ZELFBEDIENING Olba Schotels FLAGSTONES IliinkelMknij IS (MIS C, W. Baaien J.LOUTER KEURK0ST KAAS Louters Zelfbediening RUINELAAN 4 BERGEN TELEFOON 2585 Wegens vakantie gesloten van 16 tot en met 26 sept. Fa. H. J. Vol ten en Zn AFWEZIG Toen de auto om de hoek verdwenen was, kwam hij weer binnen en sloot de deur. De beide mannen keken elkaar lachend aan. „Bedankt, Prins, voor de hulp," zei Tom. „Soms zijn jullie politiemannen, toch wel ergens goed voor." Prins boog spottend en antwoordde: „Het doet me genoegen, dat je ons niet helemaal overbodig acht. Nou, ik kan me nu begrijpen, dat je dit dierage kwijt wilde. Goeie hemel, je zult zon Kenau dagelijks om je heen hebben... Evengoed zonde van al dat lekkere vlees, dat ze in de tuin smeet..." „Mag 'm niet hinderen. Doen we het morgen wel zonder. Kom mee, Prins, ik heb nog wel wat onder de kurk. Daar drinken we een glaasje op en roken nog een lekkere sigaar." „Die sigaar sla ik niet af. Wat drommel, waar heb ik die andere gelaten? Doch dat borreltje gaat natuurlijk niet; ik ben nog in uniform." „Kom 'm dan een andere keer maar eens in burger halen." Om half tien kwam Greet thuis. Tom zat in zijn stoel de krant te lezen, en stak even zijn hand op ten groet. „Ha, meisje... en hoe was het?" „O, gewoon, niets bizonders. Waar is tante Bep? Is ze al naar bed?" „Of ze al naar bed is, weet ik niet, Greetje. Maar in ieder geval is ze niet meer hier. Ze is vertrokken, voor goed." Het meisje keek haar vader met grote ogen aan. „Hu... meent u het?" Tom knikte lachend. „Gepakt en gezakt. Om kwart voor acht met een taxi vertrokken." „Voor goed?" „Ja. Vind je het erg?" „Erg? Mieters vind ik het," antwoordde het kind, meer eer lijk dan komplimenteus. „Maar, Greetje, het is je tante..." „Kan wel zijn. Maar ze was altijd lelijk tegen me, sinds u gezegd had, dat ik niet meer naar school hoefde. En ze be moeide zich overal mee." „Ja maar, Greetje, nu zitten we zonder huishoudelijke hulp." „O, dat geeft niets. Ik kan ook wel een beetje koken en zo. Zeg, paps, hebt u al koffie gehad vanavond?" „Nee, daar heb ik helemaal niet aan gedacht." „Dan zal ik eens een lekker kopje koffie klaarmaken. Dat mocht ik van moeder ook wel eens doen." Ruim tien uur kwam Herman binnen. Hij bromde een groet en ging bij het raam zitten. In het vertrek brandden slechts twee schemerlampen. „Moet je koffie, Herm?" vroeg zijn zusje. Hij schudde ontkennend zijn hoofd. „Heb ik bij Piet al gedronken." Tom keek op van zijn krant naar zijn zoon. Hij was nieuws gierig, hoe Herman het vertrek van tante Bep zou opvatten. Greet kwam even later binnen met nog een kop koffie voor haar vader. Daarna presenteerde ze koek. Ook Herman nam er een uit de trommel. Na een poosje keek Herman de kamer rond en vroeg: „Waar is tante Bep?" „Die is vertrokken, Herman," antwoordde Tom op rustige toon. „Zij kon toch niet altijd hier blijven.' De jongen keek zijn vader met grote ogen aan. „Vertrokken? Waarheen?" „Wel, naar haar eigen huis in de stau. „Waarom? Wat gek... Tante Bep zei vorige week nog, dat ze hier bleef." „O ja? Dan heeft ze zich vast vergist," antwoordde zijn vader. „Welnee, tante Bep zei, dat zij de zaak verder ging beheren, tot wij groot genoeg zouden zijn om die over te