43 fi fkisdaad e ZELFBEDIENING STOFFEN op een oceaanstomer Louters Zelfbediening Stoomwasserij „HOLLANDS ROEM" D E R 0 D E S T 1 E R Eenwerhaal uit dc tijd van de voortrekkers en pioniers eh sruunr zou 1 'T WINKELTJE 1 sJ.LOUTEK KOMT en KIJKT RUINELAAN 4 BERGEN TELEFOON 2585 Geeft U ons een proefwas, opdat U kunt beoordelen hoe goed ons werk is. komt nu iedere W oensdagmorgen in Bergen. HEILOO Telefoon 3 7 70 ADMINISTRATIE- en **t firn ifj ASSUR ANTIEKANTOOR M. van (iliLIK Verstrekt gelden op 1st hypotheek ad 3l/i Pcr jaar Studler van Surcklaan 8, Bergen N.H. telefoon 2270 ft 2/£T/)f WEEftLOZE EU MGS Cf FAMILIE. GETROFFEN DOOft WVWf rOESTAMD MEEFt 7 HU EEH SNEL BESLUIT WiMEH Os*l DE WA6EH HEEM DE ES) vu IE ,'s GEBED: m EVEK late ft FOftCEftEH DE S/OU* EEU DooKaSStOtf Eft STOK MESS HET EoftT BiHNESS „Deze dingen zijn vanmorgen uit de hut van mrs O'Connell gestolen." Lucia sloeg een hand voor haar mond als om een gil te smoren. Ze zocht steun tegen de muur en hijgde: „Gor don, je denkt toch niet, dat ik Ze maakte haar zin niet af, doch het was duidelijk genoeg voor Gordon, wat zij had willen zeggen. „Ik moet eerlijk bekennen, dat me dat onwaarschijnlijk voor komt. Waarom zou je dat dan aangeven? Er was bovendien wel een andere plaats voor je te vinden, dan deze. Ik moet dit rapporteren. Maak je verder niet ongerust. Als je onschul dig bent, zal dit blijken." Spontaan greep de filmster zijn hand. „Dank je Gordon, je doet erg veel voor me.' „Ik doe alleen mijn plicht. Deze zonder linge en hoogst ingewikkelde zaak zal uitgezocht worden en de moordenaar van Pete O'Connell zal op de electrische stoel komen. Dat verzeker ik je." Het was Gordon bloedige ernst. Meer dan ooit was hij be sloten om alles te doen om deze moordzaak op te lossen. „Ik zie je nog wel," zei hij. „Ik denk dat de kapitein je ook nog even spreken wil." Met zijn nieuw verworven buit begaf hij zich op weg naar de hut van mrs Tequita O'Connell. Rustig en beheerst, met een gezicht als of het haar eigenlijk helemaal niet aanging, bekeek de vrouw hetgeen Gordon haar toonde. „Dit zijn mijn sieraden en de pakjes brieven behoren aan wijlen mijn echtgenoot." „Bent u er zeker van?" vroeg Gordon. „Mist u nog iets en kunt u zien of er aan de zegels geknoeid is?" Nogmaals be schouwde mrs O' Connell de voorwerpen. „Ik geloof niet, dat er iets ontbreekt," zei ze. „En zover ik daarover kan oordelen, is er niets aan de zegels veranderd. Ik verklaar verder nogmaals, dat deze goederen mijn eigendom zijn." „Ik kan ze u nog niet afstaan, daar ik ze eerst aan de kapi tein wil tonen. Wellicht zullen ze verder als bewijsmateriaal moeten dienen." Mrs O'Connell stemde daarin toe. Gordon wandelde verder en bezocht voor de zoveelste maal die dag de hut van de kapitein. Met een nauw verscholen genoegen zag hij de verbaasde blik, waarmee Michael Jones naar de voor hem op het bureau uitgestalde artikelen keek. „Waar heb je die nu weer gevonden?" vroeg hij. „Ik heb ze niet gevonden. Miss Marino heeft ze in haar hut in haar kast ontdekt." Ongelovig schudde de kapitein het hoofd. „Wist zij, dat je voor die sieraden en die brieven kwam?" „Ik ontmoette haar toen ik juist naar haar toe wilde gaan. Voordat ik nog iets kon zeggen, voor ik zelfs maar tegen haar kon zeggen, dat ik naar haar op weg was, vertelde zij mij al, dat ze naar me gezocht had. Ze had in haar hut een vreemde ont dekking gedaan en die wilde ze me tonen. Het waren de voor werpen, die