik en haalde alles nog eens voor de geest. Er was echter geen twijfel mogelijk. Zij had aan die deur aangeklopt! Dan herin nerde hij zich ook weer het voorval in de hall, midscheeps. De man, die haar zo verbaasd aankeek en die zij zo woest nastaar de was... hij zou er op durven zweren... mr O'Connell! Hij twijfelde een ogenblik aan de juistheid van zijn waarne mingen. Was het geen verbeelding? De herinnering was echter nog te vers. Er was geen twijfel mogelijk. Maar dan had zij toch iets uit te staan met de moord op Pete O'Connell. Mis schien alleen zijdelings, maar het zou toch wel te kras zijn als alles op „toevalligheden" berustte. Zijn detectieve-bloed begon sneller te stromen. Hij rook een spoor. Zonder nog een ogen blik te denken aan het verbod van de kapitein, ging hij na op welke wijze hij het meisje om opheldering zou kunnen vragen. Tersluiks keek hij een ogenblik in haar richting. Hun ogen ont moetten elkaar een ogenblik en de filmster glimlachtte vriende lijk tegen hem. Dan nam hij zijn besluit. Zijn glas oppakkend wandelde hij naar haar toe. „Dag stuurman. Hoe gaat het sinds gisteravond?" „Goedenavond miss Marino," antwoordde Gordon en hij voegde er behoedzaam aan toe: „Hoe bedoelt u dat zo, sinds gisteravond?" „Och, u was er toch ook bij, toen dat incident gebeurde, waarover de kapitein vanmorgen aan tafel zo'n lange tirade hield?" „O, bedoelt u dat. Ja, ik was daar inderdaad bijEen be treurenswaardig voorval. Kende u mr O'Connell," voegde hij er plotseling aan toe. „Nee, ik heb hem nimmer ontmoet. Hoe zo?" Verbeeldde Gordon het zich maar, of klonk er enige on gerustheid in haar stem? „Ik dacht dat zo," zei hij langzaam. „Wat bedoelt u!" De ongerustheid was nu onmiskenbaar. Uiterst voorzichtig ging Gordon door. „Toevallig was ik getuige bij een ontmoeting tussen u en mr O'Connell in de grote hall, gistermiddag." „Ik kan me dat niet meer herinneren. Er waren zoveel mensen in de hall. Ik ken mr O'Connel niet." „Dan is er nog iets," hernam Gordon rustig. ,,U bent gister avond even weg geweest, terwijl ik van uw afwezigheid gebruik maakte om naar de stuurhut te lopen. Op de terugweg zag ik u lopen in het onderste gangboord aan stuurboordzijde. U nam de tweede trap, in plaats van de eerste, die naar de danszaal voert. In de mening, dat u zich in de weg vergiste liep ik u achterna, maar ik zag, dat u aan een der deuren van de hutten in het voorschip aanklopte. Het meisje was bleek geworden bij dit verhaal. Ze zweeg echter. En Gordon vervolgde: „Op dat moment besteedde ik er echter geen aandacht aan. Later op de avond, toen ik bij diezelfde hut aankwam, viel me dat pas op. Ik vind het vreemd, dat u mr O'Connel gaat bezoeken, wanneer u hem niet kent." Er lag een beschuldiging in de wijze waarop Gordon dit zei. Lucia voelde dit ook aan. Er was een felle blos op haar wan gen toen ze antwoordde: „Ik wilde een kennis bezoeken en ver gistte me in het nummer. Toen er niet geantwoord werd, be merkte ik mijn vergissing en ging toen naar het juiste nummer." „Mag ik dan weten, wie u wel bezocht hebt?" „Verdenkt u mij soms van de moord op mr O'Connell?" stoof het meisje op. „Wat denkt u wel en waar haalt u het recht vandaan mij deze vragen te stellen?" Gordon, ijzig-kalm, negeerde haar laatste vraag. „Hoe weet u, dat mr O'Connell vermoord is? Als ik mij goed herinner, heeft de kapitein alleen gesproken over „een ongeval' dat hem over komen is. Het woord „moord" heeft hij niet in zijn mond ge nomen." De filmster beet zich op haar lip. „Iedereen aan boord spreekt er over, dat hij vermoord