tkisdaad eu JüepAe
Iets extra's voor de Paasdagen
Grooteman
Fa. N. JONKERS
PAASAANBIEDING:
DE JONG'S LUXE BAKKERIJ
op een oceaanstomer
BON
SLAGERIJ
Stroomerlaan Bergen
TONEELUITVOERING
„DE SUKKEL"
EXTRA VOORDELIG:
B'J,-.v\Cw
D
E
R
0
D
E
S
T
1
E
R
Een verhaal uit de tijd van de voortrekkers en (pioniers 45
Dan natuurlijk naar
Voor Uw
GEBAKSOORTEN
PAASTAARTEN
PAASBRODEN
Een spec. Weekend Brood voor
TULBANDEN Mosc en Krenten
PAASEIEREN
PAASMANDJES
PAASEITJES
de Paasdagen, blijft veel langer Vers
Hereweg 7 Schoorl Telefoon 205
„Niets bijzonders, dok," zei Gordon. „Ik ben weer de oude."
„Dat zullen we even controleren,' zei de dokter. Zijn be
hendige vingers wikkelde het verband los. Hij gromde goed
keurend, toen de wonde zichtbaar werd.
„Dat ziet er goed uit," merkte hij op, onderwijl een nieuw
verband aanleggend. „Veel last zul je er niet meer mee heb
ben. Het staat overigens wel stoer, zo'n wit verband om je
hoofd als je gaat passagieren."
Gordon glimlachtte even. „Het is zinloos geweest,' merkte
hij dan somber op. „Heeft de kapitein je al verteld over van
middag?"
„Nee, dat heeft hij niet. Vertel eens op?"
Gordon bracht zijn vriend een sober verslag. „Zo, zo," zei
de dokter, wijs met zijn hoofd knikkend. „Zo gaat dat ooit.
Ik begrijp wat jij op het moment voelt."
Het sobere antwoord was genoeg voor Gordon. Dokter
Merryland begreep hem. „Neem dit pilletje in en slaap er eens
een nachtje over. Slaap verdrijft de zorgen."
Gordon nam het middeltje aan en wenste de arts welte
rusten. Dan viel zijn oog op het boek, dat mr Rodriguez hem
geleend had. Hij bladerde er in en las het hoofdstuk, dat de
man hem aangeduid had even vluchtig door. „Te laat, Rodri
guez", mompelde hij dan. Je had gelijk, maar ik zou er heel
wat voor over hebben als je dat NIET had.
Hij bladerde verder, tot zijn oog bleef rusten op het titelblad.
Verbaasd keek hij naar enkele regels die in een voor hem
volkomen onleesbaar schrift geschreven waren.
„Wat is dat nu voor een Sanskriet," vroeg hij zich ver
baasd af. Het waren vier regels met de hand geschreven in een
schrift, dat voornamelijk uit haaltjes en tekentjes bestond.
Dan zag hij in normaal leesbaar schrift een onderschrift. Het
was een naam: Kymote Yucat Yma en dan volgde een datum:
22-10-40.
Gordon knipperde met zijn ogen. Daar snapte hij geen zier
van. Weer trachte hij het te ontcijferen. Vergeefs. Hij bekeek
de naam. Kymote Yucat Yma. Ér knapte iets in zijn her
senen. Die naam had hij meer gehoord. Ja, juist Tequita had
die naam genoemd tijdens haar verhaal in de rooksalon. Het
was haar familienaam. Wat had die naam met een boek van
Rodriguez te maken? Gordon brak er zijn hoofd over, doch
zag geen verband. Het intrigeerde hem echter. Zozeer zelfs,
dat hij opstond en zich op weg begaf, om zijn licht verder
bij een bevoegd persoon op te steken.
HOOFDSTUK 8.
Mrs Tequita O'Connell was druk bezig met haar koffers
te pakken, daarbij geassisteerd door een hutbediende, toen er
op de deur van haar hut geklopt werd. „Binnen," riep zij
automatisch.
Gordon Jenkins trad de hut binnen. „Ik wilde u graag even
persoonlijk spreken, mrs O'Connell," zei hij.
De vrouw wenkte de hutbediende zich te verwijderen en
vroeg daarna: „Waarmee kan ik u van dienst zijn, mr Jenkins?"
Toen Gordon bleef staan voegde zij er aan toe: „Gaat u even
zitten." Gordon aanvaardde de uitnodiging en begon: „Ik wilde
u een dienst vragen, mrs O'Connell. Dit naar aanleiding van
uw uiteenzetting in de rooksalon. Ik heb hier namelijk iets
zeer vreemds, dat mij in hoge mate intrigeert."
