Jo of René? L. C. BISKANTER Klaverjassen M. van Teulingen Zondagmorgen - bijeenkomst „Kunst in het alledaagse leven" ROTANPRODUCTEN P. de Boer J Alcoholvrije vruchtendranken HUMANISTISCH VERBOND onze woensdag reclame Afslag kalfsvlees STOFFEN Koraal Zemen Koraal Sponzen „De Duinstreek' Waar kan men ze vinden. Uw vrinden 7 Natuurlijk te bij B E R D O S G. NIEUWENDIJK Dorpsstraat 25 Aanvang 8 uur En win één van de vele prijzen I Inleggeld f 0,50 Geen beter buur, dan de natuur!! Amato, zuiver druivenmost per fl. f 2,45 Vinette, sap v. appel en druiven per fl. f 1,35 Poma, appelmost per fl. f 1,15 Kerso, kersensap per fl. f 2,15 Frutosa Mouserende appelmost per fl. f 1,50 Hereweg 2, Schoorl, Telefoon 272 Gemeenschap Alkmaar en Omstreken. Secr. Mw. M. C. v. Rossem- v. Medenbach de Rooy, A. v. Burenstraat 39, Alkmaar. op 24 maart a.s. in ,,De Oude Prins" Breelaan 1, bij de Ruïne. Spr. Dr. S. Lubienski te A'dam Onderwerp Aanvang 10.30 uur Toegang Leden f 0,25 Niet-leden f 0,35 door H. Westenberger Nadruk verboden „De tegenpartij" kan lachen!" zegt de advocaat met zijn on prettige glimlach. Leotine staat op. Haar ogen glijden koel over hem heen. ,,Ik hoop", zo zegt zij uit de hoogte, dat u mij zover begrepen hebt, dat u geen enkele incorrecte afpersing bij mevrouw Frank zult toepassen." De advocaat maakt weer een buiging. In eerbiedige houding vergezelt hij Leotine tot aan de keur. Daar legt hij een nicotine- bruine vinger op haar arm en zegt zacht: „Dit alles blijft toch onder ons, nietwaar?" Leotine kijkt verbaasd op. „Hoe zo? Hoe bedoelt u dat?" De advocaat maakt een voorzichtig- gebaar: „Uw broer, misschien behoort hij meer tot de tegenpartij dan wij vermoe den? Het is beter te zwijgen tot ik mevrouw Frank het geld heb aangeboden." Leotine is bleek geworden. Haar ogen schieten vonken. Wat bezielt die man om overal iets achter te zoeken? Zij zelf heeft immers haar broer naar mevrouw Frank gestuurd en zo ver zij weet, heeft hij haar later nooit meer terug gezien. Of of misschien toch? Haar buurvrouw, madame Colbert had hem gisteren gezien aan de Nijlbrug, in zijn wagen, met een op vallend mooie vrouw bij zich. Wie kan haar zekerheid geven, dat dit Helga Frank niet was? Bijna met tegenzin, met afge wend hoofd geeft zij de advocaat een hand. „Nu goed dan, totdat u mevrouw Frank het geld hebt aangeboden zullen wij er over zwijgen!" Helga Frank knielt neer in de etalage van de salon Angèle en legt een zachtrose glanzende moiré japon over het rode fluweel van de uitstalkast. Buiten gaat het mondaine leven der Sharia Imad-el-Din voor bij. Geschilderde vrouwengezichten onder kleine, scheve hoed jes kijken belangstellend naar Helga's handige vingers. Touristen schuiven, met een onwillekeurige blik naar de eta lage, voorbij; kinderen, aan de hand van kindermeisjes, drukken hun keurig verzorgde handjes een ogenblik tegen de ruit; limo nade verkopers en krantenventers leunen even hun moede rug gen tegen het raam om haastig verder te trekken, als een elegant geklede dame het uitgestalde wenst te bezichtigen. Helga Frank is er aan gewend, daar in het raam sprookjes achtig dure en fantastisch chique japonnen verlokkend neer te leggen, zij heeft de naam hiervoor een bijzonder talent te be zitten maar vandaag wil het niet lukken. De mensen buiten, het op en neer deinen van de gezichten, maakt