Raadsel in Nijmegen II. k. Finkensieper ICwattUiU- adiketeH FLAGSTONES 0 0 H00GV0RST FILM- en CABARET middag en avond Fa. H. J. Volten en Zn Ook voor maat kleding kledingmagazijn ALKMAAR model vleeshouwer ij te Groet woensdags gehaktdag 11,50 door G. Plantema Nadruk Verboden „Gelukkig, dat deze trouwe liefde niet verkoeld is," ant woordde de inspekteur. „Ja, ja, familiebanden worden niet ge makkelijk verbroken! Maar ik geef toe, dat jullie misschien nog een tijdje op een bezoek van mij hadden moeten wachten, als ik niet een reden had gehad om naar dit land te komen. En wat meer zegt. naar deze stad in het bijzonder. „Nee toch!' deed mr. Ernst Verhagen verbaasd. „Wie had ooit kunnen .denken, dat Nijmegen om kriminele redenen de aandacht van inspekteur Sven Ohlquist uit Kopenhagen zou trekken?" „Nu ja, kriminele redenen? Je moet niet dadelijk menen, dat wij jullie stad beschouwen als een schuilplaats voor ordinaire boeven," gaf de inspekteur te kennen. „Je moet niet proberen je eigen standje te verdedigen, wierp z'n zwager hem tegen. „Een politieman is identiek met een boevenjager. En een boef is altijd ordinair." „Dat kon wel eens anders zijn," meende Sven. „Er is ver schil tussen de ene boef en de andere. Je hebt ze in groot en klein formaat. Je hebt ze deftig en ordinair." „Dat zal wel kloppen," stemde mr. Ernst Verhagen vrolijk toe. En omdat inspekteur Sven Ohlquist het de moeite waard vindt, voor een boef zijn geliefkoosd Kopenhagen te verlaten, moet het er ongetwijfeld een van groot formaat zijn. Aangezien hij bovendien opkomt tegen de kwalificatie ordinair, moeten wij aannemen, dat de bewuste boef nog deftig is bovendien. Zou er werkelijk in deze rustige stad vol vakantiegangers een deftige boef van groot formaat te vinden zijn?" „Dat is nu een vraag, die nog dient te worden opgelost," gaf de inspekteur ten antwoord. „Als er zekerheid over be stond, hoefde ik niet hierheen te komen. En dan liepen jullie nog het genoegen van mijn bezoek mis." „Een klein beetje zelfkennis kan nooit kwaad," merkte zijn zuster lachend op. „Maar ik hoop, dat je met je onderzoek naar zon individu toch een beetje tijd zult overhouden om er aan te denken, dat je onze gast bent." „En of!" riep inspekteur Sven Ohlquist onmiddellijk. „Ver beeld je! Ik herinner mij nog veel te goed, hoe jij tot voor kort mijn huis hebt bestuurd. Ja, dat mag je gerust als een kompliment beschouwen. Maar daarom ben ik ook met hoge verwachtingen hierheen gekomen!' „Kijk eens aan! Dan moet ik zeker proberen, je niet teleur te stellen," zei Else Verhagen. „Dat kunnen we jou gerust toevertrouwen," merkte haar echtgenoot onmiddellijk op, hetgeen zijn zwager een goedkeu rend gebrom ontlokte. „Ik mag dat wel," zei de inspekteur. „Het is geen kwaad teken, als mannen zelfs na hun trouwen hun vrouw lof toe zwaaien. Maar, waarde zwager, als wij het er over eens zijn. dat wij Else gerust ons welzijn kunnen toevertrouwen, dan kunnen wij ons des te beter koncentreren op enkele zaken, die mijn belangstelling hebben." „Ik hoop niet, dat je mij in je aangelegenheden wenst te be trekken," protesteerde mr. Ernst Verhagen lachend. „Natuurlijk zal ik geen beroep op je medewerking doen, voorzover het zuiver politiezaken betreft," gaf de inspekteur toe. „Maar er zijn een paar dingen, die wij hier in deze ge riefelijke woonkamer kunnen bepraten. En jij kunt me misschien even bevredigend inlichten als de heren van de Nijmeegse politie, die ik ongetwijfeld binnenkort moet spreken." „Gaa jullie dan maar gewichtige dingen bespreken, dan kan ik mij aan het diner wijden, merkte