Jo of René? KLAVERJAS-DRIVE ZELFBEDIENING A. KLAVER J.LOUTELt Keurkost Olba schotels De fijnste holl. kaas De echte Engelse Hoogenstraaten 2 bus 69 Louters Zelfbediening RUINELAAN 4 BERGEN TELEFOON 2585 door H. Westenberger Nadruk verboden ..Zou je tenminste niet eerst nog eens met Tine hierover wil len spreken? Je hebt toch nooit alleen iets dergelijks beslist waarom moet dat dan juist nu gebeuren, nu zij toch al zo over spannen is?" Een lichte onzekerheid flikkert in de ogen van Tom Brack wieser. „Kom, kom, hoe meer er over deze geschiedenis gepraat wordt, hoe gewichtiger ze wordt! En ik vind ze buitengewoon onbelangrijk. Ik wil ze ook niet belangrijk gaan vinden, anders word ik ook nog gek." Ze lopen zwijgend door de gang; dan keert Hans zich om. om René te gaan zoeken. Tom Brackwieser staart hem na, hoe hij diep in gedachten naar René's kamer gaat. Dan gaat hij zelf de trap af. Hij fluit, niemand hoeft te denken, dat hij zich niet zo helemaal op zijn gemak voelt. En dat is ook niet zo; Tom Brackwieser voelt zich uitstekend. Even na haar man komt line de eetkamer binnen. Zij wach ten zwijgend op de komst van Hans en René. Tom is zichtbaar nerveus en Tine s zwijgen draagt er niet toe bij om hem meer op zijn gemak te stellen. Nu eens blijft hij voor het buffet, dan weer voor het venster, even later voor het hoek tafeltje. waarop de couranten liggen, staan; en ieder ogenblik wrijft hij met zijn zakdoek over zijn verhit hoofd en trommelt zenuwachtig tegen de ruiten. Als Tine nu maar eens wat wilde zéggen! Als zij zelfs maar een scène wilde maken! Alles zou beter zijn dan dit verstokte zwijgen. Maar Tine blijft zwijgen, hoe dikwijls hij ook langs haar heen loopt. Hij vindt, dat hij het kind voor mij beschermen moet, denkt ze bitter. Daarom neemt hij hem mee. Kent hij mij dan zo slecht, dat hij tot zoiets in staat is? Hoe kan hij dan van mij houden? Hij kent mij niet. Hij houdt niet van mij zoals ik ben Zo draaien de gedachten als een tol door haar hoofd, totdat het haar duizelt. En telkens als Tom langs haar komt en het vaste plan heeft dit enerverende zwijgen te verbreken, trekken haar lippen nog strakker samen en branden haar ogen nog feller. Eindelijk gaat de deur open en Hans, met zijn arm om René schouder geslagen komt binnen. „Hier is jullie zoon," zegt hij op gewekt, Zo n rare kerel heb ik nog nooit gezien! Hij zit daar nu al een uur lang op zijn kamer met een verschrikkelijke wond aan zijn hand en niemand die er iets vanaf weet. „Och het is de moeite niet waard, zegt de jongen afwerend en verstopt zijn linker hand achter zijn rug. Maar 1 ine is al bij hem. „Stel je niet aan zegt ze streng, en ergert zichzelf onmiddellijk aan haar barse toon; „Kom hier, laat zien René! Wat heb je uitgevoerd?" en tegelijkertijd heeft zij het vuile verband al van de hand getrokken en op dat mo ment is de uitdrukking van haar gezicht van dien aard, dat ook Tom geschrokken naderbij komt. De hand vertoont verscheidene diepe kloven, die er allesbehalve onschuldig uitzien, temeer daar het geïmproviseerde verband, dat René er zelf omheen gewik keld had, verre van schoon was en zijn sporen nagelaten heeft.. Leotine wordt alweer rood van boosheid; hoe kan een jongen van dertien jaar zo onverstandig zijn, om met zo'n wond en zulke vuile handen niet dadelijk naar zijn moeder te komen. En waar heeft hij die wond eigenlijk opgelopen? Wat zit daar achter? En wanneer is het gebeurd; 's morgens al op school of 's middags bij het uitstapje? Maar Hans Eckhart legt zijn hand