haar nerveus; ieder ogenblik verbeeldt zij zich, het grijnslachende gezicht van die advocaat weer voor zich te zien en zijn uitgestrekte nicotine- vingers voor haar gezicht uitgespreid, terwijl in haar oren zijn stem weerklinkt die zegt: „Bedenk u toch madame; driehonderd Egyptische Ponden!" O, ze zou hem in zijn gezicht hebben kunnen slaan, zoals hij gisteren voor haar had gestaan en haar uit naam van mevrouw Brackwieser dat geld had aangeboden! Veel te beleefd nog had zij die afschuwelijke man de deur gewezen. Zij had in het geheel niet naar hem moeten luisteren, onmiddellijk toen hij haar begon voor te rekenen, wat zij, als alleenstaande vrouw wel allemaal met dat geld zou kunnen doen, had ze hem de deur moeten wijzen. Maar achteraf kon zij goed praten zij was immers zo perplex geweest, geen woorden had zij kunnen vinden en de weerzinwekkende manier, waarmee de advocaat met zijn voor stel voor de dag kwam, had haar rood doen worden van schaamte. Hoe durfde iemand haar zo te behandelen! En wat voor een mens is die Leotine Brackwieser, dat zij het waagt haar zo'n vunzige advocaat in huis te sturen. Zij dwingt haar gedachten terug, naar het kledingstuk in haar handen! Lieve help! Hoe onhandig heeft zij die mouwen vast gespeld! En met hoe weinig charme vallen de talloze plooien van die wijde rok. Nee, dat moet zij overdoen zij zou zich voor haar leermeisje moeten schamen! En met rappe handen begint zij opnieuw, terwijl zij bij voorbaat al weet dat het haar ook dit keer niet lukken zal. Zij kan eenvoudig niet vandaag, zij kan haar hoofd niet bij het werk houden Plotseling steekt madame Angèle haar lichtblond gekruld kopje tussen de gor dijnen door: „Bent u gauw klaar, madame Frank? Ik zou u graag een ogenblikje willen spreken." Helga is blij met het gedwongen oponthoud. „O, ja, ik kom dadelijk, juffrouw Charlotte kan wel verder etaleren Vijf minuten later staat zij al in het kleine privésalon van madame Angèle; dat met zijn zoete, zware parfum meer van een boudoir dan van een bureau heeft. Madame Angèle zit aan haar sierlijke empireschrijftafel; haar velrood-gelakte nagels schemeren lila-achtig in het gedempte licht van een schemerlamp; haar vele armbanden rinkelen zachtjes. „Gaat u zitten, madame Frank", zegt zij vriendelijk. „Ik moet helaas iets met u bespreken, Jat zeer pijnlijk is zij schraapt haar keel. Helga laat zich op de brede divan neervallen, naast het witte Maltesertje van madame." „U weet", vervolgt madame en rookt uit een onzinnig lange pijp een geparfumeerde sigaret, „dat ik binnenkort ga trouwen. Ik was eigenlijk van plan, mijn salon hier in Cairo aan te hou den onder uw beproefde leiding Maar mijn verloofde wil dat niet en zonder dat ik het wist heeft hij een koper gezocht en hem ik moet zeggen zeer tot men spijt, ook gevonden. Het is een Griek, zijn vrouw zal de zaak overnemen Nu is het de kwestie hoe het met u zal moeten. Ik zal natuilrlijk alles doen om te proberen, dat u uw plaats hier ook bij de nieuwe bezitter houden kunt. Maar beloven kan ik dat natuurlijk niet, en onder voorbehoud moet ik u de eerste januari ontslaan O, alstublieft madame, begint u niet te huilen! Ik zeg immers, onder voorbehoud! Ik hoop van harte, dat madame Eyropulus u zal houden. Ja, ik wil zelfs aan mijn opvolgster niet zeggen, dat ik u ont slagen heb zodat u in elk geval