nemen. Omdat de zaak nu van ons is." Tom fronste zijn wenkbrauwen .Zo? Dan tel ik zeker niet meer mee." „Nu ja, u werkt hier toch..." Tom knikte. „Inderdaad. Ik werkte hier en nu werk ik hier nog. Met dit verschil, dat tante Bep's vliegertje niet opging. Want ik ben zelf mans genoeg om de zaak alleen verder te drijven." De jongen keek zijn vader verbaasd aan. „O ja? Tante Bep zei, dat u dat niet kon." „Tante Bep heeft een hele serie vergissingen gemaakt," ant woordde Tom, no gsteeds op kalme toon. „En aan die vergis singen is nu een eind gekomen." „Ja, maar wie moet er dap eten voor ons koken en zo? En onze kleren?" vroeg Herman. Greet kan voorlopig, zo goed en zo kwaad als het gaat, voor ons natje en droogje zorgen. Met enkele dagen komt hier een huishoudster en die zorgt er dan wel voor, dat binnen een paar weken alles weer normaal reilt en zeilt" Herman keek zijn vader opnieuw verbaasd aan „Een vreemde vrouw in huis? Waarom?" „Wel, jongen, je hebt zelf de vraag gesteld. Om voor het huishouden hier te zorgen" „Maar dat had tante Bep toch veel beter kunnen doen?' „Het hoofdstuk „tante Bep" is definitief afgesloten, Herman. Die is weg en blijft weg." „Nou, maar ik vind het gemeen," beweerde de jongen. Tom lachte een beetje. „Dat komt, zoon, omdat jij nog te jong bent om een en ander te begrijpen, Later, als je een man bent, zal ik je wel de reden vertellen." Herman bleef met een knorrig gezicht zitten. Maar na een poosje stond hij op en zei: „Ik ga slapen." En daarmede was het hoofdstuk „tante Bep" inderdaad definitief afgesloten. HOOFDSTUK 4 Ans de Leeuw doet intrede De advertentie voor de huishoudster had maar een mager resultaat opgeleverd. Welgeteld waren er twee brieven op ge komen en Tom had ze rustig doorgelezen. De éne brief schrijfster kende hij: een morsige weduwe, die aan het eind van het dorp in een bouwvallig huisje woonde, dat op de lijst van huizen stond, die, afgebroken zouden worden. En de andere brief was van een onbekende, die in haar epistel min of meer liet doorschemeren, dat ze ook wel genegen was om dichter in de familie te komen dan alleen als huishoudster Nadat hij de brieven nog eens had herlezen, besloot hij beide schrijfsters te berichten, dat hij van hun aanbod geen gebruik kon maken. Trouwens, nu hij had gezien, wat zijn 15-jarige dochter klaarspeelde in de keuken, achtte hij het vraagstuk „huishoudster" niet meer zo urgent. Want Groet deed niets liever dan koken, bakken en braden. Als hij thuis was, kreeg hij prompt op tijd zijn koffie en thee en klokke twaalf stond het eten op tafel Greet had in ieder geval de punctualiteit van zijn vrouw geërfd, en dat was een belangrijk ding MaarGreet kon niet tegelijk in de keuken en in de winkel zijn. Dat begreep Tom opperbest. In de eerste week, dat tante Bep niet meer haar scepter zwaaide in huize Boorn- berger, ontdekte Tom, dat zijn dochter nog liever in de keuken was en toen hij haar Zaterdags voorstelde, dat zij het huis houden zou verzorgen, het huis schoonhouden en zo, bijge staan door een werkster, was Greet de koning te rijk. „Hé ja, Paps dat vindt ik het prettigste. Maar als ér klanten komen, zal ik wel helpen, hoor." Tom keek zijn dochter lachend aan. „Wat zou je ervan zeggen, Greet, als