Jo of René?
TIIEItO KACHEL
ZELFBEDIENING
J.LOUTEft
Keurkost
voor kwaliteit
Keurkost Kaas
Versnaperingen
voor iedereen
120
Kakelverse eieren
Louters Zelfbediening
RUINELAAN 4
BERGEN
TELEFOON 2585
door H. Westenberger
Nadruk verboden
Thomas Brackwieser staat in de hal geduldig te wachten.
Een lichtgrijze aufcpjas hangt over zijn linkerschouder en zijn
zwarte hoed staat achter op zijn hoofd. Hij loopt langzaam
op en neer tussen de sierlijke Turkse halmeubelen, telkens het
hoofd buigend als hij de grote waaierplant in de hoek passeert.
Dan opeens blijft hij voor de spiegel staan en bekijkt met aan
dacht zijn beeltenis; zijn uitmuntend zittende smoking, de smet
teloze lakschoenen, zijn brede schouders, zijn blozend gezicht
onder het volle blonde haar, de lichte, uiterst levendige ogen,
de smalle mond, de ronde kin, die hem iets zeer goedigs geeft.
,,Hij mocht er zijn" was zijn eigen milde oordeel, behalve dat
hij de laatste tijd een beetje dik begon te worden, dat kon hij
zichzelf helaas niet ontkennen. Er moest niet veel meer bijkomen
of hij had een onderkin en in de meeste gevallen bleef een
embonpoint dan ook niet lang meer uit! Afgrijselijk! En dan nog
wel bij zo n drukke werkkring van 's morgens vroeg tot 's avonds
laat was hij in de weer, slapen deed hij weinig en als hij er goed
over nadacht, was zijn leven eigenlijk zo ongezond en zenuw
slopend als 't maar mogelijk was! Ieder ander zou in zijn plaats
al lang mager en bleek zijn en last hebben van maagstoornissen
hij daarentegen wordt steeds dikker en ziet er uit als het
eeuwige leven.
Leotine zei altijd: ,,Je eet te veel, en te goed!" Ja maar, als je
bij al je zorg en moeite niet eens meer behoorlijk eten zou!
Maar, a propos, waar bleef Tine eigenlijk weer zo lang? Een
half uur geleden had ze beweerd, dat ze dadelijk klaar zou zijn
en nu staat hij al minstens vijf minuten hier kant en klaar en
Tine scharrelt boven nog rond... hij draait een paar maal om
zijn as en tikt dan met zijn brede trouwring tegen de gong, die
naast de deur van de eetkamer hangt en een dof qedreun weer
klinkt.
Boven gaat een deur open en dicht en even later worden er
een paar zwarte schoentjes en een wijde rok op de trap zicht
baar.
Thomas Brackwieser kijkt met voldoening omhoog. „Einde
lijk, Tine! Wat heeft het vandaag weer een eeuwigheid geduurd
eer je klaar bent!"
„Wat bedoel je? Ik ben al lang klaar. Ik heb alleen nog maar
geyacht op de jongen; ik hoopte, dat hij nog komen zou voor
we weg moesten."
„De jongen! Is die dan nog niet terug? Maar dat is toch wel
een beetje al te bar!"
Leotine Brackwieser komt langzaam de trap af. Haar gezicht
is smal maar haar trekken zijn tamelijk grof; zij heeft een ver
moeide, bijna ziekelijke uitdrukking in haar ogen, die van een
opvallend groene kleur zijn en waaromheen diepe schaduwen
donkeren.
Op de laatste trede blijft zij staan, haar lange rok opnemend
en haar man verwijtend aankijkend.
„Het is jouw schuld, dat hij zo n lanterfanter geworden is.
Je hebt hem veel te vroeg zogenaamd zelfstandig willen maken
en als het aan mij gelegen had, was hij veel huiselijker op
gevoed. Nu begin je het zelf vervelend te vinden, dat hij zo
weinig thuis is. En weet je waar hij altijd rondhangt? Altijd in
de oude stad. Onlangs heeft de kapper hem voor de Azhar-
moskee gezien. Stel je voor! Wat heeft hij daar te zoeken. En
als hij eens...
„Maar Tine! Je doet alsof de jongen vijf jaar is, inplaats van
dertien. Laat hem maar gaan! Hij is hier nu eenmaal geboren
en zal hier zijn ervaringen moeten beleven en bovendien... dat
hij in de oude stad rondscharrelt, dat vind ik niet erg; maar
dat hij nooit op tijd thuis kan zijn en nooit wil vertellen waar
hij geweest is, zie je, daarover kan ik me woedend maken.