is," verdedigde zij zich. ,,Ik weet na tuurlijk ook niet of dit juist is, doch sprak een vermoeden uit." Zij herstelde zich daarna weer en zei: ,,U hebt geen antwoord gegeven op mijn vraag: Wat of wie geeft u het recht mij deze vragen, die een bedekte beschudiging inhouden, te stellen?" „Niets of niemand," antwoordde Gordon eerlijk. „Ik stel ze alleen om u te helpen. U zult zelf toe moeten geven, dat het een enigszins moeilijk parket is, waarin u verkeert. Waarom wilt u niet antwoorden op mijn vraag, bij wie u dan wel op bezoek bent geweest. Dat is zoiets als een alibi en het zal alles aannemelijker doen klinken als anderen deze vragen gaan stel len." Er klonk een bedreiging in die woorden. Lucia Marino keek hem angstig aan. „En is daar enige kans op?" vroeg zij. Gordon knikte slechts. Hij voelde iets van medelijden, die hij echter onmiddellijk weer terugdrukte. Hij wachtte op haar ant woord. „Ik kan u daarop niet antwoorden," zei het meisje dan ineens ferm. „Wanneer die „anderen" mij deze vraag stellen, dan zal ik hetzelfde antwoorden." Gordon gaf geen antwoord en speel de met zijn glas, dat hij tussen twee vingers rond liet draaien. Er heerste een ogenblik een stilte. Dan nam Gordon weer het woord. ,,U zult mij toegeven, dat uw verhaal op veel „toeval ligheden" gebaseerd is..." begon hij.'Zij onderbrak hem. „Voor mij zijn die „toevalligheden" reële feiten, die niet ontkend kun nen worden." „Dat zullen ze wel... als u geen beter alibi kunt aantonen." „Dan wacht ik dat maar af. Als ik het goed begrijp, was dit verhoor een soort vriendendienst". Wel, ik dank. u voor uw moeite, doch zal verder geen gebruik maken van uw „diensten". Goede morgen." Zij stond op en zonder hem verder nog een blik waardig te keuren, verliet ze, met haar neusje in de wind, de bar. Verbluft keek Gordon haar na. Dat had hij niet verwacht. Hij had een vaag gevoel van ongerustheid gekregen. Terwijl hij een sigaret opstak overdacht hij alles nog eens. Er bleef voor hem enige verdenking op haar rusten. Sommige feiten had zij niet weg kunnen praten. En ze voelde zichzelf ook niet safe. Dat was hem verschillende malen gebleken. De plotselinge wijze waarop ze afscheid genomen had, beviel hem ook niet. Was zij be vreesd om bij een verder verhoor door de mand te vallen of was haar verontwaardiging echt? Als zijn laatste veronderstelling juist was en zij ging zich bij de kapitein beklagen over zijn tweede stuurman, kon hij nog wel eens een lelijke pijp roken. Als Michael Jones er achter kwam, dat hij tegen zijn uitdrukkelijke bevelen in, zich toch verder met de zaak bemoeid had, zwaaide er wat. Hij liet deze gedachte echter los met de grimmige vaststelling van het feit, dat hij daar nu toch niets meer aan veranderen kon. Hij nipte even aan zijn glas en dacht na. Zoals de zaak er thans voor stond, waren zowel Tequita O'Connell als miss Lucia Marino enigszins verdacht. Het kon zijn, dat Tequita haar man tijdens die hooglopende ruzie vermoord had; het kon zijn dat zij on schuldig was en dat de filmster de man om een of andere op het moment onnaspeurlijke reden vermoord had. Er bleef echter ook nog een mógelijkheid, dat beide vrouwen onschul dig waren en dat er een andere nog niet verdachte per soon rondliep, die de gewelddaad gepleegd had. De zaak begon hem steeds meer te interesseren. Hij was er verzekerd van, dat er nog meer over deze zaak te ontdekken viel. Als alleen de kapitein hem maar toestemming wilde geven... Op zijn horloge kijkend zag hij, dat het weer tijd werd om zijn werk te hervatten. Hoewel aan geen vaste tijden