tkisdaad eu JüepAe Iets extra's voor de Paasdagen Grooteman Fa. N. JONKERS PAASAANBIEDING: DE JONG'S LUXE BAKKERIJ op een oceaanstomer BON SLAGERIJ Stroomerlaan Bergen TONEELUITVOERING „DE SUKKEL" EXTRA VOORDELIG: B'J,-.v\Cw D E R 0 D E S T 1 E R Een verhaal uit de tijd van de voortrekkers en (pioniers 45 Dan natuurlijk naar Voor Uw GEBAKSOORTEN PAASTAARTEN PAASBRODEN Een spec. Weekend Brood voor TULBANDEN Mosc en Krenten PAASEIEREN PAASMANDJES PAASEITJES de Paasdagen, blijft veel langer Vers Hereweg 7 Schoorl Telefoon 205 „Niets bijzonders, dok," zei Gordon. „Ik ben weer de oude." „Dat zullen we even controleren,' zei de dokter. Zijn be hendige vingers wikkelde het verband los. Hij gromde goed keurend, toen de wonde zichtbaar werd. „Dat ziet er goed uit," merkte hij op, onderwijl een nieuw verband aanleggend. „Veel last zul je er niet meer mee heb ben. Het staat overigens wel stoer, zo'n wit verband om je hoofd als je gaat passagieren." Gordon glimlachtte even. „Het is zinloos geweest,' merkte hij dan somber op. „Heeft de kapitein je al verteld over van middag?" „Nee, dat heeft hij niet. Vertel eens op?" Gordon bracht zijn vriend een sober verslag. „Zo, zo," zei de dokter, wijs met zijn hoofd knikkend. „Zo gaat dat ooit. Ik begrijp wat jij op het moment voelt." Het sobere antwoord was genoeg voor Gordon. Dokter Merryland begreep hem. „Neem dit pilletje in en slaap er eens een nachtje over. Slaap verdrijft de zorgen." Gordon nam het middeltje aan en wenste de arts welte rusten. Dan viel zijn oog op het boek, dat mr Rodriguez hem geleend had. Hij bladerde er in en las het hoofdstuk, dat de man hem aangeduid had even vluchtig door. „Te laat, Rodri guez", mompelde hij dan. Je had gelijk, maar ik zou er heel wat voor over hebben als je dat NIET had. Hij bladerde verder, tot zijn oog bleef rusten op het titelblad. Verbaasd keek hij naar enkele regels die in een voor hem volkomen onleesbaar schrift geschreven waren. „Wat is dat nu voor een Sanskriet," vroeg hij zich ver baasd af. Het waren vier regels met de hand geschreven in een schrift, dat voornamelijk uit haaltjes en tekentjes bestond. Dan zag hij in normaal leesbaar schrift een onderschrift. Het was een naam: Kymote Yucat Yma en dan volgde een datum: 22-10-40. Gordon knipperde met zijn ogen. Daar snapte hij geen zier van. Weer trachte hij het te ontcijferen. Vergeefs. Hij bekeek de naam. Kymote Yucat Yma. Ér knapte iets in zijn her senen. Die naam had hij meer gehoord. Ja, juist Tequita had die naam genoemd tijdens haar verhaal in de rooksalon. Het was haar familienaam. Wat had die naam met een boek van Rodriguez te maken? Gordon brak er zijn hoofd over, doch zag geen verband. Het intrigeerde hem echter. Zozeer zelfs, dat hij opstond en zich op weg begaf, om zijn licht verder bij een bevoegd persoon op te steken. HOOFDSTUK 8. Mrs Tequita O'Connell was druk bezig met haar koffers te pakken, daarbij geassisteerd door een hutbediende, toen er op de deur van haar hut geklopt werd. „Binnen," riep zij automatisch. Gordon Jenkins trad de hut binnen. „Ik wilde u graag even persoonlijk spreken, mrs O'Connell," zei hij. De vrouw wenkte de hutbediende zich te verwijderen en vroeg daarna: „Waarmee kan ik u van dienst zijn, mr Jenkins?" Toen Gordon bleef staan voegde zij er aan toe: „Gaat u even zitten." Gordon aanvaardde de uitnodiging en begon: „Ik wilde u een dienst vragen, mrs O'Connell. Dit naar aanleiding van uw uiteenzetting in de rooksalon. Ik heb hier namelijk iets zeer vreemds, dat mij in hoge mate intrigeert." Mrs. O'Connell