Maar, kom nu mee, de jongen komt wel thuis en wij kunnen
de familie Jameson onmogelijk nog langer laten wachten."
Leotine kijkt besluiteloos naar de punten van haar schoenen...
Och, de familie Jameson, waar ze nu weer heen moesten; ze
haatte al die zakelijke verplichtingen, maar had er zich altijd
bij neergelegd in de overtuiging, dat ze noodzakelijk waren
voor de carrière van Tom. Maar in de laatste tijd groeide het
haar over het hoofd.
Altijd en eeuwig vreemde mensen! Nu weer de familie Jame
son uit Kaapstad; morgen de Joffreys uit Londen, dan weer
mijnheer De Beauvillier uit Suez £>f de gebroeders Hinrichten
uit Parijs. En altijd hetzelfde vervelende programma af te wer-
Ken. Souper thuis, of in n hotel, ergens dansen, films zien, waar
bij je het liefst zou willen slapen en tenslotte ettelijke cocktails
drinken in een Franse bar of bij Suleiman Pascha.
„Ik zou veel liever bij de jongen thuis blijven," denkt Leo
tine.
„Het is verkeerd, dat we hem zoveel alleen laten. Hij is toch
al zo moeilijk en in zichzelf gekeerd en doet alsof hij een
vreemde voor ons is. Als we t avonds eens wat meer met
hem samen zouden zijn en hij en ik alleen zonder Tom als
ik eens vertrouwelijk een beetje met hem zou kunnen babbelen,
misschien zouden we dan wat nader tot elkaar kunnen komen...
maar zij kan niet thuis blijven en Tom alleen laten gaan, hoe
graag zij het zou willen! Bovendien, zij is er van overtuigd,
dat Tom het nooit goed zal vinden; hij is er veel te veel aan
gewend, haar altijd naast zich te hebben en daarin is hij zeer
egoïstisch. Hij vindt, dat dit haar aandeel is om in het succes
van zijn zaken bij te dragen. En zij vindt, dat hij gelijk heeft.
Zonder haar hulp zou het de onbeduidende agent van een
kleine levensverzekeringsmaatschappij nooit gelukt zijn, de con
necties aan te knopen die er tenslotte toe geleid hadden, hem tot
directeur van de bekende „Heliopolis Insuranse Company" in
Cairo te maken.
En. toch; de tijden waarin de familie Jameson en dergelijke
invloedrijke namen nodig waren om de positie van haar man
te bestendigen, waren voorbij
Natuurlijk kon het nooit kwaad met hen in contact te blijven,
maar absoluut noodzakelijk was het niet meer. En Leotine vond
de opvoeding van haar jongen op het ogenblik veel gewichtiger
dan haar sociale plichten. Zij moest zorgen, dat hij niet helemaal
van haar vervreemdde voor het te laat zou zijn.
Thomas gooide bij alles de schuld op de vlegeljaren en dacht
er verder niet over na. Maar zij kon er zich niet mee verenigen,
dat het kind langzaam maar zeker geheel van hen vervreemdde.
„Waarom sta je zo lang te treuzelen?" onderbrak Thomas
haar gepeins en hield met een ongeduldige beweging haar avond
mantel, die op een laag stoeltje gelegen had, voor haar gereed.
Leotine kijkt hem besluiteloos aan: „Weet je wat, Thomas,"
zegt ze eindelijk, „ik zou vanavond eigenlijk liever eens thuis
willen blijven of tenminste een paar uurtjes later kunnen
komen. Kijk eens, het is al half acht en René is nog niet thuis;
ik ben eigenlijk een beetje ongerust, ik kan eenvoudig niet de
deur uitgaan zonder te weten wanneer en hoe hij terugkomt en
waar vandaan. En zo belangrijk is het toch niet of ik nu al een
uurtje vroeger of later bij Jameson kom!"
„Zeg, als je blieft! En wat moet ik dan beginnen'? Alleen met
die vervelende Jameson!"
„Kom Tom, stel je niet zo aan! Als de jongen nu eens ziek
was, zou ilf toch ook thuis moeten blijven."
Thomas Brackwieser rimpelt zijn voorhoofd op de karakte
ristieke manier wanneer hem iets ergert.