Mrs. O'Connell zweeg en keek hem belangstellend aan.
Gordon toonde het boek, dat hij van mr Rodriguez te leen
had gekregen. „Ik heb hier een boek en er in bladerend viel
mijn oog op de titelpagina. Daar staan enkele zinnen in een
vreemd letterschrift. Bovendien een naam, die me frappeerde.
Zei u zojuist niet, dat uw familie-naam Tequita Yucat Yma
luidde?"
,,Ja,' antwoordde de dame, hoogst verbaasd.
„Juist, dat meende ik mij te herinneren. Welnu, deze naam
staat in dit boek geschreven." Hij sloeg het werk open en
toonde het mrs O'Connell. Deze wierp er een blik op en nam
het toen ter hand. Gedurende enkele ogenblikken tuurde zij
op de regels en gaf het daarna aan Gordon terug.
'De vrouw knikte. „Ik ben geen grote held in dit schrift, want
men heeft mij omdat ik een meisje was dit nooit geleerd.
Omdat ik me er wel voor interesseerde heb ik het schrift toch
een beetje bestudeerd. Deze regels zijn inderdaad geschreven in
de taal van mijn volk. Het zijn twee versregels uit zeer oude
rituele vuurdans. Vrij vertaald luiden ze als volgt:
Houdt zuiver uw geslacht, o zonen en dochteren
Verdedig het, zoals u het voorgeschreven is.
„De naam die er onder staat is een mannennaam. De persoon
ken ik echter niet. Ons geslacht is zeer uitgebreid. Hoe komt
u, als ik vragen mag, aan dit boek?"
„Iemand, wiens identiteit ik liever voorlopig geheim houd,
leende het mij. Mag ik u verder bedanken voor uw medewer
king?" Hij verwijderde zich en mrs Tequita O'Connell keek
hem verbaasd na.
In gedachten verzonken wandelde Gordon door de passage.
Hoe kwamen deze regels in een boek van een filmdirecteur?
Hoe kwam deze man aan een kennis die deze naam droeg?
De naam van een vrouw, wier man zo kort geleden vermoord
.was Gordon nam een resoluut besluit. Hij begaf zich op
weg naar de rooksalon, waar hij mr Rodriguez niet trof. „Hij is
naar zijn hut gegaan," deelde men hem mede.
Weer keerde Gordon terug op zijn schreden en even later
klopte hij aan bij de hut van de man.
Mr Rodriguez toonde in niets, dat hij verbaasd was door
zijn komst. Hartelijk noodde hij de officier uit tot binnenkomen.
„Hebt u het hoofdstuk doorgelezen?"
„Inderdaad," zei Gordon. „En het vertoonde veel overeen
komst met het geval, dat wij hier aan boord hadden. Ik vond
echter nog iets en daar werd mijn aandacht door getrokken.
Misschien vindt u het onbescheiden, maar het wekte zozeer mijn
nieuwsgierigeid op, dat ik het u even wilde vertellen en tevens
wilde vragen wat dat betekent. Ik bedoel dit."
Gordon sloeg het boek wederom open en wees op de regels
in het oud-peruaanse schrift. Mr Rodriguez volgde zijn aan
wijzing en Gordon, die de man scherp gadesloeg, zag dat hij
duidelijk schrok. „Dit?" vroeg hij verward. „Och het is niets.
Ik kreeg het boek van een vriend, die zeer geïnteresseerd was
in assyrisch schrift. Hij kende mijn hobby voor „crime" en
schreef enkele regels van een oud assyrisch wetboek als her
innering op deze pagina. Ik weet niet precies wat het betekent,
maar het gaat over diefstal, die altijd gestraft wordt."
Gordon voelde dat de man loog. Had Tequita niet gezegd,
dat het oudperuaans was? Wat kon Rodriguez voor een reden
hebben om dat te verbergen? Hij had die, want het was uit
gesloten, dat peruaans spijkerschrift en Assirisch hetzelfde wa
ren. Vergiste de man zich en kon hij zich niet goed meer
herinneren, wat het precies voor soort schrift was? Dat was
een kleine mogelijkheid, doch Gordon wenste die voorlopig
niet aan te nemen. Verstrooid luisterde hij naar Mr Rodri
guez, die weer teruggekeerd was naar de geschiedenis, die hun
beider aandacht had. Af en toe gaf hij een antwoord of maakte
hij een vage opmerking. Er rijpte een plan in zijn brein. Het was
zot, idoot, maar als hij verkeerd was, was er niets verloren. Het
was te proberen. Een laatste kans.
