TOM's TWEEDE HUWELIJK B. W. de VET ZELFBEDIENING K e u r k o s I Datnes. J.LOÜTEk 50 gr. CERVELAATW. 50 gr. BERLINER 50 gr. GELD. HAM 71 50 gr. ROOKVLEES 50 gr. LUNCHWORST 50 gr. LEVERKAAS 69 Gelderse Ham 150 gr. 69 Haagse leverw. 150 gr. 38 Geld. lunchw. 150 gr. 51 Maar de kaas is weer best Scholten's bekende bakproducten Louters Zelfbediening Gedurende Ans 'afwezigheid eet hij bij de familie de Leeuw, waar het nog altijd gezellig blijft en waar hij altijd van harte welkom is. Overdag houdt hij de boeken bij of helpt in de winkel. En in die dagen constateert hij, dat Ans een goede keuze gedaan heeft met Tony. Als het zo uitkomt, gaat hij wel eens een morgen of een middag met Joop op karwei. Want werk is er in overvloed Er zijn immers nog steeds huizen nodig en de electrische in stallaties in wijde omgeving worden door de firma Boornberger aangelegd. De naam alleen al is een begrip van solidariteit in de wijde omgeving. Radiolux heeft die naam nooit schade kun nen berokkenen. In de tweede week van augustus zijn de jongelui weer terug fn Nederland. Greet en Wim blijven nog één nacht in het dorp én reizen daarna door naar Friesland. Ans en Herman arriveren pp een vrijdagmiddag, blakend van gezondheid. Tom is thuis, jais het jonge paar binnentreedt. Bruingebrand van de zon komen fje de kamer binnen. Er prijkt een grote taart op tafel: „Welkom thuis" staat er op. Tony heeft een paar stoelen versierd en Joop 'heeft zowaar de vlag uitgehangen. Nou, als dat geen hartelijk Welkom is I Beiden zijn getroffen door de leuke ontvangst. En bij de thee vertellen ze van hun reis door België en Frankrijk. Van de gastvrijheid der Fransen en de blauwe zee aan de Rivièra. Het wordt die avond laat, maar eens wordt het bedtijd. Tom 'staat op en zegt: „Jongelui, morgen houden jullie nog maar fijn je gemak. Slaap maar eens lekker uit en beschouw de zaterdag als het slotstuk van je vakantie. Maandag verdwijn ik en hebben jullie het rijk alleen en dan moet Herman maar zien, dat hij de zaak net zo uitstekend drijft, als moeder het indertijd gedaan heeft." „En zoals u het de laatste jaren deed, vader," zegt Herman eerlijk. „Dank zij Ans' onschatbare hulp," voegt Tom er aan toe. Zondags gaan ze gezamenlijk naar de kerk en Ans heeft een heerlijk maai gekookt, 's Middags zitten ze genoegelijk buiten te genieten van het mooie weer en dan geven Herman en Ans elkaar een knipoogje. „LI zei, dat u morgen vertrekt, vader. Maar Ans en ik zouden het erg op prijs stellen, als u hier blijft wonen. Het huis is groot genoeg en „Kinderen, dat vind ik geweldig," valt Tom hem in de rede. „Maar ik doe het niet. Stel je voorjullie zijn in de witte broodsweken en dan zal zo n oude man als ik „Oude manherhaalt Ans protesterend, „hoe kunt u dat nu zeggen „In ieder geval: ik doe het niet. Ik heb mijn plannen al klaar en jullie moogt het best weten. Maandag begin ik weer op volle toeren in de fabriek. Voorlopig blijf ik bij je vader en moeder in de kost, Ans, dat is al afgesproken. Jaik krijg jouw kamer nog wel, wat zeg je me daarvan, hè? Doch dat is slechts tijdelijk. Ik heb het huisje van de weduwe Bakelaar gekocht, je weet wel, aan de Wilgenlaan. Zij gaat 1 september verhuizen naar haar dochter in de stad en dan kan ik er gaan wonen. Er zijn hier een paar dingen in huis, die ik dan graag zou willen meenemen, o.a. mijn luie stoel. En daar zal wel geen bezwaar tegen zijn, denk ik." „Natuurlijk