zweeg en keek hem belangstellend aan. Gordon toonde het boek, dat hij van mr Rodriguez te leen had gekregen. „Ik heb hier een boek en er in bladerend viel mijn oog op de titelpagina. Daar staan enkele zinnen in een vreemd letterschrift. Bovendien een naam, die me frappeerde. Zei u zojuist niet, dat uw familie-naam Tequita Yucat Yma luidde?" ,,Ja,' antwoordde de dame, hoogst verbaasd. „Juist, dat meende ik mij te herinneren. Welnu, deze naam staat in dit boek geschreven." Hij sloeg het werk open en toonde het mrs O'Connell. Deze wierp er een blik op en nam het toen ter hand. Gedurende enkele ogenblikken tuurde zij op de regels en gaf het daarna aan Gordon terug. 'De vrouw knikte. „Ik ben geen grote held in dit schrift, want men heeft mij omdat ik een meisje was dit nooit geleerd. Omdat ik me er wel voor interesseerde heb ik het schrift toch een beetje bestudeerd. Deze regels zijn inderdaad geschreven in de taal van mijn volk. Het zijn twee versregels uit zeer oude rituele vuurdans. Vrij vertaald luiden ze als volgt: Houdt zuiver uw geslacht, o zonen en dochteren Verdedig het, zoals u het voorgeschreven is. „De naam die er onder staat is een mannennaam. De persoon ken ik echter niet. Ons geslacht is zeer uitgebreid. Hoe komt u, als ik vragen mag, aan dit boek?" „Iemand, wiens identiteit ik liever voorlopig geheim houd, leende het mij. Mag ik u verder bedanken voor uw medewer king?" Hij verwijderde zich en mrs Tequita O'Connell keek hem verbaasd na. In gedachten verzonken wandelde Gordon door de passage. Hoe kwamen deze regels in een boek van een filmdirecteur? Hoe kwam deze man aan een kennis die deze naam droeg? De naam van een vrouw, wier man zo kort geleden vermoord .was Gordon nam een resoluut besluit. Hij begaf zich op weg naar de rooksalon, waar hij mr Rodriguez niet trof. „Hij is naar zijn hut gegaan," deelde men hem mede. Weer keerde Gordon terug op zijn schreden en even later klopte hij aan bij de hut van de man. Mr Rodriguez toonde in niets, dat hij verbaasd was door zijn komst. Hartelijk noodde hij de officier uit tot binnenkomen. „Hebt u het hoofdstuk doorgelezen?" „Inderdaad," zei Gordon. „En het vertoonde veel overeen komst met het geval, dat wij hier aan boord hadden. Ik vond echter nog iets en daar werd mijn aandacht door getrokken. Misschien vindt u het onbescheiden, maar het wekte zozeer mijn nieuwsgierigeid op, dat ik het u even wilde vertellen en tevens wilde vragen wat dat betekent. Ik bedoel dit." Gordon sloeg het boek wederom open en wees op de regels in het oud-peruaanse schrift. Mr Rodriguez volgde zijn aan wijzing en Gordon, die de man scherp gadesloeg, zag dat hij duidelijk schrok. „Dit?" vroeg hij verward. „Och het is niets. Ik kreeg het boek van een vriend, die zeer geïnteresseerd was in assyrisch schrift. Hij kende mijn hobby voor „crime" en schreef enkele regels van een oud assyrisch wetboek als her innering op deze pagina. Ik weet niet precies wat het betekent, maar het gaat over diefstal, die altijd gestraft wordt." Gordon voelde dat de man loog. Had Tequita niet gezegd, dat het oudperuaans was? Wat kon Rodriguez voor een reden hebben om dat te verbergen? Hij had die, want het was uit gesloten, dat peruaans spijkerschrift en Assirisch hetzelfde wa ren. Vergiste de man zich en kon hij zich niet goed meer herinneren, wat het precies voor soort schrift was? Dat was een kleine mogelijkheid, doch Gordon wenste die voorlopig niet aan te nemen. Verstrooid luisterde hij naar Mr Rodri guez, die weer teruggekeerd was naar de geschiedenis, die hun beider