RANG is alleen RANG als er RANG op staat. eieren SIDONIUS DE JONG Beddenzaak in café Klop Weet 't „De Vijzel" heelt t H. D. KLAASEN Apoth. Ass. 24,90 42,90 67,85 37,50 52,50 37,85 55,00 24,90 39,85 149,50 52,50 89,50 24,90 10,90 25,90 12,90 15,90 12,90 19,85 6,90 22,90 119,50 129,50 385(3 Bakkerij Zweep HAANTJES, BOLLETJES, KRANSJES Jle£t<Mne>-<ianbUcUHQ> Speciaal Beddenzaak INGEZONDEN MEDEDELING Het merk RANG staat duidelijk op iedere Rangrol, alsook op het beschermend omhulsel van ieder Rangetje RANG, een product van de Kingfabrieken :<€<3 ALS DE DEUR achter Joachim is dichtgevallen, zegt Hans Eckhart op verdrietige toon: „Hij houdt niet van me, hij ver trouwt mij niet. Al heb ik hem nu al meer dan tienmaal in het Mennacafé op mokka-ijs gefuifd; misschien juist! Het was ver keerd van mij, de manier waarop ik met hem kennis gemaakt heb, was verkeerd.' Helga trekt de schouders op. Zij ziet er moe en overspannen uit, zelfs hier bij het vriendelijke lamplicht. Haar ogen hebben een koortsachtige glans; haar vingers trillen onzeker bij iedere beweging. Onder het eten al heeft Hans het opgemerkt. Maar de spanning tussen haar en de jongen is ondragelijk. Jo spreekt met haar op een overdreven beleetde correcte manier en Helga s stem wordt bevend en onzeker als zij hem antwoordt. Het moet voor beiden een kwelling zijn om zo te leven „Over veertien dagen," begint Hans Eckhart en zijn stem is warm van meegevoel, „over veertien dagen is het ergste in elk geval voorbij. Als Thomas Brackwieser weer thuis is en hoort hoe ver zijn vrouw deze zaak heeft doorgedreven, dan zal hij zeker niet tegen die bloedtest zijn: integendeel er waarschijnlijk zelfs op aandringen. „En dan?" Hans Eckhart neemt Helga's hand in de zijne. „Dan zullen we naar ik hoop, de zekerheid krijgen, dat Jo niettegenstaande alles UW zoon is. Hij buigt zich naar haar toe en kijkt haar onderzoekend aan. Zou zij deze gelegenheid nu niet te baat nemen en hem eindelijk de waarheid zeggen? Hem tenminste eerlijk bekennen, dat zij niet de werkelijke moeder van Jo is? Maar Helga staart zwijgend voor zich, de handen mat in haar schoot. „Veertien dagen nog," zegt zij eindelijk, na lang zwijgen. „Hoe zal ik dat uithoudend Praten en altijd maar weer praten zonder dat hij mij begrijpteen enerverend, onzinnig langs elkaar heen praten. Hij begrijpt mij niet en ik begrijp zijn on gewone stijfhoofdigheid niet. Daarbij die minachting waarmee hij mij aankijkt! Of ik opdracht gegeven had, hem door u te laten omkopen, heeft hij mij gisteravond gevraagd! En op wat voor een toon! U zou hem immers niet voor niemendal mee naar grote cafés nemen! Maar die bloedtest wil hij nu laten nemen. Hij schijnt plotseling daartoe besloten te hebben; hij wil niemand in de weg staan, heeft hij gezegd, we moeten maar met hem doen, wat wij wilden, maar misschien hoopt hij in het geheim even heftig, dat zij positief voor ons uitvalt als ik Ofschoon hij mij natuurlijk nooit vergaven zal, dat ik hem weg wilde sturen. Terwijl ik immerszij zwijgt plotseling en kijkt Hans Eckhart verschrikt aan. Het wordt heel stil in de kamer; het fluiten van Jo, boven, in zijn kamer, klinkt duidelijk tot de twee mensen door. Helga verbreekt eindelijk de stilte: „En die andere, René Brackwieser, wat zegt die van de