ZOMER
FLAGSTONES
SI DO NIU S
DE JONG
verkoop
Weet 't „De Vijzel" heeft 't
H. D. KLAASEN Apoth. Ass.
Fa. H. J. Volten en Zn
BEDDENZAAK
22,90
39,85
37,85
49,85
37,50
49,85 -
22,90
39,85
49,50
79,50
12,90
16,90
19,75
25,90
12,90
17,90
Speciale beddenzaak
Hij laat het hoofd zakken en vouwt onwillekeurig zijn han
den vast in elkaar. Dan zegt hij ontwijkend: „Zoudt u niet
eerst een recept willen schrijven? Of wilt u dat niet doen?''
De dokter leunt weer achterover in zijn stoel: „Jawel, en het
is niet onmogelijk, dat het dan al beter wordt. Maar als dat
nu eens niet gebeurtBedenk wel wat je doet! Het is een
heel grote verantwoording, die je op je neemt.''
Dat weet ik, denkt Jo, en veel beter, dan je denkt! Maar
het duurt nog drie dagen voor het de zevende dag is en hardop
zegt hij: „Ik zal uw telefoonnummer opschrijven, als het erger
wordt zal ik u roepen. En als ik u roep, heb ik uw erewoord,
dat u niets verraden zultik bedoel, waai wij wonen en
zodat is immers afgesproken, nietwaar?"
„Ja, ik begrijp alleszegt dr. Zohagul ernstig en hij schrijft
een recept. „Hoe is je naam?"
„Moet ik dat zeggen?"
Dr. Zohagul kijkt even op: „Ik ben dokter."
Maar Jo denkt aan alles. „Maar het recept moet toch naar
een apotheek".
Een ogenblik kijken ze elkaar glimlachend aan. „Laten we
dan maar zeggen: „Miller", zegt de dokter vriendelijk en hij
schrijft al terwijl Jo opstaat en onhandig zijn ronde beurs uit
zijn zak te voorschijn haalt.
Dr. Zohagul ziet het en zegt rustig: „Dat verrekenen we een
volgende keer wel, je komt immers nog eens terug, nietwaar?
En anders stuur je het me maar; goed?"
O, ja, Jo vindt alles goed. Jo is gelukkig. De dokter bege
leidt hem tot aan de melkglazen deur, de hand op Jo's schouder.
Maar voor hij hem weg laat gaan, keert hij zich plotseling
naar hem toe en kijkt hem doordringend aan: „Zeg, ben jij
ook ziek? Je ziet er niet al te best uit. Zo oververmoeid
Jo knippert verlegen met zijn ogen, dan lacht hij een beetje
overmoedig: „Ik? Ziek? Geen denken aan! Ik ben alleen
Hij zwijgt, maar er is iets in deze lange magere man met die
zachte stem, dat hem doet denken: hem zou ik graag alles wil
len vertellen„Ik heb 't natuurlijk een beetje druk", is alles
wat hij tenslotte zegt.
De dokter kinikt langzaam.
„Dat komt, omdatomdat, ik mijn vriend helemaal al
leen verzorgen moet enenop reis is zoiets natuurlijk
veel moeilijker dan thuis, en ik heb nog nooitik bedoel,
zoiets moet je eigenlijk geleerd hebbenen bovendien, bo
vendien heb ik ook nog zoiets als een beroep! Dit laatste zegt
hij zeer duidelijk met ernstige ogen en diepe rimpels in het
voorhoofd.
„Zo, je hebt een beroep? Wat doe je dan?"
„Ik ben gids. Dat wil zeggenzoiets dergelijks tenminste"
Nu kijken de ogen van Dr. Zohagul ernstig. „Zoiets derge
lijks betekent in onze stad meestal ietshmiets wat
het daglicht niet verdragen kan. Weet je dat?"
Jo knikt sportief. Natuurlijk weet hij dat. En het nachtcafé
waarvoor hij 's avonds briefjes uitdeelt is ook een duistere
zaak. Maar per slot van rekening doet hij niets anders dan
briefjes uitdelen. En als hij er latei een beetje aan gewend is,
zal hij er ook wel niet meer zo vreselijk moe van worden.
