Jo of René?
L. C. BISKANTER
Klaverjassen
M. van Teulingen
Zondagmorgen - bijeenkomst
„Kunst in het alledaagse leven"
ROTANPRODUCTEN
P. de Boer
J
Alcoholvrije vruchtendranken
HUMANISTISCH
VERBOND
onze woensdag reclame
Afslag kalfsvlees
STOFFEN
Koraal Zemen
Koraal Sponzen
„De Duinstreek'
Waar kan men ze vinden.
Uw vrinden 7
Natuurlijk te
bij B E R D O S
G. NIEUWENDIJK
Dorpsstraat 25
Aanvang 8 uur
En win één van de vele prijzen I
Inleggeld f 0,50
Geen beter
buur, dan de
natuur!!
Amato, zuiver druivenmost per fl. f 2,45
Vinette, sap v. appel en druiven per fl. f 1,35
Poma, appelmost per fl. f 1,15
Kerso, kersensap per fl. f 2,15
Frutosa Mouserende appelmost per fl. f 1,50
Hereweg 2, Schoorl,
Telefoon 272
Gemeenschap Alkmaar en
Omstreken.
Secr. Mw. M. C. v. Rossem-
v. Medenbach de Rooy,
A. v. Burenstraat 39, Alkmaar.
op 24 maart a.s. in ,,De Oude Prins"
Breelaan 1, bij de Ruïne.
Spr. Dr. S. Lubienski te A'dam
Onderwerp
Aanvang 10.30 uur Toegang Leden f 0,25 Niet-leden f 0,35
door H. Westenberger
Nadruk verboden
„De tegenpartij" kan lachen!" zegt de advocaat met zijn on
prettige glimlach.
Leotine staat op. Haar ogen glijden koel over hem heen. ,,Ik
hoop", zo zegt zij uit de hoogte, dat u mij zover begrepen hebt,
dat u geen enkele incorrecte afpersing bij mevrouw Frank zult
toepassen."
De advocaat maakt weer een buiging. In eerbiedige houding
vergezelt hij Leotine tot aan de keur. Daar legt hij een nicotine-
bruine vinger op haar arm en zegt zacht: „Dit alles blijft toch
onder ons, nietwaar?"
Leotine kijkt verbaasd op. „Hoe zo? Hoe bedoelt u dat?"
De advocaat maakt een voorzichtig- gebaar: „Uw broer,
misschien behoort hij meer tot de tegenpartij dan wij vermoe
den? Het is beter te zwijgen tot ik mevrouw Frank het geld
heb aangeboden."
Leotine is bleek geworden. Haar ogen schieten vonken. Wat
bezielt die man om overal iets achter te zoeken? Zij zelf heeft
immers haar broer naar mevrouw Frank gestuurd en zo ver
zij weet, heeft hij haar later nooit meer terug gezien. Of of
misschien toch? Haar buurvrouw, madame Colbert had hem
gisteren gezien aan de Nijlbrug, in zijn wagen, met een op
vallend mooie vrouw bij zich. Wie kan haar zekerheid geven,
dat dit Helga Frank niet was? Bijna met tegenzin, met afge
wend hoofd geeft zij de advocaat een hand. „Nu goed dan,
totdat u mevrouw Frank het geld hebt aangeboden zullen wij
er over zwijgen!"
Helga Frank knielt neer in de etalage van de salon Angèle
en legt een zachtrose glanzende moiré japon over het rode
fluweel van de uitstalkast.
Buiten gaat het mondaine leven der Sharia Imad-el-Din voor
bij. Geschilderde vrouwengezichten onder kleine, scheve hoed
jes kijken belangstellend naar Helga's handige vingers.
Touristen schuiven, met een onwillekeurige blik naar de eta
lage, voorbij; kinderen, aan de hand van kindermeisjes, drukken
hun keurig verzorgde handjes een ogenblik tegen de ruit; limo
nade verkopers en krantenventers leunen even hun moede rug
gen tegen het raam om haastig verder te trekken, als een elegant
geklede dame het uitgestalde wenst te bezichtigen.