niet, vader. Het is toch eigenlijk allemaal van u." „Dank je zoon, maar dat is niet nodig. Bekijken jullie vol gende week maar eens op je gemak, wat je wilt missen. Een paar dingen zijn misschien wat ouderwets voor jullie. En boven, op de slaapkamer, zijn nog herinneringen aan je moeder, Her man, die ik ook graag wil houden. Dat zul je wel kunnen be grijpen. Wel, dan richt ik het huisje naar mijn zin in en neem een huishoudster. Dan ben ik al lang tevreden. En als ik be hoefte heb aan wat gezelligheid, kom ik wel eens een avondje buurten." 's Maandagsmorgens stond Tom klaar om definitief zijn wo ning te verlaten. Ans, die hem in zijn jas hielp het regende begreep best, wat er in hem om moest gaan. Ze nam zijn hoofd tussen haar handen en drukte een hartelijke kus op zijn wang. „Is het nodig te zeggen, vader, dat u ieder uur van de dag hier van harte welkom bent?" Hij streelde haar over haar glanzende haren. „Ik weet het, Ans, en ik ben er blij om. Ik hoop, dat jullie volkomen gelukkig zult zijn." In zijn wagentje, op weg naar de stad, moest hij even een brok in zijn keel wegslikken. Ruim vier en twintig jaar had hij er gewoond. Nu namen jonge mensen zijn plaats in. Zo was het leven Het gure najaarsweer kwam al vroeg. Zo mooi als de zomer was geweest, zo koud werd de septembermaand. Weduwe Bakelaar vertrok op de eerste september uit haar huisje en Ans hielp de inmiddels aangenomen huishoudster een handje met de schoonmaak en ging daarna met haar schoon vader de nodige aankopen doen om het huisje gezellig in te richten. „Dat is vrouwenwerk", had Tom gezegd en hij had dankbaar de adviezen van Ans aanvaard. In de loop van de week kwam alles op orde en Tom nodigde zijn kinderen uit een avondje te komen buurten. Toen ze 's avonds de gezellig ingerichte kamer betraden, zei Tom: „Er komen nog een paar gasten, maar dat is nogeen verrassing. Als de bel gaat, moet jij maar opendoen, Ans." De verrassing kwam al gauw en bleek de ouders te zijn van Ans. Het werd een prettige avond. Met trots liet hij zijn huisje zien en iedereen was het er over eens, dat het met smaak was ingericht. „Ans, meid, een complimentje voor jou," lachte Tom. Inmiddels was de uitbreiding van de fabriek aanbesteed en gegund. Reeds in september begon men met de werkzaamheden en als de vorst niet al te vroeg zou invallen, kon men nog vóór nieuwjaar gereed zijn. Tom bezocht enkele machinefabrieken in Duitsland en deed zijn keuze. Zodra de te bouwen vleugel klaar zou zijn, kwamen de machines. Het nieuwe jaar kon dan begonnen worden met een verhoogde produktie. Dagelijks reed hij heen en weer naar de stad, dat was een kwestie van nog geen twintig minuten. Tom vond het prettig werken in de stad, maar hij zou er niet willen wonen. Na een drukke dagtaak vond hij zijn huisje een oase en de toegewijde huishoudster liet het hem aan niets ontbreken. Eind november was Tom op een avond wat langer aan het werk gebleven. De nieuwe vleugel was bijna klaar en met en kele dagen zouden de nieuwe machines komen. Daartoe moesten verschillende maatregelen genomen worden en samen met zijn bedrijfsleider had hij een en ander besproken. Het was over achten, toen hij de nachtwaker groette, die in zijn hokje zat te lezen en hij in zijn wagen stapte. Terwijl hij de auto handig door de drukke straten stuurde, kwam hij tot de ontdekking, dat hij behoorlijk trek had. Geen wonder, om half één had hij geluncht en sindsdien