hier voor u liggen en die door mrs O'Ccnnell als haar eigendom herkend zijn." „Dat is vreemd, zeer vreemd zelfs," mompelde de kapitein zacht voor zich uit en hij voegde er op ongeduldige toon aan toe: „Zoals alles in deze zaak even vreemd en onverklaarbaar is." Hij tikte ongeduldig met zijn vingertoppen op de leuning van zijn stoel en vroeg dan: „Heb jij hier soms ook al een verkla ring voor gevonden?" Gordon schudde het hoofd. „Het is voor mij een even groot raadsel als het voor u is," verklaarde hij. „Als miss Marino de dievegge is, waarom gaf zij dan uit vrije wil die diefstal aan? Ze heeft die brieven niet onderzocht. U kunt zelf zien, dat de zegels ongeschonden zijn. Mrs O'Connell verklaart dat ook. Ziet u hier licht? Ik niet". Dan keek de kapitein Gordon plotseling aan. „Vind jij niet, dat alles steeds maar in de richting van miss Marino wijst? Ik geloof, dat we haar het scherpst in de gaten moeten houden. Er is iets bijzonders met haar". Gordon liep met zijn handen in zijn zakken het vertrek op en neer. „Het is waar, wat u zegt, maar toch Ik zal eens met Rodriguez over die nieuwe ontdekking spreken. Wilt u miss Marino eerst nog aan een verhoor onderwerpen?" „Ik heb eigenlijk weinig tijd. Ik moet de eerste helpen. Door dat jij buiten dienst staat, heeft hij dubbel werk. Maar ik wil toch die jongedame nog eens aan de tand voelen." „Ik zal haar even halen," zei Gordon. Hij vond de filmster nog in haar hut. Hij deelde het verzoek van de kapitein mee. „Wat wil hij?" vroeg het meisje hem ongerust aanziend. „Hij wil je alleen wat vragen stellen. Geef daar maar eerlijk antwoord op. Dat is het beste." Miss Marino stond op en volgde hem zwijgend. Kapitein Jones nodigde haar vriendelijk uit om te gaan zitten. „Het is een eigenaardig geval, miss Marino," begon hij. „Hebt u enig idee, hoe die goederen in uw hut gekomen zijn?" „Nee ik begrijp er niets van" verklaarde het meisje. „Iemand moet ze in mijn kast verborgen hebben, toen ik niet aanwe zig was. Wie dat gedaan heeft, weet ik niet. Ik ontdekte het vanmiddag, toen ik naar een japon zocht. Ik ben toen naar de tweede stuurman op zoek gegaan, maar kon hem niet onmid- delijk vinden. Later ontmoette ik hem en vertelde hem van mijn ontdekking. De rest zal hij u wel verteld hebben." „Dat heeft hij, maar ik wilde u nog wat anders vragen. Kunt u opgeven, waar u vanmorgen geweest bent?" „Zeker kan ik dat. Ik ben lange tijd in de rooksalon ge weest, waar ik heb zitten lezen. Verschillende pasagiers heb ben mij daar gezien." „Waar was u tijdens het ontbijt?" „In mijn hut. Ik heb lang geslapen, want ik ging laat naar bed." Het gezicht van de kapietin betrok even, toen hij naar de reden van dit lange opblijven giste. „U hebt natuurlijk geen ge tuigen, die dit kunnen bevestigen?" „Hoe zou ik dat kunnen? Ik ben niet eerder dan ca. 9.30 uur opgestaan. Voordien heb ik niemand gezien." Kapitein Jones knikte. Hij dacht even na en knikte toen te vreden. „Kunt u verder nog iets verklaren, dat een eventueel licht werpt op deze diefstal?" „Neen", antwoordde het meisje beslist. „Ik heb alles verteld, wat ik wist". „Het blijft een moeilijk geval, miss Marino. Ik moet zeggen, dat er een verdenking rust op u. Wij zullen deze zaak weer verder uitzoeken. Ik raad u in uw eigen bestwil aan om, als u nog wat verzwegen hebt, dit ons thans mee te delen. Daar verbetert u uw zaak mee." „lik heb aan hetgeen ik gezegt heb niets meer toe te voegen," verklaarde