De dokter neemt hem langzaam van het hoofd tot de voeten
op. „Zou je er niet liever mee ophouden?" vraagt hij dan. „Ik
krijg zo de indruk, dat je een beetje te veel hooi op je vork
genomen hebt. Je verpleegt een zieke vriend en dat nog wel
onder zulkezulke bijzondere omstandigheden, dat is eigen
lijk al meer dan genoeg
Jo kijkt hem argwanend aan: „Hoe bedoelt u dat? Wilt u
daarmee zeggen, dat ik, dat wij
„Ik wilde helemaal niets zeggen! Je bent toch alleen bij mij
gekomen om over de patiënt te praten, nietwaar?"
Jo glimlacht verlegen. „Ja, dus ik moet mijn vriend dat drank
je vijf maal per dag geven, nietwaar?"
„Ja, zo heb ik het opgeschreven. En als de toestand van de
patiënt niet verbetert, kom je terug, nietwaar?"
„Natuurlijk" knikt Jo. Dan maakt de dokter de deur voor
hem open. Maar voor hij de buitendeur bereikt heeft, hoort hij
plotseling de zachte stem weer achter zich.
„Je kunt trouwens voor andere dingen ook bij me komen,
hoor!"
TWEE DAGEN LATER staat Jo weer in de spreekkamer
van Dr. Zohagul. De anders zo beheerste man schrikt zicht
baar, als hij de jongen ziet. Jo glimlacht als hij dit opmerkt.
Ja, wat wil je, hè? 's Nachts werken voor „Charlotte" en
overdag een zieke vriend verzorgen en zo goed en zo kwaad
als het gaat eten koken, en daarbij nog de grote zorg, hoe
alles nog komen zal, ja, ja, dat gaat je maar niet in de
kleren zitten. Dan is het toch heel goed te begrijpen, dat je
er niet bepaald blozend uitziet, nietwaar?
Maar Jo ziet er niet alleen slecht, maar ook veel ouder
geworden uit. In zijn zacht kindergezicht om zijn grappige
mond, heeft een geheimzinnige kunstenaar plotseling fijne lij
nen getekend, ragfijne lijn, maar ze geven het gehele gezicht
een andere uitdrukking. Daarbij heeft hij donkere kringen om
de ogen en een blik, waarin afmatting en trots om de voorrang
vechten.
„Het gaat slecht", zegt hij haastig en zonder plaats te nemen.
„De patiënt slaapt bijna aan één stuk door, maar de koorts
is niets verminderd, alleen heeft hij niet meer zo veel pijn
dat zegt hij tenminste, maar in zijn slaap kreunt hij nog vaak.
Zou deze ellendige slaap misschien door de medicijn kunnen
komen? Maar als hij wakker is, is hij ook nog versuft! En de
koorts is ook nog helemaal niet naar beneden! Hier is de nieuwe
tabel ziet u maar, precies hetzelfde gebleven."
En nu zou er wel niets anders op zitten dan de dokter te
verzoeken naar de patiënt te komen kijken. Ja, hij, Jo, was nu
vast besloten: hij had er lang genoeg over nagedacht, en ook
voor hem zelf zou het wel het beste zijn; hij kon deze onzeker
heid niet meer uithouden. MaarJo zwijgt, en kijkt met een
diepe rimpel in het voorhoofd -de dokter aan.
Op het gezicht van Dr. Zohagul staat zoveel goedheid te
lezen, dat het Jo diep ontroert.
En rustig nu, vertelt hij verder, dat hij en zijn vriend, eigen
lijk helemaal niet op reis zijn, dat zou de dokter zelf wel ge
dacht hebben, niet waar? Maar zij zijn voor goed weg van
huis en als het goed geweest was, zouden ze allang op een
boot en op zee geweest zijn, maar die vervelende ziekte van
zijn vriend had de hele boel in de war gestuurd. En nu waren
ze in een schuilplaats, die nog niemand ontdekt had, ook de
politie niet, die op het ogenblik zeker naar hen aan 't zoeken
zou zijn, en die door niemand op de hoogte zou worden ge
bracht, zoals zij ten minste hopen!
