Jo of René?
ZELFBEDIENING
OPRUIMING
STOFFEN
J.LOUTEfc
Keurkost
Olba scholels
Keurkost kaas
De trots van iedere
huismoeder
Afslag
Louters Zelfbediening
RUINELAAN 4
BERGEN
TELEFOON 2585
door H. Westenberger
Nadruk verboden
De oude vrouw strompelt weg en Leotine blijft met gesloten
ogen nog een poosje op de bank zitten; dan bedenkt ze plotse
ling, dat ze die jongen, die haar toch zo vriendelijk geholpen
heeft, nog geen woord gezegd heeft; ze kijkt op en ziet, dat hij
aan de andere kant van de bank zit. Het is een forse, blonde
jongen met een zeer intelligent gezicht. Het is moeilijk zijn
leeftijd te schatten. Zijn gezicht heeft een gezonde rode kleur,
maar zijn huid is opvallend teer. Zijn neus is overdekt met zo
mersproeten.
Onder Leotine's onderzoekende blik wordt hij zichtbaar ver
legen en schuift onrustig heen en weer.
Maar dan plotseling begint hij vrolijk te lachen, waarbij een
rij gezonde witte tanden te voorschijn komen: ,,Wat ben ik ge
schrokken, toen II daar zo opeens naar beneden tuimelde!"
,,Dat geloof ik best," antwoordt Leotine, nu ook lachend,
„maar in elk geval heb je je kranig tegenover mij gedragen en
je hebt het beste gedaan wat je kon doen, toen je me dat
water bracht! Maar vertel eens, waar kom je eigenlijk vandaan?
Een Fransman ben je toch zeker niet, tenminste naar je uit
spraak te oordelen. Of wel?"
De jongen trekt zijn neus een beetje op, zodat de zomer
sproeten nu een grote bruine vlek vormen; waarschijnlijk is het
niet de eerste keer, dat iemand door zijn slechte uitspraak van
het Frans betwijfelt of hij een Fransman is,,Ik ben
Duitser," zegt hij dan en onwillekeurig in het Duits voortgaand:
„Maar hier kun je immers alleen maar Frans parlevinken".
Leotine lacht geamuseerd.
„Dan zijn we in dezelfde beklagenswaardige omstandigheden,
jij en ik," zegt ze. „Ik ben namelijk ook een Duitse en moet ook
Frans parlevinken of ik wil of niet. Alleen verbeeld ik me, dat
ik het iets beter kan dan jij!"
De jongen kijkt haar critisch aan met half dichtgeknepen ogen.
„Waar komt U dan vandaan? Komt U dan misschien uit
Berlijn?"
„Ja, ik kom uit Berlijn. Waarom denk je, dat ik uit Berlijn
kom?"
De jongen haalt diep adem. „Omdat omdat ik daar zo
graag eens heen zou willen! Mijn ouders zijn ook wel eens naar
Berlijn geweest maar lang voor ik geboren ben."
Leotine haalt haar poederdoosje uit haar tas en kijkt in de
spiegel. „Waar ben jij dan geboren?" vraagt ze, terwijl ze het
haar wat in orde brengt.
De jongen wijst op de bank, „Hier in Cairo. En nog wel op
een zondag."
„Dus je bent een zondagskind? Kijk eens aan. En weet je
wat grappig is? Ik heb ook een jongen die hier in Cairo geboren
is en ook op zondag."
„Hoe oud is Uw jongen?"
„Dertien. In juni is hij dertien geworden."
De jongen springt op en gaat vlak voor Leotine staan, de
benen uit elkaar en zegt lachend: „Nee zeg, maar die is goed!
Ik ben ook in juni dertien jaar geworden. De tiende juni!"
Leotine's hand met het poederdoosje zakt plotseling omlaag
en bijna verschrikt staart zij de jongen aan. Deze ziét hoe de
dame, die juist weer een beetje kleur in haar wangen begon te
krijgen, opnieuw doodsbleek wordt en met trillende handen naar
het tasje, dat naast haar op de bank ligt, grijpt.
Het is wel grappig, dat twee jongens in dezelfde stad op pre
cies dezelfde dag geboren zijn, grappig, om je dood te lachen,
maar meer ook niet
Maar Leotine lacht niet. Zij staart de vreemde jongen voort
durend aan en de krankzinnigste gedachten spoken door haar
hoofd. Die jongen daar voor haar lijkt sprekend op haar man!