„Heb ik of heeft iemand u al verteld van onze laatste ont
dekking?" vroeg hij de man.
„Nee, hoe dat zo? U hebt me verteld, dat miss Marino de
gestolen voorwerpen in haar hut ontdekt heeft. Bedoelt u dat
misschien?"
„Nee," antwoordde Gordon. „Vanmiddag hebben wij ont
dekt, dat de verstekeling, die hier aan boord is gevonden, ons
een valse indentiteit opgegeven heeft. Zijn naam luidt: Guiseppe
Marino. Hij is een boer van Miss Marino. Bovendien is er
een brief gevonden, waarin die broer aan zijn zuster bekend,
dat hij een moord gepleegd heeft. Deze brief werd gevonden
in miss Marino's kast in haar hut. Ons komt het thans voor,
dat de zaak „rond" is. Beiden ontkenden hun schuld, maar
nadat de zaak nog eens scherp gezet was, gaf Guiseppe Marino
toe de moord gepleegd te hebben".
„Maar dat is prachtig," riep mr Rodriguez uit. „Ik mag u
wel feliciteren met uw prestatie. Dat is waarlijk kranig werk."
„Ik heb het tevens aan uw opmerking te danken," zei Gordon
met een merkwaardig strak gezicht. „Ik ben blij, dat we zover
gekomen zijn. De bewaking van het schip kan nu opgeheven
worden. Beide personen zijn in hun respectievelijke hutten ge
consigneerd. Er kan nu niets meer gebeuren."
Mr Rodriguez sprong op. Hij lachte vrolijk. „Dit is de eerste
zaak, waarbij ik daadwerkelijk mee heb mogen helpen een
moordmysterie op te helderen. En is goed gelukt. Wat denkt u
van een zachte dronk om dit succes te vieren?"
Gordon zag zo gauw geen uitvlucht om hieraan te ontkomen
en zag zich genoodzaakt te drinken op een zaak, waarvan hij
de goede uitlsag eigenlijk verfoeide. Hij forceerde echter een
glimlach en dronk met Rodriguez mee.
„Het zal u wellicht geen windeieren leggen, dunkt me, mr
Jenkins," zei Rodriguez. „De maatschappij zal uw houding wel
naar waarde weten te schatten, dunkt me. Een promotie wel
licht."
„Ik heb niets anders dan mijn plicht gedaan," weerde Gordon
bescheiden af.
„Dat is valse bescheidenheid. Het is aan uw moed en door
tastendheid te danken, dat deze geschiedenis tot een bevre
digend einde is gebracht. Tot tweemaal toe bent u maar nau
welijks aan de dood ontsnapt
Gordon kreeg een klein schokje, toen hij deze opmerking
hoorde. Hij zweeg echter en Rodriguez vervolgde: „Het zou
me zeef verwonderen als uw maatschappij dat niet zou waar
deren. Bovendien Mr Rodriguez trok een geheimzinnig
gezicht. uw kapitein heeft me in vertrouwen meegedeeld,
dat hij een zeer gunstig luidend rapport over u geschreven beeft.
Nee, ik geloof werkelijk, dat u goede kans hebt."
Gordon werd haast misselijk van het geklets van de man.
Voelde deze dan niet, dat alles wat hij zei als een scherp
mes in Gordon's ziel sneed? Ten koste van Lucia Marino pro
motie maken? Bah Judasloon! Hij dronk in een teug zijn
glas leeg en stond op. „Ik moet gaan, mr Rodriguez. Hartelijk
dank voor uw gastvrijheid. Goede nacht."
„Goede nacht, mr Jenkins".
Met moeite bedwong Gordon zich de deur hard achter zich
dicht te trekken. Wat een draak van een kerel!
Langzaam liep hij in de richting van de rooksalon, waar hij
de kapitein verwachtte. Wat zou deze zeggen van zijn plan?
Was het te zot in zijn ogen? In gedachten repeteerde hij de
zinnen die hij zeggen zou. Hij moest al zijn geschut opstellen om
de man tot overgave te dwingen. Dit móést geprobeerd worden.
Morgen bereikten zij Miami en dan was het te laat.
Vastbesloten liep hij weer naar boven. In de rooksalon trof
hij de gezagvoerder, die in druk gesprek gewikkeld was met
dokter Merryland. „Verdraaid," riep hij geërgerd uit, toen hij
Gordon opmerkte. „Wat is dat nu weer. Ik dacht dat jij al
in je bed zou liggen, en je loopt hier nog rond? Waar is dat
goed voor?"