zij. „Dank u, miss Marino. U kunt gaan." Gordon begeleidde haar naar de deur. Zij glimlachte heel even tegen hem en verdween toen in de gang. Gordon keerde terug naar zijn plaats. De gezagvoerder stopte een pijp. „Ik heb juist een idee gekregen, toen ik Miss Marino verhoorde. Zij heeft voor sommige tijden tijden waarop een bepaalde gebeurtenis plaats vond een schijn van alibi. Wat denk je ervan, als zij een handlanger had? Zou dat het een en ander niet ophelderen?" „Ik zie niet in, wat dat op zou helderen," zei Gordon. „Bo vendien, wie zou dat geweest kunnen zijn?" „Wie? Denk eens aan die verstekeling? Is die wel zo on schuldig als hij doet voorkomen?" Gordon stond nogal sceptisch tegenover deze mogelijkheid. Het was duidelijk op zijn gezicht te lezen. Toch zei hij: „We kunnen hem nogmaals verhoren." „Nu niet", zei de kapitein. „Na het souper. Eerst moet ik nu naar de stuurhut. Heb jij nog iets te doen?" „Nee. Ik ga met u mee. Na het souper kunnen* we weer verder gaan." Beide officieren begaven zich naar de stuurhut, waar een niet zeer vriendelijk gestemde eerste stuurman hen wachtte. Die avond sprak Gordon nog even met mr Rodriguez. Deze luisterde met belangstelling naar het verslag dat Gordon hem bracht over de ontdekking van de sieraden. „Ik geloof, dat we hier met een zeer geraffineerde jongedame te doen hebben", zei hij. „Ik had dat niet van haar gedacht, toen ik haar ont moette.' Deze blote beschuldiging ergerde Gordon niet weinig. Rodri guez moest wel erg zeker zijn van zijn zaak, dat hij dat zo bout dorst te beweren. „Ik ben nog niet zo zeker van haar schuld," merkte hij stijfjes op. „We zullen het verder uitzoeken. Ik heb zo'n gevoel, dat de eigenlijke dader haar alles in de schoenen wil schuiven. We zullen het spoedig weten. Straks zullen de typewriters op het schip onderzocht worden. Dan moet blijken, wie de schul dige is." i( 'J „Dat is een zeer goed idee," prees de regisseur. „Ik heb nu eerst nog wat werk te doen en dan zullen we die verstekeling nog eens aan de tand voelen. Veel verwacht ik er niet van, maar de kapitein denkt, dat de man meer weet, dan zo op het eerste gezicht lijkt. U hoort nog wel van ons, mr Rodriguez." „Succes, stuurman", antwoordde Rodriguez. Gordon wierp zich met enthousiasme op zijn taak. Zo was hij na een uurtje klaar met zijn werk en hep hij even naar buiten om een luchtje te scheppen. Het regende en het was donker. Geen der passagiers was aan dek en de wachtsman op het voorschip was in zijn hokje gekropen voor het miezerige regentje. Gordon leunde even tegen de verschansing rond de comman dobrug. Het weer deerde hem niet. In gedachten bleef hij even staan. Zo bemerkte hij niet, hoe een donkere schaduw beneden op het promenadedek zich langzaam oprichtte. Een arm strekte zich. Er klonk een schot een vuurrode straal vuur spoot door de duisternis. Een doffe kreet van pijn en Gordon greep in een vertwijfelde beweging om zich heen. Dan stortte hij neer. In enkele stappen was de schaduw verdwenen. Een deur werd opengeworpen. Twee figuren stapten uit de stuurcabine en trachtten de duisternis rond hen te doorboren. „Daar", klonk dan ineens de opgewonden stem van de kapitein. „Daar!" Hij was in enkele stappen bij de plat lig gende figuur op de brug. „Het is Gordon. Gauw, haal de dokter." De tweede figuur snelde weg. Michael Jones boog zich over zijn tweede stuurman. „Gordon," zei hij halfluid. „Wat is er jongen. Kun je mij verstaan?" Hij