Raadsel in Nijmegen
II. k. Finkensieper
ICwattUiU-
adiketeH
FLAGSTONES
0
0
H00GV0RST
FILM- en CABARET
middag en avond
Fa. H. J. Volten en Zn
Ook voor maat kleding
kledingmagazijn
ALKMAAR
model vleeshouwer ij
te Groet
woensdags gehaktdag 11,50
door G. Plantema
Nadruk Verboden
„Gelukkig, dat deze trouwe liefde niet verkoeld is," ant
woordde de inspekteur. „Ja, ja, familiebanden worden niet ge
makkelijk verbroken! Maar ik geef toe, dat jullie misschien nog
een tijdje op een bezoek van mij hadden moeten wachten, als
ik niet een reden had gehad om naar dit land te komen. En wat
meer zegt. naar deze stad in het bijzonder.
„Nee toch!' deed mr. Ernst Verhagen verbaasd. „Wie had
ooit kunnen .denken, dat Nijmegen om kriminele redenen de
aandacht van inspekteur Sven Ohlquist uit Kopenhagen zou
trekken?"
„Nu ja, kriminele redenen? Je moet niet dadelijk menen, dat
wij jullie stad beschouwen als een schuilplaats voor ordinaire
boeven," gaf de inspekteur te kennen.
„Je moet niet proberen je eigen standje te verdedigen, wierp
z'n zwager hem tegen. „Een politieman is identiek met een
boevenjager. En een boef is altijd ordinair."
„Dat kon wel eens anders zijn," meende Sven. „Er is ver
schil tussen de ene boef en de andere. Je hebt ze in groot en
klein formaat. Je hebt ze deftig en ordinair."
„Dat zal wel kloppen," stemde mr. Ernst Verhagen vrolijk
toe. En omdat inspekteur Sven Ohlquist het de moeite waard
vindt, voor een boef zijn geliefkoosd Kopenhagen te verlaten,
moet het er ongetwijfeld een van groot formaat zijn. Aangezien
hij bovendien opkomt tegen de kwalificatie ordinair, moeten wij
aannemen, dat de bewuste boef nog deftig is bovendien. Zou
er werkelijk in deze rustige stad vol vakantiegangers een deftige
boef van groot formaat te vinden zijn?"
„Dat is nu een vraag, die nog dient te worden opgelost,"
gaf de inspekteur ten antwoord. „Als er zekerheid over be
stond, hoefde ik niet hierheen te komen. En dan liepen jullie
nog het genoegen van mijn bezoek mis."
„Een klein beetje zelfkennis kan nooit kwaad," merkte zijn
zuster lachend op. „Maar ik hoop, dat je met je onderzoek naar
zon individu toch een beetje tijd zult overhouden om er aan
te denken, dat je onze gast bent."
„En of!" riep inspekteur Sven Ohlquist onmiddellijk. „Ver
beeld je! Ik herinner mij nog veel te goed, hoe jij tot voor kort
mijn huis hebt bestuurd. Ja, dat mag je gerust als een kompliment
beschouwen. Maar daarom ben ik ook met hoge verwachtingen
hierheen gekomen!'
„Kijk eens aan! Dan moet ik zeker proberen, je niet teleur
te stellen," zei Else Verhagen.
„Dat kunnen we jou gerust toevertrouwen," merkte haar
echtgenoot onmiddellijk op, hetgeen zijn zwager een goedkeu
rend gebrom ontlokte.
„Ik mag dat wel," zei de inspekteur. „Het is geen kwaad
teken, als mannen zelfs na hun trouwen hun vrouw lof toe
zwaaien. Maar, waarde zwager, als wij het er over eens zijn.
dat wij Else gerust ons welzijn kunnen toevertrouwen, dan
kunnen wij ons des te beter koncentreren op enkele zaken, die
mijn belangstelling hebben."
„Ik hoop niet, dat je mij in je aangelegenheden wenst te be
trekken," protesteerde mr. Ernst Verhagen lachend.
„Natuurlijk zal ik geen beroep op je medewerking doen,
voorzover het zuiver politiezaken betreft," gaf de inspekteur
toe. „Maar er zijn een paar dingen, die wij hier in deze ge
riefelijke woonkamer kunnen bepraten. En jij kunt me misschien
even bevredigend inlichten als de heren van de Nijmeegse
politie, die ik ongetwijfeld binnenkort moet spreken."