Helga Frank is er aan gewend, daar in het raam sprookjes
achtig dure en fantastisch chique japonnen verlokkend neer te
leggen, zij heeft de naam hiervoor een bijzonder talent te be
zitten maar vandaag wil het niet lukken. De mensen buiten,
het op en neer deinen van de gezichten, maakt haar nerveus;
ieder ogenblik verbeeldt zij zich, het grijnslachende gezicht van
die advocaat weer voor zich te zien en zijn uitgestrekte nicotine-
vingers voor haar gezicht uitgespreid, terwijl in haar oren zijn
stem weerklinkt die zegt: „Bedenk u toch madame; driehonderd
Egyptische Ponden!"
O, ze zou hem in zijn gezicht hebben kunnen slaan, zoals hij
gisteren voor haar had gestaan en haar uit naam van mevrouw
Brackwieser dat geld had aangeboden! Veel te beleefd nog had
zij die afschuwelijke man de deur gewezen. Zij had in het geheel
niet naar hem moeten luisteren, onmiddellijk toen hij haar begon
voor te rekenen, wat zij, als alleenstaande vrouw wel allemaal
met dat geld zou kunnen doen, had ze hem de deur moeten
wijzen. Maar achteraf kon zij goed praten zij was immers zo
perplex geweest, geen woorden had zij kunnen vinden en de
weerzinwekkende manier, waarmee de advocaat met zijn voor
stel voor de dag kwam, had haar rood doen worden van
schaamte. Hoe durfde iemand haar zo te behandelen! En wat
voor een mens is die Leotine Brackwieser, dat zij het waagt
haar zo'n vunzige advocaat in huis te sturen.
Zij dwingt haar gedachten terug, naar het kledingstuk in haar
handen! Lieve help! Hoe onhandig heeft zij die mouwen vast
gespeld! En met hoe weinig charme vallen de talloze plooien
van die wijde rok. Nee, dat moet zij overdoen zij zou zich
voor haar leermeisje moeten schamen! En met rappe handen
begint zij opnieuw, terwijl zij bij voorbaat al weet dat het haar
ook dit keer niet lukken zal. Zij kan eenvoudig niet vandaag,
zij kan haar hoofd niet bij het werk houden Plotseling steekt
madame Angèle haar lichtblond gekruld kopje tussen de gor
dijnen door: „Bent u gauw klaar, madame Frank? Ik zou u
graag een ogenblikje willen spreken."
Helga is blij met het gedwongen oponthoud. „O, ja, ik kom
dadelijk, juffrouw Charlotte kan wel verder etaleren
Vijf minuten later staat zij al in het kleine privésalon van
madame Angèle; dat met zijn zoete, zware parfum meer van
een boudoir dan van een bureau heeft.
Madame Angèle zit aan haar sierlijke empireschrijftafel; haar
velrood-gelakte nagels schemeren lila-achtig in het gedempte
licht van een schemerlamp; haar vele armbanden rinkelen
zachtjes.
„Gaat u zitten, madame Frank", zegt zij vriendelijk. „Ik moet
helaas iets met u bespreken, Jat zeer pijnlijk is zij schraapt
haar keel. Helga laat zich op de brede divan neervallen, naast
het witte Maltesertje van madame."
„U weet", vervolgt madame en rookt uit een onzinnig lange
pijp een geparfumeerde sigaret, „dat ik binnenkort ga trouwen.
Ik was eigenlijk van plan, mijn salon hier in Cairo aan te hou
den onder uw beproefde leiding Maar mijn verloofde wil
dat niet en zonder dat ik het wist heeft hij een koper gezocht
en hem ik moet zeggen zeer tot men spijt, ook gevonden.
Het is een Griek, zijn vrouw zal de zaak overnemen Nu is
het de kwestie hoe het met u zal moeten. Ik zal natuilrlijk alles
doen om te proberen, dat u uw plaats hier ook bij de nieuwe
bezitter houden kunt. Maar beloven kan ik dat natuurlijk niet,
en onder voorbehoud moet ik u de eerste januari ontslaan
O, alstublieft madame, begint u niet te huilen! Ik zeg immers,
onder voorbehoud! Ik hoop van harte, dat madame Eyropulus u
zal houden.