hele geschiedenis? „Ja, dat was heel merkwaardig", zegt Eckhart. „Eerst had Leotine een uitvlucht bedacht om hem op de bloedtest voor te bereiden, en hij had gedaan, alsof hij alles geloofde en het heel gewoon vond. Maar gisteren was hij opeens gekomen, en hij had gezegd, dat hij wist, dat er hier comedie werd gespeeld. en dat hij wist waar het om ging Dat was natuurlijk niet waar; hij voelde waarschijnlijk, dat er iets bijzonders in huis gebeurde. Maar toen had Leotine hem gisteravond nog het hele geval verteld.' „En?" Hans Eckhart haalt zijn schouders op: „Niets, hij heeft het zonder een woord te zeggen aangehoord, is verlegen door de kamer gaan lopen, ons met schuine blikken aankijkend, maar heeft geen enkele vraag gedaan." Helga glimlacht bitter: „Voor wie is het nu erger? Voor uw zuster of voor mij?" Hierop kan Hans Eckhart geen antwoord geven. Hij haalt zwijgend de schouders op. Buiten balkt een ezel, een voorbijratelende vrachtwagen doet het huis trillen: schrille kinderstemmen weerklinken, niettegen staande de avond al ver gevorderd is. Lange tijd zwijgen zij. Dan met een poging tot opgewekt zijn, staat Helga op. „We zouden immers die Griekse wijn proberen", zegt ze lachend „O, wat ben ik een slechte gastvrouw", en zij staat op Maar Hans Eckhart houdt haar met een bruuske beweging terug: „Ga niet weg! Zeg mij eindelijk liever de waarheid!" Een vlammend rood trekt over Helga's mooie gezicht. In haar ogen komt de uitdrukking van intense angst. „Welke waarheid, mijnheer Eckhart?" Dat moet koel en uit de hoogte klinken, maar het klinkt on zeker en verward. „U bent niet Jo's moeder, maar zijn stiefmoeder! Dat heeft Jo me uit eigen beweging of misschien zonder er bij te denken, toevertrouwd. Maar waarom houdt u dat voor mij geheim? Dat u het niet aan mijn zuster verteld heb en ook liever niet wilt dat zij het weten zal, dat kan ik begrijpen. „Maar ik? Ik, Mevrouw Frank? Hoe kan ik met u samen om uw jongen vechten, als u de meest gewichtige dingen voor mij verborgen houdt? Of.Maar nee, ik wil niet iets zeggen dat u nog nerveuzer maken zou. Maar ik verzoek u dringend mij de waarheid te zeggen, alle kaarten op tafel te leggen! Het is beter het nu te doen, dan misschien later voor die advocaat van Leotine, die er dan misbruik van maken zou, zonder dat ik er iets aan zou kunnen doenSpreekt u dus, alstublieft!" Haastig en een beetje schor heeft hij gesproken, Helga's han den vastgegrepen en haar bijna smekend aangezien. Nu laat hij haar los en wendt het gezicht af. Langzaam laat zij zich in haar stoel terugglijden „Mijn kaarten openleggen?" mompelt zij. En dan, terwijl de tranen in haar ogen komen: „Ik speel een verloren spel, dat weet ik allang. Ik weet ook dat ik er allang met u over had moeten praten. Maar ik heb altijd gedacht: Ook hij zal mij niet begrijpen als hij de waarheid hoort. En wat moet ik dan beginnen? Waar moet ik dan heengaan, als ook hij niet meer met volle overtuiging aan mijn kant staat. Weer helemaal alleen zijn? Me alleen verdedigen tegen uw zuster? Ze glimlacht door haar tranen heen. „Je went er zo ongelofe lijk vlug aan een ander mens naast je te hebben." „Hij blijft ook naast u," zegt Hans Eckhart ernstig. Voor een ogenblik sluit Helga de ogen. Haar mond trilt een beetje. „Nu dan", begint