„Dus je denkt", zegt de dokter ernstig, „dat ik jullie zou
verraden, als je mij naar je vriend zou brengen?"
Jo knikt. „Voor u zijn we per slot van rekening niets anders
dan een paar weggelopen kleine jongens! li kunt toch niet we
ten wat het voor ons betekent om niet verraden te worden!
En u, als u weet, waar we zitten, dan bent u zelfs verplicht
om het bij de politie aan te geven, dat weet ik best."
Dr. Zohagul kijkt Jo aan. „Ik begrijp best, hoe vreselijk
jullie het zouden vinden, verraden te worden! Dat heb ik da
delijk al ingezien, toen je hier voor de eerste keer kwam: dat
stond heel duidelijk in je ogen te lezen. Dus je kunt er op
rekenen, dat ik jullie niet verraden zal. Bovendien weet ik
op het ogenblik nog helemaal niet, waar jullie verborgen zitten.
Ik weet niet eens je naam! En hier in Alexandrië worden altijd
jongens gezocht, bruine en witte en zwarte! En ik kan toch
niet alle oproepen van de politie lezen?
JZwijgend staan ze voor elkaar, de handen in de zakken:
Twee ernstige mannen, in diep nadenken verzonkenPlot
seling heft Jo het hoofd op. „Wilt u vanavond bij ons komen,
als het donker wordt? Met de tram van zes uur mischien? Zou
dat kunnen? Maar het is tamelijk ver. U zult de tram naar
Ramleh moeten nemen. En ik zal u bij de laatste halte komen
afhalen, met een auto. Ik heb al voor alles gezorgd: Wij rijden
naar de patiënt, u onderzoekt hem, en ik breng u weer met de
auto terug. Onderweg maken wij de gordijntjes dicht; dant
kunt u niet zien
„Maar zo'n auto is erg duur," merkt de dokter op.
Jo haalt de schouders op. „Geld hebben we wel! En boven
dien is het vandaag betaaldag bij „Charlotte!" Kinderlijk en
trots zegt hij het. De dokter glimlacht: „Dus je werkt bij
„Charlotte?" Is dat een café. Ik heb er nog nooit van gehoord,
waar is het?"
Jo is vuurrood geworden. Dat is hem nu werkelijk ontglipt,
dat van „Charlotte!" En diplomatiek zegt: „Ik zal u er eens
heen brengen, laterdan steekt hij haastig zijn hand uit:
„En komt u vanavond? En ik heb uw erewoord, dat u alleen
komt en tegen niemand iets zeggen zult en niet bij ons zult
rondkijken?"
Dr. Zohagul neemt Jo's vingers in zijn beide handen. „Ik
kom", zegt hij hartelijk. „Maar jij moet me één ding beloven:
Als het werkelijk slecht gaat met de patiënt dan moet jij
ook alles doen, wat ik zal voorschrijven, ook datgene wat niet
in je programma staat." Jo laat het hoofd zinken en strijdt een
korte, moeilijke strijd met zichzelf. Als hij doet wat de dokter
hem vraagt, dan geeft hij zichzelf eigenlijk overen René
zal hem een verrader noemen. Als hij het niet doet, dan is hij
weer de enige, die verantwoordelijk is, voor alles, wat komen
zal.
Als hij het hoofd weer opheft, zijn zijn ogen donker van vast
beradenheid: „Ik beloof het", zegt hij.
„Mooi, dan tot vanavond." Mannelijk geven ze elkaar een
stevige hand. Weer brengt de dokter de jongen tot aan de
deur. Voor hij weggaat zegt Jo nog: „U moet niet denken dat
wij in Ramleh wonen, als dat zo was, zou ik niet zo dom zijn,
u daar heen te laten komen!"
Langzaam loopt hij naar beneden, en merkt nauwelijks op
wat een prachtige leuning de trap heeft om af te glijden
vroeger zou hij zich geen ogenblik bedacht hebben, maar nu...?