kreeg geen antwoord. Gejaagd knoopte de kapi tein Gordon's uniformjas los. Hij voelde met zijn handen tegen de borst van de jongeman. Het hart klopte nog! „Gelukkig, hij is niet dood," mompelde de man. Voorzichtig streelde hij over het hoofd en veegde een lok terug. Zijn hand voelde klam aan. Hij keek naar zijn hand en bracht haar in het licht, dat vanuit de stuurhut naar buiten straalde. Er zat bloed aan die hand! Er sprak een grimmige woede uit de blik, die hij in het rond wierp. Ergens in die duisternis moest zich iemand schuil hou den, die zich niet ontzag een medemens in koele bloede neer te schieten. Iemand, die als een op bloed beluste tijger vanuit een duistere hoek zijn prooi beloerde om zijn slag te slaan als de man niet oplette. „Had ik je in mijn vingers gromde hij. Hij maakte de zin niet af, doch het was duidelijk wat hij wilde zeggen. Dokter Merryland kwam hijgend aanlopen. Hij knielde neer. „Licht." bracht hij tussen een paar ademstoten uit. „Verdraaid, ik kan zo niets zien." Nu was het kapitein Jones, die de stuurhut binnenholde om een der grote seinlampen aan te steken. Een seconde later was de linkerzijvleugel van de commandobrug stralend verlicht. De dokter boog zich over het lichaam. Juist boven de slaap liep een vuurrode streep, waaruit wat donkergekleurd bloed sijpel de.„Hoe is het, dokter," vroeg de kapitein fluisterend. „Als dit alles is, dan is het niet ernstig." Voorzichtig onder zocht hij de rest van het lichaam. „Niets ernstig, gelukkig," zei hij dan. Op een haartje na gemist." Geholpen door de kapitein en de eerste stuurman droegen zij het lichaam naar binnen. Beneden in het hospitaal werd hij te bed gelegd. De wonde aan zijn hoofd werd verbonden en een verpleegster hield de wacht bij hem. „Waarschuw me onmid dellijk als er iets bijzonders is. Denk er om, neen geen enkel risico. Ik word liever voor niets geroepen, dan te laat. Er kunnen zich complicaties voordoen." Na deze instructies wierp dokter Merryland nog een blik op zijn vriend en verdween hij in de kapiteins hut, waar de beide mannen nog lang ernstig zaten te praten. HOOFDSTUK 7 In spanning staarde dokter Merryland naar het bleke gezicht op het kussen. Een verpleegster stond naast hem. „Ik geloof, dat hij bij bewustzijn komt", fluisterde de dokter. De jongeman bewoog zijn hoofd en kreunde even. Hij trachtte zijn arm op te heffen, doch zij viel krachteloos weer terug in de dekens. Hij opende zijn ogen en knipperde tegen het licht. De dokter boog zich over hem heen. „Ha Gordon, hoe voel je je?" Verdwaasd keek deze hem aan. Dan herkende hij hem. „Mor ning, dok. Wat is er gebeurd?" Hij trachtte zich in de kussens op te heffen. De zuster ondersteunde hem. „Iemand heeft op je geschoten toen je op de brug stond. Het had maar een haartje gescheeld of ik had hier niet meer tegen je behoeven te praten. Het is nu niet zo ernstig. Een paar dagen rust houden en de zaak is weer gezond. Heb je ergens pijn?" „Een beetje aan mijn hoofd." Gordon tastte aan zijn hoofd en voelde het verband. „Hebben ze de dader gegrepen?" Dokter Merryland schudde het hoofd. „In de opwinding van het ogenblik heeft niemand daaraan gedacht. Daarna was het natuurlijk te laat. We hebben alleen een huls gevonden van een Browning F.N. 6.35. Een licht wapen, maar verdraaid ge vaarlijk op een korte afstand. De dader moet dicht bij je ge staan hebben." Gordon zuchtte. „Het lijkt hier wel Chicago," bromde hij. „Als ze die vent