ik een winkelmeisje nam? Dan heb jij de zorg van de winkel ook niet meer en kun je helemaal je hart ophalen in de keuken." Greet knikte nadenkend. „Dat zou misschien de beste op lossing zijn, he paps? Komt er dan geen huishoudster?" „Nee, nu ik zie, dat jij beter groenten en aardappelen kunt koken dan algebra-sommen maken, lijkt het me beter, dat er geen vreemde vrouw in de keuken komt. Dus dat doen we: Jij krijgt een paar dagen in de week een werkster om je te helpen en ik plaats een advertentie voor een winkelmeisje." Toen Tom 's Maandags per telefoon de advertentie had doorgegeven voor een winkelmeisje, besloot hij de administratie te reorganiseren. Nu kon hij alles naar zijn hand zetten. Het systeem, dat Elly bezigde, begreep hij niet. Het leek hem te ingewikkeld. En als hij het alleen niet afkon, wel, dan nam hi iemand, om zijn boeken bij te houden. Dat kostte niet zo gek veel. Terwijl hij bezig was te kontroleren, wat er nog betaald moest worden aan verrichte leveranties en verkochte artikelen, ging de telefoon. Hij nam de hoorn van de haak. „firma Boornberger". ,,U spreekt met zuster De Vries," klonk het aan de andere kant van de lijn. „Een T.L.-buis heeft het begeven. Kunt u even een andere inzetten?" „Natuurlijk, zuster, zodra mijn knecht terugkomt, zal ik hem naar u toe sturen." „Ja... eh... duurt dat lang?" „Dat weet ik niet, zuster. Is er haast bij?" „Eigenlijk wel. Het hoekje boven m'n bureautje is namelijk erg donker, ziet u. En ik ben druk bezig met mijn administra, tie.,. Die moet ik bijwerken in mijn schaarse vrije uren..." „Dus u had het liever meteen in orde gemaakt?" „Als het niet teveel moeite is, dan graag." „Zuster, ik kom zelf wel even. Met een minuut of tien ben ik bij u." „Nou, bij voorbaat dan hartelijk dank." Tom legde de telefoon neer en liep naar achter. Greet zat in de kamer een paar kousen van Herman te stoppen. „Greet, ik moet even weg. Een T.L.-staaf inzetten bij zuster De Vries. Let jij even op de winkel en de telefoon?" „Ja, paps." „En als Joop soms intussen terugkomt, moet hij aan het radiotoestel, dat in de werkplaats staat, beginnen. Zal wel een paar nieuwe lampen in moeten." „Ik zal het zeggen, paps." Een paar minuten later stapte Tom op zijn fiets, een T.L staaf onder de arm en reed hij naar het andere eind van het dorp, waar het Groene Kruisgebouwtje stond en waarnaast zuster De Vries woonde. Daar aangekomen, zette hij de fiets tegen de muur. Terwijl hij aanbelde, keek hij even naar de klein auto, die half in de garage stond. Gereed om zo weg te rijden. Ja, zuster De Vries had een drukke praktijk. Waarschijnlijk had zij hem al zien aankomen. Want hij hoefde maar even te wachten, voor de deur geopend werd. „Dat is nog eens snel," prees de verpleegster in haar helder blauwe uniform, terwijl ze lachend naar de man keek. „Kom binnen." Hij volgde haar naar het kleine vertrek, dat zij ingericht had als kantoor en keek naar de trillende buis, die in de hoeken al zwart was. In een wip had hij deze eruit gedraaid en de ander er voor jn de plaats gezet. Bijna meteen floepte het licht weer vol aan. „He, dat scheelt," zei de vrouw, terwijl ze even naar de nieuwe witte lichtbron keek. „Moet ik meteen betalen?" Tom lachte. „Ik stuur wel