aandacht had. Af en toe gaf hij een antwoord of maakte hij een vage opmerking. Er rijpte een plan in zijn brein. Het was zot, idoot, maar als hij verkeerd was, was er niets verloren. Het was te proberen. Een laatste kans. „Heb ik of heeft iemand u al verteld van onze laatste ont dekking?" vroeg hij de man. „Nee, hoe dat zo? U hebt me verteld, dat miss Marino de gestolen voorwerpen in haar hut ontdekt heeft. Bedoelt u dat misschien?" „Nee," antwoordde Gordon. „Vanmiddag hebben wij ont dekt, dat de verstekeling, die hier aan boord is gevonden, ons een valse indentiteit opgegeven heeft. Zijn naam luidt: Guiseppe Marino. Hij is een boer van Miss Marino. Bovendien is er een brief gevonden, waarin die broer aan zijn zuster bekend, dat hij een moord gepleegd heeft. Deze brief werd gevonden in miss Marino's kast in haar hut. Ons komt het thans voor, dat de zaak „rond" is. Beiden ontkenden hun schuld, maar nadat de zaak nog eens scherp gezet was, gaf Guiseppe Marino toe de moord gepleegd te hebben". „Maar dat is prachtig," riep mr Rodriguez uit. „Ik mag u wel feliciteren met uw prestatie. Dat is waarlijk kranig werk." „Ik heb het tevens aan uw opmerking te danken," zei Gordon met een merkwaardig strak gezicht. „Ik ben blij, dat we zover gekomen zijn. De bewaking van het schip kan nu opgeheven worden. Beide personen zijn in hun respectievelijke hutten ge consigneerd. Er kan nu niets meer gebeuren." Mr Rodriguez sprong op. Hij lachte vrolijk. „Dit is de eerste zaak, waarbij ik daadwerkelijk mee heb mogen helpen een moordmysterie op te helderen. En is goed gelukt. Wat denkt u van een zachte dronk om dit succes te vieren?" Gordon zag zo gauw geen uitvlucht om hieraan te ontkomen en zag zich genoodzaakt te drinken op een zaak, waarvan hij de goede uitlsag eigenlijk verfoeide. Hij forceerde echter een glimlach en dronk met Rodriguez mee. „Het zal u wellicht geen windeieren leggen, dunkt me, mr Jenkins," zei Rodriguez. „De maatschappij zal uw houding wel naar waarde weten te schatten, dunkt me. Een promotie wel licht." „Ik heb niets anders dan mijn plicht gedaan," weerde Gordon bescheiden af. „Dat is valse bescheidenheid. Het is aan uw moed en door tastendheid te danken, dat deze geschiedenis tot een bevre digend einde is gebracht. Tot tweemaal toe bent u maar nau welijks aan de dood ontsnapt Gordon kreeg een klein schokje, toen hij deze opmerking hoorde. Hij zweeg echter en Rodriguez vervolgde: „Het zou me zeef verwonderen als uw maatschappij dat niet zou waar deren. Bovendien Mr Rodriguez trok een geheimzinnig gezicht. uw kapitein heeft me in vertrouwen meegedeeld, dat hij een zeer gunstig luidend rapport over u geschreven beeft. Nee, ik geloof werkelijk, dat u goede kans hebt." Gordon werd haast misselijk van het geklets van de man. Voelde deze dan niet, dat alles wat hij zei als een scherp mes in Gordon's ziel sneed? Ten koste van Lucia Marino pro motie maken? Bah Judasloon! Hij dronk in een teug zijn glas leeg en stond op. „Ik moet gaan, mr Rodriguez. Hartelijk dank voor uw gastvrijheid. Goede nacht." „Goede nacht, mr Jenkins". Met moeite bedwong Gordon zich de deur hard achter zich dicht te trekken. Wat een draak van een kerel! Langzaam liep hij in de richting van de rooksalon, waar hij de kapitein verwachtte. Wat zou deze zeggen van zijn plan? Was het te zot in zijn ogen? In gedachten repeteerde hij de zinnen die hij zeggen zou. Hij moest al zijn geschut opstellen om de man tot overgave te dwingen. Dit móést geprobeerd worden. Morgen bereikten zij Miami en dan was het te laat. Vastbesloten