ze met een diepe zucht. „Jo's moeder is kort na zijn geboorte gestorven - dat hebt u zélf al gehoord, nietwaar? Zij heette Hella, bijna de zelfde naam als ik heb Daarom kon voor Jo het feit dat ik zijn stiefmoeder ben, zo gemakkelijk verborgen blijven. En ook uw zuster schijnt het niet gemerkt te hebben. Anders zou zij er zeker gebruik van gemaakt hebben." „En weet u iets van deze Hella af? Ik bedoel, dat zij mis schien indertijd bij de geboorte van haar kind enigszins getwij feld zou hebben, net als mijn zuster? Heeft haar man u daar misschien wel eens iets over verteld? „Niets. Hij heeft me trouwens heel weinig van zijn eerste vrouw verteld. Hij heeft heel veel van haar gehouden, heeft heel veel met haar doorgemaakt en ze waren doodgelukkig over de geboorte van het kind." „Was zij ook een Duitse?" Helga knikt. „Ja, natuurlijk. Hij had haar immers in Duits land leren kennen. Zij wilden toen naar Amerika vluchten „Ja, zij is tegen de wil van haar ouders getrouwd. Zij is er met hem van door gegaan; in Londen zijn zij getrouwd, en in plaats van naar Amerika te gaan, zijn ze toen hier in Cairo gestrand. Zij moeten heel gelukkig zijn geweest; alleen moet zij veel verdriet gehad hebben over haar familie, die zich nooit met haar heeft willen verzoenen. Zij moet herhaaldelijk geprobeerd heb ben met hen in contact te komen, maar altijd tevergeefs „Eigenaardig." „Zo eigenaardig is het niet! Stel u maar eens voor, een klein- burgerlijke familie in een bekrompen Duits stadje en de enige dochter gaat er met een jonge man van door! „Waar kwam zij vandaan? Weet u dat? Helga steunt het hoofd nadenkend in haar beide handen. „Waar zij vandaan kwam? Ik geloof ergens uit de buurt van Neurenberg of uit Neurenberg zelf." Hans Eckhart heft het hoofd op. „Och En hoe heette zij? Hebt u haar gekend? Hoe zag zij er uit? Lijkt Jo misschien op zijn moeder? Ach, waarom hebt u mij dit alles toch niet eerder verteld? Luister, als Jo op zijn moeder lijkt is de hele kwestie daarmee al opgelost. Laat mij toch eens een portret van haar zien! Dat hebt u toch zeker wel.' Helga glimlacht mat. „Een ogenblik, mijnheer Eckhart! Ik heb u nog niet alles verteld. Ik heb namelijkWeet u, toen ik met Willem Frank trouwde, was ik in het begin van ons huwelijk krankzinnig jaloers op zijn gestorven vrouw, om dat ik wist, dat hij erg veel van haar had gehouden. Ik dacht altijd, voor de tweede maal kan iemand niet meer zo liefheb ben...... overigens heb ik Hella Frank maar een enkele keer gezien. Ik heb haar bij wederzijdse kennissen in Assuan leren kennen dat was in de winter voordat Jo geboren werd.' „Nee, ik was samen met mijn ouders: die gingen indertijd elk jaar voor hun vakantie naar Egypte En de familie Frank had toen een uitstapje gemaakt." „En verder „O, verder niets. Ik zag Willem Frank pas terug toen zijn eerste vrouw drie maanden dood was. En toen zijn wij ge trouwd, dat was anderhalf jaar later. En om nog eens op mijn jaloezie op Frank s vrouw terug te komen, alles, wat aan haar herinneren kon, verwijderde ik zoveel mogelijk uit het huis, en Wil kon dat blijkbaar goed begrijpen, want hij sprak met mij nooit meer over haar. Hans Eckhart staart naar zijn handen, die hij om zijn knieën gevouwen heeft. „Maar het kind? Jo dat was toch van zijn