gebonden, was het zijn gewoonte om regelmatig in de stuurhut of kaarten- kamer te verschijnen en te zien of iemand hem nodig had. Hij wandelde via het promenadedek naar de brug. Op het prome nadedek werd hij aangeklampt door mrs Woodstock. ..Wat een heerlijk weer, vind je niet, Gordon?" „Inderdaad," zei Gordon met een glimlach. „Voor deze tijd van het jaar is dat werkelijk een uitzondering." „Je vindt het toch niet vervelend, dat ik je bij je voornaam noem? Op mijn ongevaarlijke leeftijd mag ik me dat wel permit teren, dunkt mij." Gordon lachtte nu hardop. Ze was kostelijk. „Natuurlijk mag u dat gerust doen, mrs Woodstock, Laat u dat beroep op uw leeftijd maar gerust achterwege. Niemand geeft u zeventig. „Vleier," antwoordde ze. „Daar meen je niets van.' „Natuurlijk wel, mrs Woodstock. Ik..." Ze wuifde met haar hand zijn protesten weg. ,,Ik weet het wel, jongen, ik weet het wel. Ze hebben me dat zovaak gezegd, maar op mijn leeftijd geloof je zoiets niet meer. Hoe is het overigens met de patiënt?" „Met de patiënt?" vroeg Gordon. „Ach ja, natuurlijk, u be doelt mr O'Connell. De omstandigheden in..." ...„acht genomen redelijk wel," vulde zij zijn zin aan. „Luis ter eens, Goron, ik geloof niet, dat hij nog leeft. Hij is dood. Heb ik gelijk of niet?" „Maar mrs Woodstock..." „Ja, ik weet het wel. Jij mag natuurlijk ook niets zeggen. Hoewel je niet bang hoeft te zijn, dat ik uit de school klap. Het is alleen maar oudedames-nieuwsgierigheid, begrijp je?" „Gelooft u me nu, rrtrs Woodstock. Er is niets bijzonders aan de hand. Dat incident van gisteravond is vreselijk opge blazen en overdreven. De passagiers moesten verstandiger zijn en er niet meer over spreken. Niemand wordt daar beter van en de stemming aan boord lijdt er onder. Dat is het enige ge volg." Zuchtend schudde mrs Woodstock haar hoofd. „Ik dacht, dat ik in jou een vriend gevonden had,' zei ze quasi-bedroefd. „Maar het blijkt, dat je al net zo bent als de anderen." Gordon lachte vrolijk om de komische oude dame, die er slag van had aller harten voor zich in te nemen. In een kameraadschappelijk gebaar stak mrs Woodstock haar arm, door die van Gordon. „Neem me het maar niet kwalijk, jongen,' zei ze glimlachend. „Ik ben nu eenmaal een beetje excentriek. Vertel me eens, hoe vond je het meisje, dat ik gisteren bij je introduceerde? Is zij niet charmant?' „Dat is ze zeker," vertelde Gordon met zoveel vuur, dat de oudere dame hen'met een plagende glimlach aankeek. Gordon bloosde licht. „Nu ja, ik bedoel, ze is heel anders dan de an deren, die je gewoonlijk hier aan boord ontmoet." Mrs Woodstock maakte haar arm los uit de zijne. „Ik hoor het alweer," zei ze, terwijl ze haar blikken ten he mel richtte. „Alle mannen menen, dat alle vrouwen hetzelfde zijn, totdat ze op een goede dag opeens een meisje ontmoeten, die „heel anders" is. En danZe voleindde haar zin niet, maar keek Gordon veelbetekenend aan. „En nu aan je werk, kwajongen. Het is tijd dat je eens iets gaat presteren." „Ik heb helemaal geen haast," zei Gordon, „maar ja, als u het mij beveelt, dan rqoet ik wel. Tot ziens mrs Woodstock." Hij verdween in de kaartenkamer. Glimlachend staarde mrs Woodstock hem na. „Aardige jongen," prevelde ze in gedach ten. „Een héél aardige jongen. De „aardige jongen" stond in tussen in de kaartenkamer met de kapitein te praten. Michael Jones was nog steeds ontevreden. Hetgeen hij op zijn vraag „Hoe is de stemming aan boord onder de passagiers' als ant woord te horen kreeg, verbeterde die stemming niet. „Men gelooft het dus niet," gromde hij. „Vervelende klet