In de vestibule leunt hij zijn gloeiend hoofd een ogenblik tegen
de koele wand; hij haalt zijn blocnoot te voorschijn en rekent
na, hoe laat de tram van zes uur precies in Ramleh moet zijn;
hij wil niet te laat maar ook niet te vroeg aan de halte zijn,
niet nodeloos rondlopen en misschien aandacht trekken.
Bovendien moet hij nog een paar inkopen gaan doen: René
heeft nog het een en ander nodig, citroenen, een beetje fruit,
een paar zachte broodjes, ja, en nog iets om te lezen. Jo tuurt
nog op de blocnoot als de deur opengaat en een man binnen
komt. Jo kijkt op. Jo staat als vastgenageld aan de grond. De
heer is niemand anders dan Hans Eckhart.
„Jo!" Met uitgestrekte handen komt Hans Eckhart op hem
toe. Maar de jongen drukt zich tegen de muur, zijn handen
ballen zich tot vuisten. „Raak me niet aan! Verbeeldt U zich
alstublieft niet, dat ik met u mee zal gaan! Hebt u misschien
buiten in uw auto een politieagent meegebracht? U moet niet
denken, dat ik niet weet, dat jullie ons met de politie zoeken!"
„Maar Jo, waarom ben je zo boos en zo opgewonden? Ik
verzeker je, dat ik geen politieagent heb meegebracht en ook
geen gummistok."
„Hoe komt u dan hier?"
Hans Eckhart neemt zijn hoed af en kijkt onwillekeurig naar
boven, in het lichte brede trapportaal. „Omdat hier een dokter
Zohagul woont, die mij langs een omweg, door een commis
saris van politie, die van jullie verdwijning op de hoogte is,
verzocht heeft, voor een persoonlijke bespreking bij hem te ko
menWonen jullie hier?
„Nee, en dus is deze Zohagul zo'n schijnheilige gemenerd!
Wacht maar1"
„Maar Jo
Jo is lijkbleek van woede.
„En hij heeft mij zijn woord van eer gegeven, dat hij er geen
gebruik van zou maken! En geen woord heeft hij er van gezegd,
toen ik zo juist bij hem was! Maar zo zijn jullie immers alle
maal! Jullie denken altijd, tegenover ons komt het er niet zo
precies op aanWeer leunt Jo tegen de marmeren muur
en zijn knieën knikken van schrik en boosheid.
Rustig staat Hans Eckhart tegenover de opgewonden jongen.
„Wij denken helemaal niet, Jo, dat het er tegenover jullie
niet zo precies op aan komt. En wat dr Zohagul betreft, tegen
over hem ben je zeer onredelijk, hij heeft nergens gebruik van
gemaakttot nu toe ten minste niet. Hij heeft me niet eens
laten weten, waarover hij me wilde spreken. Ik dacht alleen
maar, dat het om jullie zou kunnen zijn."
Jo bijt op zijn lip hoe moet het nu verder? is alles wat
hij denken kan. Hoe kom ik hier vandaan? En wat moet ik met
die dokter doen? En ik heb hem toch zo nodig!
Intussen heeft Hans Eckhart gelegenheid hem oplettend aan
te zien. Hij schrikt als hij opmerkt, hoe moe en overspannen
het kind er uit ziet. Hij heeft een heel ander gezicht gekregen,
waarin de klare, open blik het enige is, dat niet veranderd is.
„Jo", zegt Hans Eckhart na een poosje, en zijn stem klinkt
bijna smekend, „Jo, zouden we niet eens vijf minuten verstandig
met elkaar kunnen spreken? Door een gelukkig toeval hebben
we elkaar hier ontmoet. Daar moeten we gebruik van maken,
vind je ook niet? Kijk eens, we kunnen toch wel eens rustig
met elkander praten, heus, dat is het enige, wat ik wil. Ja,
je hoeft mij helemaal niet zo wantrouwend aan te kijken! Ik
heb werkelijk geen enkele bijgedachte, en zelfs als ik het doen
kon, zou ik jullie nu niet met geweld naar huis willen brengen,
omdat daardoor de feiten immers niet zouden veranderen.