ooref» \rrniivi7 niOf eerste vrouw, nietwaar? Of Maar Helga begrijpt zijn voorzichtige vraag niet. „Ja, het kind! In het begin was dat heel moeilijk voor mij Maar ten slotte was het toch ook Willem s. En het was zo schattig! En zo hulpeloos. Welke vrouw zou op den duur een moederloos kind van anderhalf jaar kunnen weerstaan? En ter- wille van het kind besloten we dan ook tot mijn grote blijd schap alles weg te ruimen wat aan Hella had kunnen her inneren: alle portretten, brieven en documenten. De jongen moest geloven dat ik zijn echte moeder was. En hij heeft het geloofd^ Pas als hij volwassen zou zijn, zou ik hem alles hebben verteld en hem de nalatenschap van zijn moeder hebben gege ven. NuZij zwijgt en kijkt in gedachten verzonken naar het plafond. Ook Hans Eckhart zwijgt. Goed dat Leotine dit alles maar niet weet, denkt hij. Het zou de dingen alleen maar ingewikkel der maken. Goed dat zij het niet weet! Maar zal het op den duur verborgen kunnen blijven. Zal die advocaat niet alles doen om nauwkeurige gegevens te krijgen? Hij zal spoedig genoeg te weten komen dat Helga de tweede vrouw van Willem Frank was. En wat dan? Dat Helga dat verzwegen heeft zal Tine's argwaan nog meer opwekken. Zij zal dan waarschijnlijk niet eens meer tevreden zijn met de bloedtestWaarheen zou dit alles nog leiden? Hoe zouden die twee vrouwen elkaar nog kunnen kwellen! Dan staat hij op, gaat voor Helga staan en zegt op nadruk kelijke toon: „U moet zorgen dat u portretten van deze Hella Frank kunt laten zien. En papieren over haar, en misschien be staan er ook nog brieven, waarin op de een of andere manier inlichtingen over de geboorte van Jo te vinden zijn. Wij moeten de anderen trachten voor te zijn: we moeten precies op de hoogte zijn, wat deze Hella Frank betreft. Denk eens aan! Als zij maar enigszins op Jo lijkt, dan zijn we al half gered!" Als met moeite staat Helga van haar stoel op, loopt een paar schreden de kamer in, draait zich om en zegt bijna toon loos: „Maar zij lijkt juist niet op hem. Niet in het minst. Ik weet het! En dat is juist zo verschrikkelijk". ,Hoe zo?" vraagt Hans zacht. Hij durft bijna geen adem te halen. „Ik begin bijna aan mijn eigen zaak te twijfelen!" steunt Helga zachtjes de handen tegen de slapen gedrukt. In twee stappen is Hans bij haar. Hij grijpt haar handen en dwingt haar hem in de ogen te zien. „Helga! Dus de enige reden, dat je de jongen wilt afgeven, is niet alleen omdat je hem een betere toekomst verzekeren wilt, maar ook, omdat je zelf gelooft, dat hij een Brackwieser is. Zo ver ben je al! Zo ver weg van je jongen!" Helga antwoordt niet. Zij zinkt in elkaar alsof haar benen haar niet meer kunnen dragen en weent zonder een kik te geven. Een poos ziet Hans Eckhart neer op haar donker hoofd, haar schokkende schouders en haar gloeiend-hete handen, die hij in de zijne genomen heeft. O, kon hij haar maar helpen! Een warm gevoel doortintelt hem. Hij kan niet andershij legt zijn armen om de schreiende vrouw en trekt haar naar zich toe. „Arm kindis alles wat hij zegt. VOOR DE DERDE MAAL staat René Brackwieser nu al voor de Franse school om de blonde jongen te bespieden, waar van hij de naam niet weet. Als hij vandaag nu weer niet komt?denkt René, woe dend op zichzelf omdat hij deze vreemde jongen