Die blauwe ogen, dat heel lichtblonde haar, de brede bouw
Zij denkt aan een portretje, dat zij in haar bureau bewaart van
Thomas, als knaap. Daar staat hij ook zo wijdbeens, met de
handen in de zakken en heeft precies dezelfde ogen, energieke
blik in de ogen als dat kind, dat nu voor haar staat. En hoe
was dat toch indertijd in dat ziekenhuis St. Madeleine? Het
was zondag. Ergens in de stad was een optocht, waar de helft
van het personeel heen was. En dat had zo vreselijk lang ge
duurd later, voor men haar het kind had laten zien. De ver
pleegster had zich nog verontschuldigd door te zeggen, dat er
nog twee andere kinderen geboren waren, te vroeg geboren.
Daardoor was de hele boel een beetje door elkander gelopen.
En Leotine had het kind lange tijd in haar armen met wan
trouwen bekeken. Als ze het maar niet verwisseld hadden, had
ze gedacht. Maar het kind was zo schattig geweest met het
donkere zijdeachtige haar en toen was Tom binnengekomen en
later had zij er onbewust nog heel dikwijls aan gedacht en be
twijfeld of René wel werkelijk haar kind was. Zelfs in de eerste
jaren van zijn leven had zij vaak tevergeefs naar enige gelijke
nis tussen hem en zijn ouders gezocht! Hoe dikwijls had ze niet
gezegd, dat een eigen kind niet zo ondeugend en harteloos
tegen zijn ouders kon zijn! En zou het zo wonderlijk zijn, als
de oplossing voor René's koppigheid en onwil gevonden zouden
worden in het bewijs, dat hij niet haar kind, maar
Zij rilde, en haar bevende handen omklemden de tas. „Hoe
heet je eigenlijk?" vraagt zij zacht.
De jongen is verlegen geworden door het gedrag van de
wonderlij ke dame. Joachim Frank," zegt hij eveneens op
zachte toon.
Met van ontroering bevende lippen vraagt Leotine verder:
„Weet je misschien ook toevallig of je thuis of in een zieken
huis geboren bent?"
Neen, dat weet de jongen niet.
„Zijn je ouders ook zo blond als jij bent?"
„Neen, zijn moeder is bruin, zij heeft bruin krullend haar.
En zijn vader moet ook donker zijn geweest. Maar 'n groot
moeder van hem moet blond geweest zijn, heeft zijn moeder
hem verteld.
„Heb je wel eens van een ziekenhuis gehoord, dat St. Made
leine heet? In de Sharie de Bulak?"
De jongen staat een ogenblik in gedachten verzonken, zijn
voet trekt figuren in het zand; dan heft hij het hoofd op. Ja,
daar heeft hij wel eens over horen spreken. Toen hij heel klein
was en. eens een ernstige uitslag had, had zijn moeder hem
daarheen gebracht. En zij had gezegd: „Nooit weer!"
Joachim Frank weet niet wat hij verder moet zeggen, hij voelt
zich niet op zijn gemak. Wat mankeert die dame eigenlijk? Zou
zij niet goed bij het hoofd zijn? Hij zou het liefst weg willen
lopen.
„Ik moet nu naar huis," zegt hij. Leotine's gedachten keren
met moeite naar de werkelijkheid terug. „Ja, natuurlijk, je
moet naar huis. En ik ook. Kom, Joachim, breng me nog even
naar een auto! En dan moeten we elkaar toch nog eens terug
zien, nietwaar, je wilt toch zeker mijn jongen wel eens ko
men opzoeken?"
Joachim Frank knikt gehoorzaam. Maar hij denkt: „Nee, op
zoeken zal ik je zeker niet! Je bent me een beetje te raar! Én
als je soms denkt, dat ik je mijn adres vertellen zal, dan heb
je het ook mis!"
Ze spreken geen woord als zij naar de uitgang van het park
lopen. Joachim Frank draagt ridderlijk Leotine's pakjes en hand
tas. Dan plotseling holt hij weg en komt met een taxi terug,
waarna hij haar met een aangeboren hoffelijkheid helpt in
stappen.
„Wat doe je dat allemaal keurig!" bewondert Leotine en
kijkt hem aan met een eigenaardig weemoedige blik in de ogen.
Dan geeft zij hem een hand: „Nu en dank je wel, Joachim en
vertel me nu nog waar je woont, ik zou je immers gauw eens
uitnodigen?"