„Maar hij is niet ziek! Hij is alleen een verwende brutale
vlegel, die stelselmatig vertikt op tijd thuis te komen. En als hij
thuis is, doet hij off(hij niet tot tien kan tellen. Maar dit zeg
ik je, als ik hem toevallig vanavond nog te pakken krijgt, geef
ik hem een pak slaag, dat hem heugen zal! Al zou ik er voor
uit de wagen moeten komen. Bont en blauw zal ik hem ran
selen!"
„Schreeuw toch niet zo, Thomas, en overdrijf de dingen niet!
Andere jongens van dertien jaar zullen ook wel niet zo ge
makkelijk zijn. En jij was op zijn leeftijd zeker ook geen engel!"
Maar met deze veronderstelling is Leotine bij haar man aan
het verkeerde adres. „Ik? Mijn vader zou me kort en klein
geslagen hebben, als ik zo eigengereid mijn weg was gegaan
als René dat doet. Maar ik was ook niet zo. Uren lang heb ik
aan de piano gezeten en voor mijn moeder gespeeld toen zij
ziek was; omdat zij er trots op was, dat ik zo aardig spelen
kon. En daarbij moest ik mijn vader nog helpen in de meubel
makerij als het zo druk was. Ja. En daarom is er Ook iets van
mij terechtgekomen. Maar van die jongen van jou komt niets
terecht dat kan ik je nu al voorspellen.
Leotine maakt spottend een buiging. „Waarom krijg ik plot
seling het monopolie van onze zoon?"
„Nu, dat lastige karakter heeft hij toch zeker niet van mij?"
„Maar van mij toch ook niet? De Eckharts zijn allemaal
rustige, ongecompliceerde mensen; dat zie je wel aan Hans."
Thomas Brackwieser loopt met kleine, haastige stappen in
de hal heen en weer, de avondmantel van zijn vrouw tegen
zijn glanzend smokinghemd gedruk.
„Dan mag de hemel weten, waar hij die streken vandaan
heeft! Maar in elk geval heb ik de last er van! En wat wil je
nu eigenlijk? Ga je mee, of ga je niet mee?"
„Ik blijf hierantwoordt Leotine kalm.
„Wat een dwaasheid! Jij maakt altijd veel te veel drukte van
die jongen. En ik heb de last er van. Niemand neemt notitie van
mij en ik ben alleen maar goed om mijn portemonnaie te
voorschijn te halen en jullie te
Met twee passen is Leotine bij hem en houdt lachend haar
hand voor zijn mond. „Ja, ja, dat weet ik al! Wees maar stil!
Je bent de meest beklagenswaardige man van Cairo;, nee,
langs de hele Nijl. Ik heb verschrikkelijk veel medelijden met je
En nog het meeste omdat je nu weg moet gaan! Kom Tom,
ga nu. Groet de familie Jameson van mij en zeg, dat ik wat later
kom; en neem niet weer zoveel mayonnaise, daar heb je later
altijd maar last van en drink ook niet zoveel door elkaar
laat Jameson dat maar doen!
Met een glimlach, die haar gezicht ongelovelijk verjongt en
vermoeit, duwt Leotine haar man zachtjes naar de deur.
Thomas Brackwieser laat haar begaan; brommend stemt hij
toe, maar hij heeft innig medelijden met zichzelf. Die aap van
een kwajongen, 't is ontzettend vervelend!
Leotine staat nog in de voordeur als Thomas door het tuin
poortje verdwenen, in de auto gestapt en weggereden is.
Langzaam keert zij in huis terug. Gelukkig, dat had zij klaar
gespeeld! En het was gemakkelijker gegaan, dan zij verwacht
had. Wie weet, misschien kon ze hem er toch langzamerhand
toe brengen, dat hij alleen met zijn zakenvrienden uit wilde
gaan. En dan zou zij bij de jongen kunnen blijven; een beetje
met hem praten en postzegels mee helpen uitzoeken, zijn ver
trouwen trachten te winnen en hem toestoppen als hij naar bed
ging zoals vroeger, toen hij nog klein was... Leotine glimlacht
terwijl zij door de donkere huiskamer naar de eetkamer loopt,
waar zij in de erker haar hoofd tegen de koele ramen laat rusten.