naloopt, die hem waarschijnlijk al helemaal vergeten is. Als hij mij vergeten is, peinst hij verder, dan doe ik alsof ik hem ook vergeten ben. „Wij hebben elkaar toch al eens ergens gezien?" vraag ik dan zo langs mijn neus weg en krabbel een beetje aan m'n hoofd, alsof ik heel erg nadenken moet. „Waar was dat ook weer, waar we elkaar ontmoet hebben?" En dan kan hij zich tenminste niet verbeelden, dat ik naar hem gezocht heb Maar ditmaal wacht René niet tevergeefs. Met een troep andere jongens komt hij het schoolportaal uitgestormd, zijn boe kentas rondzwaaiend boven zijn hoofd en een soort Indianen- kreet uitstotend. René Brackwieser heeft nog juist tijd, om zich in een naast- bijzijnd portiek verdekt op te stellen; daar vliegen de jongens hem al voorbij, de blonde vooraan, nog steeds zwaaiend met z'n tas. „Dat gebrul is nou weer niks voor mij," dénkt René kritisch en ziet de troep jongens, die zich langzamerhand door de brede straat verspreid heeft, na. Nee, van al die jongens zou hij er niet één willen leren kennen; en of hij het nog prettig vindt de kennismaking met die blonde te hernieuwen weet hij opeens niet meer. Besluiteloos volgt hij hem, nog steeds zorgend, niet gezien te worden en toch angstig, dat de andere jongen in het straatgewoel uit het oog te zullen verliezen. Dan krijgt hij plotseling een idee. Hij rent naar de andere kant van de straat, loopt verborgen achter een tram, de andere jongens een eind vooruit, gaat dan weer op het eerste trottoir terug en loopt nu, met een onverschillig gezicht de troep jon gens tegemoet. Hij is al tamelijk dichtbij als de blonde jongen hem plotseling ontdekt. Onopgemerkt laat hij zijn schoolkame raden vooruitlopen en verspert de weg. „Goeie dag!" zegt hij vrolijk en schaterend van plezier. René speelt zijn rol tot aan het einde, schrikt op, doet heel verwonderd,Och, ben jij het? Ga je hier op school?" „Natuurlijk, dat kun je toch wel aan m'n pet zien." „Heb ik niet op gelet bromt René. Ze geven elkaar de hand. Die van Jo is vol grote inktvlek ken. Zijn lichte ogen glijden langzaam van deze inktvlekken over de andere jongenover zijn mooie, moderne kleren, z'n schoenen, z'n mooie broek. „Waar ging je naar toe? „O, 'n boodschap, hier in de buurt Jo pakt z'n tas weer op. „Ik ga een eindje met je mee! Goed' René wordt vuurrood. „Ja best, maar die boodschap kan ik wel een andere keer - doen Ze staan voor elkaar en kijken elkaar besluiteloos aan. „Ik weet, waar ze hier in de buurt aan het bouwen zijn, daar wordt nu juist gebaggerd zegt Jo. „Reuze diep!" moedigt hij aan. Hij hoopt van harte, dat de andere niet dadelijk weer verdwenen is! „Laten we er heen gaan besluit René. Naast elkaar stappen zij voort. René fluit zachtjes een deun tje enkel van verlegenheid. Joachim heeft plotseling een onge motiveerde belangstelling voor de toch niet bijster interessante etalages van de voorstad, die hij daarentegen tweemaal per dag ziet! Ineens vraagt Jo: „Ben je nog wel eens in het Eskebije-park geweest?" Waarom René voor een moment ophoudt met flui ten om te antwoorden: „Nee, nooit meer Natuurlijk zijn ze allebei nog diwijls daar geweest om naar elkaar te zoeken, maar waarom zouden ze dat bekennen? Dan zijn ze op de bewuste plek aangeland; met n planken omheining is het bouwterrein