RANG is alleen RANG als er RANG op staat.
eieren
SIDONIUS
DE JONG
Beddenzaak
in café Klop
Weet 't „De Vijzel" heelt t
H. D. KLAASEN Apoth. Ass.
24,90
42,90
67,85
37,50
52,50
37,85
55,00
24,90
39,85
149,50
52,50
89,50
24,90
10,90
25,90
12,90
15,90
12,90
19,85
6,90
22,90
119,50
129,50
385(3
Bakkerij Zweep
HAANTJES,
BOLLETJES,
KRANSJES
Jle£t<Mne>-<ianbUcUHQ>
Speciaal Beddenzaak
INGEZONDEN MEDEDELING
Het merk RANG staat duidelijk op iedere Rangrol, alsook op het beschermend omhulsel van ieder Rangetje
RANG, een product van de Kingfabrieken
:<€<3
ALS DE DEUR achter Joachim is dichtgevallen, zegt Hans
Eckhart op verdrietige toon: „Hij houdt niet van me, hij ver
trouwt mij niet. Al heb ik hem nu al meer dan tienmaal in het
Mennacafé op mokka-ijs gefuifd; misschien juist! Het was ver
keerd van mij, de manier waarop ik met hem kennis gemaakt
heb, was verkeerd.'
Helga trekt de schouders op. Zij ziet er moe en overspannen
uit, zelfs hier bij het vriendelijke lamplicht. Haar ogen hebben
een koortsachtige glans; haar vingers trillen onzeker bij iedere
beweging. Onder het eten al heeft Hans het opgemerkt.
Maar de spanning tussen haar en de jongen is ondragelijk.
Jo spreekt met haar op een overdreven beleetde correcte manier
en Helga s stem wordt bevend en onzeker als zij hem antwoordt.
Het moet voor beiden een kwelling zijn om zo te leven
„Over veertien dagen," begint Hans Eckhart en zijn stem is
warm van meegevoel, „over veertien dagen is het ergste in elk
geval voorbij. Als Thomas Brackwieser weer thuis is en hoort
hoe ver zijn vrouw deze zaak heeft doorgedreven, dan zal hij
zeker niet tegen die bloedtest zijn: integendeel er waarschijnlijk
zelfs op aandringen.
„En dan?"
Hans Eckhart neemt Helga's hand in de zijne.
„Dan zullen we naar ik hoop, de zekerheid krijgen, dat Jo
niettegenstaande alles UW zoon is. Hij buigt zich naar haar toe
en kijkt haar onderzoekend aan. Zou zij deze gelegenheid nu
niet te baat nemen en hem eindelijk de waarheid zeggen? Hem
tenminste eerlijk bekennen, dat zij niet de werkelijke moeder
van Jo is?
Maar Helga staart zwijgend voor zich, de handen mat in haar
schoot. „Veertien dagen nog," zegt zij eindelijk, na lang zwijgen.
„Hoe zal ik dat uithoudend Praten en altijd maar weer praten
zonder dat hij mij begrijpteen enerverend, onzinnig langs
elkaar heen praten. Hij begrijpt mij niet en ik begrijp zijn on
gewone stijfhoofdigheid niet. Daarbij die minachting waarmee
hij mij aankijkt! Of ik opdracht gegeven had, hem door u te
laten omkopen, heeft hij mij gisteravond gevraagd! En op wat
voor een toon! U zou hem immers niet voor niemendal mee
naar grote cafés nemen! Maar die bloedtest wil hij nu laten
nemen. Hij schijnt plotseling daartoe besloten te hebben; hij
wil niemand in de weg staan, heeft hij gezegd, we moeten maar
met hem doen, wat wij wilden, maar misschien hoopt hij in het
geheim even heftig, dat zij positief voor ons uitvalt als ik
Ofschoon hij mij natuurlijk nooit vergaven zal, dat ik hem weg
wilde sturen. Terwijl ik immerszij zwijgt plotseling en
kijkt Hans Eckhart verschrikt aan.
Het wordt heel stil in de kamer; het fluiten van Jo, boven,
in zijn kamer, klinkt duidelijk tot de twee mensen door.