Joachim wordt vuurrood. Daar heb je 't al. Wat moet hij nu
zo gauw zeggen om van het gezeur of te zijn?
„Nu?" zegt Leotine, terwijl zij zijn hand nog vasthoudt, „wil
je het mij niet vertellen? Het is toch geen geheim?"
„In de Sharia Imad-el-Din
„En het nummer?"
De jongen aarzelt. „Twintig!" zegt hij dan haastig.
Eindelijk laat Leotine nu zijn hand los. Ze zuchten allebei.
Joachim slaat met een bons de deur van de wagen dicht. Lang
zaam rijdt de auto weg, terwijl Leotine's ogen de jongen vol
gen met de uitdrukking van een dier, dat gevangen is; en in
de gloedhitte van de stekende zon rilt zij
Thomas Brackwieser heeft in lange tijd niet zo'n goed humeur
gehad, Zijn jongen, die hij in de hal ontmoet, knijpt hij in de
wangen, hij gooit zijn hoed naar het dienstmeisje en stormt als
een kind Leotine's kamer binnen.
„Hallo, Tine, zal ik je eens was vertellen? Nou raad eens!
Kom eens hier en geef mij eens een behoorlijke kus! Ik moet je
iets vertellen! Ja, groot nieuws, ik ga naar Kaapstad! Ja, ja,
naar Kaapstad. Lach nu eens voor twee piaster! Ja, het is voor
elkaar! Alles komt in orde en over een jaar kun jij op conto
van de Zuid-Afrikaarise de prachtigste paarlen kopen die er
in Cairo te vinden zijn! Spring je nu niet tot aan het plafond?
Jullie vrouwen blijven mij toch eeuwig een raadsel! Nu had ik
gedacht, dat je uit zou breken in een Indianengebrul of in tra
nen of in ik weet niet wat van plezier en nu sta je
daar en glimlacht nauwelijks en aait over mijn haar alsof mijn
overgrootmoeder gestorven is! Wat er is met je? Ben je niet
blij?
Leotine staat met haar rug naar de lamp gekeerd en zo, dat
hij het blad van haar schrijftafel, waar zij juist voor gezeten
heeft, niet kan zien.
„Jawel, Tom, ik ben heel blij voor je."
„Dat hoor ik aan je toon! Wat is er eigenlijk met je? Laat
me je eens aankijken? Voel je je niet goed? Thomas Brackwieser
trekt zijn vrouw in het licht en kijkt haar onderzoekend aan.
Wat heeft zij een kringen onder haar ogen, veel erger nog dan
anders! En dat nerveuse trillen van haar neusvleugels en
tranen in de ogen „Maar Tine, wat heb je toch? Zeg dan
toch eens wat!"
Leotine draait zich om en duwt zijn handen van haar schou
ders. „Ik heb niets, Tom! Een beetje nerveus, dat is alles."
„Altijd wanneer ik eens een goede bui heb, moet jij je ner
veuze dag hebben en de heleboel voor mij bederven gromt
Thomas Brackwieser en trekt een gezicht als een verwend
kind, dat geen lekkers krijgt.
Leotine veegt haastig met haar zakdoek over de ogen en
probeert te glimlachen. „Wanneer heb ik dan die nerveuze da
gen gehad, Tommy? Als je 't goed beschouwt misschien wel eens
tweemaal per jaar. En dan ben jij me wel uit de weg gegaan
Maar kom, laten we nu geen ruzie maken; kom eens hier zitten
en vertel me, hoe die reis naar Kaapstad nu zo opeens doorgaat
en wat je je voorstelt daar allemaal te doen."
Onmiddellijk klaart Brackwieser's gezicht weer op. Met een
zucht van verlichting laat hij zich in een gemakkelijke stoel
vallen, haalt met een breed gebaar een sigaar uit zijn koker en
begint zijn plannen uitvoerig te vertellen.
In 't begin luistert Leotine met veel aandacht, maar als hij
begint uit te weiden over kleinigheden en de draden van zijn
verhaal zo dooreen draait, dat zij ze slechts met moeite kan
volgen, keren haar gedachten weer terug naar het gebeurde
van 's morgens in de Eskebyetuin, dat haar de gehele dag niet
meer los gelaten had.