nog vier weken tijd hebt naar iets anders uit te zien. En dat u van mijn kant op de allerbeste getuigschriften kunt rekenen, dat begrijpt u immers wel, niet waar?" Helga knikt, zij kan niet spreken. Het kleine belletje aan de halsband van het Maltesertje klingelt zoetjes; in het atelier naast het kantoortje snort zacht een naaimachine; binnen in de salon weerklinkt het schaterlachen van een mannequin. Madame Angèle kijkt half verbaasd, half medelijdend naar Helga's doodsbleek, in het roodachtige schemerlicht spookachtig wit gezicht. Hoe tragisch nemen deze Duitse vrouwen de dingen toch! Wat betekent het voor een knappe vrouw als Helga Frank, of zij al of niet een betrekking heeft? Haar vriend zal met plezier voor haar zorgen, todat zij weer passend werk gevonden heeft En hardop denkt madame: „Iedereen heeft tegenwoordig toch een vriend nietwaar?" en zij knipoogt. Helga lacht met trillende lippen. Ach als deze vrouw een idee had hoe alleen zij was! Hoe grenzeloos alleen! Misschien als zij het wist, gaat het door haar hoofd, misschien als zij het wist, zou zij er werkelijk alle moeite voor doen om haar betrekking te laten behouden maar haar trots komt in opstand; op zo iemand als madame Angèle maakt het geen indruk te vertellen, dat zij van haar eigen verdiende geld leeft en geen vriend heeft die voor haar betaalt en haar steeds weer dure cadeaux geeft. Madame Angèle zal dat hoogstens jammer vinden en ver wonderd zal zij vragen: „Hoe vreemd? Waaraan kan dat lig gen?" Nee, zij zal hierover niet meer spreken. Zij staat vast besloten op: „Intussen zal ik toch maar naar een andere betrekking omzien!" zegt ze rustig. ,,En er maar niet te vast op rekenen, dat madame Eyropulos mij houden zal. Ik dank u, dat u mij bijtijds gewaarschuwd hebt." De twee vrouwen kijken elkaar een ogenblik glimlachend in de ogen en geven elkaar een vluchtige handdruk. Dan gaat Helga weg en werkt de rest van de dag met ver woede ijver. De anderen kijken haar van terzijde verwonderd aan; deze verstarde glimlach, deze wonderlijke afwezige blik en ondanks dat de correcte woorden en vriendelijkheden tegenover de klanten, de opwekkende, aanmoedigende woorden gedurende het passen... 's Avonds thuisgekomen vindt ze een briefje: „Onze hele klas gaat naar een jeugduitvoering in de schouwburg, ik ook, Jo." Helga keert het papiertje om en om. Dan plotseling komen de tranen te voorschijn: „O Jo, jij bent er niet! Juist vandaag ben je er niet, nu ik zo bang ben om alleen te zijn!" Lange tijd loopt zij op en neer in de kamer, het briefje in de hand. Dan opeens blijft zij stil staan. Misschien moet het zo zijn, dat Jo juist niet thuis is. Misschien... Zij gaat op de divan leggen, de handen onder het hoofd ge vouwen. Zij zal haar betrekking verliezen. In een nieuwe, als zij geluk heeft er een te vinden, zal zij stellig minder verdienen. Veel minder. En haar doel, Jo naar Duitsland te sturen en daar muziek te laten studeren, lijkt haar plotseling onbereikbaar. En als zij geen betrekking zou vinden? Wat moet er dan gebeuren? Wat zal er dan van haar terechtkomen en wat van Jo? Zij heeft niemand, die haar zou kunnen helpen. Een paar kennissen zouden haar misschien een beetje geld kunnen lenen om over het ergste heen te komen. Maar wat zou zij daar op den duur aan hebben. Als een zwarte afgrond ligt de toekomst plotseling