Helga verbreekt eindelijk de stilte: „En die andere, René
Brackwieser, wat zegt die van de hele geschiedenis?
„Ja, dat was heel merkwaardig", zegt Eckhart. „Eerst had
Leotine een uitvlucht bedacht om hem op de bloedtest voor te
bereiden, en hij had gedaan, alsof hij alles geloofde en het heel
gewoon vond. Maar gisteren was hij opeens gekomen, en hij
had gezegd, dat hij wist, dat er hier comedie werd gespeeld.
en dat hij wist waar het om ging
Dat was natuurlijk niet waar; hij voelde waarschijnlijk, dat
er iets bijzonders in huis gebeurde. Maar toen had Leotine hem
gisteravond nog het hele geval verteld.'
„En?"
Hans Eckhart haalt zijn schouders op: „Niets, hij heeft het
zonder een woord te zeggen aangehoord, is verlegen door de
kamer gaan lopen, ons met schuine blikken aankijkend, maar
heeft geen enkele vraag gedaan."
Helga glimlacht bitter: „Voor wie is het nu erger? Voor uw
zuster of voor mij?"
Hierop kan Hans Eckhart geen antwoord geven. Hij haalt
zwijgend de schouders op.
Buiten balkt een ezel, een voorbijratelende vrachtwagen doet
het huis trillen: schrille kinderstemmen weerklinken, niettegen
staande de avond al ver gevorderd is. Lange tijd zwijgen zij.
Dan met een poging tot opgewekt zijn, staat Helga op. „We
zouden immers die Griekse wijn proberen", zegt ze lachend
„O, wat ben ik een slechte gastvrouw", en zij staat op
Maar Hans Eckhart houdt haar met een bruuske beweging
terug: „Ga niet weg! Zeg mij eindelijk liever de waarheid!"
Een vlammend rood trekt over Helga's mooie gezicht. In haar
ogen komt de uitdrukking van intense angst.
„Welke waarheid, mijnheer Eckhart?"
Dat moet koel en uit de hoogte klinken, maar het klinkt on
zeker en verward.
„U bent niet Jo's moeder, maar zijn stiefmoeder! Dat heeft
Jo me uit eigen beweging of misschien zonder er bij te denken,
toevertrouwd. Maar waarom houdt u dat voor mij geheim? Dat
u het niet aan mijn zuster verteld heb en ook liever niet wilt
dat zij het weten zal, dat kan ik begrijpen.
„Maar ik? Ik, Mevrouw Frank? Hoe kan ik met u samen om
uw jongen vechten, als u de meest gewichtige dingen voor mij
verborgen houdt? Of.Maar nee, ik wil niet iets zeggen dat u
nog nerveuzer maken zou. Maar ik verzoek u dringend mij de
waarheid te zeggen, alle kaarten op tafel te leggen! Het is beter
het nu te doen, dan misschien later voor die advocaat van
Leotine, die er dan misbruik van maken zou, zonder dat ik er
iets aan zou kunnen doenSpreekt u dus, alstublieft!"
Haastig en een beetje schor heeft hij gesproken, Helga's han
den vastgegrepen en haar bijna smekend aangezien. Nu laat
hij haar los en wendt het gezicht af.
Langzaam laat zij zich in haar stoel terugglijden
„Mijn kaarten openleggen?" mompelt zij. En dan, terwijl de
tranen in haar ogen komen: „Ik speel een verloren spel, dat
weet ik allang. Ik weet ook dat ik er allang met u over had
moeten praten. Maar ik heb altijd gedacht: Ook hij zal mij
niet begrijpen als hij de waarheid hoort. En wat moet ik dan
beginnen? Waar moet ik dan heengaan, als ook hij niet meer
met volle overtuiging aan mijn kant staat. Weer helemaal alleen
zijn? Me alleen verdedigen tegen uw zuster?
Ze glimlacht door haar tranen heen. „Je went er zo ongelofe
lijk vlug aan een ander mens naast je te hebben."
„Hij blijft ook naast u," zegt Hans Eckhart ernstig.
Voor een ogenblik sluit Helga de ogen. Haar mond trilt een
beetje.