Ja, ik wil zelfs aan mijn opvolgster niet zeggen, dat ik u ont
slagen heb zodat u in elk geval nog vier weken tijd hebt naar
iets anders uit te zien. En dat u van mijn kant op de allerbeste
getuigschriften kunt rekenen, dat begrijpt u immers wel, niet
waar?"
Helga knikt, zij kan niet spreken. Het kleine belletje aan de
halsband van het Maltesertje klingelt zoetjes; in het atelier naast
het kantoortje snort zacht een naaimachine; binnen in de salon
weerklinkt het schaterlachen van een mannequin.
Madame Angèle kijkt half verbaasd, half medelijdend naar
Helga's doodsbleek, in het roodachtige schemerlicht spookachtig
wit gezicht. Hoe tragisch nemen deze Duitse vrouwen de dingen
toch! Wat betekent het voor een knappe vrouw als Helga
Frank, of zij al of niet een betrekking heeft? Haar vriend zal met
plezier voor haar zorgen, todat zij weer passend werk gevonden
heeft
En hardop denkt madame: „Iedereen heeft tegenwoordig
toch een vriend nietwaar?" en zij knipoogt.
Helga lacht met trillende lippen. Ach als deze vrouw een idee
had hoe alleen zij was! Hoe grenzeloos alleen! Misschien als zij
het wist, gaat het door haar hoofd, misschien als zij het wist,
zou zij er werkelijk alle moeite voor doen om haar betrekking
te laten behouden maar haar trots komt in opstand; op zo
iemand als madame Angèle maakt het geen indruk te vertellen,
dat zij van haar eigen verdiende geld leeft en geen vriend heeft
die voor haar betaalt en haar steeds weer dure cadeaux geeft.
Madame Angèle zal dat hoogstens jammer vinden en ver
wonderd zal zij vragen: „Hoe vreemd? Waaraan kan dat lig
gen?" Nee, zij zal hierover niet meer spreken. Zij staat vast
besloten op: „Intussen zal ik toch maar naar een andere
betrekking omzien!" zegt ze rustig. ,,En er maar niet te vast
op rekenen, dat madame Eyropulos mij houden zal. Ik dank u,
dat u mij bijtijds gewaarschuwd hebt."
De twee vrouwen kijken elkaar een ogenblik glimlachend in
de ogen en geven elkaar een vluchtige handdruk.
Dan gaat Helga weg en werkt de rest van de dag met ver
woede ijver.
De anderen kijken haar van terzijde verwonderd aan; deze
verstarde glimlach, deze wonderlijke afwezige blik en ondanks
dat de correcte woorden en vriendelijkheden tegenover de
klanten, de opwekkende, aanmoedigende woorden gedurende
het passen...
's Avonds thuisgekomen vindt ze een briefje: „Onze hele klas
gaat naar een jeugduitvoering in de schouwburg, ik ook, Jo."
Helga keert het papiertje om en om. Dan plotseling komen
de tranen te voorschijn: „O Jo, jij bent er niet! Juist vandaag
ben je er niet, nu ik zo bang ben om alleen te zijn!"
Lange tijd loopt zij op en neer in de kamer, het briefje in
de hand. Dan opeens blijft zij stil staan. Misschien moet het zo
zijn, dat Jo juist niet thuis is. Misschien...
Zij gaat op de divan leggen, de handen onder het hoofd ge
vouwen. Zij zal haar betrekking verliezen. In een nieuwe, als
zij geluk heeft er een te vinden, zal zij stellig minder verdienen.
Veel minder. En haar doel, Jo naar Duitsland te sturen en daar
muziek te laten studeren, lijkt haar plotseling onbereikbaar. En
als zij geen betrekking zou vinden? Wat moet er dan gebeuren?
Wat zal er dan van haar terechtkomen en wat van Jo? Zij
heeft niemand, die haar zou kunnen helpen. Een paar kennissen
zouden haar misschien een beetje geld kunnen lenen om over het
ergste heen te komen. Maar wat zou zij daar op den duur aan
hebben. Als een zwarte afgrond ligt de toekomst plotseling
voor haar, ondoorzichtelijk donker en beangstigend. Zij zal haar
woning niet meer kunnen aanhouden. Jo zal zij van school moe
ten nemen, hem ergens bij'een kapper of in een andere kleine
zaak in de leer moeten geven. Zij zal schulden moeten maken,
de meubels verpanden; de levensverzekering zal vervallen...