Ja, de stellige overtuiging, dat zij vanmorgen haar echte zoon
heeft ontmoet, is als een bliksemslag bij haar ingeslagen en
heeft duizend kleine gebeurtenissen van de laatste jaren in een
nieuw schel licht gezet; zij heeft teruggedacht aan haar wan
trouwen, toen al, in het ziekenhuis, toen men haar het kind voor
het eerst in de armen gelegd had; haar teleurstelling, toen René
reeds als kleine jongen niet de minste behoefte had aan
tederheid.
Het steeds herhaalde vragen van kennissen op wie René
eigenlijk leek; hij had zo helemaal niets van zijn ouders. Zijn
uitgesproken antipathie tegen muziek, terwijl én Thomas én zij
zelf toch zeer muzikaal waren en veel van muziek hielden. En
het eerste nog was de koele houding van Thomas tegen dit kind,
dat toch zijn stamhouder was. Van begin af aan was hij nooit
zo hartelijk met de jongen geweest, als zij verwacht had; nooit
had hij zoals andere vaders geduld en tijd gevonden om eens
met hem te spelen of vertrouwelijk te praten, nooit was hij van
harte trots op hem geweest. Als hij met hem sprak was het op
de toon, die een luitenant tegen zijn korporaal aanslaat, als zij
elkaar in burger tegenkomen. Hoe meer zij er over nadenkt,
hoe duidelijker het voor haar wordt, dat de jongen eigenlijk
altijd een vreemde voor hen is geweestEn als zij nu aan
die andere denkt zijn verbluffende gelijkenis met het jeugd
portret van Tom, zijn manier van spreken; de charmante wijze,
waarop hij haar te hulp gekomen is, precies zo zou Tom als
jongen geweest kunnen zijn; neen, zo moest Tom als jongen ge
weest zijn! En zou zij zo ontroerd geweest kunnen zijn, toen
zij dat kind gezien had, als niet de stem van het bloed gespro
ken had? En dat bloed, dat oerinstinct van een moeder, dat
kon zich immers niet vergissen
„Maar Tine, je luistert helemaal niet! Je laat mij maar pra
ten! Wat mankeert je eigenlijk? Ik heb je nu al drie maal ge
vraagd wat jij voor indruk van Jefferson hebt gekregen en jij
zit maar voor je uit te staren en zegt geen woord
Leotine schrikt op. „Neem me niet kwalijk. Ik dacht aan
iets anders."
„Nu! Nu denk je aan iets anders? Maar ik kan natuurlijk
ophouden. Als je liever niets horen wilt, mij is het best!" Tho
mas Brackwieser inhaleert teleurgesteld de rook van zijn sigaar.
Dat de sigaar zo slecht trekt, is hem een ergernis te meer. Hij
voelt zich diep beledigd.
Een poos zitten zij zwijgend tegenover elkaar. Plotseling staat
Leotine op en neemt een klein portretje van haar bureau. Zij
gaat er mee naar Thomas toe en tot zijn verbazing houdt zij het
voor zijn gezicht.
„Zeg Tom, vandaag heb ik een jongen gezien, die op jou
lijkt als twee druppels water."
Thomas Brackwieser kijkt een ogenblik naar het kinderpor
tretje, dan trekt hij weer met een verveeld gezicht aan zijn
weerspannige sigaar. Het verhaal van zijn vrouw interesseert
hem niet.
Leotine wacht een ogenblik, brengt dan het portret weer naar
de schrijftafel terug, drukt nerveus haar ijskoude handen tegen
elkaar en vervolgt langzaam: „Hij was ook precies even oud als
ons kind. Diertien jaar. En ook op de tiende juni geboren. En
in Cairo Precies zoals de onze."
En Thomas weet nu werkelijk niet meer wat hij zeggen moet.
„Heel grappig
Leotine haalt diep adem: „Ik vind het helemaal niet grappig,"
zegt zij, „integendeel, het maakt mij angstig."
Nu pas kijkt Thomas zijn vrouw onderzoekend aan; een on
behagelijk gevoel bekruipt hem hij weet zelf niet waarom.
„Hoe zo", zegt hij, „waarom maakt het je angstig?"
Zoals reeds ettelijke malen vandaag beeft Leotine over haar
hele lichaam. „Denk je toch eens in, Tom! Hij lijkt sprekend op
jou, hij is precies even oud als René; ik vermoed dat hij niet
alleen op dezelfde dag, maar ook in dezelfde kliniek geboren
is Haar ogen glanzen alsof zij koorts heeft, haar mond trilt.