op haar arm en antwoordt voor de jongen: „Nee, nee, hij heeft ditmaal geen standje ver diend. Hij is een kleine jongen te hulp gekomen, die door twee grotere werd aangevallen. Maar de grote jongens waren blijk baar de sterksten en ze hebben hem eenvoudig over een muur getransporteerd en die muur was met prikkeldraad bespannen en er waren grote, roestige spijkers in". Leotine is plotseling diep ontroerd; zij streelt het zwarte haar van de jongen en wendt zich dan tot haar man. „Maar ik be grijp niet, dat jij dan dat niet gezien hebt, hij is na schooltijd bij jou op het kantoor geweest?" De vader kijkt de zoon, de zoon de vader aan; dan speelt er een verstolen lachje om hun beider lippen; iets van kame raadschap vlamt tussen hen op„ik heb het heel goed ver stopt," zegt de jongen. „En als ik het gezien had, had ik hem het uitstapje toch niet kunnen verbieden", mompelt de vader. Dan geeft hij René een tikje op zijn schouder: ,,\Vie was die jongen, die je zo ridderlijk te hulp gekomen bent?" De Jongen ziet hem verbaasd aan. „Hoe weet ik dat nou? Zon kleine hummel uit de lagere klas was het". „Wat had jij er dan mee te maken?" vervolgde zijn vader met gemaakte verwondering. En René antwoordt met diepe verontwaardiging: „Nou, zeg, dacht u, dat ik het maar kalm zou aanzien, als twee grote ke rels zo'n hummel op zijn kop geven?" Thomas Brackwieser lacht hartelijk. „Nee," zegt hij spontaan, „je hebt gelijk!" en tot Leo tine: „Als ik hem zo hoor praten met zijn overdreven gevoel voor rechtvaardigheid, moet ik dikwijls aan mijn zuster den ken. Die was precies zo. „Heb jij dan een zuster gehad?" vraagt Leotine verbaasd „daar heb ik nog nooit van gehoord!" Thomas Brackwieser knikt: „Ik heb een zuster gehad," zegt hij. „Vreemd denkt Leotine, maar dan zijn haar gedachten al weer bij de jongen en zijn gewonde hand. Daar moet ze direct iets aan doen! Het lijkt wel of er een begin van bloedvergifti ging is. Tot onder de oksel doet zijn arm pijn, heeft René zo even fluisterend aan Hans toevertrouwd. Dus neemt Leotine hem mee naar de badkamer, waar de apotheekkast staat en zorg vuldig verzorgt zij de schrammen met jodium. De jongen bijt de tanden op elkaar, maar zegt geen woord. Een ogenblik legt hij, blijkbaar overmand van pijn, zijn hand op Leotine's rug. En plotseling welt een wonderlijke tederheid voor het kind in haar op; zij moet zich beheersen om hem niet in haar armen te nemen, hem te strelen en te kussen. Wat is hij dapper geweest om voor een kleine jongen in de bres te springen en hoe prach tig, dat hij er niemand iets van heeft willen zeggen, wat een vreemd karakter heeft dit kind toch en hoe zal hij hiermee door het leven gaan? Misschien zal hij nog dikwijls bewust of onbewust voor anderen de kastanjes uit het vuur halen en zich zelf daarbij branden. Dan overvalt haar plotseling een bijna duizeligmakende schrik; zij zelf zal immers de eerste zijn, die hem een groot verdriet zal toebrengen, als zij hem zeggen zal, dat hij niet haar zoon is, dat er een ander zal komen om zijn plaats in haar hart, in haar huis te nemen. Maar is het nodig het hem te zeggen? Is het werkelijk nodig hem weg te sturen, als die andere komt? Zou het niet mogelijk zijn, dat de beide jongensen de andere moeder dan? En René zelf? Zou hij willen blijven, als hij alles weet? Haar handen beven zo, dat René verwonderd vraagt: „Wat is er, mama?" Maar ze is zich zelf al weer meester: „Niets, m'n jongen!" en dan op zeer vrien delijke toon: „Morgen moeten we met die arm naar de dokter. En