Buiten branden de booglantarens al, hun licht dringt met
moeite door de dichte bladeren van de acacia's, die aan beide
zijden van de straat staan. Van tijd tot tijd rammelt een zware
autocar voorbij, zij komen van Gizeh of van Abuzir en zijn
volgeladen met touristen. Zij maken in de deftigste villastraat
een vulgair spektakel; maar René is dol op deze autobussen met
vreemdelingen; hij kent iedere chauffeur en als heel kleine
jongen ging hij al dikwijls met hen mee naar buiten...
Plotseling schrikt Leotine...
Wie sluipt daar in de huiskamer rond? Het dienstmeisje?
...of René?
Op haar tenen loopt zij naar de kamer en ziet nog juist hoe
René zachtjes de andere deur uit wil sluipen.
„Hallo René! Hier blijven! Waarom loop je zo geheimzinnig
door deze donkere kamers? Wanneer ben je eigenlijk thuis ge
komen?"
Zij grijpt de jongen energiek bij zijn mouw en trekt hem in
het licht waar zij hem onderzoekend aankijkt.
René Brackwieser is een tengere, lange jongen. Zijn zwarte
haren hangen verward om zijn hoofd en zijn donkere ogen zou
den ongetwijfeld mooi zijn als hij niet de gewoonte had, voort
durende te knipperen en met een onzekere blik die dikwijls voor
vals versloten wordt, langs de mensen heen te zien.
Ook nu kijkt hij zijn moeder niet aan.
„Vooruit jongen! Ben je al lang thuis?"
Hij draait zijn voeten naar binnen en blijft op de punten
van zijn schoenen staren.
„Tamelijk", zegt hij eindelijk.
„Zo? En hoe ben je binnen gekomen?"
„Achterom".
„En waarom heb je niet gezegd, dat je thuis was? Je kunt
toch wel begrijpen, dat we je nog even willen zien, voor we
uitgaan!!"
Schouderophalen.
„Wilde je ons misschien liever niet zien?"
Weer schouderophalen.
Leotine kijkt de jongen radeloos aan. Wat moet ze nu met
hem beginnen? Honderd maal met vriendelijkheid en met streng
heid had zij hem gezegd, dat hij op tijd thuis moest zijn en dat
hij zeggen moest, wanneer hij wegging en weer thuiskwam.
Waarom sloop hij daar nu in die donkere kamer rond? Waar
om had hij zijn ouders willen ontlopen? Of had hij ze misschien
willen beluisteren? Dat zou dan weer een nieuwe ondeugd
van hem zijn.
Of zou hij iets hebben willen weg nemen, een boek of
zoiets... ze werd radeloos bij de gedachte, dat ze niet het
minste begrip had van wat er omging in haar eigen kind, het
leek wel of hij een totaal vreemde was.een aangenomen kind,
waarvan men de afkomst niet vermoeden kon, kon niet verder
van haar afstaan....
„Ik hoop niet, dat je ons hebt willen beluisteren..." zegt
Leotine na enig zwijgen.
René's lippen trekken minachtend omlaag. „Papa heeft immers
weer zo gebruld, dat ik u kon horen of ik wilde of niet."
Leotine knijpt haar handen tot vuisten. „Kalm blijven' dwingt
zij zichzelf. „Niet mijn zelfbeheersing verliezen!"
„Dan heb je dus gehoord, dat ik thuis wilde blijven om op
jou te wachten. En toch ben je kalm blijven zitten zonder te
voorschijn te komen? En je hebt Papa rustig zo boos laten
weggaan. En waarschijnlijk was je nu naar je kamer verdwenen
en had mij kalm hier laten zitten en bezorgd zijn omdat ik denk,
dat je nog niet thuis bent? Hoe kun je zoiets doen, René? En
wat hebben papa en ik je dan gedaan, dat je je zo tegen ons
gedraagd? En wat stel jij je eigenlijk voor? Dacht je, dat wij
alleen op de wereld zijn om jouw leven zo gezellig mogelijk te
maken; je eten en kleren te geven en anders nergens voor?" En
na een korte pauze: „Wat doe jij dan ooit om ons een beetje
plezier te doen? Niets! Helemaal niets. Wij moeten nog blij
zijn als we langs een omweg zo nu en dan eens te weten komen
wat je uitvoert en waar je uithangt. Als ik er aan denk, hoe
ik me voorgesteld heb hoe ik met mijn kind zou leven... en
hoe het in werkelijkheid is! Je beste vriend en je vertrouwde
kameraad had ik willen zijn. Ik had met je willen tennissen en
roeien. En samen met je leren. En je met alles helpen! En daar
voor in de plaats loopt er een vreemde koude jongen in mijn
huis rond, die blijkbaar niets liever doet dan mij ergeren en
beledigen. Zeg nu zelf, wat hebben we eigenlijk aan jou? Zou
den wij zonder jou niet veel gelukkiger zijn en veel minder
zorgen hebben!" Zij grijpt hem beet en tracht hem in de ogen
te zien. Tranen stromen over haar wangen.