Thomas Brackwieser kijkt zijn vrouw aan, alsof hij haar van
daag voor de eerste keer ziet. „Sorry," zegt hij. „Wat moet dit
alles betekenen? Wat kun jij er op tegen hebben, dat een andere
jongen op dezelfde dag in hetzelfde ziekenhuis geboren is. Wat
gaat jou dat aan?"
„Wat mij dat aangaat?" brengt Leotine er met moeite uit en
haar handen klemmen zich krampachtig om de leuning van de
stoel. „Dat gaat mij wel degelijk aan! Meer dan ooit iets an
ders in mijn leven me geïnteresseerd heeft! Dacht je, dat het mij
soms niet schelen kon, als in dat ziekenhuis mijn kind verwis
seld was met een ander? Dacht je, dat ik er dat zo maar bij
liet? En dat dat gebeurd is, daar ben ik zeker van! Ik hoef die
twee kinderen alleen maar met elkaar te vergelijken en mijn
gevoelens te beoordelen als ik aan die andere jongen denk
nee, wees nog even stil, kijk mij niet zo ongelovig aan; ik weet,
wat ik weet en nu begrijp ik pas, wat ik al die jaren niet ver
klaren kon! En, zo waar als ik hier zit, ik zal die zaak onder
zoeken ik zal geen rust hebben voor ik zeker ben!"
Zij valt uitgeput achterover in de stoel en brengt haar zak
doek voor haar mond.
Thomas Brackwieser kijkt radeloos van haar naar zijn sigaar
en weet geen woord te zeggen.
Maar langzamerhand begint een wrevel in hem wakker te
worden, zijn egoïsme en zijn mannelijke gemakzucht komen in
opstand tegen de perspectieven, die zijn vrouw voor hem opent!
In wat voor conflicten zouden zij raken als hij toegaf aan Leo
tine's dwaze veronderstelling! Het waren natuurlijk Leotine's
overgevoelige zenuwen, die haar parten speelden en in geen
geval zou hij aan deze dwaasheid, die hem wie weet waarheen
zou voeren, toegeven.
„De moederlijke instincten van Leotine zijn bij René te kort
gekomen", redeneert hij en hij is blij, dat hij wat over psycho
analyse gelezen heeft, en nu zoekt haar onderbewustzijn hier
een uitweg En hier bestaat maar één weg om haar deze
onzin uit het hoofd te praten, haar energiek aanpakken en
flink uitlachen; de gehele geschiedenis is immers te belachelijk,
om het ook maar een ogenblik ernstig op te nemen". Thomas
staat op en gaat voor zijn vrouw staan. Een glimlach speelt
om zijn lippen, als hij zegt: „Mijn beste kind, allereerst bestaan
er in Cairo nog meer blonde mannen, waarvan de een of ander
een kind heeft en in de tweede plaats geloof ik, dat die kleine
deugniet, waar je van vertelt, je mooi voor de mal gehouden
heeft. Het is immers helemaal geen kunst te beweren, dat je
op een bepaalde dag geboren bent, als iemand anders eerst een
datum heeft gezegd. En ten derde
„Maar ik heb de datum niet het eerst gezegd! Hij heeft het
gezegd en toen heb ik verteld, dat dat René's verjaardag was".
„Zo? Hm Tom draait zijn sigaar in zijn vingers rond.
„Weet je dat zeker?"
„Heel zeker!"
Thomas Brackwieser staat een ogenblik besluiteloos. Hoe kan
hij Leotine die onzin nu uit het hoofd praten? En wat een ge
zeur kan dat allemaal nog veroorzaken! En juist nu, nu hij
over drie weken naar Kaapstad zal gaan en de grootste zaak
van zijn leven zal afsluiten. Hij heeft toch wel wat anders aan
zijn hoofd op 't ogenblik. Als hij daar ginds is, moet hij het
rustige gevoel hebben, dat thuis alles in orde isEn hoe
kom je erbij, dat die jongen in hetzelfde ziekenhuis geboren is?"
„Omdat hij dat ziekenhuis kent en er later nog eens geweest
is, toen hij uitslag had."
„Zo? Dus dat beschouw je als een bewijs? Mijnheer Brack
wieser probeert van harte te lachen.
„Als ik het mij goed herinner, ben jij met René, toen hij nog
heel klein was, wel eens in de Engelse artilleriekazerne geweest!