sers." „Ik heb maar twee passagiers gesproken," merkte Gor don nog op. „Maar alle twee geloofden ze niet, dat mr O'Con nell alleen maar gewond was." „En we kunnen ze daarvan niet overtuigen. Ik kan ze moei lijk met een lijk confronteren en dan beweren, dat die man nog springlevend is." Nijdig ijsbeerde hij de hut rond, „Enfin' zei hij tenslotte. „We kunnen er verder niets aan veranderen. Over een paar dagen zullen die praatjes wel verstomd zijn en is iedereen het voorval vergeten." Na deze hoop uitgesproken te hebben verliet hij de kaarten kamer om zich naar de stuurhut te begeven, Gordon in ge dachten verzonken latend. HOOFDSTUK 3. In een dichte duisternis gleed de „Mary Ellen" door het water van de Atlantische Oceaan. Alles op het schip was in diepe rust en alleen de scheeps- en brandwacht deden hun ron den, terwijl in de stuurhut en in de machinekamer een deel der bemanning zijn plicht deed. Een doodse stilte heerste op het schip. Het monotone gestamp der machines drong gedempt door in de passagiersverblijven. In de gangen langs de hutten brandden op regelmatige afstanden kleine lampen, die slechts een spaarzaam licht verspreidden. Rond de hutten op het voor schip was de stilte voelbaar. Het gestamp der motoren drong hier niet door en alleen een lichte deining toonde aan, dat het schip zich in volle zee bevond. Dan klonken er gedempte voetstappen. Dé brandwacht deed zijn ronde. Zijn ogen gleden rond en in een routinegebaar ver stelde hij de brandklokken. Rustig deed hij zijh ronde en lang zamerhand stierven zijn voetstappen weg. Stilte heerste weer. Ineens klonk een snijdende gil door de stilte der nacht. De gil van een vrouw in doodsangst. Zij echode na in de holle gangen en stierf weg. Een ogenblik bleef het stil. Dan werden de deuren der andere hutten opengeworpen. Opgewonden stem men klonken dooreen. Iedereen vroeg aan iedereen wat er aan de hand was. De deur van hut 37 stond op een kier. Er werd licht opgestoken in die hut en een vrouw kwam wankelend naar buiten. Zij drukte een zakdoek tegen haar hals en stootte uit: „De kapitein! Ik wil de kapitein spreken Er viel een ogenblik stilte in de gang. Aller ogen waren ge richt op de vrouw, die tegen de deurpost leinde. De zakdoek, die zij tegen haar hals gedrukt hield, kleurde rood van het bloed. BloedEen der passagiers rende weg; anderen dron gen om de vrouw heen. Een ijlings toegeschoten steward onder steunde haar. „Wat is er gebeurd, mrs O'Connel?" informeerde een ner veuze stem. Ze gaf geen antwoord en leunde zwaar op de steward. Het gelaat was doodsbleek. „Breng haar naar binnen, steward. Wil een der dames even assisteren?" Mrs Woodstook stapte naar voren. Zij duwde de steward terug, sloeg haar arm om mrs O'Connell heen en voerde haar terug in de hut. Voor de neus der andere passagiers klapte zij de hut dicht. Dan klonken er weer gehaaste voetstappen. De passagier was naar de stuurhut gelopen en had daar Gordon Jenkins getroffen, die op het moment dienst had. De jonge officier werd op de hoogte gesteld en volgde de berichtgever onmiddellijk naar de hutten in het voorschip. Zonder zich iets van de overige passagiers aan te trekken, klopte hij aan de deur, die de passagier hem aanwees. „Wie is daar?" informeerde een vrouwenstem. Gordon her kende aan die stem mrs Woodstook. „Ik ben het, mrs Woodstook, Gordon Jenkins, de tweede stuurman." In de tijd, die verliep voor de deur geopend werd, gaf Gordon de steward opdracht onverwijld de kapitein van het gebeuren in kennis te stellen en tevens de scheepsarts, dok ter Merryland, te