„Gaa jullie dan maar gewichtige dingen bespreken, dan kan
ik mij aan het diner wijden, merkte zijn zuster op, terwijl ze
opstond en zich gereedmaakte om naar de keuken te gaan.
„Ik heb het altijd als een voorrecht beschouwd, een zuster
te hebben, die niet probeert haar neus in geheimen te steken,
grinnikte de inspekteur.
„Doe maar gewichtig," antwoordde zijn zuster vrolijk. „Je
bent gewoonlijk net zo n kleine jongen als de mensen denken,
wanneer ze je zien. En ik geloof, dat deze man van mij er ook
wel wat voor voelt, een belangrijk gesprek te voeren, waar een
vrouw toch niet warm voor is te krijgen.
„Maar nu even terzake, kerel," zei Ohlquist, plotseling
ernstiger, toen zijn zuster de kamer uit was. „Ik heb al ontdekt,
dat je hier in een omgeving woont vang rote landhuizen. Weet
je misschien een beetje, wat voor mensen daar wonen?"
„Dat is een vraag, die niet heel gemakkelijk is," meende zijn
zwager. „Natuurlijk, vooral de bewoners van de huizen in de
buurt zijn me bekend, al is dat voor een deel niet meer dan
bij gezicht. Maar je zult je zeker nader kunnen verklaren. Wat
voor mensen heb je speciaal op het oog?
„Jammer genoeg moet de politie zich gewoonlijk meer be
kommeren om personen, die een uitzonderlijk leven leiden, dan
om normale burgers," gaf de inspekteur als inleiding te kennen.
„Ik verlang niet, dat je mij alle namen noemt van de mensen
hier in de buurt, maar wel interesseert het me sterk of er ook
mensen uit het buitenland aanwezig zijn. Vooral mensen, die hier
nog niet lang wonen, dan wel in huis verblijven bij een van de
reeds langer hier zijnde ingezetenen."
„Je hebt nog niet de gewoonte afgeleerd om min of meer
ambtelijke taal te gebruiken," lachte mr. Ernst Verhagen.
„Maar ik moet even nadenken. Veel buitenlanders ken ik hier
niet en je begrijpt, dat in een stad als Nijmegen hun aanwezig
heid toch wel gauw genoeg bekend is." Hij stond van zijn
stoel op en wandelde enkele ogenblikken de kamer op en neer,
grote rookwolken voor zich uitblazend. „Tja", zei hij dan,
„in de villa Boslust woont sinds een paar maanden een buiten
lands gezin. Dat is de familie Vandenberghe. De man is direk-
teur van een kleine textielfabriek in de stad. Maar voor zover
ik weet zijn dat niet bepaald opvallende mensen. Zij komen uit
Brasschaet bij Antwerpen, man, vrouw en drie kleine kinderen."
„Zo, de familie Vandenberghe uit België", merkte Sven op.
de naam noterend in een blauw boekje. „En weet je verder
niemand?"
„Jawel gaf de advokaat toe. „Op Bellavista woont sinds een
maand of twee een Duitse dame, Frau Eschenbach. Zij moet
ongeveer zestig jaar zijn en heeft in Nijmegen een huishoudster
en een dienstbode aangenomen. Het is misschien wel wat
vreemd, dat deze drie mensen in een paleis van een herenhuis
wonen, maar het schijnt, dat zij op het ogenblik betalende
zomergasten heeft. Best mogelijk, dat Frau Eschenbach dus
een zomerpension is begonnen. Voorzover ik weet, heeft zij
alleen Hollandse gasten, maar dat durf ik natuurlijk niet zeker
te zeggen."
„Goed zo, Frau Eschenbach, vermoedelijk pensionhoudster",
prevelde Ohlquist. „Je begint op dreef te komen. Wie volgt?"
„In huize Eikenheuvel wonen de heer en mevrouw Nabarescu.
Dat zijn mensen uit Roemenië, maar zij wonen al jaren in
Nijmegen". Ik noem ze alleen, omdat ze nogal eens gasten uit
het buitenland ontvangen, die hier dan een paar weken of
langer logeren. Trouwens, dan mag ik ook de Hongaarse fa
milie Voerendael niet vergeten. Mevrouw is een Hongaarse
en daar komen ook dikwijls vreemdelingen in huis. Je be
grijpt, dat ik die gasten niet ken. Of er op het ogenblik bij de
Voerendaels of de Nabarescu's logé's zijn, zou ik trouwens
evenmin kunnen vertellen. Dat weet Else wellicht beter, want
die praat nogal eens met onze buurvrouw, mevrouw Hermans,
die zowat iedereen kent, terwijl zij bovendien graag voor
sprekend nieuwsblad speelt."