liep hij weer naar boven. In de rooksalon trof hij de gezagvoerder, die in druk gesprek gewikkeld was met dokter Merryland. „Verdraaid," riep hij geërgerd uit, toen hij Gordon opmerkte. „Wat is dat nu weer. Ik dacht dat jij al in je bed zou liggen, en je loopt hier nog rond? Waar is dat goed voor?" „Ik moet u dringend spreken,' zei Gordon, zonder acht te slaan op de opmerkingen van de kapitein. „Het duldt geen uitstel, kapitein." Dokter Merryland wilde opstaan, doch Gordon wenkte hem te blijven zitten. Gordon schoof een stoel bij en begon op zachte en gejaagde toon te spreken. Naar gelang hij vorderde, werden de ogen van zijn toehoorders groter. Toen hij klaar was met zijn verhaal, barstte de kapitein uit: „Maar dat is idioot! Te gek om over te praten. Ik begin te vrezen, dat het je in je hoofd geslagen is." Nogmaals begon Gordon te praten, doch hij voelde, dat hij tegen een muur stootte. Beslist schudde Michael Jones het hoofd. „Geen sprake van. Het is te dwaas om over te rede twisten. Je hebt toch zelf de bewijzen in handen? Wat wil je nu nog?" Dokter Merryland legde zijn hand op de mouw van Michael Jone's uniformjas. „Luister Michael", zei hij. „Er steekt niets geen kwaad in? We behoeven er maar één persoon van in kennis te stellen. Verder merkt niemand er iets van. Het hele verhaal klinkt mij ook dwaas in de oren, maar Gordon is toch geen kleine jongen meer? Dat heeft hij duidelijk bewezen in het verloop van deze reis. Ik vind, dat het geprobeerd moet worden. We kunnen eenvoudig geen risico lopen. Er is een zeer, zeer kleine mogelijkheid, dat Gordon gelijk heeft. Er hangt een mensenleven vanaf, Michael, denk daar wel aan." „Begin jij nu ook al?" vroeg kapitein Jones slecht gehumeurd. „Ik vind het een zot idee. Als jullie er op staan, wil ik niet weigeren. Mijn kansen op handhaving zijn toch verkeken. Ik vlieg er uit, dat is zeker." Gordon begreep nu opeens waarom de man de laatste dag van deze reis zo korzelig was. Hij vreesde de maatschappij bij hun aankomst. „Dat geloof ik niet, kapitein," zei hij. „Niemand kan dit u verwijten. Bovendien ook al heb ik ongelijk, dan blijft toch de eerste oplossing gelden. En dan vind ik, dat het onderzoek onder uw leiding zeer goed en bevredigend afgelopen is." Kapitein Jones glimlachte kort. „Laten we het daar maar niet meer over hebben. Staan jullie er werkelijk op om dat zotte plan tot uitvoering te brengen?" Gordon knikte heftig en dokter Merryland merkte op: „Er is niets mee verloren. We kunnen daarna in ieder geval zeggen, dat we alles geprobeerd hebben." Dankbaar keek Gordon zijn vriend aan. Zonder diens hulp was hij er niet gekomen. Kapitein Jones trok zijn schouders op. „All right. Je kunt je gang gaan." Gordon liet geen tijd verloren gaan. Hij begaf zich onmid dellijk naar de hut van de vrouw van wijlen Pete O'Connell. Dokter Merryland volgde hem. Hij klopte aan. „Ik ben het, mrs O'Connell. Mag ik u voor een tweede maal deze avond lastig vallen. Het is zeer dringend." „Een ogenblik, mr Jenkins." Er klonken voetstappen in de hut. Enkele momenten later werd de deur geopend. Mrs O'Con nell had zich klaarblijkelijk al te bed begeven of was van zins dit spoedig te doen. Zij was gekleed in pyama en droeg daar over een kamerjas. ,,U hebt dokter Merryland al eens eerder ontmoet?" Dokter Merryland knikte en ook mrs O'Connell bewoog bevestigend haar hoofd. „Komt u binnen heren." Toen zij binnen waren, begon Gordon omstandig de redenen van hun komst uit te leggen en haar gelaat nam naarmate hij vorderde een verbaasder uitdrukking