„Ik moet u dringend spreken,' zei Gordon, zonder acht te
slaan op de opmerkingen van de kapitein. „Het duldt geen
uitstel, kapitein."
Dokter Merryland wilde opstaan, doch Gordon wenkte hem
te blijven zitten. Gordon schoof een stoel bij en begon op
zachte en gejaagde toon te spreken. Naar gelang hij vorderde,
werden de ogen van zijn toehoorders groter. Toen hij klaar
was met zijn verhaal, barstte de kapitein uit: „Maar dat is
idioot! Te gek om over te praten. Ik begin te vrezen, dat het
je in je hoofd geslagen is."
Nogmaals begon Gordon te praten, doch hij voelde, dat hij
tegen een muur stootte. Beslist schudde Michael Jones het
hoofd. „Geen sprake van. Het is te dwaas om over te rede
twisten. Je hebt toch zelf de bewijzen in handen? Wat wil je
nu nog?"
Dokter Merryland legde zijn hand op de mouw van Michael
Jone's uniformjas. „Luister Michael", zei hij. „Er steekt niets
geen kwaad in? We behoeven er maar één persoon van in
kennis te stellen. Verder merkt niemand er iets van. Het hele
verhaal klinkt mij ook dwaas in de oren, maar Gordon is toch
geen kleine jongen meer? Dat heeft hij duidelijk bewezen in het
verloop van deze reis. Ik vind, dat het geprobeerd moet worden.
We kunnen eenvoudig geen risico lopen. Er is een zeer, zeer
kleine mogelijkheid, dat Gordon gelijk heeft. Er hangt een
mensenleven vanaf, Michael, denk daar wel aan."
„Begin jij nu ook al?" vroeg kapitein Jones slecht gehumeurd.
„Ik vind het een zot idee. Als jullie er op staan, wil ik niet
weigeren. Mijn kansen op handhaving zijn toch verkeken. Ik
vlieg er uit, dat is zeker." Gordon begreep nu opeens waarom
de man de laatste dag van deze reis zo korzelig was. Hij
vreesde de maatschappij bij hun aankomst.
„Dat geloof ik niet, kapitein," zei hij. „Niemand kan dit
u verwijten. Bovendien ook al heb ik ongelijk, dan blijft toch
de eerste oplossing gelden. En dan vind ik, dat het onderzoek
onder uw leiding zeer goed en bevredigend afgelopen is."
Kapitein Jones glimlachte kort. „Laten we het daar maar niet
meer over hebben. Staan jullie er werkelijk op om dat zotte
plan tot uitvoering te brengen?"
Gordon knikte heftig en dokter Merryland merkte op: „Er
is niets mee verloren. We kunnen daarna in ieder geval zeggen,
dat we alles geprobeerd hebben."
Dankbaar keek Gordon zijn vriend aan. Zonder diens hulp
was hij er niet gekomen. Kapitein Jones trok zijn schouders op.
„All right. Je kunt je gang gaan."
Gordon liet geen tijd verloren gaan. Hij begaf zich onmid
dellijk naar de hut van de vrouw van wijlen Pete O'Connell.
Dokter Merryland volgde hem. Hij klopte aan. „Ik ben het, mrs
O'Connell. Mag ik u voor een tweede maal deze avond lastig
vallen. Het is zeer dringend."
„Een ogenblik, mr Jenkins." Er klonken voetstappen in de
hut. Enkele momenten later werd de deur geopend. Mrs O'Con
nell had zich klaarblijkelijk al te bed begeven of was van zins
dit spoedig te doen. Zij was gekleed in pyama en droeg daar
over een kamerjas.
,,U hebt dokter Merryland al eens eerder ontmoet?"
Dokter Merryland knikte en ook mrs O'Connell bewoog
bevestigend haar hoofd. „Komt u binnen heren."
Toen zij binnen waren, begon Gordon omstandig de redenen
van hun komst uit te leggen en haar gelaat nam naarmate hij
vorderde een verbaasder uitdrukking aan.
„Wat verlangt u nu van mij?" vroeg zij.
Gordon legde het haar uit. De vrouw schudde het hoofd.
„Ik begrijp er niets van", bekende ze, „maar ja, als het zo
belangrijk is, geef ik gehoor aan uw verzoek."