„Dat is dus de oogst?" informeerde de inspekteur.
„Tja", zei Ernst aarzelend, „ik zou werkelijk nu niemand
anders kunnen noemen, ja toch! De familie Van der Zuyden
krijgt soms bezoekers uit het buitenland. Zij schijnen veel ge
reisd en zodoende aardig wat kennissen opgedaan te hebben.
Ik herinner mij, dat er kortgeleden een Duits echtpaar logeerde
en eerder mensen uit Zuid-Frankrijk. Maar om je de waarheid
te zeggen, de Van der Zuyden's zijn erg gereserveerd. Zij
wonen op Montplaisir en moeten schatrijk zijn. In Nijmegen
schijnen ze maar heel weinig kennissen te hebben."
„Dat zijn dus echt deftige mensen", merkte Ohlquist half
vragend op. „Ja antwoordde Ernst Verhagen, „als geld deftig
heid maakt, ongetwijfeld. Maar alle mensen op de Kwakken-
berg mag je beschouwen als gezeten burgers, die als min of
meer deftig kunnen worden bestempeld."
„En toch schijn je de deftigheid van de familie Van der
Zuyden een beetje in twijfel te trekken!" riep de inspekteur
lachend.
„Nu ja", gaf de advokaat toe. „men weet niet goed, wat men
aan die mensen heeft. Ik moet zeggen, dat de heer Van der
Zuyden soms een wat zonderlinge indruk maakt. Men zegt,
dat hij een rijkgeworden handelaar in onroerend goed is, maar
men weet niet precies, waarin hij zaken deed. De een vertelt,
dat hij door gokken op de beurs geld heeft verdiend, de ander
meent, dat hij niet erg nauw heeft gekeken bij het kopen en
verkopen van goederen van niet altijd bekende herkomst. Ik weet
het niet hoor. Ik ken de man alleen van gezicht. Maar ik moet
toegeven, dat hij er niet uitziet, of hij thuishoort in de dure
auto, waarmee hij rondrijdt. Zeker ziet hij er uit, of hij nogal
zwaar drinkt en ook in andere opzichten niet afkerig is van
het goede der aarde. Trouwens, een van Else s leveranciers
heeft ook de Van der Zuydens tot klant en daardoor hoor je
v^el eens van grote, heel kostbare bestellingen.'
„Dat is dus de heer Van der Zuyden", merkte inspekteur
Sven Ohlquist op. „Je geeft geen buitengewoon aantrekkelijke
beschrijving van de man, maar dat hoeft voor mij nog niets te
betekenen. Hoe is zijn vrouw?"
Ernst Verhagen haalde de schouders op. „Daaruit kunnen
wij helemaal niet wijs worden," antwoordde hij. „Nu ja, we
zijn hier in Nijmegen niet gewend aan de opmaakmethoden, die
de dames in de grotere steden er op na houden. Maar ik moet
zeggen, dat mevrouw Van der Zuyden er naar mijn smaak wel
eens erg bijgewerkt uitziet."
„Haha!" brulde de inspekteur. „Jij bent wel echt een in
woner van een kleinere stad geworden, zwager. Ik geloof, dat
je vroeger in Amsterdam en Den Haag toch wel opgemaakte
dames zult hebben gezien. En ik meen me te herinneren, dat
je ook wel eens in Parijs, Brussel en andere wereldsteden bent
geweest. Wat een degelijkheid ineens.
„Och," zei Ernst, „ik geef graag toe, dat ik in de grote
steden meer heb gezien dan hier. Maar ook daar zou mevrouw
Van der Zuyden een opvallende verschijning geweest zijn. Het
is trouwens helemaal een eigenaardig echtpaar. Hij is over de
vijftig en zij vermoedelijk een twintig jaar jonger. Zij ziet er
nog jong genoeg uit en juist daarom heeft ze geen overdadige
opmaak nodig. En ze is bovendien niet onknap, al is ze wat
grof van trekken. Het merkwaardige is wel. dat de mensen die
met haar man hebben gesproken, hem weinig beschaafd en soms
zelfs onbeschoft pleegt te noemen, terwijl men dat van haar
nooit zegt. Goed, men weet niet, wat men aan haar heeft,
maar ze is altijd beleefd."