zijn zuster op, terwijl ze opstond en zich gereedmaakte om naar de keuken te gaan. „Ik heb het altijd als een voorrecht beschouwd, een zuster te hebben, die niet probeert haar neus in geheimen te steken, grinnikte de inspekteur. „Doe maar gewichtig," antwoordde zijn zuster vrolijk. „Je bent gewoonlijk net zo n kleine jongen als de mensen denken, wanneer ze je zien. En ik geloof, dat deze man van mij er ook wel wat voor voelt, een belangrijk gesprek te voeren, waar een vrouw toch niet warm voor is te krijgen. „Maar nu even terzake, kerel," zei Ohlquist, plotseling ernstiger, toen zijn zuster de kamer uit was. „Ik heb al ontdekt, dat je hier in een omgeving woont vang rote landhuizen. Weet je misschien een beetje, wat voor mensen daar wonen?" „Dat is een vraag, die niet heel gemakkelijk is," meende zijn zwager. „Natuurlijk, vooral de bewoners van de huizen in de buurt zijn me bekend, al is dat voor een deel niet meer dan bij gezicht. Maar je zult je zeker nader kunnen verklaren. Wat voor mensen heb je speciaal op het oog? „Jammer genoeg moet de politie zich gewoonlijk meer be kommeren om personen, die een uitzonderlijk leven leiden, dan om normale burgers," gaf de inspekteur als inleiding te kennen. „Ik verlang niet, dat je mij alle namen noemt van de mensen hier in de buurt, maar wel interesseert het me sterk of er ook mensen uit het buitenland aanwezig zijn. Vooral mensen, die hier nog niet lang wonen, dan wel in huis verblijven bij een van de reeds langer hier zijnde ingezetenen." „Je hebt nog niet de gewoonte afgeleerd om min of meer ambtelijke taal te gebruiken," lachte mr. Ernst Verhagen. „Maar ik moet even nadenken. Veel buitenlanders ken ik hier niet en je begrijpt, dat in een stad als Nijmegen hun aanwezig heid toch wel gauw genoeg bekend is." Hij stond van zijn stoel op en wandelde enkele ogenblikken de kamer op en neer, grote rookwolken voor zich uitblazend. „Tja", zei hij dan, „in de villa Boslust woont sinds een paar maanden een buiten lands gezin. Dat is de familie Vandenberghe. De man is direk- teur van een kleine textielfabriek in de stad. Maar voor zover ik weet zijn dat niet bepaald opvallende mensen. Zij komen uit Brasschaet bij Antwerpen, man, vrouw en drie kleine kinderen." „Zo, de familie Vandenberghe uit België", merkte Sven op. de naam noterend in een blauw boekje. „En weet je verder niemand?" „Jawel gaf de advokaat toe. „Op Bellavista woont sinds een maand of twee een Duitse dame, Frau Eschenbach. Zij moet ongeveer zestig jaar zijn en heeft in Nijmegen een huishoudster en een dienstbode aangenomen. Het is misschien wel wat vreemd, dat deze drie mensen in een paleis van een herenhuis wonen, maar het schijnt, dat zij op het ogenblik betalende zomergasten heeft. Best mogelijk, dat Frau Eschenbach dus een zomerpension is begonnen. Voorzover ik weet, heeft zij alleen Hollandse gasten, maar dat durf ik natuurlijk niet zeker te zeggen." „Goed zo, Frau Eschenbach, vermoedelijk pensionhoudster", prevelde Ohlquist. „Je begint op dreef te komen. Wie volgt?" „In huize Eikenheuvel wonen de heer en mevrouw Nabarescu. Dat zijn mensen uit Roemenië, maar zij wonen al jaren in Nijmegen". Ik noem ze alleen, omdat ze nogal eens gasten uit het buitenland ontvangen, die hier dan een paar weken of langer logeren. Trouwens, dan mag ik ook de Hongaarse fa milie Voerendael niet vergeten. Mevrouw is een Hongaarse en daar komen ook dikwijls vreemdelingen in huis. Je be grijpt, dat ik die gasten niet ken. Of er op het ogenblik bij de Voerendaels of de Nabarescu's logé's zijn, zou ik trouwens evenmin kunnen vertellen. Dat