„Wij kunnen helaas u niet alles uitleggen. Daarvoor werpen
wij een blaam op iemand, die dit misschien i„et verdient. Daar
door verkeren wij in een dwang positie. U hebt al getoond, dat
u daar begrip voor heeft en dat u aan ons verzoek gehoor
geeft. Laat me even zien. Juist. Excuseert u mij een ogenblik."
Hij verdween en liep op een drafje naar een andere hut.
Weer klopte hij aan, verdween in de hut om na enkele minuten
weer te voorschijn te komen.
„Okay", zei hij. „Is u verder alles duidelijk, mrs O'Connell?"
Wij wachten dan buiten even en daarna ziet u wel verder."
Een ogenblik later had een toevallige toeschouwer een stoet
door de passage zien trekken, die door haar samenstelling zijn
verwondering gaande had kunnen maken. Voorop liep Gordon,
die een citybag droeg. Daarna volgde mrs O'Connell, nog steeds
gekleed voor „binnenskamers", terwijl dokter met een plech
tig gezicht als hekkensluiter fungeerde. Gordon klopte aan bij
een deur en meldde: „hier is uw gast, mrs Woodstock."
De oude dame opende de deur. „Komt u binnen, mrs O'Con
nell. U bent van harte welkom." Ze wendde zich dan tot Gor
don: „Wees voorzichtig, jongen," zei ze ernstig.
Gordon glimlachte. „Maakt u zich niet ongerust, mrs Wood
stock," antwoordde hij. Dan verwijderden zich de twee offi
cieren. Wederom begaven zij zich naar de hut van mrs O'Con
nell. Zij gingen binnen en Gordon verrichtte enkele geheim
zinnige werkzaamheden aan het bed.
Toen hij daarmee klaar was, knikte hij tevreden. „Lijkt wel
echt, is het niet?"
„Het ziet er goed uit. Nu hebben we niets anders meer te
doen, dan te wachten, is het niet?"
„Nog niet. Ik wil geen enkel risico nemen. Wacht je hier
even!" Wederom verwijderde hij zich. Dit maal duurde het
langer voor hij teruggekeerd was. Hij liet wat in dokter Mer-
ryland's zak glijden.
„Wat is dat?" vroeg de man, „Daar houd ik niet van."
„Houd het. Het kan je te pas komen, vanavond."
„Alles okay nu?" vroeg de dokter.
„We verbergen ons in die hoek daar," wees Gordon. „Is
dat niet het beste?" Merryland knikte. Gordon draaide het licht
in de hut uit en voegde zich bij de dokter.
„En nu maar wachten. God geve, dat we succes hebben."
Lange uren van eindeloos wachten gingen voorbij. Langza
merhand verstomde alle geluiden aan boord. Een doodse stilte
heerste op het schip. Alleen het doffe stampen der motoren
verbrak de stilte.
Het werd twaalf uur. Bewegingloos stonden de mannen. Half
één, één uur, half twee. Traag kropen de wijzers over de zwak-
verlichte wijzerplaat van Gordon's horloge. De stuurman be
woog zich even met zijn voeten. „Hopeloos," fluisterde hij. Dan
greep hij ineens dokter Merryland's arm. „Ik hoor wat!"
Dokter Merryland spande zijn oren in om het geluid op te
vangen. Er klonken sluipende voetstappen in de gang. Ze
kwamen langzaam nader. Ze stopte voor de deur. Er klonk
een geluid aan de deur, alsof iemand aan het slot morrelde. De
twee mannen in de hut drukten zich nog vaster tegen de muur
en hielden hun adem in.
De deurknop bewoog, werd omgedraaid heel langzaam, cen
timeter na centimeter draaide de deur op haar scharnieren.
Dan hield de beweging op. Niets bewoog, geen geluid werd
gehoord. Een donkere schaduw schoof om de hoek van de
deur. Zij bleef staan. Roerloos. Seconden gingen voorbij. Er
kwam weer beweging in de duistere figuur. Stap voor stap
ging zij voort in de slechts door een schaars maanlicht, dat
van buiten afkwam, verlichte hut. Een, sinistere, vormloze:
gestalte.
Voor het bed bleef de figuur staan. Zij boog zich iets voor
over. Ademloos zagen de twee mannen toe. Een arm werd
langzaam opgeheven. Een mes blonk een fractie van een se
conde in een verdwaalde manenstraal. Dan plofte het mes naar
beneden. Tegelijkertijd flitste een scherpe zaklantaarn aan. Een
scherpe mannenstem beval: „Handen omhoog en laat dat mes
vallen!"