voor haar, ondoorzichtelijk donker en beangstigend. Zij zal haar woning niet meer kunnen aanhouden. Jo zal zij van school moe ten nemen, hem ergens bij'een kapper of in een andere kleine zaak in de leer moeten geven. Zij zal schulden moeten maken, de meubels verpanden; de levensverzekering zal vervallen... Helga kreunt of zij lichamelijk pijn heeft. Zij drukt haar tot vuisten gebalde handen voor de ogen: „Nee, nee, zo niet! Zo niet! Plotseling hoort zij de stem van de advocaat: „Driehonderd Egyptische ponden, madame! U hebt geen idee wat u daar tegenwoordig mee kunt doen!... En het gemak voor u als u niet meer voor de jongen hoeft te zorgen; dat u uw eigen weg kunt gaan en de zekerheid heeft, dat hij schitterend ver zorgd is! Bovendien is mijn cliënte bereid, u nog een grotere som te betalen, zodra het vast staat, dat de jongen werkelijk een Brackwieser is... Het is dus, hm, geheel en al, hm, van u afhankelijk of dit vastgesteld zal worden of niet. Eigenlijk zou het voldoende zijn, dat u de overtuiging van mijn cliënte zou delen en de rest zou dan hm voor mij een kleinig heid zijn..." Helga springt op. Als zij die grote verantwoording tegen over Jo maar niet had! Wat kan ze hem nu nog geven in ver gelijking van wat de familie Brackwieser hem aan te bieden had? Haar liefde... Och, daar kan een jong mens niet van leven; niet van vooruitkomen in de wereld! Haar moederlijke toe wijding?... Hoe lang zou hij die nog nodig hebben? Misschien was het aanbod van die mevrouw Brackwieser niet zo bele digend als zij het had opgevat... en zelfs als het voor haar persoonlijk beledigend zou zijn, mocht zij dat niet laten gelden als het van grote invloed zou kunnen zijn op 't toekomstig leven van Jo. Nee, zij mag niet aan zichzelf denken, niet aan de belediging, die toch in ieder, in bijna ieder woord van deze smerige advocaat lag en ook niet aan het ontzettende verlies, dat zij lijden zal, als zij Jo weggeeft... Zij wil alleen denken aan Jo's toekomst, daaraan alleen! En daarom zij schrikt van haar eigen gedachten. Wat wil zij doen? Naar die familie Brackwieser toegaan en op alles „ja en amen" zeggen? De jongen eenvoudig aan hen afstaan? Of voorlopig alleen maar toestemming geven tot die bloedtest en daar alles van af laten hangen. Daar valt haar blik op het oude, afgedragen jasje, dat Jo altijd in huis draagt en dat op de stoel ligt. En Jo zelf? Moet dit alles gebeuren zonder dat hij er iets van te voren van hoort of zal zij hem zelf een beslissing laten nemen? Moet zij met hem praten, hem vertellen waarover het gaat? Nee, zij kan het hier niet uithouden! Ze moet naar buiten gaan, onder mensen zijn, anders zal zij stikken! En zij moet lopen, ver lopen, anders zal ze krankzinnig worden... Even later staat ze buiten in de avonddrukke straat. Waar moet zij nu heen? Och, het komt er niet op aan... En met grote passen loopt zij in de richting van de Nijl. Het water glanst donker. Het lijkt stil te staan. Roodachtig hangt de maan over de Nijlbrug. Zij weerspiegelt zich in het water, maar tussen de landkettingen van de brug schijnt haar glans zeer mat. Een warme wind komt uit het zuiden; zachtjes doet hij de bladeren aan de acaciabomen aan de oevers be wegen. Aan de andere zijde van de rivier liggen talrijke woon schepen. Breed en vlak versierd met bolle lampions en schitter- lampjes aan