als de pijn erger wordt, vanavond nog". Zij ziet, hoe de jongen schrikt: „Maar ik kan toch in elk ge val meegaan?" Leotine maakt het apothekerskastje dicht: „Meegaan, waar heen? O, je bedoelt met je vader meegaan naar Kaapstad?" René knikt haastig. Er is een ogenblik van diepe stilte. Leo tine staart voor zich heen. De jongen wacht en voelt zijn hart kloppen. Dan richt Leotine zich in haar volle lengte op en in haar ogen komt een wonderlijke glans, die door de jongen met bitter heid als vals wordt gekwalificeerd. „Nee", zegt zij langzaam en heel luid. „Nee, aan een reis kan nu niet worden gedacht! Die hand ziet er veel te gevaarlijk uit. En kom nu mee, dan kun nen zij eindelijk gaan eten!" Met grote stappen gaat zij hem voor de badkamer uit, de trap af en naar de eetkamer, waar de twee heren nog steeds wachten. René loopt haar na zonder een woord te zeggen. Met de grootste inspanning bedwingt hij zijn opwellende tranen. „Krijgen we nu eindelijk iets te eten? Is alles in orde? vraagt Tom opgewekt en gaat naar de gedekte tafel. Maar als hij in de richtkring van de lamp het gezicht van zijn vrouw ziet, zegt hij onwillekeurig: „Wat is er nu weer?" en blijft staan. Ook Leotine is nog niet gaan zitten. En over de ta fel, met een nauwelijks bedwongen vreugde in haar stem, zegt zij beslist: „Nu kan René natuurlijk niet met je mee gaan, met zo'n hand! Ik zou werkelijk geen ogenblik rust hebben!" Een paar seconden is het doodstil in de kamer. Hans, op de achtergrond, trekt een medelijdend gezicht naar René, die nog steeds met" zijn tranen vecht. Maar Tom kijkt zijn vrouw lang en doordringend aan; haar gezicht is bleek, maar overschaduwd door een stille triomf, haar ogen glanzen, haar lippen trillen. Dan haalt hij diep adem, kruist zijn armen over zijn brede borst. „Je zou geen ogenblik rust hebben?" herhaalt hij haar woorden, en na een ogenblik zwijgen: „Ja als dat zo isdan mag ik en met nog meer nadruk: „Dan mag ik een kind niet van zijn moeder wegne men. René, het spijt mij heel erg, maar jij moet bij je moeder blijven." Leotine heeft stil voor de tafel gestaan, haar handen rusten op het witte tafelkleed. Plotseling krijgt zij het gevoel als iemand haar 'n slag gegeven heeft. Zij gelooft, dat zij zal vallen, maar zij valt niet. Zij begint heftig te snikken en holt de kamer uit. De jongen kijkt radeloos van de een naar de ander. Onwille keurig heeft Hans Eckhart zijn arm om hem heen gelegd. Zo loopt hij met hem naar de tafel. „En wat nu?" vraagt hij zachtjes. Thomas Brackwieser gaat zitten en wenkt de andere twee het zelfde te doen. „En wat nu?" herhaalt zijn zwager. Maar het meisje komt binnen met het dienblad. Madame had gevraagd, of men al wilde beginnen te eten, ze zou dadelijk komen, zei het meisje. De twee mannen wisselen een blik en doen, wat madame ver zocht had en praten over de ondraaglijke hitte, die nog over de stad hangt. „Jo! Laat mij los! Ben je gek geworden? Laat los, zeg ik." Jo denkt er niet aan. En na een verwoede worsteling nog eens het lachend bevel van zijn moeder: „Jo, ik zeg je, laat los! Mijn hele haar is in de war. Joen met gemaakte strengheid: „Of je krijgt vanavond niets te eten!" Dat helpt! De stevige handen laten los. Proestend maakt Helga Frank zich uit de omhelzing van haar zoon los. Lachend kijken ze elkaar aan „Je bent een vreselijke kwajongen!" zegt ze lachend. „Als die Arabische tapijthandelaar weer komt, verkoop ik je. Kijk eens, hoe je me hebt toegetakeld!" Jo kijkt haar met critische ogen aan; haar smal levendig