aan. „Wat verlangt u nu van mij?" vroeg zij. Gordon legde het haar uit. De vrouw schudde het hoofd. „Ik begrijp er niets van", bekende ze, „maar ja, als het zo belangrijk is, geef ik gehoor aan uw verzoek." „Wij kunnen helaas u niet alles uitleggen. Daarvoor werpen wij een blaam op iemand, die dit misschien i„et verdient. Daar door verkeren wij in een dwang positie. U hebt al getoond, dat u daar begrip voor heeft en dat u aan ons verzoek gehoor geeft. Laat me even zien. Juist. Excuseert u mij een ogenblik." Hij verdween en liep op een drafje naar een andere hut. Weer klopte hij aan, verdween in de hut om na enkele minuten weer te voorschijn te komen. „Okay", zei hij. „Is u verder alles duidelijk, mrs O'Connell?" Wij wachten dan buiten even en daarna ziet u wel verder." Een ogenblik later had een toevallige toeschouwer een stoet door de passage zien trekken, die door haar samenstelling zijn verwondering gaande had kunnen maken. Voorop liep Gordon, die een citybag droeg. Daarna volgde mrs O'Connell, nog steeds gekleed voor „binnenskamers", terwijl dokter met een plech tig gezicht als hekkensluiter fungeerde. Gordon klopte aan bij een deur en meldde: „hier is uw gast, mrs Woodstock." De oude dame opende de deur. „Komt u binnen, mrs O'Con nell. U bent van harte welkom." Ze wendde zich dan tot Gor don: „Wees voorzichtig, jongen," zei ze ernstig. Gordon glimlachte. „Maakt u zich niet ongerust, mrs Wood stock," antwoordde hij. Dan verwijderden zich de twee offi cieren. Wederom begaven zij zich naar de hut van mrs O'Con nell. Zij gingen binnen en Gordon verrichtte enkele geheim zinnige werkzaamheden aan het bed. Toen hij daarmee klaar was, knikte hij tevreden. „Lijkt wel echt, is het niet?" „Het ziet er goed uit. Nu hebben we niets anders meer te doen, dan te wachten, is het niet?" „Nog niet. Ik wil geen enkel risico nemen. Wacht je hier even!" Wederom verwijderde hij zich. Dit maal duurde het langer voor hij teruggekeerd was. Hij liet wat in dokter Mer- ryland's zak glijden. „Wat is dat?" vroeg de man, „Daar houd ik niet van." „Houd het. Het kan je te pas komen, vanavond." „Alles okay nu?" vroeg de dokter. „We verbergen ons in die hoek daar," wees Gordon. „Is dat niet het beste?" Merryland knikte. Gordon draaide het licht in de hut uit en voegde zich bij de dokter. „En nu maar wachten. God geve, dat we succes hebben." Lange uren van eindeloos wachten gingen voorbij. Langza merhand verstomde alle geluiden aan boord. Een doodse stilte heerste op het schip. Alleen het doffe stampen der motoren verbrak de stilte. Het werd twaalf uur. Bewegingloos stonden de mannen. Half één, één uur, half twee. Traag kropen de wijzers over de zwak- verlichte wijzerplaat van Gordon's horloge. De stuurman be woog zich even met zijn voeten. „Hopeloos," fluisterde hij. Dan greep hij ineens dokter Merryland's arm. „Ik hoor wat!" Dokter Merryland spande zijn oren in om het geluid op te vangen. Er klonken sluipende voetstappen in de gang. Ze kwamen langzaam nader. Ze stopte voor de deur. Er klonk een geluid aan de deur, alsof iemand aan het slot morrelde. De twee mannen in de hut drukten zich nog vaster tegen de muur en hielden hun adem in. De deurknop bewoog, werd omgedraaid heel langzaam, cen timeter na centimeter draaide de deur op haar scharnieren. Dan hield de beweging op. Niets bewoog, geen geluid werd gehoord. Een donkere schaduw schoof om de hoek van de deur. Zij bleef staan. Roerloos. Seconden gingen voorbij. Er kwam weer beweging in de duistere figuur. Stap voor stap ging zij voort in de slechts door een