niets anders gehad dan thee. Nou, buiten de stad maar even de gang er in zetten. Met vaste hand reed hij de wagen over de brede asfaltweg naar het dorp. In de verte zag hij reeds de verlichte wijzerplaat van de grote kerk. Dicht bij het dorp, in een bocht van de weg, moest hij uitwijken voor een tegenligger. Hij remde wat af, maar trapte na het passeren meteen weer de gaspedaal in. En dat was fout, want het wegdek was bezaaid met nat, afgevallen blad en toen hij gelijktijdig zijn snelheid weer ver hoogde en de bocht nam, gleden de achterwielen over het blad weg en twee sekonden later kwam de wagen met een harde klap tegen een der langs de weg staande bomen terecht. Tom sloeg met zijn hoofd tegen de voorruit en verloor op hetzelfde ogenblik zijn bewustzijn. De automobiliste, die zoeven gepasseerd was, hoorde boven het gezoem van de motor eveneens de klap. Ze keek door het achteruitkijkspiegeltje en zag de gepasseerde wagen tegen de boom staan. Onmiddellijk stopte ze reed haar wagen zo snel als het kon terug. Bij de half-vernielde wagen hield ze stil en de vrouw in haar blauwe katoenen jurk en helderwitte schort gaf een gil vein schrik, toen ze in de over het stuur gebogen man Tom Boornberger herkende. Want zij was zuster de Vries. HOOFDSTUK 19. „Tweemaal heb je mijn leven gered". Toen Tom weer bijkwam, kon hij zich niet dadelijk realise ren, waP er aan de hand was. Hij knipperde met zijn ogen en het eerste, wat hij voelde was hoofdpijn. Toen keek hij eens in het rond: hij lag in bed. Ja, hij had zijn pyama aan. Wat drommel, het was klaarlichte dagHad hij zich verslapen; Was de wekker niet afgegaan? Hij draaide zich halt om om naar de wekker op zijn nacht kastje te kijken. Zag hij het goed? Half drie? Maar dat kon toch niet? O, wacht eens, dat beroerde ding was natuurlijk vannacht blijven staan. En nu had-ie zich verslapen. Wat drommel, het was zeker al een uur of half negen. Dat de huis houdster hem niet even een seintje gegeven had Maar wacht eensdie wekker liep tochJatiktak, tiktakHoe kon dat nu? Half drie? Opnieuw keek hij rond en een andere verwondering maakte zich van hem meester. Hij was niet eens thuis, of ja, hij was wel thuis, maar niet in de Wilgenlaan. Hij was in het oude huis, in zijn vroegere slaapkamer. Wel verdraaidja, zie je wel, daar ston de hoge hangkast, en daar hing ook nog die grote maandkalender Op dit moment werd de deur op een kier geopend en een vrouwengezicht kwam om de hoek. Toen ze zag, dat Tom zijn ogen open had en lag te kijken, werd de deuropening wijder en Ans kwam binnen. „Zo, papa, de slaap uit? En, hoe voelt u zich nu?" „Zeg, meid, Ans, hoe kom ik hier? Waarom ben ik in bed? Hoe laat is het eigenlijk?" Ze legde een vinger op zijn lippen. „Rustig, vader. U hebt een behoorlijke hersenschudding en „Hersenschudding? Hoe kan dat nou?" „Een klein ongelukje met de auto, weet u wel? U bent gisteravond geslipt en tegen een boom gereden. Er kwam nu een gaatje in het waas, dat zijn brein omvat nield. Ja, wacht eenshij had laat gewerkt in de stad en was onderweg naar huis, toen hij die andere wagen passeerde... en toen ineens recht op die boom afging. Maar meer wist hij er niet van „Ja, ik ben tegen een boom geredenen weet ik het weer. Hoehoe is het met de wagen?' „O, dat komt wel in orde. Als u nu eerst maar weer opknapt." „Maarhoe kom ik hier terecht? Waarom ben ik niet in mijn eigen huis?" Ans ging op de rand van zijn