ge zichtje met de donkere ogen, waarin nu het licht van lamp weer spiegelt wordt; haar kleine, kaarsrechte neusje; haar bruin, krullend haar, dat hij zo juist zo helemaal doorelkaar qewoeld heeft. „Uw haar ziet er nu precies uit als onze plumeau", lacht Joachim, „maar het staat u prachtig!" Helga Frank lacht zachtjes. „Maar als ik je straks een draai om je oren geef, dan zal iedereen het weer geloven, en jij in de eerste plaats!" Ze staat op en trekt de jongen mee omhoog. „Kom dikkerd, ik begin langzamerhand honger te krijgen, laten we eens kijken of we iets te eten kunnen krijgen". Arm in arm lopen ze door de kleine, gezellig ingerichte ka mer naar de nog kleinere keuken, die er naast ligt. Bij de deur staat Jo stil en laat zijn moeder correct voorgaan. „Entrez, madame!" Maar Helga gaat niet binnen, verbaasd blijft zij op de drem pel van de keuken staan. „Maar, wat is dat, jongen, waar heb je die reusachtige schotel aardappelsla vandaan gehaald! Zoveel aardappelsla! Genoeg voor een heel regiment. Waar heb je dat vandaan?" „Ik", zegt de jongen trots en stralend van plezier en slaat zijn handen op zijn borst. -Jij?" Jo trekt zijn sproetneus in de hoogte en lacht verlegen. „Ik dacht, u was gisteren zo moe, toen u naar huis kwamnu hoeven we alleen nog maar een paar eieren te bakken en klaar is Keesje!" Zijn moeder kijkt nog steeds met verbazing naar de geweldi ge hoeveelheid aardappelsla! Zij is diep ontroerd. Als zij die jongen toch niet had! Altijd even hulpvaardig en bezorgd als een kleine kavalier, altijd er op bedacht haar een of ander ple zier te doen! „Kerel", zegt ze zacht en streelt met twee vingers door zijn lichtblonde haren. Maar dan begint zij hartelijk te lachen. Wat heeft hij die aardappels enorm dik gesneden! En die uien! En terwijl zij zich haar jongen voorstelt bezig met het schillen van de aardappelen en van de uien en later ze snijdend, kan ze niet laten hem weer in haar armen te nemen en zijn blozend gezicht te kussen. „Niet doen!" zegt hij verlegen. En gehoorzaam laat Helga hem los. Overdrijven wil zij niet. Te veel tederheid kan de jongen niet verdragen, soms tikt hij haar op de vingers, als zij hem streeltmaar vandaag heeft hij blijkbaar een goede dag Dan dekken zij samen de kleine tafel in de huiskamer en Joachim babbelt aan een stuk door. Nog voor zij aan tafel zitten, weet Helga alles wat haar zoon die dag beleefd heeft, van zijn ontmoeting met die prachtige auto af, tot aan de moeilijke som men, die hij van een vriend heeft overgeschreven, toe. En dan is het haar beurt om te vertellen, dat er vandaag een Amerikaanse dame in de zaak geweest is, die vijf japonnen ge lijk heeft besteld; dat de vrouw van de minister van financiën voor morgen had afgesproken te komen en door haar persoon lijk geholpen wilde worden. „Is zij een zwarte, moeder?" „Dat weet ik niet kind, maar in elk geval is zij een nieuwe klant voor ons en dat is heel prettig, want er komen lang niet zoveel vreemdelingen meer in Cairo als vroeger. En degenen die komen, hebben ook niet meer zoveel geld." „Hebben wij vroeger ook meer geld gehad?" Helga kijkt haar zoon een ogenblik nadenkend aan. „Nee", zegt zij ernstig, „wij hebben nooit geld gehad, Jo. Je vader was maar bediende bij Cook je weet wel, dat grote reisbureau vroeger was het in de Sharia-el-Magrhabi. Daar was nooit zoveel geld te verdienen". De jongen verkruimelt een stukje brood tussen zijn vingers. Waarom gaan wij dan eigenlijk niet naar Duitsland terug? Va der had toch familie in Duitsland en