„Nu dan", begint ze met een diepe zucht. „Jo's moeder is
kort na zijn geboorte gestorven - dat hebt u zélf al gehoord,
nietwaar? Zij heette Hella, bijna de zelfde naam als ik heb
Daarom kon voor Jo het feit dat ik zijn stiefmoeder ben, zo
gemakkelijk verborgen blijven. En ook uw zuster schijnt het
niet gemerkt te hebben. Anders zou zij er zeker gebruik van
gemaakt hebben."
„En weet u iets van deze Hella af? Ik bedoel, dat zij mis
schien indertijd bij de geboorte van haar kind enigszins getwij
feld zou hebben, net als mijn zuster? Heeft haar man u daar
misschien wel eens iets over verteld?
„Niets. Hij heeft me trouwens heel weinig van zijn eerste
vrouw verteld. Hij heeft heel veel van haar gehouden, heeft
heel veel met haar doorgemaakt en ze waren doodgelukkig
over de geboorte van het kind."
„Was zij ook een Duitse?"
Helga knikt. „Ja, natuurlijk. Hij had haar immers in Duits
land leren kennen. Zij wilden toen naar Amerika vluchten
„Ja, zij is tegen de wil van haar ouders getrouwd. Zij is er met
hem van door gegaan; in Londen zijn zij getrouwd, en in plaats
van naar Amerika te gaan, zijn ze toen hier in Cairo gestrand.
Zij moeten heel gelukkig zijn geweest; alleen moet zij veel
verdriet gehad hebben over haar familie, die zich nooit met haar
heeft willen verzoenen. Zij moet herhaaldelijk geprobeerd heb
ben met hen in contact te komen, maar altijd tevergeefs
„Eigenaardig."
„Zo eigenaardig is het niet! Stel u maar eens voor, een klein-
burgerlijke familie in een bekrompen Duits stadje en de
enige dochter gaat er met een jonge man van door!
„Waar kwam zij vandaan? Weet u dat?
Helga steunt het hoofd nadenkend in haar beide handen.
„Waar zij vandaan kwam? Ik geloof ergens uit de buurt
van Neurenberg of uit Neurenberg zelf."
Hans Eckhart heft het hoofd op.
„Och En hoe heette zij? Hebt u haar gekend? Hoe zag
zij er uit? Lijkt Jo misschien op zijn moeder? Ach, waarom hebt
u mij dit alles toch niet eerder verteld? Luister, als Jo op zijn
moeder lijkt is de hele kwestie daarmee al opgelost. Laat mij
toch eens een portret van haar zien! Dat hebt u toch zeker wel.'
Helga glimlacht mat.
„Een ogenblik, mijnheer Eckhart!
Ik heb u nog niet alles verteld. Ik heb namelijkWeet u,
toen ik met Willem Frank trouwde, was ik in het begin van
ons huwelijk krankzinnig jaloers op zijn gestorven vrouw, om
dat ik wist, dat hij erg veel van haar had gehouden. Ik dacht
altijd, voor de tweede maal kan iemand niet meer zo liefheb
ben...... overigens heb ik Hella Frank maar een enkele keer
gezien. Ik heb haar bij wederzijdse kennissen in Assuan leren
kennen dat was in de winter voordat Jo geboren werd.'
„Nee, ik was samen met mijn ouders: die gingen indertijd elk
jaar voor hun vakantie naar Egypte En de familie Frank had
toen een uitstapje gemaakt."
„En verder
„O, verder niets. Ik zag Willem Frank pas terug toen zijn
eerste vrouw drie maanden dood was. En toen zijn wij ge
trouwd, dat was anderhalf jaar later. En om nog eens op mijn
jaloezie op Frank s vrouw terug te komen, alles, wat aan haar
herinneren kon, verwijderde ik zoveel mogelijk uit het huis, en
Wil kon dat blijkbaar goed begrijpen, want hij sprak met mij
nooit meer over haar.
Hans Eckhart staart naar zijn handen, die hij om zijn knieën
gevouwen heeft. „Maar het kind? Jo dat was toch van zijn
ooref» \rrniivi7 niOf
eerste vrouw, nietwaar? Of
Maar Helga begrijpt zijn voorzichtige vraag niet.