eens een nota, hoor. Zal ik de oude staaf maar meenemen?" „Ja, alsjeblieft. Ik heb toch niks aan die rommel. Hartelijk dank voor de service." „Waarom niet?' meende Tom. „De zuster staat ook ieder uur van de dag en zelfs van de nacht klaar en dat kan van mij niet gezegd worden." „Maar overdag toch wel. Kan ik je dan belonen met een kop thee? Ik heb ze net gezet." „Ga even zitten. Ik ben zo terug." Een paar minuten later zaten ze tegenover elkaar met de thee. Tom keek de vrouw eens aan en zei: „Dat is al heel wat jaren geleden, zuster, dat wij samen op de schoolbanken zaten." De vrouw knikte. „Ja, zeg dat wel. Goeie, Tomschande, dat ik het vergeetnog wel gekondoleerd met het verlies van je vrouw." „Dank je, zuster." „Hoe oud is ze geworden, Tom? O, sorry, dat ik je bij je voornaam noem..," „Geeft niks, zuster. We zijn oude kameraden. Elly? Laat eens kijken... volgende maand zou ze negen en dertig geworden zijn. Ja, en in de kracht van haar leven „Kanker stoort zich niet aan een leeftijd, Tom. Dat is een kwaal, waartegen nog maar weinig kruid is gewassen. En hoe gaat het nu in de zaak?" Hij haalde zijn schouders op. „Och, zo goed en zo kwaad als het kan, he? Greet is van school. Die had geen zin om te leren en tuis is ze in haar element. Voor de rest heb ik een knecht in dienst genomen voor de reparaties en zo. En ik neem ook een winkelmeisje." De vrouw keek een beetje verwonderd. "Is Bep Peetoom, die schoonzuster van je, dan weg?" Hij knikte. „Ja, die is al meer dan een week geleden ver trokken. Weer terug naar de stad." „O juist." Tom keek haar aan en kneep een hoog half dicht „Ik begrijp best, wat je denkt, zuster. Je bent verwonderd, dat ze niet gebleven is, he?" „Och, wij dachten allemaal... ja, dat ze zou blijven." „Neen," antwoordde Tom droog, „ze heeft haar eigen be drijf. Ze is min of meer baas van de fabriek van haar vader en dat brengt werk genoeg mee." Hij dronk zijn thee leeg en stond op. „Nou, we gaan maaj weer eens huiswaarts. Hoe is het? Druk met de zieken?' ,,'t Gaat op 't ogenblik. Het is wel drukker geweest, 't Gaat op en neer met het weer: Mooi weer, weinig zieken. Storm en regen, dan begint het weer." „Een paar gemakkelijke dagen zijn ook de moeite waard. Bedankt voor de thee en tot kijk." „En nog bedankt voor de spoedige hulp." „Kom noueen wijkverpleegster kun je toch niet in de steek laten..." Zaterdagsmorgens kwam de krant uit en reeds om tien uur kwam de eerste sollicitante voor de betrekking van winkel meisje. Het was een spichtig, schraal kind, met een paar brutaal kijkende ogen in haar hoofd en Tom had binnen twee sekonden bij zichzelf beslist, dat zij niet voor de baan in aanmerking kwam. Desondanks stond hij haar even te woord. Doch de ongedame draaide de rollen om en vertelde kort en bondig, wat ze wilde verdienen, waarop Tom beleefd doch beslist mee deelde, dat hij bepaalde, hoe groot het loon zou zijn. Binnen vijf minuten stond de jongedame weer op straat, met de zeker heid dat zij niet in aanmerking kwam. De tweede solicitante had meer weg van een filmster dan van een winkelmeisje. Een lopend schilderij, stelde Tom vast, toen hij haar verzocht plaats te nemen. De jongedame kruiste met zorg haar benen en zorgde er voor, dat Tom ze behoorlijk