misschien zouden we het daar veel beter hebben dan hier". „Heb jij het hier dan zo slecht, kerel?" „Slecht? Nee, dat niet. Maar ik dacht, als wij in Duitsland toch familie hebben, zou u misschien niet behoeven te werken en later moet ik in elk geval toch naar Duitsland." Helga staat op. Och, ze zou in geen geval de familie in Duits land terug willen zien! Maar dat kan de jongen niet weten en zij kan het hem niet vertellen ook: nu nog niet! nog lang niet... Zij brengt het gesprek haastig op een ander thema: „Heb je vandaag al piano gestudeerd, Jo? Ik geloof het niet en kijk eens, het is al bijna negen uur en wij hebben nog niets anders gedaan dan praten! En ik moet je hemden nog strijken en jij moet nog studeren. Of heb je het al gedaan?" „Ja, een beetje." „Kom dan, dan ruimen we vlug samen de tafel af en terwijl ik strijk, speel jij een beetje voor mij." ,Wat zal ik dan spelen? U mag kiezen; iets van Bach of de nocturne van Chopin nee, die kan ik nog niet goed, ik zal iets van Schumann spelen". En hij zoekt al tussen zijn muziek, terwijl Helga de tafel in de hoek tot strijkplank metamorfoseert. „Zo", zegt hij dan ernstig, en begint te spelen. Zijn spel is merkwaardig rijp en uiterst zeker. Hij leunt een ietsje achter over en slaat zijn ogen neer en beleeft de muziek met een in tensheid, die ongewoon is voor zijn jaren Helga ziet het weer met grote vreugde. En tegelijk is weer alle twijfel, die haar zo dikwijls besluipt als zij aan de toekomst van haar kind denkt, opgeheven. Zij moet hem muziek laten studeren; het zou een misdaad zijn tegenover de jongen en te genover de kunst als zij het niet deed. En geen offer kan te groot zijn om dit plan ten uitvoer te brengen. Over twee, hoog stens drie jaar moet hij naar Duitsland, naar Berlijn of Leipzig. En zij zal er voor moeten zorgen, dat zij, hoe dan ook, de dure lessen daar zal kunnen betalen. En zij is er van overtuigd, dat zij het geld er voor bij elkaar zal krijgen. Haar betrekking in de modesalon van madame Angèle wordt steeds beter, groten deels wordt het bedrijf door haar geleid; er wordt al geen model meer ingekocht, waarover niet eerst haar opinie is gevraagd. Wie weet of zij 't niet eens tot deelgenote zal kunnen brengen? Als het waar is, dat madame Angèle naar Alexandrië gaat en zal trouwen, zal zij toch zeker tot zelfstandige leidster in Cairo worden benoemd! En danZij laat de strijkbout even rusten; dan, ja dan zal zij meer dan ooit aan hier gebonden zijn, dan zal het onmogelijk zijn met haar jongen mee te gaan naar Duits land, want zo'n betrekking zou zij nooit op kunnen geven! En in Duitsland zou zij zo gemakkelijk niet iets vinden. En wie zou haar daar kunnen helpen? De familie van Joachim? Nee, die zeker niet, die waren immers allemaal zelf doodarm! En eerlijk gezegd zou hun de tweede vrouw van Willem Frank ook heel weinig interesseren! Misschien zouden zij terwille van de jongen Hij keert zich om: „Mama, dat heb ik u al zo dikwijls willen vragen: Heeft vader ook piano gespeeld?" Helga kijkt op. „Je vader nee, maar een oom van je moet in zijn jeugd buiten gewoon goed gespeeld hebben. NIaar zijn ouders hadden geen geld om hem lessen te geven". „Hoe heet die oom, woont hij ook in Duitsland? „Och, kerel, dat weet ik heus niet, als kind heeft hij natuur lijk ook in Duitsland gewoond, ik geloof in Beieren. Maar hoe zou ik nu weten, waar hij op het ogenblik is! Je weet immers, dat ik nooit meer iets van alle Duitse familie heh gehoord". „Maar als wij er heen gaan, dan gaan we ze toch zeker