Want uit een grap zijn jullie niet weggelopen, wel? En me
vrouw Brackwieser heeft ook niet uit de grap dit hele familie
drama opgeroepenVind je ook niet? Zouden we daarom
niet hier of daar eens met elkaar kunnen praten?"
Zwijgend heeft Jo geluisterd. Geen ogenblik heeft hij zijn ogen
van Hans Eckhart afgewend, en nu staat hij besluiteloos tussen
wantrouwen en willen-geloven
Hans Eckhart wil met hem praten, moet hij het doen? Zou
het niet dom zijn om met hem mee te gaan? Maar hij kan na
tuurlijk voorzichtig zijn en niet meer loslaten dan hij kwijt wil
zijn!
Geduldig staat Hans op Jo's besluit te wachten.
„Bent u gestuurd om met ons te praten?" vraagt Jo plotseling.
Nee, schudt Eckhart, neen, hij was niets anders van plan,
dan naar dokter Zohagul te gaan. Maar als hij alleen maar de
boodschap mee naar Cairo kan brengen, dat het de twee vluch
telingen goed gaat, zullen ze daar doodgelukkig zijn!
„Zo, h'm."
„Mag ik je misschien uitnodigen om met mij mee te gaan
eten, Jo; dan kunnen we rustig samen praten."
Maar Jo bedankt. Samen te gaan eten nee, dat is te
gevaarlijk, te intiem. En het zou bovendien wel eens een val
strik kunnen zijn. Nee, hij kan beter hier blijvenZij be
sluiten tenslotte in de brede vensterbank op* het portaal, een
trap hoger, te gaan zitten.
Hans Eckhart opent het gesprek en begint te vertellen van
thuis; van Helga's angst, van haar verdriet, dat Jo haar zorg
voor de toekomst zo helemaal verkeerd begrepen heeft, van de
zenuwschok van mevrouw Brackwieser, die toch het bewijs
geleverd heeft, dat zij veel meer aan René hing, dan zij ooit
zelf geweten had, van de terugkomst van mijnheer Brackwieser
en dat de directeur van het ziekenhuis niet het minste bewijs
van de eventuele verwisseling van de twee jongens gevonden
heeft, en dat hij bereid was geweest de bloedtest te nemen, en
hoe dapper Helga, zijn eigen moeder, zich gehouden heeft en
geen dag van haar post in de modesalon „Angèle" is wegge
bleven„Het was eigenlijk heel erg van jullie, Jo
„En van u dan", zegt Jo verontwaardigd, maar zijn stem is
schor van ontroering. „Jullie dan soms niet?"
„Ja, wij eigenlijk ook", stemt Hans eerlijk toe. Verbaasd
kijkt Jo hem aan: zodus de tegenpartij geeft toe? Dat
heeft hij niet verwacht. En een vonkje van vertrouwen ver
schijnt in zijn blauwe ogen.
„Ik persoonlijk vervolgt Hans Eckhart en hij schuift iets
dichter naar Jo, „Ik persoonlijk ben van mening, dat jullie vol
komen gelijk hebben gehad. Ik vind, dat jullie eigenlijk niet
anders had kunnen doen!"
Jo moet zich beheersen om niet te lachen. „Nu en wat wilt
u dan eigenlijk nog?"
Langzaam haalt Hans zijn sigarettenkoker tevoorschijn en
nog langzamer haalt hij er een sigaret uit, dit hij opsteekt en
in gedachten verzonken blaast hij de rookwolkjes de lucht in.
„Wat ik nog wil
Boven slaat een deur dicht en een ogenblik later glijdt de
lift, met twee schaduwen er in, langs hen heen. Even later
slaat beneden de huisdeur dicht.