„Ja, het kind! In het begin was dat heel moeilijk voor mij
Maar ten slotte was het toch ook Willem s. En het was zo
schattig! En zo hulpeloos. Welke vrouw zou op den duur een
moederloos kind van anderhalf jaar kunnen weerstaan? En ter-
wille van het kind besloten we dan ook tot mijn grote blijd
schap alles weg te ruimen wat aan Hella had kunnen her
inneren: alle portretten, brieven en documenten. De jongen
moest geloven dat ik zijn echte moeder was. En hij heeft het
geloofd^ Pas als hij volwassen zou zijn, zou ik hem alles hebben
verteld en hem de nalatenschap van zijn moeder hebben gege
ven. NuZij zwijgt en kijkt in gedachten verzonken naar
het plafond.
Ook Hans Eckhart zwijgt. Goed dat Leotine dit alles maar
niet weet, denkt hij. Het zou de dingen alleen maar ingewikkel
der maken. Goed dat zij het niet weet! Maar zal het op den
duur verborgen kunnen blijven. Zal die advocaat niet alles doen
om nauwkeurige gegevens te krijgen? Hij zal spoedig genoeg
te weten komen dat Helga de tweede vrouw van Willem Frank
was. En wat dan? Dat Helga dat verzwegen heeft zal Tine's
argwaan nog meer opwekken. Zij zal dan waarschijnlijk niet
eens meer tevreden zijn met de bloedtestWaarheen
zou dit alles nog leiden? Hoe zouden die twee vrouwen elkaar
nog kunnen kwellen!
Dan staat hij op, gaat voor Helga staan en zegt op nadruk
kelijke toon: „U moet zorgen dat u portretten van deze Hella
Frank kunt laten zien. En papieren over haar, en misschien be
staan er ook nog brieven, waarin op de een of andere manier
inlichtingen over de geboorte van Jo te vinden zijn. Wij moeten
de anderen trachten voor te zijn: we moeten precies op de
hoogte zijn, wat deze Hella Frank betreft. Denk eens aan! Als
zij maar enigszins op Jo lijkt, dan zijn we al half gered!"
Als met moeite staat Helga van haar stoel op, loopt een
paar schreden de kamer in, draait zich om en zegt bijna toon
loos: „Maar zij lijkt juist niet op hem. Niet in het minst. Ik
weet het! En dat is juist zo verschrikkelijk".
,Hoe zo?" vraagt Hans zacht. Hij durft bijna geen adem te
halen.
„Ik begin bijna aan mijn eigen zaak te twijfelen!" steunt
Helga zachtjes de handen tegen de slapen gedrukt.
In twee stappen is Hans bij haar. Hij grijpt haar handen en
dwingt haar hem in de ogen te zien. „Helga! Dus de enige
reden, dat je de jongen wilt afgeven, is niet alleen omdat je hem
een betere toekomst verzekeren wilt, maar ook, omdat je zelf
gelooft, dat hij een Brackwieser is. Zo ver ben je al! Zo ver
weg van je jongen!"
Helga antwoordt niet. Zij zinkt in elkaar alsof haar benen
haar niet meer kunnen dragen en weent zonder een kik te geven.
Een poos ziet Hans Eckhart neer op haar donker hoofd, haar
schokkende schouders en haar gloeiend-hete handen, die hij in
de zijne genomen heeft. O, kon hij haar maar helpen! Een warm
gevoel doortintelt hem. Hij kan niet andershij legt zijn
armen om de schreiende vrouw en trekt haar naar zich toe.
„Arm kindis alles wat hij zegt.
VOOR DE DERDE MAAL staat René Brackwieser nu al
voor de Franse school om de blonde jongen te bespieden, waar
van hij de naam niet weet.
Als hij vandaag nu weer niet komt?denkt René, woe
dend op zichzelf omdat hij deze vreemde jongen naloopt, die
hem waarschijnlijk al helemaal vergeten is.