Maar de jongen draait zich om, werpt het hoofd weerspannig
in de nek en zegt trots en koel: „Ik kan immers weggaan! Jullie
kunnen me toch wegsturen als je me kwijt wilt! Het kan mij
niets schelen!"
Leotine laat hem los alsof ze zich aan hem gebrand had. Zij
kijkt hem sprakeloos aan, de jongen staat met vuurrood hoofd
te wachten wat er nu verder gebeuren zal.
Maar voorlopig gebeurt er helemaal niets. Leotine loopt
langzaam met gebogen hoofd de kamer door en leunt zwijgend
tegen een fauteuil.
De jongen voelt plotseling hoe zijn hart begint te bonzen,
razend te bonzen, zoals nog nooit in zijn leven is gebeurd, het
belemmerd hem bijna adem te halen. Leotine staat als verstijfd.
Buiten ratelt met luid getoeter weer een der tourauto's voorbij
en doet de straat dreunen en het huis trillen.
„Wat zijn die vanavond laat", denkt René, en verder: „Als
ze me wegstuurt hoor ik ze nooit meer, of misschien toch nog
wel maar niet van hier... van ergens anders."
Dan hoort hij de stem van zijn moeder, maar het is een
stem, die hij niet herkent, de stem van een vreemde. „Ga naar
je kamer," zegt zij. „Dadelijk! Ik wil je geen ogenblik meer zien!
En je zult je zin hebben, je zult hier vandaan, met Pasen ga
je naar een opvoedingsgesticht!"
René verroert zich niet.
Dan plotseling kan Leotine zich niet langer beheersen. „Ga
weg!" schreeuwt ze woedend. „Ga! Ik kan je niet meer zien...
naar je kamer! en ogenblikkelijk!
Langzaam draait René zich op zijn hakken om en gaat... de
deur valt achter hem toe.
Leotine luistert scherp; zou hij werkelijk weggaan? Zou hij
niet dadelijk terugkomen en haar huilend om vergiffenis vragen?
Neen, hij gaat! Tergend langzaam loopt hij de trap op en even
traag slentert hij boven door het trapportaal. Hij slaat zelfs het
deksel van de antieke kist open en laat het met een slag weer
dichtvallen. En nu smijt hij de deur van zijn kamer achter zich
in 't slot.
Leotine moet 'haar tanden op elkaar bijten om het niet uit
te schreeuwen! Met ingehouden adem blijft zij nog een ogenblik
trillend van woede staan. Zou hij werkelijk niet naar beneden
stormen en vergeving vragen?
Neen, hij komt niet, haar intense hopen ten spijt. Het blijft
doodstil in huis. Zo stil, dat zij de klok in de hal kan horen
tikken.
Neen, de jongen komt niet... en als dat eindelijk tot haar
doorgedrongen is, kan zij plotseling niet meer.
Heftig snikkend valt zij neer in de fauteuil, waartegen zij
tot nu toe geleund stond.
Hoe is het mogelijk, dat een kind zijn moeder zoveel verdriet
kan doen; zoveel verdriet om niets! Hoe kan het, dat een
kind niet het minste gevoel en niet het minste hart heeft en
als dat kan, waarom moet dat dan juist haar kind zijn? Als hij
een wildvreemde was, zou hij niet ruwer met haar kunnen om
gaan als deze jongen, die toch haar eigen vlees en bloed is!
Mijnheer Thomas Brackwieser wachtte die avond tever
geefs op zijn vrouw. Zij voelde zich niet wel... werd door het
dienstmeisje, dat dé telefonische boodschap had aangenomen,
gezegd. Maar mijnheer Brackwieser weet wel beter.
Zij wilde natuurlijk bij de jongen blijven, hem naar bed
brengen alsof hij nog een kleine baby was! Hij kent zijn vrouw
immers! Zij had van begin af aan veel te veel drukte met de
jongen gemaakt. En wie had nu de last daarvan? Hij natuurlijk!