Helga kreunt of zij lichamelijk pijn heeft. Zij drukt haar tot
vuisten gebalde handen voor de ogen: „Nee, nee, zo niet! Zo
niet!
Plotseling hoort zij de stem van de advocaat: „Driehonderd
Egyptische ponden, madame! U hebt geen idee wat u daar
tegenwoordig mee kunt doen!... En het gemak voor u als u
niet meer voor de jongen hoeft te zorgen; dat u uw eigen
weg kunt gaan en de zekerheid heeft, dat hij schitterend ver
zorgd is! Bovendien is mijn cliënte bereid, u nog een grotere
som te betalen, zodra het vast staat, dat de jongen werkelijk
een Brackwieser is... Het is dus, hm, geheel en al, hm, van u
afhankelijk of dit vastgesteld zal worden of niet. Eigenlijk zou
het voldoende zijn, dat u de overtuiging van mijn cliënte zou
delen en de rest zou dan hm voor mij een kleinig
heid zijn..."
Helga springt op. Als zij die grote verantwoording tegen
over Jo maar niet had! Wat kan ze hem nu nog geven in ver
gelijking van wat de familie Brackwieser hem aan te bieden
had? Haar liefde... Och, daar kan een jong mens niet van leven;
niet van vooruitkomen in de wereld! Haar moederlijke toe
wijding?... Hoe lang zou hij die nog nodig hebben? Misschien
was het aanbod van die mevrouw Brackwieser niet zo bele
digend als zij het had opgevat... en zelfs als het voor haar
persoonlijk beledigend zou zijn, mocht zij dat niet laten gelden
als het van grote invloed zou kunnen zijn op 't toekomstig
leven van Jo. Nee, zij mag niet aan zichzelf denken, niet aan
de belediging, die toch in ieder, in bijna ieder woord van deze
smerige advocaat lag en ook niet aan het ontzettende verlies,
dat zij lijden zal, als zij Jo weggeeft... Zij wil alleen denken
aan Jo's toekomst, daaraan alleen! En daarom zij schrikt van
haar eigen gedachten. Wat wil zij doen? Naar die familie
Brackwieser toegaan en op alles „ja en amen" zeggen? De
jongen eenvoudig aan hen afstaan? Of voorlopig alleen maar
toestemming geven tot die bloedtest en daar alles van af laten
hangen. Daar valt haar blik op het oude, afgedragen jasje, dat
Jo altijd in huis draagt en dat op de stoel ligt. En Jo zelf?
Moet dit alles gebeuren zonder dat hij er iets van te voren
van hoort of zal zij hem zelf een beslissing laten nemen? Moet
zij met hem praten, hem vertellen waarover het gaat? Nee, zij
kan het hier niet uithouden! Ze moet naar buiten gaan, onder
mensen zijn, anders zal zij stikken! En zij moet lopen, ver lopen,
anders zal ze krankzinnig worden...
Even later staat ze buiten in de avonddrukke straat. Waar
moet zij nu heen? Och, het komt er niet op aan... En met grote
passen loopt zij in de richting van de Nijl.
Het water glanst donker. Het lijkt stil te staan. Roodachtig
hangt de maan over de Nijlbrug. Zij weerspiegelt zich in het
water, maar tussen de landkettingen van de brug schijnt haar
glans zeer mat. Een warme wind komt uit het zuiden; zachtjes
doet hij de bladeren aan de acaciabomen aan de oevers be
wegen. Aan de andere zijde van de rivier liggen talrijke woon
schepen. Breed en vlak versierd met bolle lampions en schitter-
lampjes aan de boeg, liggen ze op de stille oppervlakte van
het water; karakteristiek voor de Nijl, eigendom van de elite van
Cairo...
„De familie Brackweiser heeft zo'n boot," denkt Helga.
„Misschien is het wel die daar, met die verlichte raampjes;
of die andere, grotere, iets verder naar binnen. Vandaar komt
de gramofoonmuziek, binnen wordt zeker gedanst."