En René kent de kazerne heel goed. Maar niemand zal toch op
het idee komen, dat hij daar geboren is".
Leotine springt boos op.
„Dat is toch geen vergelijking! Ik vind deze geschiedenis
heel ernstig".
„En ik vind het ook heel ernstig, dat verzeker ik je. Want ik
vind niets erger dan dat vrouwen, die in elk opzicht alles heb
ben wat haar hart maar begeren kan, enkel en alleen uit ver-
Veling hysterische aanvallen krijgen. En het minst van alles kan
ik dat van mijn vrouw verdragen.
En dat nog speciaal op het moment, dat ik mijn gedachten
voor heel wat belangrijker dingen nodig heb! Ik kan me op 't
ogenblik niet permitteren mijn tijd met zulke vrouwekletspraat
jes te verdoen. Jawel, vrouwenklets, al trek je nu tien keer je
neus op! Alles, wat je tot nu toe te berde gebracht hebt, getuigt
van de meest dwaze fantasie. Een kleine kwajongen heeft je
voor de gek gehouden, dat is alles! En jij bent zo dwaas om er
in te lopen! Weet je eigenlijk wel, wie die jongen was?"
„Natuurlijk, hij heeft mij zijn naam gezegd".
Ondanks zichzelf schrikt Thomas Brackwieser nu toch een
beetje. Maar daar laat hij niets van merken.
„Heeft hij je ook verteld, waar hij woont?"
Leotine knikt triomfantelijk. „In de Imad-el-Din nummer
twintig."
Een ogenblik denkt Thomas met gerimpeld voorhoofd na, dan
begint hij te lachen „Aha, zie je nu wel, dat die jongen je voor
de gek gehouden heeft? Imad-el-Din negentien woont advocaat
Morelli. Naast hem op nummer twintig is een bank. Daar woont
niemand. Dus is dat hele adres gefantaseerd. En de naam
waarschijnlijk ook."
Opgewonden springt Leotine op. „Ik zal het adresboek gaan
halen, ik ben er zeker van, dat die jongen
Maar haar man grijpt haar hand. Hij wil niets met dat adres
boek te maken hebben. Ze hebben al veel te veel tijd met die
onzin verknoeid. Leotine moest zich schamen! En hij had nooit
gedacht, dat zijn vrouw zo hysterisch zou kunnen worden
Dadelijk heeft hij spijt van deze woorden. Hij trekt Leotine
naar zich toe, legt zijn arm om haar heen, tilt haar gezicht om
hoog en kijkt haar vriendelijk in de ogen. „Domme meid! Kom
laten we niet zo dwaas doen om ruzie te gaan maken om een
straatbengel! Over die hele zaak wordt geen woord meer ge
sproken, begrepen? Je moet het mij beloven!
Maar Leotine probeert hem niet aan te zien en kan slechts
met moeite haar tranen bedwingen. „Hoe zou ik je zo iets kun
nen beloven, Tom. Dacht je niet, dat ik het zelf veel prettiger
zou vinden, als ik aan die geschiedenis niet behoefte te denken?"
„Je kunt het tenminste toch proberen", zegt Thomas en geeft
haar een hartelijke kus, enerzijds om Leotine af te leiden, ander
zijds omdat hij er zo van vervuld is, dat hij eigenlijk over niets
anders praten kan, begint hij weer over zijn voorgenomen reis
naar Zuid-Afrika.
Leotine doet alle mogelijke moeite om haar aandacht bij zijn
-woorden te bepalen. Als een gehoorzaam schoolkind kijkt zij
haar man voortdurend recht in de ogen. Tom voelt hoe zeer
hij gelijk had met zijn energieke optreden; gelukkig, Leotine is
tenminste weer verstandig! Hij heeft het immers dadelijk wel
gedacht en bovendien wordt de soep nooit zo heet gegeten als
ze opgediend wordt!En ik ben van plan, die grote heren
daarginds duidelijk mijn mening te zeggen, zij moeten er van
doordrongen zijn, dat „Helopolis" mogelijkheden voor hen opent,
die enig in hun soort zijn. Heb ik gelijk of niet?" is Brackwieser's
eindelijke vraag na een lange, enthousiaste monoloog.
Glimlachend ziet Leotine naar hem op. Zij heeft geen idee,
waarover hij gesproken heeft. Haar gedachten zijn alweer terug
gekeerd naar Joachim Frank, naar die bewuste tiende juni, naar
het adres, dat de jongen opgegeven heeft en naar veel andere
dingen, die daar mee samenhangen.