op zoeken?" „Ja, kerel, natuurlijk; maar speel nu verder, ik geloof, dat je dat laatste thema nog eens over moet doen Jo doet gewillig wat hem gezegd wordt; maar Helga, de strijkbout in de hand, staat nog lange tijd naar hem te kijken; zijn rug, die zich licht over de toetsen buigt, zijn blonde kuif, die op en neer gaat op het ritme der muziekWat zal er van hem worden? Wat zal er van haar worden? Een onbestemde angst overmeestert haar. Langzaam loopt Leotine de stenen trappen op. Bij iedere trede wordt het moeilijker voor haar. Iedere stap weerklinkt door het trappenhuis. Wat een armoedige buurt, wat een afschuwelijk huis!, denkt Leotine. De muren zijn vol krassen en krabbels, de trappen zonder lopers, de ramen zien uit op een donkere binnenplaats, de deuren zijn onvriendelijk donker. Hier woont mijn jongen, deze trappen loopt hij op en af, en de juffrouw uit de derde rangs comestibleswinkel hiernaast stopt hem zoetigheden toe. Op iedere verdieping blijft zij even staan en probeert in het halfdonker de naambordjes aan de deuren te ontcijferen. Als ook hier de familie Frank misschien weer weggetrokken is, zoals uit de twee andere woningen, die zij al opgezocht heeft? Maar eindelijk vindt zij op de vierde verdieping, of is het de vijfde?, het langgezochte naambord: H. Frank. Het is breed glimmend gepoetst naambord; misschien heeft het toch wel eens op de deur van een ander soort huis gediend?Leotine staat lange tijd voor de deur en tracht haar wild kloppend hart te kalmeren. Driemaal al heeft zij haar hand naar de schel opge heven zonder dat zij durfde te bellen. „Het was verkeerd dacht zij, juist op zondag hier te komen. Misschien waren ze niet eens thuis. Maar hoe het ook zij, gebeuren moest heten voor de vierde maal gaat Leotine's hand naar de schel. Maar weer aarzelt zij en trekt besluiteloos haar hand terug; is haar toilet wel in orde? Ze moet toch bij deze mensen een behoor lijke indruk makenverschuift haar hoed, veegt met haar geparfumeerde zakdoek over haar verhit gezicht en trekt het witte jasje van haar linnen mantelpak recht. Als Tom me nu eens zag! bedenkt ze plotseling. Hij zou stomverbaasd zijn, als hij te weten kwam, hoe ver ze deze geschiedenis al had doorgezet. Maar hij zit in Kaapstad en heeft het druk met zijn zaken en geen idee, wat er thuis gebeurt! Met Hans moet ze voorzichtiger zijn, peinst Leotine verder en laat haar vingers langs de rand van het koperen naambord glijden; Hans begrijpt wel, dat zij de zaak niet laat rusten. En toen zij onlangs, tot haar eigen verbazing zo ongelooflijk ge lukkig was, omdat de jongen om zijn geblesseerde hand niet met zijn vader mee kon gaan, toen was de uitdrukking op het gezicht van haar broer eigenlijk de reden, dat zij zich zelf af vroeg of zij eigenlijk zo blij was, als zij zelf op dat ogenblik dacht. En eerlijk gezegd, heeft zij toen twee, drie dagen de hoop gehad, dat de hele geschiedenis tenslotte toch niets anders dan een fantasie was geweest. Want nog nooit had ze zo goed met René kunnen opschieten, dan juist de eerste dagen na Tom's vertrek. Maar toen waren de scènes weer begonnen! Hij werd weer in zich zelf gekeerd en koppiger dan ooit en toen zij op een dag hem eens uit school was gaan halen, had hij gedaan, alsof zij lucht was en was er eenvoudig vandoor gegaan. En 't gaf haar opnieuw het bewijs, dat hij niets voor zijn moeder voelde. Zelfs als hij eens een goede bui had en zijn best deed aardig en vriendelijk te zijn, voelde zij het vijandige van de jongen en scheen hij