de boeg, liggen ze op de stille oppervlakte van het water; karakteristiek voor de Nijl, eigendom van de elite van Cairo... „De familie Brackweiser heeft zo'n boot," denkt Helga. „Misschien is het wel die daar, met die verlichte raampjes; of die andere, grotere, iets verder naar binnen. Vandaar komt de gramofoonmuziek, binnen wordt zeker gedanst." Maar dan bedenkt zij, dat de boot van de familie Brackwieser meer naar buiten moet liggen; het is immers een motorjacht en ze maken er soms grote tochten mee. En juist daarom, om dat het een motorboot is, vindt Jo het zo geweldig om mee te gaan. Och, maar dat is immers een leugen, dat is niet waar! Voor Jo is alles even verleidelijk. En hoe lang zal het nog duren voor hij zich door deze rijkdom zal laten vangen. O, zij haat het allemaal Zij haat die mensen met hun geld en zij heeft slechts minachting voor hen! Maar wat helpt dat! Deze rijk dom zal machtiger zijn dan zij; hij zal het winnen om haar jongen! Zij voelt het met een drukkende zekerheid... Helga holt langs de promenade alsof iemand haar op de hielen zat. De dromers op de oeverbanken, de paartjes, die na een afmattende dag in de hete zon, hier rust zoeken in het gras, richten zich verschrikt omhoog. Wat is dat dan. Wie heeft er in dit late uur nog zo'n haast? Maar Helga merkt niets van de stoornissen, die zij teweeg brengt. Met gebogen hoofd, de handen gevouwen op haar rug, stormt zij voort, niets anders verwachtend en niets anders wen send dan voldoende moe en moedeloos te zijn, om het vreselijke besluit, dat zij genomen heeft, te kunnen uitvoeren. Als zij eindelijk opkijkt ziet ze, dat ze al in Kasr-el Dubara is. Ruime landhuizen met bloeiende tuinen en hoge portalen staan langs de weg; hier en daar staan auto's voor de deuren; zware glanzende wagens, die geluidloos wegrijden en met hun gele reuzenogen de sluimer van de rustige straat voor enige seconden verstoren. Helga blijft besluiteloos staan. Hoe lang is zij niet meer in dit gedeelte van de stad geweest! Toen Willem nog leefde heeft zij hier dikwijls gewandeld: de prachtige villa's bewonderd en de broeikassen met hun kostbare, exotische inhoud... maar later, toen was er geen tijd meer geweest; zij moest werken, geld verdienen; er was een wereld tussen haar en de mensen, die hier woonden. En voor het eerst komt de bittere vraag in haar op: Waarom woon ik eigenlijk hier niet? Dan zou ik lachend de schouders kunnen ophalen om 't voorstel van mevrouw Brackwieser, geen advocaat zou het durven wagen haar een voorstel te doen zoals er nu gebeurd was; in Jo's eigen belang zou zij moeten weigeren, want niemand in de wereld zou hem betere mogelijkheden voor de toekomst kunnen bieden dan zij! Maar nu...? Zij gaat een zijstraat in en weer een volgende zijstraat. „ik ga naar huis," zegt zij zachtjes in zichzelf. Maar op hetzelfde ogenblik weet zij, dat zij niet naar huis wil, zij wil de villa van de familie Brackwieser zien, die hier in de buurt moet zijn; zij weet, dat het een kwelling zal zijn en toch wil zij het, om met eigen ogen te zien, wat er voor Jo op het spel staat. Zij loopt vlak langs de huizenrij. Ja, in deze straat moet t zijn. Zij weet het zeker; zij weet zelfs het huisnummer, maar wat komt het er eigenlijk op aan welk van de grote huizen met de prachtige poorten het is? In ieder van hen woont de zelfde