bed zitten. „Dat zal ik u precies vertellen, want ik begrijp best, dat u nieuwsgierig zult zijn. Wel, zuster de Vries reed vlak bij en hoorde deklap. Zij heeft u uit de half-vernielde auto gehaald en naar het dorp gereden. Ze wist helemaal niet, dat U in de Wilgenlaan woont en kwam dus prompt hier. Toen ze uitgelegd had, wat er ge beurd was, zeiden Herman en ik dat u natuurlijk hier moest blijven. Uw huishoudster is een best mens, maar die kan u natuurlijk niet verplegen. Dat was dus gisteravond. U bent een paar uur buiten bewustzijn geweest. Gisteravond is de dokter nog geweest en die zegt, dat u geluk gehad heeft. Waarschijn lijk alleen maar een hersenschudding. Vannacht heeft zuster de Vries bij u gewaakt en gemerkt, dat u sliep. Maar van morgen moest ze weer naar haar eigen patiënten en sinds van morgen heb ik hier gezeten. Zuster de Vries is een uurtje geleden nog geweest. Ik ben blij, dat u nu wakker bent. We hebben toch wel een beetje om u in angst gezeten." „Zo, zo. Dus ik heb een hersenschudding. Dat betekent dus, dat ik een paar weken zal moeten blijven liggen. Is dat even beroerd? Zeg, heb je bericht gestuurd naar de fabriek?" Ans knikt. „Ja, Herman heeft vanmorgen opgebeld. Meneer Willems, de adjunct-direkteur, komt vanavond even aan.' „Ja, maar ik kan toch niet hier blijven liggen? Jij hebt het al druk genoeg met de zaak." „Maakt u zich daarover maar geen zorg, vader. We zullen u eens lekker verwennen, hoor, Herman en ik. Zodat u in een wip weer opgeknapt bent. En nu zult u zeker wel wat lusten, hè? Soep?" Hij lacht. „Geef me eers tmaar eens wat te drinken. Ik heb een dorst......" 's Avonds kwam zuster de Vries. „Zo, meneer de pechvogel? Daar sta je weer gekleurd op, hè?" Tom kneep een oogje dicht en antwoordde: „Bedankt voor de hulp, zuster. Je lijkt wel een schutsengel, altijd in de buurt, als ik in gevaar ben. Hoe komt het eigenlijk, dat ik geslipt ben?" Ze haalde haar schouders op. „Gladde weg, denk ik. Ja jong, als je achter het stuur zit in deze tijd van het jaar, moet je uitkijken." Hoe lang kan dat grapje duren, zuster?" „Je hebt een flinke hersenschudding, Tom, en je weet ook wel, dat zoiets alleen met rust kan genezen. Rust, rust en nog eens rust. Wat heb jij anders een harde kop, zeg! De hele voorruit in diggelen, maar op je voorhoofd geen schrammetje, geen buil, niks. Heb je verder nog ergens pijn? De dokter durfde je nog niet helemaal te onderzoeken." „Voor zover ik zelf kan konstateren, zijn m'n armen en benen heel gebleven." „Dan zal de rest ook wel oké zijn. Apropos, ik kom elke dag maar weer even aanwippen, hè? Om je te wassen en zo. Dat is nou al de tweede keer. Zou je onderhand geen knipkaart nemen? Dat is veel voordeliger." „Verhip jij," bromde Tom, „wat heb ik aan die flauwekul? En je hebt me nog geen antwoord gegeven op mijn vraag, hoe lang dit geintje nou weer kan duren." „O, laten we het voorlopig houden op een maand. Met een beetje geluk ben je met Kerstmis weer een uurtje op." „Met Kerstzeg, ben je een haartje betoeterd? En de fabriek dan?" „Beste jongen, die draait ook wel zonder jou. En nu maar niet meer praten, maar als een zoete jongen plat blijven liggen. Je weet het recept: rust en niets dan rust. En Ans zal je de komende weken wel weer verwennen. Ik ken dat. Het mankeert er nog maar aan dat Greet in de buurt woont." „Ga je weg, plaaggeest! Kunst hè, om een ouwe man te trei teren, als hij machteloos