nu nog gegrepen hadden, was het niet zo erg geweest. Hebben de passagiers niet iets bemerkt?" „Dat geloof ik niet. Ik heb er tenminste niets over gehoord. Alleen „Alleen?" vroeg Gordon nieuwsgierig. „Vertel op!" „Miss Marino heeft naar je gevraagd. Ze kon je nergens vinden, vertelde ze me. Ik zal haar straks naar je toe sturen?" Gordon kon het niet helpen, maar hij voelde blijdschap, dat het meisje hem niet vergeten was. Sterker nog, dat ze het onmiddellijk in de gaten had, als hij een tijdje voor haar onzicht baar bleef. „Graag", zei hij. „Je weet, hoezeer ik op bezoek gesteld ben". „Zelfs van een verdachte?" vroeg dokter Merryland hem ineens ernstig aankijkend. „Juist van een verdachte. Door mijn omgang met haar ben ik heel wat te weten gekomen, wat ze me anders niet verteld zou hebben. Ik weet niet in hoevere zij bij die moordgeschiedenis betrokken is, maar ik ik kan niet geloven, dat zij schuldig is Luister eens dok, zeg eens eerlijk. Geloof jij, dat zij schuldig is?" Dokter Merryland ontweek zijn blik. „Ik weet het niet, Gordon. De verdenkingen zijn ernstig en gegrond. Of alles op een misverstand berust? Ik weet het niet." Hij zweeg even en vervolgde toen: „Blijf objectief, Gordon. Laat je niet misleiden door lieve maniertjes en onschuldige ogen. Ik kan me voor stellen, dat een jonge kerel niet zou geloven in schuld, maar laat je niet beïnvloeden door het uiterlijk. Probeer uit te vinden wie de moordenaar is. Als zij werkelijk onschuldig is, zal dat 'blijken." „Ik zal het uitzoeken," zei Gordon vastbesloten. „Oké. Je weet waar je me vinden kan, als je me nodig hebt „Dank je, dok. Ik zal er om denken." Dokter Merryland verwijderde zich, na op gefluisterde toon fenkele aanwijzingen aan de verpleegster gegeven te hebben. Gordon rekte zich uit en vouwde zijn handen onder zijn hoofd, Hij had een beetje hoofdpijn, doch voor de rest voelde hij zich goed. Door zijn half-gesloten ogen sloeg hij de verrichtingen van de verpleegster gade. Als vanzelf gingen zijn gedachten terug naar de gebeurtenissen van de vorige dag. Waarom was er op hem geschoten? Dit was de tweede aanslag op hem zelf. De eerste was, omdat hij de persoon, die Tequita's hut binnen wilde dringen, achtervolgde. Zuiver noodweer dus. Het schot van gisterenavond was echter afgevuurd met de bedoeling van de schutter om hem te doden. Het was óf aan het lichte wapen óf aan de onbekwaamheid van deze te wijten, dat hij niet ernstig getroffen werd. Waarom wilde men hem doden? Waarom nu pas? De schrij ver van de dreigbrief had er op gezinspeeld. „Herinnert u slechts wat Pete O'Connell overkomen is. Beschouw dit als een ernstige waarschuwing". Hoe wist de dader dat hij het onderzoek toch voortgezet had?" Had hij dan soms iets ont dekt dat gevaarlijk was voor di aader? Deze gedachte gaf hem een schok. Hier lag een reële moge lijkheid. Wat had hij dan ontdekt, wat zo gevaarlijk was? De plaats waar de gestolen sieraden en papieren verborgen waren? Nee, hier zag hij geen enkele verbinding. Het tweede punt was, dat hij ontdekt had, dat de beide brieven met dezelfde machine getypt waren. Wat kon dat voor een gevaar voor de moorde naar inhouden! Of was het feit, dat allle machines aan boord onderzocht werden? Dat was het! Natuurlijk, maar hoe kon hij dat weten? Er waren maar enkele personen met dat plan op de hoogte. Maar hij kon het beide vrouwen verteld hebben, dat wist hij niet zeker meer. Verdraaid, weer stootte hij op Lucia