Maar dan bedenkt zij, dat de boot van de familie Brackwieser
meer naar buiten moet liggen; het is immers een motorjacht
en ze maken er soms grote tochten mee. En juist daarom, om
dat het een motorboot is, vindt Jo het zo geweldig om mee te
gaan.
Och, maar dat is immers een leugen, dat is niet waar! Voor
Jo is alles even verleidelijk. En hoe lang zal het nog duren
voor hij zich door deze rijkdom zal laten vangen. O, zij haat
het allemaal Zij haat die mensen met hun geld en zij heeft
slechts minachting voor hen! Maar wat helpt dat! Deze rijk
dom zal machtiger zijn dan zij; hij zal het winnen om haar
jongen! Zij voelt het met een drukkende zekerheid...
Helga holt langs de promenade alsof iemand haar op de
hielen zat. De dromers op de oeverbanken, de paartjes, die
na een afmattende dag in de hete zon, hier rust zoeken in het
gras, richten zich verschrikt omhoog. Wat is dat dan. Wie
heeft er in dit late uur nog zo'n haast?
Maar Helga merkt niets van de stoornissen, die zij teweeg
brengt. Met gebogen hoofd, de handen gevouwen op haar rug,
stormt zij voort, niets anders verwachtend en niets anders wen
send dan voldoende moe en moedeloos te zijn, om het vreselijke
besluit, dat zij genomen heeft, te kunnen uitvoeren.
Als zij eindelijk opkijkt ziet ze, dat ze al in Kasr-el Dubara
is. Ruime landhuizen met bloeiende tuinen en hoge portalen
staan langs de weg; hier en daar staan auto's voor de deuren;
zware glanzende wagens, die geluidloos wegrijden en met hun
gele reuzenogen de sluimer van de rustige straat voor enige
seconden verstoren.
Helga blijft besluiteloos staan. Hoe lang is zij niet meer
in dit gedeelte van de stad geweest! Toen Willem nog leefde
heeft zij hier dikwijls gewandeld: de prachtige villa's bewonderd
en de broeikassen met hun kostbare, exotische inhoud... maar
later, toen was er geen tijd meer geweest; zij moest werken, geld
verdienen; er was een wereld tussen haar en de mensen, die
hier woonden.
En voor het eerst komt de bittere vraag in haar op: Waarom
woon ik eigenlijk hier niet? Dan zou ik lachend de schouders
kunnen ophalen om 't voorstel van mevrouw Brackwieser, geen
advocaat zou het durven wagen haar een voorstel te doen zoals
er nu gebeurd was; in Jo's eigen belang zou zij moeten weigeren,
want niemand in de wereld zou hem betere mogelijkheden voor
de toekomst kunnen bieden dan zij! Maar nu...?
Zij gaat een zijstraat in en weer een volgende zijstraat.
„ik ga naar huis," zegt zij zachtjes in zichzelf.
Maar op hetzelfde ogenblik weet zij, dat zij niet naar huis
wil, zij wil de villa van de familie Brackwieser zien, die hier
in de buurt moet zijn; zij weet, dat het een kwelling zal zijn
en toch wil zij het, om met eigen ogen te zien, wat er voor
Jo op het spel staat.
Zij loopt vlak langs de huizenrij. Ja, in deze straat moet t
zijn. Zij weet het zeker; zij weet zelfs het huisnummer, maar
wat komt het er eigenlijk op aan welk van de grote huizen
met de prachtige poorten het is? In ieder van hen woont de
zelfde zorgeloosheid, dezelfde zekerheid, dezelfde levensvreugde!
Veel van de vrouwen uit de buurt kent zij als klanten van
Maison Angèle; ook in dit jaar is hun leven een aaneenschake
ling van genoegens, de zogenaamde zorgen van hun toilet in
begrepen en voor de toekomst van hun kinderen maken ze zich
geen ogenblik bezorgd... integendeel, glimlachend worden nau
welijks overdachte wensen en verlangens uitgesproken en zij
worden door het lot in vervulling gebracht. Zou bijvoorbeeld
Leotine Brackwieser zo fanatiek haar idee-fixe kunnen volgen
als zij niet Leotine Brackwieser was?