weet Else wellicht beter, want die praat nogal eens met onze buurvrouw, mevrouw Hermans, die zowat iedereen kent, terwijl zij bovendien graag voor sprekend nieuwsblad speelt." „Dat is dus de oogst?" informeerde de inspekteur. „Tja", zei Ernst aarzelend, „ik zou werkelijk nu niemand anders kunnen noemen, ja toch! De familie Van der Zuyden krijgt soms bezoekers uit het buitenland. Zij schijnen veel ge reisd en zodoende aardig wat kennissen opgedaan te hebben. Ik herinner mij, dat er kortgeleden een Duits echtpaar logeerde en eerder mensen uit Zuid-Frankrijk. Maar om je de waarheid te zeggen, de Van der Zuyden's zijn erg gereserveerd. Zij wonen op Montplaisir en moeten schatrijk zijn. In Nijmegen schijnen ze maar heel weinig kennissen te hebben." „Dat zijn dus echt deftige mensen", merkte Ohlquist half vragend op. „Ja antwoordde Ernst Verhagen, „als geld deftig heid maakt, ongetwijfeld. Maar alle mensen op de Kwakken- berg mag je beschouwen als gezeten burgers, die als min of meer deftig kunnen worden bestempeld." „En toch schijn je de deftigheid van de familie Van der Zuyden een beetje in twijfel te trekken!" riep de inspekteur lachend. „Nu ja", gaf de advokaat toe. „men weet niet goed, wat men aan die mensen heeft. Ik moet zeggen, dat de heer Van der Zuyden soms een wat zonderlinge indruk maakt. Men zegt, dat hij een rijkgeworden handelaar in onroerend goed is, maar men weet niet precies, waarin hij zaken deed. De een vertelt, dat hij door gokken op de beurs geld heeft verdiend, de ander meent, dat hij niet erg nauw heeft gekeken bij het kopen en verkopen van goederen van niet altijd bekende herkomst. Ik weet het niet hoor. Ik ken de man alleen van gezicht. Maar ik moet toegeven, dat hij er niet uitziet, of hij thuishoort in de dure auto, waarmee hij rondrijdt. Zeker ziet hij er uit, of hij nogal zwaar drinkt en ook in andere opzichten niet afkerig is van het goede der aarde. Trouwens, een van Else s leveranciers heeft ook de Van der Zuydens tot klant en daardoor hoor je v^el eens van grote, heel kostbare bestellingen.' „Dat is dus de heer Van der Zuyden", merkte inspekteur Sven Ohlquist op. „Je geeft geen buitengewoon aantrekkelijke beschrijving van de man, maar dat hoeft voor mij nog niets te betekenen. Hoe is zijn vrouw?" Ernst Verhagen haalde de schouders op. „Daaruit kunnen wij helemaal niet wijs worden," antwoordde hij. „Nu ja, we zijn hier in Nijmegen niet gewend aan de opmaakmethoden, die de dames in de grotere steden er op na houden. Maar ik moet zeggen, dat mevrouw Van der Zuyden er naar mijn smaak wel eens erg bijgewerkt uitziet." „Haha!" brulde de inspekteur. „Jij bent wel echt een in woner van een kleinere stad geworden, zwager. Ik geloof, dat je vroeger in Amsterdam en Den Haag toch wel opgemaakte dames zult hebben gezien. En ik meen me te herinneren, dat je ook wel eens in Parijs, Brussel en andere wereldsteden bent geweest. Wat een degelijkheid ineens. „Och," zei Ernst, „ik geef graag toe, dat ik in de grote steden meer heb gezien dan hier. Maar ook daar zou mevrouw Van der Zuyden een opvallende verschijning geweest zijn. Het is trouwens helemaal een eigenaardig echtpaar. Hij is over de vijftig en zij vermoedelijk een twintig jaar jonger. Zij ziet er nog jong genoeg uit en juist daarom heeft ze geen overdadige opmaak nodig. En ze is bovendien niet onknap, al is ze wat grof van trekken. Het merkwaardige is wel. dat de mensen die met haar man hebben gesproken, hem weinig beschaafd en soms zelfs onbeschoft pleegt te noemen, terwijl men dat van haar nooit zegt. Goed, men weet niet, wat men aan