ligt. Moet je over een maand eens proberen, als ik beter ben." „Mooi, daar houden we het dus op. Over een maand ga ik het nog eens proberen. Tot zolang mag jij lekker in je bedje liggen. Ik zal wel hard werken, hoor! So long!" En weg was ze. Een uur later had Tom een korte bespreking met zijn adjunct. Tom gaf hem de nodige machtigingen en Willems beloofde iedere avond even aan te komen, zodat Tom steeds op de hoogte zou blijven van de gang van zaken, zodat hij vanuit zijn bed eventuele maatregelen zou kunnen nemen. Vier weken lag Tom plat, maar hij klaagde niet. Hij had zich in het onvermijdelijke geschikt. Hij was al tevreden, dat Willems iedere avond verslag uitbracht, zodat hij geheel op de hoogte bleef van de toestand in de fabriek. Ans zorgde trouw voor z'n natje en droogje en de zuster sloeg evenmin een dag over. Als ze het niet te druk had, kwam ze in de namiddag ook nog wel eens een half uurtje. Op zo'n middag zei Tom eens: „Zeg, Gonnie, weet je nog, wat je me indertijd geadviseerd hebt, toen je me in die sneeuw storm oppikte?" Ze dacht na, maar schudde ten slotte haar hoofd. „Ik zal een boon worden „Word jij nu alsjeblieft geen boon, want dan hebben de patiënten niets meer aan je. Zal ik je geheugen eens opfrissen, zuster? Je zei toen: Koop jij maar een auto. Dat bromfietsrijden is niets voor je. Weet je het nu?" „Ja, dat is waar ook; zoiets heb ik toen gezegd." „Nou, bedankt voor dat advies. Hier heb je het resultaat: Tom Boornberger, kerngezond, maar een beetje hersenschud ding, en daarom moet hij plat blijven liggen. Wat krijg ik nu voor advies van je? Een helirnpter soms?" Ze schaterde het uit. „Ori2„li, Tom, dit had mij ook kunnen overkomen. Je hebt pech gehad, dat is het enige." De avond voor Kerstmis arriveerde zuster de Vries met de dokter. Hij onderzocht hem en knikte tevreden. „Ik zou zeggen: Ga er vanavond maar een uurtje uit. En morgen twee keer een uurtje. Desnoods gaat u beide feestdagen beneden op de divan liggen. En niet langer dan één uur overeind. Maar als u hoofd pijn voelt opkomen of duizelig wordt, meteen weer gaan liggen. Afgesproken?" ,,'t Komt voor elkaar, dokter." Nadat de dokter vertrokken was, sloeg zuster de Vries de dekens terug en zei: „Zo, beste jongen, kom nu maar eens rustig overeind, dan zal ik je helpen aankleden." Tom kreeg een kleur en keek de zuster verontwaardigd aan. „Zeg eens, dat kan ik anders zelf wel, hoor!" „Zou 't waar zijn? Gunst, ik had nooit gedacht, dat je dat kon. Maar wees vanavond eens een gehoorzame jongen en laat mij'het daarom eens doen. Waar zijn je kleren? In de kast?" „Ik denk van wel." Ze rommelde wat in de kast en haalde er een costuum uit. „Dit is het zeker, hè? Mooi, sla nu je armen maar eens om m'n nek, dan zal ik je overeind helpen." „Zeg, hoepel op, ik kan zelf wel overeind „Allicht. Maar de eerste keer moet dat een beetje rustig aan geschieden. En nu niet meer tegenstribbelen, anders smeer ik m en zie je me nooit meer terug, ondankbaar mens. Heb ik me daar al die weken voor uitgesloofd?" Zuchtend voldeed Tom aan het bevel en liet toe, dat ze hem in z'n kleren hielp. „Zo, en op de trap steun je maar op mij. Ik zak niet zo gauw in elkaar." Beneden werd Tom door zijn kinderen hartelijk verwelkomd en weldra zat hij op zijn oude plaatsje bij de haard. „Kun je niet blijven, zuster?" vroeg Tom, toen hij zag dat de vrouw haar mantel weer aantrok. „Was het maar waar. Dacht je, dat