schaars maanlicht, dat van buiten afkwam, verlichte hut. Een, sinistere, vormloze: gestalte. Voor het bed bleef de figuur staan. Zij boog zich iets voor over. Ademloos zagen de twee mannen toe. Een arm werd langzaam opgeheven. Een mes blonk een fractie van een se conde in een verdwaalde manenstraal. Dan plofte het mes naar beneden. Tegelijkertijd flitste een scherpe zaklantaarn aan. Een scherpe mannenstem beval: „Handen omhoog en laat dat mes vallen!" Het speelde zich dan verder in enkele seconden af. De man draaide zich met een ruk om en sprong in de richting, waarvan de stem gekomen was, In enkele lange passen was dokter Merryland bij het knopje van het licht, dat hij omdraaide. Gordon was inmiddels in een gevecht gewikkeld met de moordenaar. Hij dorst niet te schieten omdat hij daarmee de passagiers zou alarmeren. Die moesten hier buiten blijven. Hij hield de hand, waarin het mes was, omklemd en trachtte de man tegen de grond te gooien. Dokter Merryland schoot hem te hulp. De man scheen over reuzenkrachten te beschikken. Hij verweerde zich als een duivel en Gordon voelde hoe de hand, die hij omklemde, langzamerhand aan zijn greep ontsnapte. Dan daagde er hulp op. Twee stevige mannen, door Gordon als bewaking van de gang aangesteld, hadden het geluid van de worsteling gehoord en kwamen toe geschoten. Ook zij wierpen zich op het groepje van drie wor stelende mannen. De strijd was nu spoedig beslist. Vier man drukten de gemaskerde moordenaar tegen de grond. Zelfs nu hadden zij nog moeite hem vast te houden. Hij bleef zich ver weren. „We moeten hem binden,' hijgde Gordon. „We moeten touw 1. ebben." „Een der wachtposten liep op een drafje weg om het ver langde te halen. Met drie strengen werd de man gebonden en de vakbekwaamheid der matrozen stond er voor in, dat hij zonder hulp niet meer los kwam. „Wat nu, stuurman?" vroeg een der matrozen. (Wordt vervolgd) TELEFOON 2427 per 500 gram FIJNE LENDE ROLLADE 2.50 VARKENS 2.40 KALFS- EN VARKENSROLLADE 2.00 VRIJDAG en ZATERDAG 150 gr. GEBR. GEHAKT 50 150 gr. BOTERHAMW. 50 150 gr. TONGEN WORST 50 150 gr. PORK55 150 gr. GEBR. ROLLADE 65 150 gr. GEK. LEVER 90 250 gram METWORST 1 250 gram LEVERWORST I 120 Beleefd aanbevelend le Paasdag in „t Vergulde Paard" te Koedijk opgevoerd wordt Blijspel in 3 bedrijven Aanvang 8 uur Bal na Stationsstraat 8, Bergen Telefoon 2524 APPELMOES pot 1000 gr. Blik 83 95-76 SPERCIEBONEN (extra) Vi blik 85 V2 blik (extra) 49 PRIMA ZALM per blik 88 SARDINES, groot blik 56 SANDWICH SPREAD per flacon 94 SALATA 94 LIVORNO 98 Tube MAYONNAISE 58 Pot MAYONNAISE 153-80 GROTE VERSE PINDA'S 250 gr. 59 ZOUTE PINDA'S 150 gr. 45 6 GROTE REPEN smaak naar keuze 98 PRIJSVERLAGING KNORR SOEPEN 85 NU 68 KNAX WORSTJES l05 BORRELWORSTJES 95 SOEP BALLETJES 75 SOEP BALLETJES GROOT 110 BLANKE ROZIJNEN 250 gr. 29 BLAUWE ROZIJNEN 250 gr. 39 KRENTEN 250 gr. 45 SUCADE 100 gr. 50 BICARREAUX 65 SNIPPERS 65 VANILLESUIKER 6 voor 25 BLOEM per Kg. 37 BAKMEEL 2 pak 68 250 gr. THEE BISCUITS 29 500 gr. KANTKOEK 29 2 ROL BESCHUIT 35 3 PAKJES MARGARINE 89 Bij aankoop vani 1 fles ALGERIA volrode zoete Wijn 298 1 fles (hele) ADVOCAAT voor 198 •Dsns De veil* Der?. Ce ons r-i Wk De wr>/A - 'Es (U VFKGefr WÓrDÏèr. ,8LfiNKEf/ O/fS AM GE pmn Hebserr; MDE wet WO/iEl'. HODe sneef ewer opr/ouoen Gen Kor/r W'J Moe re ff DS t. -y— - oe ouoe blmxerf lalou v, bbpden 'JÉr KEe.ZooH /VW W'J Moeren Geen KWMD Me r kia/mo oep Gei ven dê ouoe lalou wmKfL r mer? buiten maab eer/ soip/m r ZIET HEM

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1956 | | pagina 4