Als hij mij vergeten is, peinst hij verder, dan doe ik alsof ik
hem ook vergeten ben. „Wij hebben elkaar toch al eens ergens
gezien?" vraag ik dan zo langs mijn neus weg en krabbel een
beetje aan m'n hoofd, alsof ik heel erg nadenken moet. „Waar
was dat ook weer, waar we elkaar ontmoet hebben?" En dan
kan hij zich tenminste niet verbeelden, dat ik naar hem gezocht
heb
Maar ditmaal wacht René niet tevergeefs. Met een troep
andere jongens komt hij het schoolportaal uitgestormd, zijn boe
kentas rondzwaaiend boven zijn hoofd en een soort Indianen-
kreet uitstotend.
René Brackwieser heeft nog juist tijd, om zich in een naast-
bijzijnd portiek verdekt op te stellen; daar vliegen de jongens
hem al voorbij, de blonde vooraan, nog steeds zwaaiend met
z'n tas.
„Dat gebrul is nou weer niks voor mij," dénkt René kritisch
en ziet de troep jongens, die zich langzamerhand door de brede
straat verspreid heeft, na. Nee, van al die jongens zou hij er
niet één willen leren kennen; en of hij het nog prettig vindt de
kennismaking met die blonde te hernieuwen weet hij opeens
niet meer. Besluiteloos volgt hij hem, nog steeds zorgend, niet
gezien te worden en toch angstig, dat de andere jongen in het
straatgewoel uit het oog te zullen verliezen.
Dan krijgt hij plotseling een idee. Hij rent naar de andere
kant van de straat, loopt verborgen achter een tram, de andere
jongens een eind vooruit, gaat dan weer op het eerste trottoir
terug en loopt nu, met een onverschillig gezicht de troep jon
gens tegemoet. Hij is al tamelijk dichtbij als de blonde jongen
hem plotseling ontdekt. Onopgemerkt laat hij zijn schoolkame
raden vooruitlopen en verspert de weg.
„Goeie dag!" zegt hij vrolijk en schaterend van plezier.
René speelt zijn rol tot aan het einde, schrikt op, doet
heel verwonderd,Och, ben jij het? Ga je hier op school?"
„Natuurlijk, dat kun je toch wel aan m'n pet zien."
„Heb ik niet op gelet bromt René.
Ze geven elkaar de hand. Die van Jo is vol grote inktvlek
ken. Zijn lichte ogen glijden langzaam van deze inktvlekken
over de andere jongenover zijn mooie, moderne kleren,
z'n schoenen, z'n mooie broek. „Waar ging je naar toe?
„O, 'n boodschap, hier in de buurt
Jo pakt z'n tas weer op. „Ik ga een eindje met je mee! Goed'
René wordt vuurrood. „Ja best, maar die boodschap kan ik
wel een andere keer - doen Ze staan voor elkaar en kijken
elkaar besluiteloos aan. „Ik weet, waar ze hier in de buurt aan
het bouwen zijn, daar wordt nu juist gebaggerd zegt Jo.
„Reuze diep!" moedigt hij aan. Hij hoopt van harte, dat de
andere niet dadelijk weer verdwenen is!
„Laten we er heen gaan besluit René.
Naast elkaar stappen zij voort. René fluit zachtjes een deun
tje enkel van verlegenheid. Joachim heeft plotseling een onge
motiveerde belangstelling voor de toch niet bijster interessante
etalages van de voorstad, die hij daarentegen tweemaal per dag
ziet!
Ineens vraagt Jo: „Ben je nog wel eens in het Eskebije-park
geweest?" Waarom René voor een moment ophoudt met flui
ten om te antwoorden: „Nee, nooit meer
Natuurlijk zijn ze allebei nog diwijls daar geweest om naar
elkaar te zoeken, maar waarom zouden ze dat bekennen?
Dan zijn ze op de bewuste plek aangeland; met n planken
omheining is het bouwterrein van de straat afgeschut, maar Jo
weet een kleine deur, waardoor ze naar binnen sluipen. Daar
werkt kuchend en steunend de baggermachine. Bruine werk
lui, met naakt bovenlichaam brengen aarde en stenen aan.