ik niet meer patiënten had dan Tom Boornberger? Maar troost je, over een goed uurtje ben ik er weer en zal ik je netjes naar bed brengen, Goed?" „Wacht maar eens, tot ik helemaal beter ben, zustertje!" riep Tom dreigend. Maar zij lachte hem uit en zwaaide met haar hand. „Kalmpjes aan, vader Boornberger. Ans, je let er wel op, dat hij niet gaat bromfietsen of zo, hè?" Herman had de avondpost en bekeek die. „Leuk," zei hij, nadat hij een brief had gelezen. „Greet en Wim komen Tweede Kerstdag over. Maar ze moeten 's avonds weer te-ug. Hij gaf de brief over aan Ans, die hem ook las. „Zo, dan zullen we er een leuke dag van maken, hè vader? Fijn,dat je de feestdagen bij ons bent. Laat het werk het werk maar, hoor, en blijf gezellig bij ons tot nieuwjaar. Daarna kunt u wat kalm aan beginnen." „Ik verheug me er op," zei Tom lachend. „Waarop? Op de feestdagen hier? Of het werk?" vroeg Ans ondeugend. „Allebei," verklaarde hij eerlijk. Het uur vloog om. En dat merkt men pas, toen zuster de Vries weer binnenkwam. „Zo, luitjes, leeft onze patiënt nog? Hoera. Dat is een pak van m'n hart. Zo, vader Boornberger, nu wordt het weer kinderen-bedtijd, hè?" „Hè, zuster, u moet vader niet zo plagen," verweet Ans haar. „O, daar kan hij wel tegen, hoor. We kennen elkaar al van de schoolbanken. Toen mocht ik al bij hem afkijken. Ja, en nu is hij een persoonlijkheid geworden en ik maar gewoon zuster de Vries. Zo gaat het in het leven." „Dan heeft dat afkijken ook niet veel geholpen, merkte Herman snedig op. „Och nee, er was aan mij niet veel eer te behalen. „Drink je nog een kop koffie, zuster?" „Vooruit, ik laat me verleiden, en de patiënt krijgt vijf minuten extra." „Bof ik even, zei de patiënt. Een poosje laten liepen ze weer samen de trap op. „Morgen kalmpjes aan, hè Tom? Jij hebt na vanavond mijn hulp niet meer nodig." Hij keek haar van terzijde aan. Ze meende het; hij zag het in haar ogen. „Zo bezorgd voor me, zuster?" „Natuurlijk. Ik ben bezorgd voor al m'n patiënten." Toen hij weer in bed lag en de verpleegster zijn kleren op hing, kuchte Tom en zei: „Kom nog een paar minuten bij me zitten, Gonnie." „Ik ben direkt klaar." Ze hing het costuum in de kast en zette toen een stoel naast zijn ledikant. „Zo, Tom, zeg maar eens, wat je op je hart hebt." „Je zegt het precies, zoals het is, Gonnie. Ja, ik heb wat op m'n hart. Dus je komt morgen niet meer?" „Nee, je kunt nu wel weer voor jezelf zorgen. Je bent geen kind. Als je je nog een weekje rustig houdt en op gezette tijden nog wat gaat liggen, dan kun je na nieuwjaar wel weer aan het werk gaan." „Dan moet ik je hartelijk bedanken, Gonnie, voor je hulp.' Hij greep haar hand en drukte die stevig. „Geen dank, Tom, ik deed alleen maar mijn plicht en ik ben dankbaar, dat ik twee keer in de buurt was, toen je wat over kwam." „Wat denk je, Gonnie," zei hij, terwijl hij haar hand vast hield, „zou dat toeval zijn?" „Er geschiedt in dit leven niets bij toeval, beste jongen. Alles is voorbestemd." „Ik denk er net zo over. Maar het staat me niet aan, dat je niet meer terugkomt. Weet je, Gonnie, ik ben in deze weken aan je gewend geraakt. En daarbij komt nog, dat je tweemaal mijn leven gered hebt. IkKun je er niet voortdurend op passen? Ikik bedoel: als mijn vrouw?" Voor het eerst zag Tom iets van een blos over haar gezicht komen. En gespannen keek hij de vrouw aan. Ze zuchtte en hief haar hoofd op. Hun blikken ontmoetten