Het speelde zich dan verder in enkele seconden af. De man
draaide zich met een ruk om en sprong in de richting, waarvan
de stem gekomen was, In enkele lange passen was dokter
Merryland bij het knopje van het licht, dat hij omdraaide. Gordon
was inmiddels in een gevecht gewikkeld met de moordenaar.
Hij dorst niet te schieten omdat hij daarmee de passagiers zou
alarmeren. Die moesten hier buiten blijven. Hij hield de hand,
waarin het mes was, omklemd en trachtte de man tegen de
grond te gooien.
Dokter Merryland schoot hem te hulp. De man scheen over
reuzenkrachten te beschikken. Hij verweerde zich als een duivel
en Gordon voelde hoe de hand, die hij omklemde, langzamerhand
aan zijn greep ontsnapte. Dan daagde er hulp op. Twee stevige
mannen, door Gordon als bewaking van de gang aangesteld,
hadden het geluid van de worsteling gehoord en kwamen toe
geschoten. Ook zij wierpen zich op het groepje van drie wor
stelende mannen. De strijd was nu spoedig beslist. Vier man
drukten de gemaskerde moordenaar tegen de grond. Zelfs nu
hadden zij nog moeite hem vast te houden. Hij bleef zich ver
weren.
„We moeten hem binden,' hijgde Gordon. „We moeten touw
1. ebben."
„Een der wachtposten liep op een drafje weg om het ver
langde te halen. Met drie strengen werd de man gebonden en
de vakbekwaamheid der matrozen stond er voor in, dat hij
zonder hulp niet meer los kwam.
„Wat nu, stuurman?" vroeg een der matrozen.
(Wordt vervolgd)
TELEFOON 2427
per 500 gram
FIJNE LENDE ROLLADE 2.50
VARKENS 2.40
KALFS- EN
VARKENSROLLADE 2.00
VRIJDAG en ZATERDAG
150 gr. GEBR. GEHAKT 50
150 gr. BOTERHAMW. 50
150 gr. TONGEN WORST 50
150 gr. PORK55
150 gr. GEBR. ROLLADE 65
150 gr. GEK. LEVER 90
250 gram METWORST 1
250 gram LEVERWORST I 120
Beleefd aanbevelend
le Paasdag in
„t Vergulde Paard"
te Koedijk
opgevoerd wordt
Blijspel in 3 bedrijven
Aanvang 8 uur Bal na
Stationsstraat 8, Bergen
Telefoon 2524
APPELMOES pot 1000 gr.
Blik
83
95-76
SPERCIEBONEN (extra) Vi blik 85
V2 blik (extra) 49
PRIMA ZALM per blik 88
SARDINES, groot blik 56
SANDWICH SPREAD per flacon 94
SALATA 94
LIVORNO 98
Tube MAYONNAISE 58
Pot MAYONNAISE 153-80
GROTE VERSE PINDA'S 250 gr. 59
ZOUTE PINDA'S 150 gr. 45
6 GROTE REPEN
smaak naar keuze 98
PRIJSVERLAGING KNORR SOEPEN
85 NU 68
KNAX WORSTJES l05
BORRELWORSTJES 95
SOEP BALLETJES 75
SOEP BALLETJES GROOT 110
BLANKE ROZIJNEN 250 gr. 29
BLAUWE ROZIJNEN 250 gr. 39
KRENTEN 250 gr. 45
SUCADE 100 gr. 50
BICARREAUX 65
SNIPPERS 65
VANILLESUIKER 6 voor 25
BLOEM per Kg. 37
BAKMEEL 2 pak 68
250 gr. THEE BISCUITS 29
500 gr. KANTKOEK 29
2 ROL BESCHUIT 35
3 PAKJES MARGARINE 89
Bij aankoop vani
1 fles ALGERIA
volrode zoete Wijn 298
1 fles (hele) ADVOCAAT
voor 198
•Dsns De veil*
Der?. Ce ons r-i
Wk De wr>/A - 'Es
(U VFKGefr WÓrDÏèr.
,8LfiNKEf/ O/fS AM GE
pmn Hebserr;
MDE wet WO/iEl'. HODe sneef ewer opr/ouoen
Gen Kor/r W'J Moe re ff DS t. -y— -
oe ouoe blmxerf
lalou v, bbpden 'JÉr
KEe.ZooH
/VW W'J
Moeren Geen
KWMD Me r
kia/mo oep
Gei ven
dê ouoe lalou wmKfL r mer?
buiten maab eer/ soip/m r
ZIET HEM