kon bewonderen. Hoe mooi ze misschien ook waren, hem interes seerde op dit ogenblik meer haar capaciteiten als winkeljuf frouw. Ze had een stroom van parfum meegebracht iets, waarvan Tom in het geheel niet hield en zodoende stond bij hem al vast, dat ook deze dame geen kans maakte. Beleefd zag hij haar getuigschriften in, die weliswaar klonken als een klok. „Ik ben tot nu toe altijd typiste geweest," zei ze met ge affecteerde stem, „maar ik wil nu eens in een winkel." Daarbij ontplooide ze haar liefste glimlach en Tom begreep dat ze voor een flink sglaris tot meer dan alleen winkeljuffrouw bereid zou zijn. Ook deze dame stond binnen vijf minuten weer op straat, kansloos. Intussen zette Tom deur en raam wijd open om de parfumlucht uit zijn kantoor te krijgen. Die morgen kwam er niemand meer en 's middags begon Tom al te wanhopen. Dan volgende week maar eens een advertentie in een andere krant. Doch net met sluitingstijd Greet hielp de laatste klanten kwam de derde solicitante. Een knappe brunette, doch niet opgemaakt. Ook geen parfumlucht en dat waren al twee feiten, die Tom mild stemden. Ze stelde zich voor als Annie de Leeuw en ze bleek in de nieuwe woonwijk aan de zuidkant van het dorp te wonen. Maar Tom's eerste gedachte was: die is toch veel te oud! Hij had in de krant gezet: circa 18 jaar. Deze was minstens een jaar of 22. Tom schreef enkele bizonderheden op en vroeg haar leeftijd. „Ik ben bijna 18, meneer. De derde van de volgende maand ben ik jarig," Hij keek haar verbaasd aan en het meisje begon te lachen. „Ja, ik weet wel, dat ik er veel ouder uitzie, maar het is toch heus waar. Hier hebt u mijn rentekaart." Ze overhandigde hem de kaart en Tom keek naar de geboortedatum. Ja, dat klopte. „Waar hebt u gewerkt?" vroeg hij, ziende, dat er zegels op de kaart waren geplakt. „Bij een boekhandel in de stad, meneer" „Hebt u er lang gewerkt?" „Ongeveer een halfjaar, meneer." Hij gaf de rentekaart terug en keek haar aan „Tot wanneer „Vorige week zaterdag ben ik er weggegaan..." „Ruzie gehad? Of stonden die boeken u niet meer aan?" „Och... is het nodig, dat ik het vertel?" Tom haalde zijn schouders op. „Ik ben geen rechter van instructie," antwoordde hij meesmuilend. „Hebt u zelf ontslag genomen?" „Ja. Ik heb mijn onslag genomen. De... zoon van de baas... ziet u... ik hoop, dat u mij begrijpt..." Tom knikte. „Kon zijn handen zeker niet thuis houden, hè?" Ze knikte, terwijl ze een kleur kreeg. „Nu ja, dat is te begrijpen. Tenminste als u geen aanleiding gegeven hebt..." „Ik? Ik had nog liever..." Tom lachte even. „Al goed. Neem me niet kwalijk, dat ik bizonderheden vroeg, maar als ik u in dienst neem, moet ik weten, wie ik in huis haal, nietwaar?" „Vanzelfsprekend, menneer." „Tja, ik heb ook een zoon van uw leeftijd. Maar... hij studeert en is overdag praktisch nooit thuis." „Alle jongens zijn niet hetzelfde, meneer." „Gelukkig niet. Stel je voor... Apropos, juffrouw de Leeuw, wanneer zoudt u kunnen beginnen?" „O, als het moet maandag, meneer." „Wat verdiende u in die boekhandel?" „Tachtig gulden in de maand." Dat was ongeveer het bedrag, dat Tom ook in zijn hoofd had gehad. Dat was tenminste een redelijk bedrag. Die eerste griethad honderd en vijfentwintig gevraag. In