van de straat afgeschut, maar Jo weet een kleine deur, waardoor ze naar binnen sluipen. Daar werkt kuchend en steunend de baggermachine. Bruine werk lui, met naakt bovenlichaam brengen aarde en stenen aan. ,,Fijn hè?" Ze wandelen het hele terrein rond, worden door een opzichter weggejaagd maar komen aan de andere kant weer terug. Tenslotte gaan ze op een stapel planken zitten; daar is het veiliger en ze kunnen vandaar uit alles toch overzien. „Hier moeten we eens vaker heengaan", waagt Joachim ein delijk en kijkt tersluiks naar zijn buurman. „Interesseert het je, als er later gebouwd wordt?" René Brackwieser voelt plotseling zijn hart kloppen. Ucn, natuurlijk interesseert hij zich er voor: maar „Ik ben niet lang meer in Cairozegt hij ernstig. Jo draait zich verwonderd om. „Zo, gaan jullie verhuizen. „Nee, ik alleen". Ze zwijgen allbei. Jo kan het met zichzelf niet eens worden of hij al dan niet zal vragen waar de jongen heen gaat. René hoopt vurig, dat de andere het vragen zal. Maar de vraag komt niet en met gefronst voorhoofd komt het er eindelijk uit: „Ik meen, ik bedoel, verhuizen ga ik eigen lijk niet ik ga er vandoor!" Joachim springt op. René haalt diep adem. „Man!" zegt Jo dan en zijn stem is donker van bewondering. René gaat rechtop zitten. Hij weet nu niet meer wat hij doen zal. Zwijgen of vertellen. De baggermachine maakt nu een hels lawaai. Van de bouw keet uit wordt in het Arabisch geschreeuwd. Iedereen gaat naar de plaats waar gebaggerd wordt. Maar de jongens verroeren zich niet. Er zijn belangrijker din gen in de wereld dan de baggermachine. Er vandoor gaan! Het zijn toverwoorden voor de twee jongens. „Ik heet Brackwieser, René Brackwieser „Nee!" schreeuwt de andere jongen en wordt vuurrood. „Ben jij Brackwieser, die aan de Nijl woont achter de Promenade? In dat gele huis? Brackwieser van de Heliopolis?" „Ja, natuurlijk, er is toch maar één Brackwieser in Cairo". Dit laatste niet zonder trots. Jo zit al lang niet meer op zijn plaats. Wijdbeens staat hij voor René, de handen op de heupen; hij kijkt de andere jongen aan, alsof hij hem nu pas voor de eerste maal ziet. „Ja natuur lijk, er is maar één Brackwieser tenminste, zijn moeder is plotseling niet helemaal wijs geworden en verbeeldt zich zo iets en mijnheer Eckhart „Eckhart? Dat is mijn oom!" „En ik ben Frank! En jouw moeder en daarom wil ik weg. Maar dat jij het juist moet zijn, waarom ze zo n herrie hebben! „Hoe zo? De herrie is toch ook om jou? Maar René haalt alleen maar zijn schouders op. Opeens ziet hij er veel ouder uit. „Och, om mijMijn moeder wil jou hebben en mij kwijt zijn. Maar jouw moeder ,Wil mij ook kwijt". ,Maar er is nooit over gesproken, dat ze mij wil hebben Ze kijken elkaar aan „Zou jij dan een Brackwieser willen zijn?" Jo schudt het hoofd. „Och, onzin! Maar wat kun je er aan doen? 