waarschuwen. Mrs Woodstook opende, de deur, en de steward verdween. „Wat is er gebeurd, mrs Woodstock?" fluisterde Gordon, terwijl hij naar de plat op het bed liggende vrouwengestalte keek. „Ik werd gewekt door een luide gil. Onmiddellijk sprong ik mijn bed uit, trok mijn kamerjas aan en liep mijn hut uit, de gang op. Daar zag ik mrs O'Connell, die in de deuropening van haar hut stond en luid om de kapitein riep. Eén der passa giers rende weg en ik haalde haar naar binnen. Ze is gewond aan haar hals," niet ernstig, geloof ik en is over haar zenu wen heen van angst." „Mrs O'Connell?" fluisterde Gordon. „Ja, zij is het," fluisterde mrs Woodstock. Zachtjes begaf Gordon zich naar het bed. Met gesloten ogen lag de jonge weduwe op het bed. Rond haar hals was een zak doek losjes geknoopt, die aan de rechterzijde rood gekleurd was doir bloed. Langzaam opende de vrouw haar ogen. Ze keek Gordon een ogenblik angstig aan en dan blonk de herkenning door. Gordon boog zich over haar heen. „De dokter is gewaarschuwd en zal zo hier zijn. Hoe voelt u zich nu?" „Ik ben niet ernstig gewond" zei de vrouw zacht. „Ik ben alleen ontzettend geschrokken. Er was Kalmerend legde Gordon zijn hand op haar schouder. „Weest u maar stil. Uw verhaal horen wij wel, als u een beetje be komen bent van de schrik. Aha, daar is de dokter". Gordon deed een stap opzij om dokter Merryland gelegenheid te geven de patiënt te onderzoeken. Even later trad ook de gezagvoerder binnen. De beide officieren trokken zich terug in een hoek van de hut en terwijl dokter Merryland zich met de patiënte bezig hield, daarbij geassisteerd door mrs Woodstock, bespraken zij op fluisterende toon het voorval. Gordon bracht verslag uit van hetgeen hij zojuist gehoord had van de passagier en mrs Woodstock. Dan voegde dokter Merryland zich bij hen. „Een onbetekenende snijwond aan de hals. Zij is zeer ernstig ge schrokken, maar ik geloof niet dat zij een „shock" heeft ge kregen. Ik heb haar een kalmerende poeder gegeven en ik ver moed, dat ze spoedig in staat zal zijn te vertellen, wat er voor gevallen is. Gordon vertelde ook aan dokter Merryland wat hij van het geval wist. „Een ogenblik uw aandacht, kapitein. Mrs. O'Connell wenst u te spreken," zei mrs Woodstock op zachte toon. De kapitein begaf zich naar het bed. Mrs O'Connell zat rechtop in de kus sens geleund, terwijl mrs Woodstock haar ondersteunde. Zij scheen al wat gekalmeerd en vertelde sober haar verhaal. „Ik ging gisterenavond op de normale tijd naar bed. Het was ongeveer 11 uur. Ik droomde zeer benauwd en had een gruwe lijke nachtmerrie. Ik droomde, dat iemand me wilde vermoor den. Ik voelde een hand op mijn schouder en het koude staal van een mes tegen mijn hals. Toen werd ik wakker en ik zag een donkere figuur voor mijn bed en ik voelde een mes aan mijn halsIk gaf een gil en de figuur ik weet niet of het een man of een vrouw was, vluchtte weg. Ik bleef nog een ogenblik liggen, half-versuft van angst. Dan liep ik naar de deur. Ik riep de kapitein. De andere passagiers waren in de gang. Mrs Woodstock bracht me naar binnen. Dat is alles." Zij had haar verhaal gedaan op zachte toon, soms lang zaam, soms gejaagd sprekend. Thans leunde ze weer achterover in haar kussens. Ze had de ogen weer gesloten. „Het is beter, dat we thans weggaan", zei dokter Merry land. „Ze heeft rust nodig om te herstellen. Ik zal haar een verpleegster geven en de wond aan haar hals verbinden. Dat zal voor het moment voldoende zijn." De beide officieren ver wijderden zich van het bed. Dokter Merryland stuurde ook mrs Woodstock