geen honderd en vijfentwintig jaar. Maar zaken zijn zaken en daarom zei Tom op besliste toon: „U kunt hier beginnen voor vijfenzeventig gulden. Als u uw werk accuraat doet, krijgt u natuurlijk op gezette tijden verhoging. Iets anders: hebt u een beetje verstand van administratie?" „Ik heb ulo-diploma, meneer, en ik kan ook typen. „Nou, dat is al heel wat. Juffrouw De Leeuw..." „Zegt u maar Annie, meneer." „Wel, Annie dan. Je staat me wel aan. Maarveel verstand van de artikelen, die wij in de winkel verkopen, zul je wel niet hebben, denk ik." Ze schudde haar hoofd. „Nee, meneer, maar het is te leren, nietwaar?" „Juist, jij lijkt me wel uit het goede hout gesneden. Kom maandag dan maar. De winkel is open van half negen tot zes uur. In de middag kun je anderhalf uur naar huis gaan. Woens dagsmiddags vrij. Dat wil zeggen: na één uur. Je zult niet alleen de klanten moeten helpen, maar ook hier in het kantoor een beetje administratief werk moeten verrichten. En dan natuurlijk de winkel stofvrij houden. Voor het ruwe werk is er een werkster. Heb je een beetje verstand van etaleren? „Och, dat zal op de duur ook wel gaan, dacht ik." Tom knikte. „Best. Voorlopig een maand op proef. Daarna zullen we wel weer zien. Er is hier ook nog een knecht, maar wij beiden zullen onze handen wel thuis houden. Oké? Ze drukte de uitgestoken hand. „Dank u wel, meneer. Ik ben er maandag om half negen." Die avond vertelde Tom aan zijn kinderen, dat een zekere Annie de Leeuw uit de nieuwe wijk maandag zou beginnen als winkeljuffrouw. Herman keek even op van zijn schoolwerk, waarmee hij bezig was, en ging toen verder. Maar Greet zei: „Ans? O, die ken ik wel. Is verleden jaar hier komen wonen. Ze is bij ons op de meisjesvereniging. Een leuk kind, paps, een grapjas eerste klas. Ik dacht, dat ze in de stad, in een boekwinkel werkte." „Dat was zo.^Maandag werkt ze hier," antwoordde Tom droogjes, terwijl hij van terzijde naar zijn zoon keek. Diens passiviteit stond hem niet bijster aan. In hem sluimerden de zelfde krachten, die hij in Elly, zijn vrouw had ontdekt. Alleen... ze sluimerden nog. HOOFDSTUK 5 Herman heeft plannen. Ans de Leeuw werkte een maand bij Tom Boornberger en gedurende die vier weken konstateerde hij met voldoening, dat het meisje voor dat werk geknipt was. Ze was beleefd en voorkomend tegen de klanten en toonde zelfs voor de lastige dame een onuitputtelijk geduld. En toen de proefmaand verstreken was, feliciteerde Tom zichzelf met dit meisje, ze was een lot uit de loterij. De winkel zag er keurig uit, de finesses van het vak had het meisje al spoedig onder de knie en ze noteerde iedere opdracht secuur. Toen hij haar voor de eerste maal haar maandsalaris overhandigde, keek hij het meisje lachend aan en zei: „Wat denk je, Ans, zullen we er nog maar een maandje aan vastknopen?" „Nou, meneer, liever meer dan één maand." „Heb je nogal schik hier?" Ze knikte. En of. Ik vind deze branche veel interessanter. Leuk werk om mee te helpen zoeken naar een geschikte lampe- kap. En om een radiotoestel te demonstreren. Heel wat anders dan die dooie boeken." „Wel, dan zullen we maar zeggen, dat we allebei tevreden zijn." „Ben ik voor vast aangenomen, meneer?" Hij knikte. „Ja, hoor. Je hebt je