zorgeloosheid, dezelfde zekerheid, dezelfde levensvreugde! Veel van de vrouwen uit de buurt kent zij als klanten van Maison Angèle; ook in dit jaar is hun leven een aaneenschake ling van genoegens, de zogenaamde zorgen van hun toilet in begrepen en voor de toekomst van hun kinderen maken ze zich geen ogenblik bezorgd... integendeel, glimlachend worden nau welijks overdachte wensen en verlangens uitgesproken en zij worden door het lot in vervulling gebracht. Zou bijvoorbeeld Leotine Brackwieser zo fanatiek haar idee-fixe kunnen volgen als zij niet Leotine Brackwieser was? Zou zij tijd kunnen vinden om zelfs maar aan zulke pro blemen te denken, als zij een verkoopstertje of 'n werkster of in Helga's plaats was? Daar hoort zij plotseling voetstappen. Zij weerklinken dui delijk in de stille, lege straat... Onwillekeurig keert Helga zich om. Met haastige passen komt Hans Eckhart haar richting uit. Weglopen voordat hij mij herkent, denkt Helga. Maar het is al te laat. Hij komt naar haar toe en staat stil. ,,U, mevrouw Frank?" Verder geen vraag, waarom en waarheen? Ze geven elkaar een hand alsof het vanzelf spreekt, dat zij elkaar hier, voor het huis van Brackwieser ontmoeten. Tenminste, Hans doet alsof hij het heel gewoon vindt. En nu is Helga hem er dankbaar voor. Maar hoe moet het nu verder? Hans was van plan, naar zijn zuster toe te gaan. Voor een kwartiertje maar. Zien hoe zij het maakt. Zij is beangstigend nerveus; zo erg zelfs, dat hij er ernstig over denkt, er een dokter bij te halen of zijn zwager telegrafisch terug te roepen. Maar op dit ogenblik vindt hij het noodzakelijker bij Helga te blijven. Wat moet er in haar hebben omgegaan, dat hij haar hier voor het huis van zijn zuster aantreft! „Laten we teruggaan", zegt hij vriendelijk en neemt haar elleboog in zijn hand. „Een eindje verderop staat mijn wagen, laten we naar Cit-Cat toe gaan." Helga kijkt langs hem heen, dan naar hem op en met een glim lach zegt ze: „Zo? En in deze stemming?" Maar Hans heeft voor haar vraag geen antwoord. Als een kind neemt hij Helga mee, brengt haar naar zijn auto, waar hij haar zorgzaam inhelpt en met een lichte plaid toedekt. Het restaurant ligt aan de Nijl, aan de andere zijde van de city, onder hoge boompalmen, die door rijen lampions met elkaar verbonden zijn. Er zijn altijd veel vreemdelingen, maar het is ook een geliefd rendez-vous van de inwoners van Cairo, die er graag de eerste avondkoelte opzoeken als 't in de stad nog broeiend heet is. „Maar op een stil plekje," verzoekt Helga zacht. Hans Eckhart knikt glimlachend. Natuurlijk zo ver mogelijk van de drukte vandaan. De kelner helpt hem het tafeltje nog een beetje in de schauw te schuiven. Nu zitten zij onder een grote palm, een klein schemerlampje staat op het tafeltje. Verderop wordt onder het licht van ver anderde schijnwerpers gedanst. De muziek is prettig; goede, verzorgde muziek voor de veeleisende vreemdelingen die het seizoen moeten brengen. Nadat de kellner, die hen bediend heeft, vertrokken is, legt Hans met een bijna liefkozend gebaar zijn hand op Helga's arm: „Vertelt U eens: ik zie dat er iets gebeurd is." En Helga, verwonderd over zichzelf, vertelt; van het aan bod van de advocaat, van de opzegging van haar betrekking, van haar angst, van de plotselinge drukkende zorgen om Jo's toekomst, van haar twijfel, of zij goed