't Is hun opeens allemaal in hun hoofd geslagen". René vraagt verder. „Ken je haar? Mijn moeder, bedoel ik?" Joachim knikt. Hij vindt het vervelend, dat hij haar kent. „En hoe vind je haar?" Een lastige vraag. Hij ontwijkt het antwoord door de schou ders op te trekken. René laat het hoofd zinken. „Ze kan mij niet uitstaan. Toen ik nog heel klein was, heeft zij er al over gezeurd, dat ik niet op papa lijk. Uren lang heeft zij daarover gesproken met de kinderjuffrouw. Idioot! Ik kan het toch ntet helpen!" Hij kijkt opzij, schaamt zich een beetje. Waarom praat hij eigenlijk ook zo veel? „Mijn moederJo wacht een secondewas altijd erg lief. Nu pas is ze stapelgek geworden. Maar nu wij elkaar kennen, jij en ik, besluiten we eenvoudig, dat we niet omge ruild willen worden wat kunnen ze dan nog doen?" Zo gerust stellend, gaat hij weer zitten. Maar René weet veel beter! Bij ons wordt er steeds opgebeld door zo n advocaat en de dokter uit het ziekenhuis bemoeit zich er mee en enNee, er zit maar één ding op; er vandoor gaan! En ik mij kan het niets schelen. Ik heb er trouwens allang genoeg van. De ouwe heer is geschikt hoor, die bemoeit zich niet veel met me, heeft genoeg met zijn zaken te doen en hij wordt alleen maar woedend als hij wil, dat mijn moeder iets zal doen en zij zegt, dat het niet kan, omdat zij zich met mij moet bemoeien. Dat kan hij eenvoudig niet uitstaan! Maar mijn moeder? Ze kan wel eens aardig zijn. maar dikwijls ook niet. En dat gezeur altijd: „Op wie lijkt die jongen toch? Waar heeft hij toch die neus vandaan en waarvan dit en dat?" Als zij niet met me tevreden is, had ze me al eerder moeten wegsturenmaar nu heb IK er genoeg van! Nu ga ik zelf!" „Nog voor de bloedproef?" René haalt de schouders op: „Misschien." „Waar ga je dan heen?" Maar René's besluit heeft blijkbaar toch nog geen vaste vorm aangenomen. Het enige, wat voor hem vaststaat is, dat hij weg wil; waarheen en hoe, weet hij nog niet „Als je het niet goed voorbereidt, komt er geen klap van terecht", meent Jo wijs. René knikt, met gefronst voorhoofd. „Ja, ja, natuurlijk Dan zwijgen ze weer, trekken met hun hakken kringen en strepen in het zand en denkendiep na Plotseling komt Jo tot de conclusie: „Als jij er werkelijk van door gaat, schiet ik er niets mee op, mij ruilen ze dan toch!" René heft het hoofd op; een ogenblik is er een spotlichtje in zijn ogen. „Best mogelijk. Maar dat is niet erg voor je! Mijn kamer is piekfijn in orde, hoor! Door het raam kun je vanuit bed op het dak komen, zonder dat iemand het merkt. Én ik heb een touwladder Denkt U nog om de op de zaterdagen 13 en 20 april a.s. te Groet heeft voor Palm Pasen MOLENSTRAAT 3 - BERGEN Kastpapier, Wassoorten. Anti Motmiddelen, Sponzen en Zemen. Kerkstraat 4 - Bergen - Telefoon 2383 in onze DIVANLEDIKANT, 80x190 DIVANLEDIKANT, 2-persoons DUBBEL DIVANBED tweemaal 80x190 KANTELBED 1-persoons KANTELBED 2-persoons LEDIKANT, 1-pers. met voetboord en prima spiraalmatras 2-persoons MATRAS, 1-persoons prima gevuld MATRASSTEL 2-persoons, 3-delig JAVA KAPOK- MATRASSTEL 2-persoons, 3-delig VERENDE MATRAS 1-persoons verendeMATRASSTEL 2-persoons, 3-delig KINDERLEDIKANT solide uitvoering KINDERLEDIKANT- MATRASJE, frisse streepdessins KINDERBOX MET BODEM, prima beuken WOLLEN DEKENS WOLLEN DEKENS prima kwaliteit ZIJDEN DEKENS 1-persoons ZIJDEN DEKENS 2-persoons VITR AGESPREIEN GEWATTEERDE SPREIEN m. volants (Wordt vervolgd) STALEN SLAAPKAMER bestaande uit 1-persoons ledikant, met spiraal, tafel, stoel no rn en nachtkastje "O,Jv Met 2-pers. ledikant SLAAPKAMER best. uit 2-pers. ledikant, tafel, stoel en nachtkastje KOORSTRAAT, hoek LAAT ALKMAAR - TELEFOON 2726

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1957 | | pagina 8