„Wat ik nog wilherhaalt Hans. „Misschien wil ik
deze toevallige gelukkige ontmoeting tussen ons tweeën alleen
gebruiken om jou te vertellen, hoe ik persoonlijk over deze
hele geschiedenis denk, en om
„Kijk eens, Jo, dit weglopen van jullie is nu een zaak gewor
den, die niet meer te overzien is, door niemand, zelfs niet, als
jullie, wat ik niet veronderstel, dat jullie zult doen, nu nog naar
huis zoudt teruggaan; jullie hebben bewezen, dat je je niet als
de stukken op een schaakbord heen en weer laten schuiven en
niemand zou er nu ook meer aan denken jullie heen en weer
te schuiven. Dus eigenlijk hebben jullie je doel nu al bereikt en
wat dat betreft zou je wel terug kunnen gaan
Maar Jo geeft geen antwoord. Nerveus speelt hij met de
knoop van zijn jas. „En waarom hebben jullie de politie achter
ons aangezet?" valt hij opeens uit. „Als jullie ons niet als de
stukken van een schaakbord beschouwen, dan hadden jullie
om te beginnen, ons besluit om weg te gaan moeten eerbiedi
gen. Wij hebben jullie immers geschreven, dat we zouden gaan
en waarom we wilden gaan! Dat er dus niets met ons gebeurd
was, wisten jullieen toch hebben jullie de politie achter
ons aangezet en het voor ons zo moeilijk gemaakt om weg te
komen! Waarom hebben jullie dat dan gedaan?"
„Omdat er in dit land dingen gebeuren, beste Jo, waartegen
jullie niet opgewassen bent. In een ander land
Woedend buigt Jo het hoofd. Zijn gezicht is vuurrood: al zijn
innerlijke ellende, die hij zo zorgvuldig voor de man verbergen
wil, verschijnt plotseling in zijn ogen, die de ander donkergrijs
aanzien! „Wij zouden immers al lang uit dit land wegzijn, als
René nietHij bedenkt zich en zwijgt, maar na diep adem
gehaald te hebben, vervolgt hij: „René is ziek geworden. We
durfden niet verder te gaan. Daarom ben ik ook bij deze dokter
gekomen. En daarom alleen is het u gelukt me te pakken te
krijgen!"
Hans maakt een afwijzende beweging. „Ik heb je toch niet te
pakken gekregen! Wat een dwaze uitdrukking! Ik ben alleen
maar blij, dat ik je toevallig heb ontmoetEn mag ik mis
schien weten, wat René mankeert?"
Jo zwijgt. Mag ik het zeggen, vraagt hij zichzelf af. „Mag ik
ze onder deze omstandigheden weer laten lopen, zonder te we
ten, waar ze zitten?" peinst Hans. Zou ik maar niet meteen
ingrijpen? Och nee, liever niet, eerst nog maar eens proberen
wat ik zo bereiken kan
„Jo," verbreekt Eckhart eindelijk de stilte, „Jo, je zegt, dat
René ziek is. En ik denk, dat hij tamelijk ernstig ziek is, anders
zouden jullie immers niet meer hier geweest zijn, nietwaar?
Maar hoe moet dat nu verder gaan? Ik denk, dat je zelf al ge
dacht hebt, dat het beste zou zijn, maar niet verder te gaan
kijk eens, het zou toch heel begrijpelijk zijn, als jullie terug
zouden komen omdat René ziek is, niemand in de wereld zou
je dat kwalijk kunnen nemen of voor laf houden. Integendeel,
ik zou mijn hoed voor jullie afnemen! Want niet iedereen zou
de moed hebben een doel op te geven, dat hij al bijna bereikt
heeftDus Jo, denk er nog eens goed over na! Zouden
jullie niet weer naar huis willen komen? Zou het vooral voor
je zieke vriend niet het allesbeste zijn? Als je het niet doet, is
het een heel grote verantwoordelijkheid voor je
Nu trekt ook Jo langzaam zijn benen op de vensterbank,
trekt ze omhoog, legt zijn hoofd op zijn knieën en slaat zijn
armen er omheen. Zo zit hij lange tijd zonder zich te verroeren.
Een stroom van gedachten en beelden danst door zijn hoofd.