,,Fijn hè?" Ze wandelen het hele terrein rond, worden door
een opzichter weggejaagd maar komen aan de andere kant weer
terug. Tenslotte gaan ze op een stapel planken zitten; daar is
het veiliger en ze kunnen vandaar uit alles toch overzien.
„Hier moeten we eens vaker heengaan", waagt Joachim ein
delijk en kijkt tersluiks naar zijn buurman. „Interesseert het je,
als er later gebouwd wordt?"
René Brackwieser voelt plotseling zijn hart kloppen. Ucn,
natuurlijk interesseert hij zich er voor: maar
„Ik ben niet lang meer in Cairozegt hij ernstig.
Jo draait zich verwonderd om. „Zo, gaan jullie verhuizen.
„Nee, ik alleen".
Ze zwijgen allbei. Jo kan het met zichzelf niet eens worden
of hij al dan niet zal vragen waar de jongen heen gaat.
René hoopt vurig, dat de andere het vragen zal.
Maar de vraag komt niet en met gefronst voorhoofd komt
het er eindelijk uit: „Ik meen, ik bedoel, verhuizen ga ik eigen
lijk niet ik ga er vandoor!"
Joachim springt op.
René haalt diep adem.
„Man!" zegt Jo dan en zijn stem is donker van bewondering.
René gaat rechtop zitten. Hij weet nu niet meer wat hij doen
zal. Zwijgen of vertellen.
De baggermachine maakt nu een hels lawaai. Van de bouw
keet uit wordt in het Arabisch geschreeuwd. Iedereen gaat naar
de plaats waar gebaggerd wordt.
Maar de jongens verroeren zich niet. Er zijn belangrijker din
gen in de wereld dan de baggermachine. Er vandoor gaan! Het
zijn toverwoorden voor de twee jongens.
„Ik heet Brackwieser, René Brackwieser
„Nee!" schreeuwt de andere jongen en wordt vuurrood. „Ben
jij Brackwieser, die aan de Nijl woont achter de Promenade?
In dat gele huis? Brackwieser van de Heliopolis?"
„Ja, natuurlijk, er is toch maar één Brackwieser in Cairo".
Dit laatste niet zonder trots.
Jo zit al lang niet meer op zijn plaats. Wijdbeens staat hij
voor René, de handen op de heupen; hij kijkt de andere jongen
aan, alsof hij hem nu pas voor de eerste maal ziet. „Ja natuur
lijk, er is maar één Brackwieser tenminste, zijn moeder is
plotseling niet helemaal wijs geworden en verbeeldt zich zo
iets en mijnheer Eckhart
„Eckhart? Dat is mijn oom!"
„En ik ben Frank! En jouw moeder
en daarom wil ik weg. Maar dat jij het juist moet
zijn, waarom ze zo n herrie hebben!
„Hoe zo? De herrie is toch ook om jou?
Maar René haalt alleen maar zijn schouders op. Opeens ziet
hij er veel ouder uit. „Och, om mijMijn moeder wil jou
hebben en mij kwijt zijn. Maar jouw moeder
,Wil mij ook kwijt".
,Maar er is nooit over gesproken, dat ze mij wil hebben
Ze kijken elkaar aan
„Zou jij dan een Brackwieser willen zijn?"
Jo schudt het hoofd. „Och, onzin! Maar wat kun je er aan
doen? 't Is hun opeens allemaal in hun hoofd geslagen".
René vraagt verder. „Ken je haar? Mijn moeder, bedoel ik?"
Joachim knikt. Hij vindt het vervelend, dat hij haar kent.
„En hoe vind je haar?"
Een lastige vraag. Hij ontwijkt het antwoord door de schou
ders op te trekken.
René laat het hoofd zinken. „Ze kan mij niet uitstaan. Toen
ik nog heel klein was, heeft zij er al over gezeurd, dat ik niet
op papa lijk. Uren lang heeft zij daarover gesproken met de
kinderjuffrouw. Idioot! Ik kan het toch ntet helpen!" Hij kijkt
opzij, schaamt zich een beetje. Waarom praat hij eigenlijk ook
zo veel?