en Tequita. Hield dat nu nooit op. Voor de zoveelste maal ging hij na, wat Lucia tegen had. Weer stootte hij op het probleem, dat hij de vorige dag al met Rodriguez besproken had. Als Lucia wilde stelen, waarom nam zij dan die sieraden mee? Was dat verhaal over die dreigbrief soms maar verzonnen? In gedachten keek hij voor zich uit. Dan verhelderde opeens zijn gezicht. „Zuster, wilt u even voor mij een briefje schrijven?" „De verpleegster nam potlood en papier ter hand en keek hem vragend aan. Gordon dikteerde een telegram en vroeg haar dit aan de marconist ter hand te stellen en bij de man aan te dringen op een spoedige behandeling. Juist toen de zuster zich wilde verwijderen, kondigde zich een bezoekster aan, die mr Jenkins wilde zien. „Hallo, Gordon, wat is er mef jouw gebeurd?" vroeg een zachte vrouwenstem, waarin ongerustheid doorklonk. „Lucia, lief van je om me op te komen zoeken. Wat er met me gebeurd is? Iemand wilde zijn schotvaardigheid op mij pro beren. Gelukkig was hij of zij geen bijzondere schutter." „Iemand op je geschoten? Gordon? Is het ernstig?" „Gelukkig niet. Voor de tweede maal net op het nippertje. Maar ja, dat is het risico." „Wat ontzettend," fluisterde het meisje hem met 'grote ver schrikte ogen aanziend. „Wie heeft dat gedaan?" „Als we dat maar wisten, dan waren we een heel eind verder. De dader prefereert het voorlopig nog in het duister te blijven en slechts af entoe als een duveltje uit een doosje te voorschijn te springen." Zijn toon klonk luchtig, maar het meisje voelde toch een dreiging in zijn stem, toen hij vervolgde: „Het zal me overigens een genoegen zijn, de deksel van dat doosje eens dicht te houden, zodat hij of zij niet meer kan ontsnappen." Lucia ging naast zijn bed op een stoel zitten. Ze legde haar handje met een naïef gebaar op Gordon's arm en vroeg: „Hoe - NORDEMANN Nieuwe voorjaar- en zomerdessins Stil knippatronen Kleine Dorpsstr. 25 Bergen voel )e je nuï „Een beetje hoofdpijn, dat is qlles." „Gelukkig, dat het niet ernstig is." „Vanmiddag kruip ik er weer uit. Er wacht me nog veel werk." „Zou.... je dat wel doen?" vroeg ze bezorgd. „Wacht liever wat tot je weer helemaal beter bent." (Wordt vervolgd) GEVARIEERDE SCHOTELS 50 gr, LEVER 50 gr. LUNCHWORST 50 gr. HAM 71 50 gr. CASSELRIB 50 gr. ROOKVLEES 69 50 gr. LEVERWORST J Lunchworst 200 gr. 49 Haagse leverw. 200 gr. 44 Geld. ham 200 gr. 88 Cervelaat 150 gr. 69 Zuid Holl. Meikaas 400 gr. 119 Volvette kaas jong 500 gr. 104 2 pak Smeerkaas 54 Korstloze kruidkaas 150 gr. 41 Jodenkoeken 2 bus 69 1 Literspot Appelmoes voor 75 Utrechtsesprits 200 gr. 57 Goudsemoppen 200 gr. 55 Cososkoekjes 200 gr. 44 Banket allerhande 200 gr. 59 Groninger wafels 200 gr. 57 Mandarijntjes 200 gr. 59 Musketchocolade 200 gr. 69 Assortie eitjes 200 gr. 39 Schuim 150 gr. 29 Gem. drop 150 gr. 44 Prima cacao 100 gr. 49 NIEUW NIEUW COCOS FRAMB STROOISEL 200 gr. 39 cent Appelstroop beker 39 Huish.vlokken 200 gr. 31 Pindakaas per pot 65 200 gr. Zoute pinda 48 1 pak zoute krakelingen 75 Sperciebonen per blik 79 Spinazie per blik 69 Ananas per blikje 69 Fruit coctail p. blikje 79 Zuivere ruwe Honing per pot 99 Ótba SOEPEN Tomaat, Groenten, Vermicelli, Kalfs, met vlees per blik 77 Soepballen per blik 79 Groenten of kippensoep 2 pakjes 79 Bij 1 groot pak Radion 1 grote bus Vim van 42 voor 30 Alle soorten JOHNSON wrijfwas en Cleaner voorradig.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1956 | | pagina 4