De „upper" vijfduizend van Cairo zijn dit jaar blijkbaar iets
vroeger dan gewoonlijk teruggekeerd van hun vlucht van de
Egyptische hitte. Want nauwelijks heeft men elkander verwel
komd, de eerste invitaties voor bridgedrives rondgestuurd, de
eerste tea's in de sportingclub genoten of een nieuwe hittegolf
stroomt over de stad en verlamt het zo juist ontwaakte society-
leven meer dan de meest ernstige griep-epidemie zou hebben
kunnen doen. De thermometers wijzen vijftig graden in de
schaduw aan. De palmen in de parken en aan de oevers van de
Nijl, de acacia's en platanen, die de brede straten omzomen,
zijn grauw van stof en ritselen van droogte.
De pleinen en de witte achterwanden van de huizen dampen
van de hitte en de auto's en rijtuigen laten diepe sporen na
in het week geworden asfalt der straten.
Zelfs nog 's avonds om tien uur hangt de lucht zwaar tussen
de muren en 'smorgens na elf waagt niemand dieniet dringend
moet, zich meer op de straat.
Leotine Brackwieser is in de stad geweest en is wat langer
opgehouden, dan zij gedacht had.
Nu loopt zij haastig door het Eskebye Park, om aan de
uitgang een taxi naar huis te nemen.
Zij loopt met gebogen hoofd en is beladen met grote en
kleine pakjes. Een breedgerande strohoed beschermt haar tegen
de brandende zonnestralen. Toch schijnt het haar toe, alsof
de weg onder haar voeten deint en alsof er duizenden gouden
sterretjes voor haar ogen dansen.
Het was ook onzinnig, in deze hitte en op deze tijd van de
dag onnodig een stap te voet te doen! Waarom heeft zij niet
al daarstraks, bij de Beurs een auto genomen? Uit zuinigheid
natuurlijk! En Tom zou zich doodlachen als hij het wist; hij
plaagt haar toch al met haar overdreven zuinigheid, die zij
nog van vroeger heeft overgehouden en waarvan zij zich nu
nog steeds niet losmaken kan, al weet zij heel goed, dat zij niet
meer op een piaster hoeft te zien.
„Maar", denkt Leotine, „het was toch nog beter toen we
elke piaster moesten omdraaien en tevreden waren met wat
wij hadden, dan nu, nu Thomas nooit genoeg schijnt te kunnen
krijgen! Telkens begint hij weer nieuwe zaken en steekt zijn
geld in grote ondernemingen, waar hij honderden, ja zelfs
duizenden ponden mee verdient. Op het ogenblik is het de com
binatie van de Zuidafrikaanse Unie met de Heliopolis-Com-
pany, die hij ten koste van alles wil doordrijven. Hij denkt
eenvoudig aan niets anders meer! De laatste dagen is er eigen
lijk niets meer met hem te beginnen. Als hij nu binnenkort maar
werkelijk eens die reis naar Zuid-Afrika ging maken. Dan zou
hij misschien weer wat rustiger worden en zou je eens een
paar minuten over iets anders met hem kunnen spreken dan over
deze ellendige Zuidafrikaanse Unie, die niet uit zijn hoofd te
praten is en waarvoor hij nu naar Kaapstad wil gaan.
En het was juist nu zo noodzakelijk, dat zij eens ernstig een
woordje met hem sprak over René. Als hij werkelijk met Pasen
naar een internaat gestuurd zou worden, werd het toch lang
zamerhand tijd, dat er eens naar uitgekeken werd.
Maar Tom maakte zich al nerveus als er over de jongen ge
sproken werd en van hetgeen onlangs gebeurd is, heeft zij hem
nog niets verteld. En nu heeft het geen doel meer, alles nog eens
op te halen; wat voorbij is, is voorbij en het is veel verstandiger
te proberen het beste van de jongen te maken.
Middenin haarjgepeins^staat Leotine stil en grijpt naar haar
hals. Wat is dat? Waarom voelt zij zich zo ellendig en wat is
er met de weg? Is die werkelijk zo week, dat hij bij iedere stap
onder haar voeten schijnt te zinken of zijn het knieën, die haar
niet meer kunnen dragen? Of... Leotine kan nog juist een bank
bereiken, als plotseling alles om haar heen zwart wordt; de
bonjen draaien in het rond, de bank zwaait heen en weer, een
afschuwelijke smaak in haar mond maakt haar doodmisselijk.
dan weet zij niets meer...