Och, eigenlijk heeft hij al honderd maal hetzelfde gedacht en
overwogen? En per slot van rekening; als hij nu terug zou gaan
omdat René ziek is, zou dat toch immers geen reden hoeven
te zijn om later niet weer te gaan tenminste als ze
daarginds met hun onzinnige ruilerij en bloedtest tot een resul
taat zouden komen, dat niet met de ideeën van hem en René
zouden overeenkomen.
„En denkt ubegint hij eindelijk voorzichtig, „dat als wij
terug zouden komen, thuis alles bij het oude zou blijven?
Hans kijkt radeloos in het rond. Dat is een erg lastige vraag,
die de jongen hem nu stelt! Alles bij het oude? Juist nu vijf
minuten voor de beslissing? Dat zou Leotine toch nooit doen!
Hij moet voorzichtig zijn om het kleine vertrouwen van de
jongen, dat hij nog nauwelijks bezit, niet nu al dadelijk door
een verkeerd woord of een belofte, die niet nagekomen kan
worden, te verliezen. Liegen en zeggen, dat alles bij het oude
zal blijven? Nee, dat wil hij niet. Ook niet als dat de enige
manier zou zijn om hem thuis te krijgen. Maar wat dan? Hij
tracht zich door een wedervraag te redden: „Zou dat jullie
voorwaarde zijn om terug te komen?
Jo kijkt hem tussen zijn armen door aan. „Voorwaarde
heeft hij gezegd? O, zo, ze verwachten dus, dat hij en René
voorwaarden zullen stellen? Of tenminste, ze zullen er op in
gaan als ze het doen! Dat is een nieuw gezichtspunt! Hij, Jo,
schijnt in deze geschiedenis dan toch eindelijk ook eens een
woordje te mogen meesprekenHij verbergt zijn hoofd
weer in zijn armen en sluit zijn ogen een paar seconden, in
diep nadenken. Dus ze schijnen nu toch een beetje bang voor
hem te zijn, constateert hij met innige voldoening. Waarschijn
lijk heeft mamma gezegd: „Het kan me allemaal niets meer
schelen, als de jongen maar terugkomt!" Jawel, dat zal zij
gezegd hebben; en wat zal hij nu doen? Hij moet er van profi
teren, natuurlijk, en gauw ook en flink! Want wie weet of
morgen, als het tenslotte zou blijken, dat René zieker is, dan
ze denken, de blaadjes niet omgekeerd zullen worden. En
Plotseling springt Jo op en gaat vlak voor Hans Eckhart
staan. Hij weet opeens wat hij wil. ..Ik heb meer dan één voor
waarde eer ik weer naar huis zou gaan", zegt hij zacht, terwijl
de besluiten zich pijlsnel vormen in zijn hoofd.
„Meer dan een voorwaarde herhaalt hij nadrukkelijk. „Ten
eerste zou alles moeten blijven zoals het wasof tenmin
stenee, laat mij nu uitspreken! Ik weet al wat u zeggen
wiltdat wil zeggen, als mevrouw Brackwieser er op blijft
staan om die bloedtest te laten maken en als daarbij iets voor
de dag zou komen, dat niet met de plannen van René en mij
overeen zou komen, dan ja, luister goed, dan zullen ze René
en mij officieel moeten toestaan naar Duitsland te gaan en daar
naar school! Want als we daar eenmaal zijn, kan het ons geen
steek meer schelen of we Jansen of Pietersen heten.
Ten tweede: tot ons vertrek blijven we allebei bij onze wer
kelijke moeders; ik meen, ik bijbij mamma en René, nou,
dat hoef ik niet verder uit te leggen. Nummer drie: er mag geen
woord gesproken worden over wat er gebeurd is! Door nie
mand. En geen gevraag waar we geweest zijn en hoe en wat!
En geen standjes. Ik geloof, dat u deze bepaling speciaal mijn
heer Brackwieser zult moet voorleggenEn ten vierde:
Onmiddellijk de politie waarschuwen, dat zij met deze zaak
niets meer te maken heeft! En dat van nu af aan al! Als u dat
niet doet, is er met mij niet meer te praten! Want dan -dat
met de politie, dat hebben we jullie het meest kwalijk genomen.