haar heeft, maar ze is altijd beleefd." „In elk geval is dat dus een echtpaar, dat een beetje buiten het kader van deze deftige omgeving valt", was de slotsom, waartoe de inspekteur kwam. „En toch krijgen zij vaak buitenlandse bezoekers. Wat zijn dat over het algemeen voor mensen? Kun je mij een indruk geven?" „Nu vraag je wel een beetje veel", vond mr. Ernst Ver hagen. „Ik heb die bezoekers alleen maar gezien, dikwijls zelfs niet anders, dan wanneer ze mij in de auto voorbijkwamen. Bij vreemdelingen kun je toch heel lastig op het uiterlijk afgaan. Maar het Duitse echtpaar, dat er het laatst was. maakte een nette indruk, ik kan niet anders zeggen. Het waren bepaald gegoede mensen, te oordelen naar hun kleding. Dat zij met Van der Zuyden overweg konden, verbaasde mij wel even. Over de Fransen, die er voor hen waren, kan ik helemaal niets vertellen. Maar nog eerder was er een Spanjaard en ik moet je eerlijk zeggen, dat die meneer er beslist ongunstig uit zag. Maar in Spanje was zijn type misschien toch niet bijzonder. Daar kan ik moeilijk over oordelen. En ik weet zeker, dat hij genoeg geld ter beschikking had, want hij heeft het in de stad in verschillende café s flink laten rollen. Hij placht nogal eens met zijn gastheer aan de zwier te gaan, maar mevrouw Van der Zuyden vertoonde zich bijna nooit met hem." „Wel, wel", zei de inspekteur. „Dat is nog een heel verhaal geworden over die eigenaardige Van der Zuydens. Meer mensen van vreemde nationaliteit wonen hier dus niet meer in de omgeving?" „Nee," stemde de advokaat toe, „tenzij je nog rekening houdt met de Indonesische huisknecht bij de familie Verpoort. Maar de oude Achmat is al jaren een van de buurtbewoners. Hij is met de familie meegekomen uit Indonesië. Als je soms op zoek bent naar geheimzinnige oosterlingen, dan kan ik je alleen naar hem verwijzen, maar ik geloof niet, dat hij daarvoor in aanmerking zou komen. „Voor de volledigheid zal ik hem noteren", antwoordde inspekteur Sven Ohlquist. „maar ik geef toe, dat hij in de zaak, die ik onder handen heb. hoogst waarschijnlijk buiten schot zal blijven." „Ik begin belang te stellen in je zaakbegon Ernst Verhagen, wiens nieuwsgierigheid was geprikkeld door- het vragen naar de vreemdelingen. „Ik wil jullie niet storen", zei ineens zijn vrouw, die haar blonde hoofd om de deur liet komen, maar ik heb gedekt. „Aha!" riep inspekteur Sven Ohlquist, „we zullen je niet laten wachten. En jij. Ernst, oefen een beetje geduld. Wachten op antwoord is heel geschikt om de belangstelling aan te wak keren." „Filosofie van de koude grond", meende de advokaat. „Maar ik vergat je nog te vertellen, dat Else ook al een buitenlandse is, die hier nog maar kort in de buurt woont. „Het doet me genoegen, dat je nog aan je vrouw denkt ook spotte Sven. „Zij blijft overigens helemaal buiten schot, want het is te gek, dat een politieman zelfs zijn eigen zuster als ver dachte zou moeten beschouwen." In de andere kamer gingen ze aan tafel en terwijl zij aten met een smaak, die de gastvrouw bewees, hoe zeer haar kook kunst werd gewaardeerd, voerden zij een gesprek over weder zijdse kennissen in Kopenhagen. Na de maaltijd gingen zij, ge nietend van het zoele weer, in de tuin zitten, die uitzicht bood op de rustige buitenweg. Traag kringelden de blauwe rook wolkjes van de sigaren omhoog. Er heerste een uiterst vredige stemming, die werd onderstreept door een zacht pianospel uit een der nabijstaande huizen. „Je buren spelen Mozartmerkte Sven op. „Dat zal mevrouw Voerendael zijn", veronderstelde zijn zuster. „Ah, de Hongaarsemerkte de inspekteur