Als zij later, uren later schijnt het haar toe, de ogen weer
opent, staat een oude vrouw naast haar, die haar hoofd vast
houdt en een jongen wenkt, haar het glas water te geven, dat
hij in zijn hand houdt. „Drinkt U eens, dan zult u zich dadelijk
beter voelen," zegt het oudje in slecht Frans.
En terwijl Leotine bevend drinkt, vertelt de vrouw, dat de
jongen bij haar in het drinkstalletje was gekomen en gezegd had.
dat er hier een dame flauw gevallen was en dat er niemand in
de buurt was om haar te helpen. Zo had zij haar stalletje dan
maar in de steek gelaten en was hierheen gehold en zij had
meteen maar een glas water meegebracht.
„Ik dank u hartelijk", brengt Leotine 'er met moeite uit en
probeert te glimlachen, niettegenstaande haar lippen nog stijf
schijnen te zijn. De oude vrouw legt zorgzaam haar hand op
Leotine's schouder: „U moet nog niet spreken, madame, blijft
U rustig zitten en drinkt U Uw glas leeg en sluit Uw ogen een
beetje. Deze jongen hier zal bij u blijven en u straks als u
weer helemaal beter bent, naar de uitgang brengen en een auto
voor U halen. Nietwaar? Want hoe zeer het mij ook spijt, dat
ik het zelf niet kan doen, ik moet weer terug naar mijn zaakje,
dat ik niet zo lang in de steek kan laten. Dat begrijpt madame
zeker wel? Maar als madame nog iets nodig mocht hebben, nog
een glas water of misschien iets te eten?"
,Nee, dank U". Leotine heeft werkelijk niets meer nodig, ze
wil alleen nog rustig blijven zitten. „En nog eens hartelijk
bedankt voor de vriendelijke hulp."
(Wordt vervolgd)
Zojuist weer ontvangen
DE WELBEKENDE
Ruinelaan 11
A. KLAVER Telefoon 3106
50 gr. GELD. HAM
50 gr. LUNCHWORST
50 gr. CERVELAATW.
65
50 gr. ROOKVLEES
50 gr. KINNEBAKSPEK
50 gr. LEVERWORST
59
Pork 200 gr. 49
Gebraden gehakt 150 gr. 51
Geld. ham 150 gr. 69
Rookvlees 100 gr. 51
Jonge vette kaas 400 gr. 111
Zwaar belegen 400 gr. 121
Zeer oude kaas 400 gr. 132
2 pak smeerkaas 40+ 56
Wintermelange 200 gr. 39
Vruchtenblokjes 200 gr. 51
Truffels 150 gr. 65
Bon Bon 150 gr. 69
Afterdinners 200 gr. 39
Chocolade licht gewicht
Fondantjes 200 gr. 43
Advocaat repen 2 voor 41
Choc, repen melk of puur
5 voor 39
Gesneden zoetzuur
grote pot 69
Franse mosterd import 29
Rode bieten kant en klaar
voor een hartig hapje of als
groente grote pot 69
Jampot augurken zoetzuur
99
Jampot augurken zuur 89
Groot blik haring in tomaat
75
Groot blik makreel 74
Coca Cola 6 fles in houder
Ananas 4 grote schijven 95
Vruchtenmelange grote pot
169
Kersen op sap grote pot 129
Perziken op sap groot bl.
169
Boerenjongens per pot 109
Vruchtenwijn per fles 86
Franse land wijn
zolang de voorraad strekt
nog 175
Tomatensoep met ballen 79
Bruinebonensoep 1
Erwtensoep I lit.
Groentensoep I bl.
Kalfssoep J 69
Spinazie groot blik 69
Tuinbonen gr. blik 149
Witte bonen in tomatensaus
'/2 lit. 59
Doperwten fijn 119
Doperwten m. fijn 91
Doperwten I 79
Corned Beaf import
per blik ruim 300 gr. 159
Blanke appelen 100 gr. 39
No. 3 10 voor 130
No. 2 10 voor 145
Slagers rundvet 500 gr. 55
Pep Seis Verkade
per pakje 25
Cake's 3 voor 25
Madeleintjes 250 gr. 59
Reclame koekjes 250 gr. 45
Reclame kransjes 250 gr. 41
Parijse wafels 150 gr. 49
Tafelkoeken 2 bus 69
Brabantse snijkoek 39
Friese kruidkoek 99
Hagelslag vruchten of anijs
nog oude prijs 200 gr. 25