Ziezo, dat is alles! En denkt u, dat nu nog, dat het doel zal
hebben, deze voorwaarden thuis over te brengen?"
Hans kijkt bedenkelijk. Maar een lichtje tintelt in zijn ogen,
dat Jo niet ziet; hij is zelfs nog jong genoeg om de groteske
voorwaarden van Jo te kunnen appreciëren!
„Goed", knikt hij. „Ik zal ze in elk geval thuis overbrengen
en hoe kan ik jullie bereiken voor het antwoord?"
Jo denkt een ogenblik na. „Ik zal u vanavond nog opbellen",
zegt hij dan. „Zo tegen tien uur".
„Mooi! Enwaar zul je dan opbellen?"
Bij Brackwieser, ik kan ze dan meteen vertellen, wat de
dokter van René heeft gezegd".
„En waar julliezo ongeveer zitten, dat wil je me liever
niet zeggen, hè?"
Energiek schudt Jo het hoofd.
„Weet Dr. Zohagul het ook niet?"
„Nee, en hij zal het ook niet te weten komenen gaat
u nu nog naar hem toe?" Weer klinkt Jo's stem wantrouwend.
Maar Hans Eckhart heeft een scherp gehoor. „Wil je liever,
c'at ik niet naar hem toe ga?"
Waarderend kijkt Jo hem aan. „Ja, dat zou ik prettig vinden.
En ik zou het liefste willen, dat u nu weg zoudt gaan, naar
huis, en ons met rust laten en dat met de politie nu dadelijk in
orde gaat maken."
„En wat staat van jouw kant hier tegenover?"
(Wordt vervolgd)
Zonnebrillen
Badmutsen
Badtassen
Zonnebrand oliën
Kerkstraat 4 - Bergen - Telefoon 2383
roodbruine tuintegels
Telefoon 597 en 476 Schagen
in onze
met waardebonnen
DIVANLEDIKANT
met prima spiraalmatras
1-persoons 27,85
Op vertoon van deze bon
DIVANLEDIKANT
met prima spiraalmatras
2-persoons 45,90
Op vertoon'van deze bon
TUIMELBED
1-pers., 15 jaar garantie 45,90
Op vertoon van deze bon
TUIMELBED
2-pers„ 15 jaar garantie 59.50
Op vertoon van deze bon
LEDIKANT met PRIMA
SPIRAALMATRAS
1-pers. met voetbord 42,90
Op vertoon van deze bon
LEDIKANT met PRIMA
SPIRAALMATRAS
2-pers. met voetbord 59,50
Op vertoon van deze bon
1-PERS. MATRAS
goed gevuld en voorzien van
prima tijk 29,85
Op vertoon van deze bon
2-pers. MATRASSTEL
prima gevuld en voorzien van
solide tijk 3-dlg. 49,85
Op vertoon van deze bon
VERENDE MATRAS
1-pers. met garantie 59,50
Op vertoon van deze bon
VEREND MATRASSTEL
2-pers. met garantie 89,50
Op vertoon van deze bon
WOLLEN DEKENS
1-pers., prima kwaliteit 15,90
Op vertoon van deze bon
WOLLEN DEKENS
1-pers., prima kwaliteit,
gebloemd dessin 19,75
Op vertoon van deze bon
WOLLEN DEKENS
extra zwaar, mooi dessin
1-pers., 25,90
Op vertoon van deze bon
WOLLEN DEKENS
extra zwaar, mooi dessin
2-pers., 32,90
Op vertoon van deze bon
ZIJDEN DEKENS
goed gevuld, 1-persoons 17,85
Op vertoon van deze bon
ZIJDEN DEKENS
goed gevuld, 2-pers.
160x210 snijmaat 20,90
Op vertoon van deze bon
DEZE AANBIEDING GELDT
t/m ZATERDAG 6 JULI
Koorstraat, hk. Laat
Telefoon 2726, Alkmaar