op. „Ja", gaf Else Verhagen verbaasd toe. „Hebben jullie soms in je gewichtige gesprek de buurtbewoners onder de loupe genomen?" „Een paar ervan gaf haar broer toe, terwijl hij aandachtig een kringetje gadesloeg, dat hij met kunstvaardigheid had ge blazen. „Wat zou je zeggen van een wandelingetje door de buurt stelde Ernst voor. „We kunnen je dan laten zien, hoe het er uitziet en als je er belang in stelt, kun je meteen horen, wie hier wonen." „Een luisterrijk idee", gaf Sven te kennen. „Trouwens, een kleine wandeling na het eten is bevorderlijk voor de gezond heid." „Dat is wat nieuws!" riep Else Verhagen uit. „Vroeger was je na het eten nooit uit een gemakkelijke stoel weg te krijgen. Je bent wel veranderd sinds ik niet meer voor je zorg.' Het duurde maar even, voordat zij over het smalle grindpad naar het hek liepen en zich daarna op de weg begaven. De Verhagens woonden aan een van de stille zijwegen van de Kwakkenberg, in een gedeelte, dat hier en daar tussen de tuinen stukjes bos vertoonde. Het was echt buiten en toch niet meer dan tien minuten lopen van het eindpunt verwijderd van een der naar de stad voerende buslijnen. Op deze stille, warme augustus-avond ritselden slechts de bladeren lichtjes in de nauw merkbare wind. Het groen was donker geworden door de zonneschijn, die er dit jaar mild en veelvuldig op was gevallen. De verharde zandweg was overdekt met een laagje poederstof, dat de schoenen grijs deed worden. Zij wandelden langs het naastbij gelegen huis, evenals de woning van de advokaat bescheiden, maar prettig aandoend. Dan volgde een groter stuk bos, dat zich langs de weg uitstrekte over een lengte van bijna 25 meter. Inspekteur Sven Ohlquist zag toen, dat er een afrastering begon van gevlochten ijzer- draad met op regelmatige afstanden ijzeren staven in de grond Aan de bovenzijde was de afrastering versterkt door n drietal boven elkaar liggende rijen prikkeldraad. „Dat ziet er niet gastvrij uit," vond hij. „Hier begint de tuin van de familie Nabarescu," vertelde Else Verhagen. „Och, de afscheiding van de tuinen is hier vrijwel overal met prikkeldraad. Vergeet niet, dat we een beetje buiten wonen, zodat veel mensen hierdoor willen verhinderen, dat ongewenste bezoekers gemakkelijk in de tuin kunnen komen." „Hier woont dus Nabarescu," stelde Sven vast. „Maar ik dacht, dat de familie Voerendael wel dicht bij zou wonen. Anders zouden we toch dat pianospel nfet zo goed hebben kunnen horen?" „Die wonen ook vlak bij," gaf Ernst toe. „Dat zijn onze achterburen. Kijk, hier lopen twee wegen vrijwel evenwijdig. Oorspronkelijk lag daartussen een strook bos. Nu zijn in dat bos huizen gebouwd. Tussen de achtertuin van de Voeren daels en die van ons ligt nog een smalle strook bos. Deze tuin van de Nabarescu's daarentegen beslaat de hele breedte van het bos tussen beide wegen en het huis ligt er midden in." „Dag!" werd öp dat ogenblik uit de tuin geroepen. Zij zagen bij de afrastering een meisje staan van een jaar of vijf, een knap, donker kind, dat lachend wuifde. „Dag Nadia!" riep Else terug. „Dat is de jongste dochter van de Nabarescu's", vertelde Ernst zijn zwager. Zij zagen, hoe het meisje zich omkeerde en ineens hard in de richting van het grote huis begon te lopen, dat op enige af stand zichtbaar was tussen bomen en struiken. Het kind haastte zich naar een dame, die op dat ogenblik uit een serre naar buiten kwam. „Dat is mevrouw Nabarescu? vroeg de inspekteur. „Toch niet," antwoordde Else. „Dat moet een logé zijn. Ik heb die dame nog niet eerder gezien." „Het lijkt ook een vreemdelinge vond haar