deze maand uitstekend van je taak gekweten. Als je zo door blijft gaan, heb ik geen reden om te mopperen." De week daarop zei het meisje, terwijl ze beiden in het kantoortje zaten te werken: „Meneer Boornberger, waarom gaat u eigenlijk geen gramofoonplaten verkopen?" Hij draaide zich half om naar het meisje. „Gramofoonplaten? Waarom?" „Wel, ik dacht, dat hoort zo'n beetje bij het vak. Als u een radio verkoopt met pick-up, moet u feitelijk ook platen hebben. Een paar klanten hebben mij al eens gevraagd, of we geen platen verkopen." Tom dacht na. Het idee was niet gek. Maar zelf had hij niet 't minst verstand van muziek. Sedert de dood van Elly had het grote radiotoestel in de kamer gezwegen en als er al eens muziek in huis was, dan kwam het uit de werkplaats, als Joop een gerepareerd toestel probeerde, of uit de winkel, als voor een klant een nieuw toestel werd gedemonstreerd. „Tja, er zit wel wat in. Maar je moet er ook verstand van hebben." „O, dat leert een mens wel. Je hebt klassiek, opera en operet te, pianoconcerten, jazz, andere dansmuziek, orgelplaten, zang... er is van alles. En tegenwoordig, met die langspeelplaten, kun je een halve opera op twee kanten van één plaat horen." „Ik zal er eens over nadenken,' zei Tom. „En als ik het vergeet, herinner je me er maar aan." Enkele dagen later zei Ans: „Meneer, de lampekappen, die u in de winkel hebt, zijn een tikkie ouderwets, weet u dat?" Tom keek geïnteresseerd op. „Ouderwets? Hoe kan dat nu? De meeste zijn vorig jaar pas gekocht!" Het meisje glimlachte. „De mode duurt tegenwoordig niet zo lang meer. Kijkt u nooit eens bij uw kollega's in de stad?" „Kind ik kom nooit in de stad." „Het kan mij natuurlijk minder schelen, maar u moet toch een beetje met de mode meegaan. Als er nieuwe radiotoestel len uit zijn, koopt u ze ook direkt." (Wordt vervolgd) 50 gr. GELD. HAM 50 gr. GEBR. GEHAKT 50 gr. ONTBIJTWORST 50 gr. ROOKVLEES 50 gr. LEVERWORST 50 gr. GELD. LUNCHW. Geld. Ham 150 gr. 79 Rookvlees 100 gr. 59 Lunchworst 200 gr. 56 Belegen volvet 400 gr. 125 Jong volvet 400 gr. 105 Volv. Kruidk. 400 gr. 109 Oude Com.kaas 400 gr. 121 Smeerkaas 2 pak 52 Tafelkoeken, 2 Snipper Specul. Sprits Koningsmoppen Ijswafels Ja va wafels bus 69 250 gr. 49 250 gr. 49 250 gr. 55 250 gr. 49 200 gr. 49 Helderse Taai 500 gr. 65 Pelie wrijfwas van 110 voor 89 Pelie wrijfdoek van 45 nu 2 voor 45 Tomatenpuree, 2 blikjes 27 Cacao pakje 100 gram 49 Advocaat per fles Vruchtenwijn per fles Limonade per fles 89 119 250 89 69 Pink Zalm per blik Zalm half rood Zware chocoladerepen 7 voor 100 Vruchtenkoekjes Jaflfaa Stengels Rumbonen Crème boontjes Roomborstplaat Kinderdrups Engelse pepermunt pak 250 gr. 49 200 gr. 45 150 gr. 59 150 gr. 49 200 gr. 39 200 gr. 49 200 gr. 31 Leverpastei per blik 49 Olba Soepen met vlees 79 Perziken op sap 2 bl. 119 Soepasperge, potje 49 Haring filets, blik 59 Kipper Snacks nu 39 Brabantse snijkoek 35 2 rol beschuit 35 Echte choco korrels 200 gr. 49 Uit voorraad leverbaar rood bruine tuintegels NATUURSTEENHANDEL Telefoon 597 en 476 Schagen TOT 17 SEPTEMBER Inrichting voor: MASSAGE HEILGYMNASTIEK en FYSISCHE THERAPIE Studlerv. Surcklaan 12, Bergen n.h.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1956 | | pagina 4