glimlachend weg met de opmerking, dat zij nog in bed behoorde te liggen. De oude dame protesteerde, maar de dokter was onverbiddelijk. „Ik blijf hier tot de verpleegster komt om deze taak over te nemen. Gaat u maar rustig naar bed. Het is al vermoeiend ge noeg voor u geweest." Brommend verwijderde zij zich, doch wenste zich nog niet naar haar hut te begeven. Zij voegde zich bij de officieren en Gordon stelde de kapitein aan haar voor. „Mrs Woodstock, dit is kapitein Jones. En kapitein, dit is mrs Woodstock, die mrs O'Connell verzorgde onmiddellijk na het ongeval. Onbevreesd ging zij de hut weer binnen en trachtte mrs O'Connell gerust te stellen." „Kom, kom Gordon," protesteerde de oude dame gevleid. „Zoveel moed was daarvoor niet nodig". „Het was zeer wel mogelijk geweest, dat haar aanvaller zich nog in de hut bevond," merkte Gordon rustig op. (Wordt vervolgd) organiseert op VOORKOM DE RAMPEN, ZORG VOOR UW LAMPEN! Beide koplichten van een auto moeten voor het tegemoet ko mend verkeer duidelijk zichtbaar blijvend helder wit of helder geel licht uitstralen. Koplichten, die b.v. door een los contact telkens aan- en uitgaan, zijn dus niet toe gestaan. Er dient voor gezorgd te wor den, dat ze goed gesteld zijn, dus niet b.v. zo, dat de stralenbundels ongelijk gericht zijn. Het doel van de verlichting is niet alleen uw weg te beschijnen, maar ook om voor de tegenligger uw positie te bepalen. Dit is ook de bestemming van de stadslampen, die evenals de koplantaarns op gelijke hoogte moeten zijn aangebracht en zich op geen grotere afstand binnen waarts mogen bevinden dan 40 cm. Zodoende kan de tegenligger zich oriënteren op de breedte van uw auto. Aparte stadslichten zijn niet vereist, als ze in de koplam pen zijn aangebracht, mits deze niet meer dan 40 cm. binnen waarts zijn geplaatst. De maximumhoogte voor de koplampen, gerekend van de grond, is 1.25 meter, minimum 40 cm. yoordat een andere instantie er zich mede bemoeien zou: heeft U wel eens nagegaan, of de lan taarns en de gloeilampjes, zoals het officieel gezegd wordt, „voor zien zijn van het door de Minister vastgestelde merk?" En dan tenslotte: „Wilt U voor uw tegenliggers tijdig dimmen?' Met „tijdig" bedoelen wij van het ogenblik af, dat de tegenligger in uw stralenbundel komt tot het moment, dat hij gepasseerd is. EÉN METER REMAFSTAND MINDER KAN EÉN LEVEN MEER BETEKENEN De remmen. Van 1 meter meer of minder kan een leven afhangen. De wet stelt eisen, welke voor de voet- rem naar gelang van de snelhe den, op het volgende neer komen. Bij 20 km per uur, remafstand ten hoogste 4 meter. Bij 30 km per uur, remafstand ten hoogste 9 meter. Bij 40 km per uur, remaf stand ten hoogste 16 meter. Bij 50 km per uur, remafstand ten hoogste 25 meter. U kunt het lijstje gemakkelijk zelf vervolgen. De remafstand mag ten hoogste in meters de uit komst zijn van het aantal tiental len kilometers per uur, dat U rijdt, vermenigvuldigd met zichzelf. Laat uw remmen geregeld na zien. Als ze hydraulisch zijn, zorg er dan voor, dat het oliereservoir, van waaruit het systeem bediend wordt, regelmatig nagezien wordt en overtuig U, dat het niet lekt. Talloos zijn de gevallen waar bij de druk plotseling weg viel door een niet-ontdekt lek. En vraag uzelf NIET af: „Vol-' doet mijn voetrem aan het lijst je?" maar: „Zijn ze zo goed als mogelijk is?" Denk aan de onberekenbare kinderen, die onverwacht de weg oversteken, denk aan de ouden van dagen, die zich niet aan het moderne verkeer kunnen aanpas sen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1955 | | pagina 6