elkaar. „Wéét je, wat je vraagt, Tom?" „Ja, drommels goed, Gonnie. IkEnfin, je weet van mij en Ans. Al die dingen zijn jou bekend. Het was voor mij eerst moeilijk, om het te verwerken, maar ik ben blij, dat Ans Her man gekozen heeft en niet mij. Het leeftijdsverschil was te groot. En die twee zijn stapel op elkaar, dat heb je zelf ook wel ge zien. Ik ben met Ans als mijn schoondochter tevreden. Natuur lijk heb ik veel van haar gehouden en houd ik nog veel van haar. Maar nu anders. Dat eerste is voorbij. Ik ben er overheen. Doch ik voel me nu eenzamer dan ooit. Juffrouw Manders, mijn huishoudster, is een best mens, maar ik ben pas vijf en veertig, Gonnie. Daaromik heb je in deze weken beter leren kennen. Verwacht van mij geen kalverliefde. Ik heb vol wassen kinderen en misschien ben ik binnen het jaar wel groot vader. Wie zal het zeggen. Toch waag ik het jou ten huwelijk te vragen, Gonnie. Je weetik heb een goei baanje zult het goed bij me hebben Nog steeds heeft hij haar hand vast, maar voelt die af en toe trillen. En lange tijd wordt er niet gesproken. Hij wacht rustig af. Tom weet, dat zuster de Vries van haar werk houdt. Nu moet ze kiezen tussen hem. Kiezen tussen een druk leven en hard werk, of rust en een gemakkelijk tehuis. Als ze blijft zwijgen, zegt Tom: „Ik heb een klein huisje aan de Wilgenlaan, groot genoeg voor ons beiden. Ik zal een wa gentje voor je kopen, dat je kunt gaan rijden, als je er zin in hebt. M'n werk is van die aard, dat ik zo af en toe een lang weekend weg kan. Wesamen zouden we dan wat kunnen reizen, naar het buitenland. Je zoudt wat meer van het leven kunnen genieten. Je hebt het altijd zo druk gehadGonnie, toe, laat me je een beetje mogen verwennen Ze kijkt hem opnieuw aan en dan leest Tom duidelijk het -ntwoord op haar gezicht. „Het is ja, hè Gonnie?" Zie knikt en lacht. „Zullen we samen wat meer gaan genieten van het leven en wat minder sloven?" „Ik vind het best, Tom." (Wordt vervolgd) Wilt U voor de feestdagen Uw permanent s.v.p. tijdig bespreken. Dames- en Herenkapper Dorpsstraat 10, Tel. 2163, Bergen GERO ZILVIUM en ZILMETA Uitgebreide sortering Jong volvet 400 gr. 108 Heerlijk belegen 400 gr. 117 Overjarige oude 400 gr. 126 Smeerkaas volv. 2 pak 55 Suiker kransjes 250 gr. 41 Bruss. zandtaartjes 100 gr. 39 Java wafels 200 gr. 49 Holl. daalders 200 gr. 49 Reklame koekjes 250 gr. 39 Spritskransen 5 voor 29 Ringers borstplaat 150 gr. van 60 voor 49 Choc. Advocaatblokjes 200 gr. 55 Gevulde kransjes 150 gr. 49 Choco-Mocca stokjes 100 gr. 51 Menthol dragee's 200 gr. 39 Toffee's assorti 200 gr. 45 Gedroogde pruimen per pak 149 Orange Juice p. bl. 65 bij 5 blik 299 Gesneden Champions voor de soep p. blikje 69 Bak- en braadvet 500 gr. van 88 voor 79 Koelhuisboter 250 gr. nu 99 De echte choc korrels 250 gr. 59 Appelstroop per beker 39 Zelfrijzend bakmeel 41 Cakemeel 41 Deze week bij 1 pak Bak- of Cakemeel 250 gr. Rozijnen van 48 voor 35 3 pak pudding samen voor 4 V2 lts van 69 voor 59 3 choc, repen 39 6 zware choc, repen 100 Koffie Guatamala Melange van 218 voor 199 Groot blik koffiemelk 51 Droogkokende rijst 500 gr. 49 Vruchtenwijn p. fles 89 Limonade p. fles 89 1 fles Slasaus Nu 59 1 pak Bamie van 90 voor 79 Kempinski Franse landwijn rood of wit 195 Kempinski Sherry p. fl. 449 Appelmoes van Goudr. 1 groot litersbl. Nu 69 RUINELAAN 4 BERGEN TELEFOON 2585

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1956 | | pagina 4