deed; van alles. H-ns Eckhart luistert met gebogen hoofd. Als zij 't voorstel van de bloedtest aanroerd, kijkt hij op. „Zal ik het doen?" vraagt Helga ademloos. „Tenminste dat?" Hans Eckhart knikt nadrukkelijk. „Doet u dat! Het is de enige redding!" Ademloos leunt Helga in haar stoel terug. Maar dan krijgt zij het gevoel alsof een loodzware last van haar afgenomen is. Ja, zij zal het doen. Als deze man hier het haar aanraadt, zal het goed zijn... „Maar Jo? Denkt u, dat hij zich voor een bloedtest zal lenen, als hij niet weet waarvoor?" „Vertelt u hem waarvoor het gaat! Misschien begrijpt hij het beter dan u denkt!" Een ogenblik staart Helga voor zich heen. „Aangenomen", zegt zij dan, „dat Jo tot dezelfde bloedgroep zou behoren als uw zwager, zou het dan vaststaan, dat hij zijn zoon is?" Hans Eckhart buigt zich voorover. „Niet absoluut. Maar aan genomen, dat hij niet tot de bloedgroep van mijn zwager zou behoren, dan zou het wel vaststaan, dat hij niet zijn zoon is! Dat is onze kans, Helga!" Hij weet niet, dat hij haar voornaam noemt. Ook Helga heeft het ternauwernood opgemerkt. Maar dat hij zegt: „Onze kans", dat doet haar van geluk en dankbaar heid de tranen in de ogen springen. Dus is er toch iemand in de wereld, die met haar meevoelt. Dus is zij toch niet helemaal alleen? „Zeg dus uw zuster," begint zij zacht, met half gesloten ogen en achterovergeleund in haar stoel: „Zegt u haar, dat ik tot de bloedtest toestem, op voorwaarde, dat mijn jongen het er ook mee eens is." En, zich oprichtend: „Maar haar geld kan ze hou den niettegenstaande alles! Mijn besluiten zijn namelijk niet te koop!" (Wordt vervolgd) STATIONSSTRAAT 17 - BERGEN 500 gr. magere osselappen f 1,75 250 gr. metworst f 0,60 250 gr. leverworst f 0,30 250 gr. bloedworst f 0,30 per '/2 kg Kalfsfricandeau 500 gr. f 1,90 Kalfslappenf 1.70 Gehaktf 1,65 Vet Spekf 0,90 Mager Spekf 1,50 Rauw Rundvet f 0,45 Rauwe Reuzelf 0,45 Varkenspootf 0.35 l1/2 kg varkenspoot f 1. Doorr. varkenslappen f 1,50 Schouderkarbonade f 1,60 Ribkarbonadef 1,80 Haaskarbonade f 1,90 Magere Lappen f 2,10 Fricandeauf 2,35 Saucijsjesf 1,65 Doorr. runderlappen f 1,50 Magere runderlappen f 2, Riblappenf 2,05 Rosbieff 2,30 Biefstukf 2,90 Gehakt rundf 1,60 Gehakt h.o.hf 1,45 Metworstf 1,55 Leverworstf 0,90 Bloedworstf 0,90 FIJNE VLEESWAREN per 100 gr. Patéf 0,50 le Gelardeerde lever f 0,60 Tongenworstf 0,30 Leverkaasf 0,45 Boterhamworst f 0.35 Hamworstf 0,35 100 gr. kinnebakham f 0,20 Ham (mager)f 0,55 Pekelvleesf 0,45 Pekelvlees 150 gr. f 0,60 Gebr. Gehaktf 0,35 150 gr. gebr. gehakt f 0,45 Zure Zult f 0,25 Leverworstf 0,20 Bloedworstf 0,20 Metworstf 0,32 Rauwe Rookworst f 0,37 't WINKELTJE Nordemann o.a. ook „Liberty'' „TOBRALCO" Katoen nieuwe dessins Kleine Dorpsstraat 25 - Bergen Weet 't, De Vijzel heeft 't vanaf f 2,60 vanaf f 0,60 Eerste kwaliteit H. D. KLAASEN - Apoth. Ass. Kerkstraat 4 - Telefoon 2383 GARAGE P. BOOD Dorpsstraat 6 Turner RIJWIELEN: Raleigh Burgers E.N.R. R.S. Batavus Burco Stoelen, Tafels, Manden, Theebladen en Wiegen. Tevens het aangewezen adres voor reparaties, ook voor Hotels en Pen sions, afgehaald en thuis bezorgd Jaagkade 3, Groet, tel. K 2209-533 Heel 't gezin heeft belangstelling voor Profiteert van de publiciteitswaarde die daarin gelegen is

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1957 | | pagina 6