broer. „Ze is misschien een familielid uit Roemenië," veronder stelde de advokaat, die even met belangstelling had toegekeken. Van deze afstand konden de wandelaars bemerken, dat de dame nog jong was, slank en donker. Zij stond in de schaduw van een dichtbebladerde boom, zodat haar gezicht moeilijk was te onderscheiden. Niettemin kregen zij de indruk, dat daar een knappe vrouw stond, mogelijk nog een meisje onder de twintig jaar. Zij droeg een eenvoudig wit japonnetje. Zij keek naar de kleine Nadia, die enthousiast naar haar toe kwam en even later verdwenen beiden in de serre van het grote, drie verdiepingen hoge huis. „Je houdt er geen slechte buren op na," vond Ohlquist, die met waardering had gekeken. „Maar het zijn buren, waar je niet veel aan hebt, ant woordde zijn zuster. „Mensen als de Nabarescu s en de Voe rendaels krijgen we maar zelden te spreken. Ze hebben ge woonlijk gasten, waarmee ze zich bezig houden en ze zijn bovendien vaak zelf op reis. „Maar voorzover we ze kennen, zijn het heel aardige men sen," vulde haar man aan. „Ze zijn beleefd en de enkele keren, dat we er aan huis kwamen, hebben ze ons uitstekend ontvangen. Zij wandelden verder. Met welbehagen ademde Ohlquist de pittige geur van de dennen in, die het bos verspreidde. Na het woonhuis van de Roemeense familie volgde weer een strook bos, die zich van de ene weg tot de andere uitstrekte. De bomen stonden hier ver van elkaar, maar de bodem was bezaaid met een laag struikgewas. Daar over heen konden zij de andere weg zien, waarop juist een grote blauwe auto reed. „Aha, een teken van welstand!" zei de inspekteur lachend. „Wie is die rijkaard, die er zulk een juweel van een wagen op na houdt?" „Dat is de wagen van de Van de Zuyden s,' lichtte zijn zuster hem in. „Ja, een eigen auto kun je hier eigenlijk wel gebruiken. Maar dat hebben wij nog niet bereikt. Ernst moet voorlopig genoegen nemen met z'n motor en ik doe het nog minder. Ik heb een gewone fiets.' „Ja, ja, het geld zit raar verdeeld, gaf haar broer toe. Terwijl zij even stonden te kijken, bemerkten zij. dat de grote auto, die langzaam voortreed, het hek binnen ging van de tuin der Nabarescu's. Voor het huis bleef de wagen staan, terwijl de bestuurder, die er in bleef, de klakson even liet werken. „Komaan," zei Ernst, „dat is iets ongewoons." „Hoe dat zo?" informeerde zijn zwager. „Ernst heeft gelijk," stemde Else toe. „Het is nog niet ver toond. dat de Van der Zuyden's en de Nabarescu's omgang met elkander hebben. Zowel de familie Nabarescu als de Voerendaels hebben tot nu toe de Van der Zuyden's links laten liggen. De voordeur was open gegaan. Een betrekkelijk kleine, don kere heer in het grijs kwam naar buiten en liep op de wagen toe. De bestuurder had het voorportier geopend en er scheen een gesprek te worden gevoerd. „Het is misschien onbescheiden," zei Sven, „maar ik ben nu eenmaal erg nieuwsgierig. Zijn dat de heren Van der Zuyden en Nabarescu?" „Nee," antwoordde Else. „De man in de auto is mij onbe kend en de ander ook. Maar de wagen is wel degelijk van Van der Zuyden. „En het huis is van Nabarescu," vulde de inspekteur droog aan. Zij zagen, hoe uit het huis al heel gauw een dame kwam, het was dezelfde jonge vrouw, die zij eerst met de kleine Nadia hadden gezien. Ze ging naar de wagen en reikte de bestuurder de hand. Toen de drie wandelaars verder gingen, stonden de jonge vrouw en de donkere man in het grijs naast de auto in druk gesprek met de bestuurder. Blijkbaar kenden zij elkaar, want niets wees er op, dat het hier een ontmoeting tussen vreemden betrof. „Welnu," stelde