Zou zij tijd kunnen vinden om zelfs maar aan zulke pro
blemen te denken, als zij een verkoopstertje of 'n werkster of
in Helga's plaats was?
Daar hoort zij plotseling voetstappen. Zij weerklinken dui
delijk in de stille, lege straat... Onwillekeurig keert Helga zich
om.
Met haastige passen komt Hans Eckhart haar richting uit.
Weglopen voordat hij mij herkent, denkt Helga. Maar het
is al te laat. Hij komt naar haar toe en staat stil. ,,U, mevrouw
Frank?"
Verder geen vraag, waarom en waarheen? Ze geven elkaar
een hand alsof het vanzelf spreekt, dat zij elkaar hier, voor het
huis van Brackwieser ontmoeten. Tenminste, Hans doet alsof
hij het heel gewoon vindt. En nu is Helga hem er dankbaar voor.
Maar hoe moet het nu verder?
Hans was van plan, naar zijn zuster toe te gaan. Voor een
kwartiertje maar. Zien hoe zij het maakt.
Zij is beangstigend nerveus; zo erg zelfs, dat hij er ernstig
over denkt, er een dokter bij te halen of zijn zwager telegrafisch
terug te roepen.
Maar op dit ogenblik vindt hij het noodzakelijker bij Helga
te blijven. Wat moet er in haar hebben omgegaan, dat hij haar
hier voor het huis van zijn zuster aantreft!
„Laten we teruggaan", zegt hij vriendelijk en neemt haar
elleboog in zijn hand. „Een eindje verderop staat mijn wagen,
laten we naar Cit-Cat toe gaan."
Helga kijkt langs hem heen, dan naar hem op en met een glim
lach zegt ze: „Zo? En in deze stemming?"
Maar Hans heeft voor haar vraag geen antwoord. Als een
kind neemt hij Helga mee, brengt haar naar zijn auto, waar
hij haar zorgzaam inhelpt en met een lichte plaid toedekt.
Het restaurant ligt aan de Nijl, aan de andere zijde van de
city, onder hoge boompalmen, die door rijen lampions met elkaar
verbonden zijn. Er zijn altijd veel vreemdelingen, maar het is
ook een geliefd rendez-vous van de inwoners van Cairo, die er
graag de eerste avondkoelte opzoeken als 't in de stad nog
broeiend heet is.
„Maar op een stil plekje," verzoekt Helga zacht.
Hans Eckhart knikt glimlachend. Natuurlijk zo ver mogelijk
van de drukte vandaan. De kelner helpt hem het tafeltje nog
een beetje in de schauw te schuiven.
Nu zitten zij onder een grote palm, een klein schemerlampje
staat op het tafeltje. Verderop wordt onder het licht van ver
anderde schijnwerpers gedanst. De muziek is prettig; goede,
verzorgde muziek voor de veeleisende vreemdelingen die het
seizoen moeten brengen.
Nadat de kellner, die hen bediend heeft, vertrokken is, legt
Hans met een bijna liefkozend gebaar zijn hand op Helga's arm:
„Vertelt U eens: ik zie dat er iets gebeurd is."
En Helga, verwonderd over zichzelf, vertelt; van het aan
bod van de advocaat, van de opzegging van haar betrekking,
van haar angst, van de plotselinge drukkende zorgen om Jo's
toekomst, van haar twijfel, of zij goed deed; van alles.
H-ns Eckhart luistert met gebogen hoofd. Als zij 't voorstel
van de bloedtest aanroerd, kijkt hij op.
„Zal ik het doen?" vraagt Helga ademloos. „Tenminste dat?"
Hans Eckhart knikt nadrukkelijk. „Doet u dat! Het is de
enige redding!"
Ademloos leunt Helga in haar stoel terug. Maar dan krijgt zij
het gevoel alsof een loodzware last van haar afgenomen is.
Ja, zij zal het doen. Als deze man hier het haar aanraadt,
zal het goed zijn...
„Maar Jo? Denkt u, dat hij zich voor een bloedtest zal lenen,
als hij niet weet waarvoor?"