„Mijn moederJo wacht een secondewas altijd
erg lief. Nu pas is ze stapelgek geworden. Maar nu wij elkaar
kennen, jij en ik, besluiten we eenvoudig, dat we niet omge
ruild willen worden wat kunnen ze dan nog doen?" Zo
gerust stellend, gaat hij weer zitten. Maar René weet veel beter!
Bij ons wordt er steeds opgebeld door zo n advocaat en de
dokter uit het ziekenhuis bemoeit zich er mee en enNee,
er zit maar één ding op; er vandoor gaan! En ik mij kan
het niets schelen. Ik heb er trouwens allang genoeg van. De
ouwe heer is geschikt hoor, die bemoeit zich niet veel met me,
heeft genoeg met zijn zaken te doen en hij wordt alleen maar
woedend als hij wil, dat mijn moeder iets zal doen en zij zegt,
dat het niet kan, omdat zij zich met mij moet bemoeien. Dat
kan hij eenvoudig niet uitstaan! Maar mijn moeder? Ze kan wel
eens aardig zijn. maar dikwijls ook niet. En dat gezeur altijd:
„Op wie lijkt die jongen toch? Waar heeft hij toch die neus
vandaan en waarvan dit en dat?" Als zij niet met me tevreden
is, had ze me al eerder moeten wegsturenmaar nu heb IK
er genoeg van! Nu ga ik zelf!"
„Nog voor de bloedproef?"
René haalt de schouders op: „Misschien."
„Waar ga je dan heen?"
Maar René's besluit heeft blijkbaar toch nog geen vaste vorm
aangenomen. Het enige, wat voor hem vaststaat is, dat hij weg
wil; waarheen en hoe, weet hij nog niet
„Als je het niet goed voorbereidt, komt er geen klap van
terecht", meent Jo wijs.
René knikt, met gefronst voorhoofd. „Ja, ja, natuurlijk
Dan zwijgen ze weer, trekken met hun hakken kringen en
strepen in het zand en denkendiep na
Plotseling komt Jo tot de conclusie: „Als jij er werkelijk van
door gaat, schiet ik er niets mee op, mij ruilen ze dan toch!"
René heft het hoofd op; een ogenblik is er een spotlichtje in
zijn ogen. „Best mogelijk. Maar dat is niet erg voor je! Mijn
kamer is piekfijn in orde, hoor! Door het raam kun je vanuit
bed op het dak komen, zonder dat iemand het merkt. Én ik heb
een touwladder
Denkt U nog om de
op de zaterdagen
13 en 20 april a.s.
te Groet
heeft voor Palm Pasen
MOLENSTRAAT 3 - BERGEN
Kastpapier, Wassoorten.
Anti Motmiddelen,
Sponzen en Zemen.
Kerkstraat 4 - Bergen - Telefoon 2383
in onze
DIVANLEDIKANT,
80x190
DIVANLEDIKANT,
2-persoons
DUBBEL DIVANBED
tweemaal 80x190
KANTELBED
1-persoons
KANTELBED
2-persoons
LEDIKANT, 1-pers. met
voetboord en prima
spiraalmatras
2-persoons
MATRAS, 1-persoons
prima gevuld
MATRASSTEL
2-persoons, 3-delig
JAVA KAPOK-
MATRASSTEL
2-persoons, 3-delig
VERENDE MATRAS
1-persoons
verendeMATRASSTEL
2-persoons, 3-delig
KINDERLEDIKANT
solide uitvoering
KINDERLEDIKANT-
MATRASJE,
frisse streepdessins
KINDERBOX MET
BODEM, prima beuken
WOLLEN DEKENS
WOLLEN DEKENS
prima kwaliteit
ZIJDEN DEKENS
1-persoons
ZIJDEN DEKENS
2-persoons
VITR AGESPREIEN
GEWATTEERDE
SPREIEN m. volants
(Wordt vervolgd)
STALEN SLAAPKAMER
bestaande uit 1-persoons ledikant,
met spiraal, tafel, stoel no rn
en nachtkastje "O,Jv
Met 2-pers. ledikant
SLAAPKAMER
best. uit 2-pers. ledikant,
tafel, stoel en nachtkastje
KOORSTRAAT, hoek LAAT
ALKMAAR - TELEFOON 2726