Ohlquist vast, „al gaan dus de families Nabarescu en Van der Zuylen niet met elkaar om, met hun gasten schijnt dat toch wel het geval te zijn. Het bekende spreekwoord van les amis, die ook mes amis zijn, gaat dus vermoedelijk niet altijd op." Met belangstelling keek hij enkele minuten later naar het grote buitenhuis, dat Frau Eschenbach bewoonde. Er was een tegelterras voor en daarop stonden enige ligstoelen. Hierin hadden zich drie meisjes in fleurige jurkjes neergevleid, terwijl twee opgeschoten jongens met sporthemden en flanellen broe ken er bij stonden, de handen in de zakken en een sigaret in de mond. Vrolijk gelach steeg op. De zomergasten van de Duitse pensionhoudster hadden blijkbaar pret. Langs verschillende buitenwegen brachten de Verhagens hun Deense gast. Hij toonde interesse voor de huizen en voor de bossen, hij keek naar enkele mensen, die zich in de tuinen en bij de woningen lieten zien en hij was de eerste, die de grote auto van de familie Van der Zuyden opmerkte, toen deze hen voorbijreed. Achter het stuur zat de onbekende heer, die de wagen naar het huis van de Nabarescu s had gereden en achter in zaten de beide gasten van deze laatste familie. De jonge vrouw van wie zij door de snelheid van de wagen slechts een glimp konden opvangen, had in ieder geval een andere japon aangetrokken. De wagen reed weg in de richting van de stad. En toen Ohlquist dit merkte, toonde hij plotseling lust om ook naar de stad te gaan. „Is er niet een plekje om rustig te zitten, te luisteren naar wat muziek en zoiets?" vroeg hij. „Ik wil niet zeggen, dat ik het niet kan uithouden in jullie aardige woning, maar een mens ceft af en toe behoefte aan een verzetje." „Tja", gaf de inspekteur toe. „Alle Nijmegenaren zijn na tuurlijk vreemd voor mij, zodat het me niet kan schelen om die rond me te zien. Maar ik kan me voorstellen, dat door gewinterde Nijmegenaren als jullie graag eens de gezichten van onbekenden willen zien. Dat geeft je zon beetje het ge voel, of je in een internationaal verkeerscentrum zit." (Wordt vervolgd) Warenhuis en Ijzerhandel Bergen Kachelrekjes3,75 - 4,75 Warm waterzakken4.10 Bedkruiken gegalv3,25 Kolenkitten vanaf2,50 Kolenscheppen0,60 - 0,95 Kachelhaakjes0,30 Keukenbijlen4.10 - 4,75 Kachelketels7,00 - 8,00 Oliekachels Stella59,75 Oliekachels B.E.S49,50 Kachelpijpen en ellebogen Kachelcement en kachelkit Etna Kachels81,00 - 90,00 Etna Messina120,00 Thebo Vj hete lucht116,00 roodbruine tuintegels Telefoon 597 en 476 Schagen Donderdag 30 januari met medewerking van bekende Radio- en Televisie artisten, voor genodigden en Ouden van Dagen te Bergen in de Bios coopzaal van „De Rustende Jager" Aanvang n.m. 1.30 en 8 uur Ouden van Dagen gratis en voor zover plaats voor belangstellenden a f 1,50 per persoon. Voorziet U tijdig van plaatsen Verkrijgbaar bij Boekhandel de Haan, Schoelink en ThomassenFotohandel van Berge Sigarenmag. Kroon, Breelaan; Sigarenmag. H. de JongeSigarenmag. Drieënhuizen Kapsalon Beentjes; de Moei Oostdorp; Wittebrood, Tuindorp; Volgers Bergen aan Zee. Noteert heden voor RUNDVLEES per 1/2 kg Biefstukf 3.00 Roastbeaf of Lendef 2.30 Riblappenf 1.90 Magere Lappenf 2.10 Doorr. Lappenf 1.70 Gehaktf 1.70 Rauw vetf 0.50 Eigen gesmolten vet f 0.60 VARKENSVLEES per >/2 kg Fricandeauf 2.20 Magere Lappenf 2.10 Haaskarbonadef2. Ribkarbonadef 1.90 Schouderkarbonadef 1.70 Saucijzenf 1.80 Mager spek f 1.50 Vet spekf 0.80 Deze prijzen zijn uitsluitend afgehaald en a contant. Zie verder onze prijzen voor kalfsvlees en boterhambeleg.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1958 | | pagina 6