„Vertelt u hem waarvoor het gaat! Misschien begrijpt hij het
beter dan u denkt!"
Een ogenblik staart Helga voor zich heen. „Aangenomen",
zegt zij dan, „dat Jo tot dezelfde bloedgroep zou behoren als
uw zwager, zou het dan vaststaan, dat hij zijn zoon is?"
Hans Eckhart buigt zich voorover. „Niet absoluut. Maar aan
genomen, dat hij niet tot de bloedgroep van mijn zwager zou
behoren, dan zou het wel vaststaan, dat hij niet zijn zoon is!
Dat is onze kans, Helga!" Hij weet niet, dat hij haar voornaam
noemt.
Ook Helga heeft het ternauwernood opgemerkt. Maar dat
hij zegt: „Onze kans", dat doet haar van geluk en dankbaar
heid de tranen in de ogen springen. Dus is er toch iemand in
de wereld, die met haar meevoelt. Dus is zij toch niet helemaal
alleen?
„Zeg dus uw zuster," begint zij zacht, met half gesloten ogen
en achterovergeleund in haar stoel: „Zegt u haar, dat ik tot de
bloedtest toestem, op voorwaarde, dat mijn jongen het er ook
mee eens is." En, zich oprichtend: „Maar haar geld kan ze hou
den niettegenstaande alles! Mijn besluiten zijn namelijk niet
te koop!"
(Wordt vervolgd)
STATIONSSTRAAT 17 - BERGEN
500 gr. magere osselappen f 1,75
250 gr. metworst f 0,60
250 gr. leverworst f 0,30
250 gr. bloedworst f 0,30
per '/2 kg
Kalfsfricandeau 500 gr. f 1,90
Kalfslappenf 1.70
Gehaktf 1,65
Vet Spekf 0,90
Mager Spekf 1,50
Rauw Rundvet f 0,45
Rauwe Reuzelf 0,45
Varkenspootf 0.35
l1/2 kg varkenspoot f 1.
Doorr. varkenslappen f 1,50
Schouderkarbonade f 1,60
Ribkarbonadef 1,80
Haaskarbonade f 1,90
Magere Lappen f 2,10
Fricandeauf 2,35
Saucijsjesf 1,65
Doorr. runderlappen f 1,50
Magere runderlappen f 2,
Riblappenf 2,05
Rosbieff 2,30
Biefstukf 2,90
Gehakt rundf 1,60
Gehakt h.o.hf 1,45
Metworstf 1,55
Leverworstf 0,90
Bloedworstf 0,90
FIJNE VLEESWAREN
per 100 gr.
Patéf 0,50
le Gelardeerde lever f 0,60
Tongenworstf 0,30
Leverkaasf 0,45
Boterhamworst f 0.35
Hamworstf 0,35
100 gr. kinnebakham f 0,20
Ham (mager)f 0,55
Pekelvleesf 0,45
Pekelvlees 150 gr. f 0,60
Gebr. Gehaktf 0,35
150 gr. gebr. gehakt f 0,45
Zure Zult f 0,25
Leverworstf 0,20
Bloedworstf 0,20
Metworstf 0,32
Rauwe Rookworst f 0,37
't WINKELTJE
Nordemann
o.a. ook „Liberty''
„TOBRALCO"
Katoen nieuwe dessins
Kleine Dorpsstraat 25 - Bergen
Weet 't, De Vijzel heeft 't
vanaf f 2,60
vanaf f 0,60
Eerste kwaliteit
H. D. KLAASEN - Apoth. Ass.
Kerkstraat 4 - Telefoon 2383
GARAGE P. BOOD
Dorpsstraat 6
Turner
RIJWIELEN: Raleigh
Burgers E.N.R.
R.S.
Batavus
Burco
Stoelen, Tafels, Manden,
Theebladen en Wiegen.
Tevens het aangewezen adres voor
reparaties, ook voor Hotels en Pen
sions, afgehaald en thuis bezorgd
Jaagkade 3, Groet, tel. K 2209-533
Heel 't gezin heeft
belangstelling
voor
Profiteert van de
publiciteitswaarde
die daarin gelegen is