haar een vreemde. En waarom Plotseling hoort zij aan de andere kant van de deur iemand zingen. Het is een mooie, weke altstem; en zij klinkt vrolijk, gelukkig haast. Zou dat mevrouw Frank zijn? Leotine luistert. De stem zingt verder. Maar opeens kan Leotine het niet meer verdragen. Zij moet ophouden die stem daarbinnen! Zij kan het niet meer horen! En haastig rukt zij aan de bel. Dadelijk is het binnen stil. Een deur gaat open en dicht. Zij hoort schredenEn een heel slanke dame maakt de deur open. Zij maakt ze wijd open en kijkt de vreemde bezoekster vriendelijk en onbevangen aan, bijna alsof zij haar verwacht had „Ja, wat is er van uw dienst?" vraagt de andere en trekt on willekeurig haar japon recht. „Mevrouw Frank?" vraagt Leotine zachtjes. „Mijn naam is Brackwieser", stelt Leotine zich voor, „mag ik even binnen komen, ik zou u graag iets willen vragen". Een ogenblik aarzelt Helga Frank, dan gaat zij de vreemde dame voor naar de huiskamer en biedt haar 'n stoel aan. Leotine gaat haastig zitten, haar knieën knikken, zij voelt, dat zij bleek wordt. De andere vrouw kijkt haar met donkere ogen vragend aan. Eindelijk neemt zij zelf ook een stoel en gaat zitten. Een seconde zitten de vrouwen zwijgend tegenover elkaar en trachten elkanders gedachten te raden. Als zij niet de moeder van Jo was, zou ik van haar kunnen houden, denkt Leotine, onder de indruk van de charme van de jonge vrouw voor haar. Wat een zeldzaam mooie ogen, denkt Helga en een onbe stemde angst bekruipt haar. „Ik ben gekomen", begint Leotine en zwijgt even, voor zij zegt: „om u iets te vragen. U hebt toch een zoon die Joachim heet, nietwaar?" Zou hij weer een schoolkameraad afgeranseld hebben? denkt Helga verschrikt en ze zegt hardop: „Ja zeker, kent u hem? Heeft hij weer iets uitgehaald?" Maar Leotine schudt het hoofd, er komt een wonderbare glans in haar ogen. „Ja, ik ken hem, tenminste oppervlakkig. (Wordt vervolgd) In Hotel „De Brink" op zondag 3 februari Aanvang inschrijving: 7.30 uur namiddag Aanvang Drive 8 uur namiddag Inschrijfgeld 0.60 De welbekende Sigg Aluminium Pannen en Steelpannen met hun levenslange garantie zijn aangekomen. Ruïnelaan 11 - Bergen - Tel. 3106 50 gr. CERVELAATW. 50 gr. LUNCHWORST 63 50 gr. GELD. HAM 50 gr. CORNED BE A F i 50 gr. BERLINER 74 50 gr. ROOKVLEES J Lunchworst 150 gr. 44 Kinnebakspek 150 gr. 51 Geld. ham 150 gr. 66 Jonge vette kaas 400 gr. 114 Belegen kaas 400 gr. 121 Zeer oude kaas 400 gr. 132 2 pakjes smeerkaas 59 Choco voor de boterham per pakje 49 Gekleurde hagelslag 200 gr. 25 Pindakaas per pot 69 Makreel in tomaat '/2 Ut. blik 71 Makreel natureL l/2 lit. blik 65 Wessanen cacao per bus a 250 gr. van 125 voor 109 Deventer kruidkoek van 59 voor 49 Zandstrips 250 gr. 55 Cocoskoekjes 250 gr. 55 Wafelkwartet 250 gr. 45 Choco-rumwafels 200 gr. 56 jams en marmelade extra kwaliteit met hele vruchten Aardbeien Frambozen van Bessen 117 Abrikozen voor Ananas 106 Marmelade Kwaliteitsgroenten Speksnijbonen groot bi. 102 Pronksnijbonen gr. bl. 159 Sperciebonen groot bl. 120 Appelmoes jampot 2 v. 69 Tafelkoeken Ringers repen 6 voor 100 Reclame repen 3 voor 39 Fancy pinkzalm 89 Half rode pinkzalm 120 3 zware rollen pepermunt 45 Rumbonen 200 gr. 59 Choc, ovaaltjes Carmelsticks Sinassnippers 150 gr. 79 150 gr. 59 200 gr. 75 Pruimendanten 200 gr. 59 200 gr. 51 Abrikozen 200 gr. 79 Plastic met citroensap 59 Amandel- of vruchtengries per pak 49 1 fles zoete spaanse wijn van 310 voor 269

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1957 | | pagina 6