„Natuurlijk heb je gelijk, Tom zegt ze automatisch. En
zij geeft haar haar woorden en haar glimlach, zoals zij een
kind zijn verlangde speelgoed geven zou.
En Thomas Brackwieser is tevreden helaas!
„Zeg dokter Carpentier, dat ik de operatie van Madame
Olivont op tien uur heb bepaald, zuster Marguerite!"
„Jawel, professor".
„Is er iets bijzonders?"
„Neen, Jean sluit juist de spreekkamer".
„Dank U, zuster". Professor Desmartin knikt de hoofdver
pleegster, die de laatste intrumenten in de kast schikt, even toe
en buigt dan over zijn boeken.
Hij is een kleine gezette man, met een puntig zwart baardje
en zwarte scherpe ogen. Zijn haren, die waarschijnlijk al heel
lang geleden hun natuurlijke kleur verloren hebben, zijn donker
geverfd, dat is heel duidelijk te zien. Maar er is niemand, die
het de kleine, om zijn bekwaamheid wijd en zijd beroemde
Fransman, kwalijk neemt. Hij zal wel zijn redenen hebben
v/ij weten, dat de meeste vrouwen liever door iemand met zwart
haar dan door een grijsaard worden geopereerd, tenminste in
dit" land
Juist als de professor zijn boeken toeslaat en opstaat om
zijn witte jas uit te trekken, wordt er aan de deur geklopt en
steekt een andere zuster voorzichtig haar hoofd naar binnen.
Er was een dame buiten, die er op aandrong, de professor
nog te spreken.
(Wordt vervolgd)
BALANS
'T WINKELTJE
Nordemann
Kleine Dorpsstr. 25 Bergen
50 gr. ROOKVLEES V~
50 gr. BERLINER 69
50 gr. LUNCHWORST
50 gr. GELD. HAM
50 gr. Haagse LEVERW. 61
50 gr. CERVELAATW. J
Geld. ham 150 gr. 69
Haagse leverw. 150 gr. 35
Cervelaatworst 150 gr. 69
Jonge vette 400 gr. 121
Zwaar belegen 400 gr. 132
Oude boeren 400 gr. 143
Gemalen Zwitserse kaas
per doos 39
Chocolade lichtgewicht
150 gr. 76
Fruitblokjes 150 gr. 44
Carmel bon bon's 150 gr. 69
Mocca stokjes 100 gr. 51
Rumbonen 200 gr. 59
Kinderdrups 200 gr. 31
Lollie's 7 voor 25
Zware rollen pepermunt
nu 3 voor 45
Frou Frou 250 gr. 49
Eierenbiscuit 200 gr. 59
Chocowafels 250 gr. 49
Holl.f rondjes 250 gr. 59
Sprits 250 gr. 49
Tafelkoeken 2 bus van 90
voor 69
Rollen spaghetti van 38
voor 31
Bamie 1 pak 500 gr.
van 90 voor 79
haar zelf gebakken Cake
Cake mix per pak 90
Vruchtencake mix p. pak 135
Boterkoek mix p. pak 70
Cocoskoek mix p. pak 100
Scholtens bakmeel 2 pak
van 86 voor 71
Scholtens cakemeel 2 pak
van 98 voor 81
Nootmuskaat grote bus 115
Nootmuskaat kl. bus 65
Witte peper grote bus 58
Witte peper kl. bus 37
Foelie per zakje 59
Anijs of vruchtenhagel
nog 200 gr. 24
Huish. korrels 250 gr. 39
Venz chocoladekorrels
250 gr. 59
Chievers marmelade 97
Anijstabletten 2 pak 39
Gestampte muisjes 2 pak 77
Probeer eens D.E.
paarsmerk, prima smaak
en 172
Holl. bruine bonen
500 gr. 61
Spliterwten 500 gr. 45
2 pak pudding van 54
voor 49
Grapefruitsap nu 57
Beschuit 2 rol 35
Amandel of vruchtengries
500 gr. met gratis vorm 159
Doperwten mid. fijn 95
Doperwten fijn 119
Spercibonen 120
Soepgroenten 2 blik 49
Zoute Pinda 150 gr. 39
^Zoute Pinda 250 gr. 59
lfjampot soepballen
van 135 voor 119