„In elk geval is dat dus een echtpaar, dat een beetje buiten
het kader van deze deftige omgeving valt", was de slotsom,
waartoe de inspekteur kwam.
„En toch krijgen zij vaak buitenlandse bezoekers. Wat zijn
dat over het algemeen voor mensen? Kun je mij een indruk
geven?"
„Nu vraag je wel een beetje veel", vond mr. Ernst Ver
hagen. „Ik heb die bezoekers alleen maar gezien, dikwijls zelfs
niet anders, dan wanneer ze mij in de auto voorbijkwamen. Bij
vreemdelingen kun je toch heel lastig op het uiterlijk afgaan.
Maar het Duitse echtpaar, dat er het laatst was. maakte een
nette indruk, ik kan niet anders zeggen. Het waren bepaald
gegoede mensen, te oordelen naar hun kleding. Dat zij met
Van der Zuyden overweg konden, verbaasde mij wel even.
Over de Fransen, die er voor hen waren, kan ik helemaal
niets vertellen. Maar nog eerder was er een Spanjaard en ik
moet je eerlijk zeggen, dat die meneer er beslist ongunstig uit
zag. Maar in Spanje was zijn type misschien toch niet bijzonder.
Daar kan ik moeilijk over oordelen. En ik weet zeker, dat hij
genoeg geld ter beschikking had, want hij heeft het in de stad
in verschillende café s flink laten rollen. Hij placht nogal eens
met zijn gastheer aan de zwier te gaan, maar mevrouw Van
der Zuyden vertoonde zich bijna nooit met hem."
„Wel, wel", zei de inspekteur. „Dat is nog een heel verhaal
geworden over die eigenaardige Van der Zuydens. Meer
mensen van vreemde nationaliteit wonen hier dus niet meer
in de omgeving?"
„Nee," stemde de advokaat toe, „tenzij je nog rekening
houdt met de Indonesische huisknecht bij de familie Verpoort.
Maar de oude Achmat is al jaren een van de buurtbewoners.
Hij is met de familie meegekomen uit Indonesië. Als je soms
op zoek bent naar geheimzinnige oosterlingen, dan kan ik je
alleen naar hem verwijzen, maar ik geloof niet, dat hij daarvoor
in aanmerking zou komen.
„Voor de volledigheid zal ik hem noteren", antwoordde
inspekteur Sven Ohlquist. „maar ik geef toe, dat hij in de
zaak, die ik onder handen heb. hoogst waarschijnlijk buiten
schot zal blijven."
„Ik begin belang te stellen in je zaakbegon Ernst
Verhagen, wiens nieuwsgierigheid was geprikkeld door- het
vragen naar de vreemdelingen.
„Ik wil jullie niet storen", zei ineens zijn vrouw, die haar
blonde hoofd om de deur liet komen, maar ik heb gedekt.
„Aha!" riep inspekteur Sven Ohlquist, „we zullen je niet
laten wachten. En jij. Ernst, oefen een beetje geduld. Wachten
op antwoord is heel geschikt om de belangstelling aan te wak
keren."
„Filosofie van de koude grond", meende de advokaat. „Maar
ik vergat je nog te vertellen, dat Else ook al een buitenlandse
is, die hier nog maar kort in de buurt woont.
„Het doet me genoegen, dat je nog aan je vrouw denkt ook
spotte Sven. „Zij blijft overigens helemaal buiten schot, want
het is te gek, dat een politieman zelfs zijn eigen zuster als ver
dachte zou moeten beschouwen."
In de andere kamer gingen ze aan tafel en terwijl zij aten
met een smaak, die de gastvrouw bewees, hoe zeer haar kook
kunst werd gewaardeerd, voerden zij een gesprek over weder
zijdse kennissen in Kopenhagen. Na de maaltijd gingen zij, ge
nietend van het zoele weer, in de tuin zitten, die uitzicht bood
op de rustige buitenweg. Traag kringelden de blauwe rook
wolkjes van de sigaren omhoog. Er heerste een uiterst vredige
stemming, die werd onderstreept door een zacht pianospel uit
een der nabijstaande huizen.
„Je buren spelen Mozartmerkte Sven op.
„Dat zal mevrouw Voerendael zijn", veronderstelde zijn
zuster.
„Ah, de Hongaarsemerkte de inspekteur op.
„Ja", gaf Else Verhagen verbaasd toe. „Hebben jullie soms
in je gewichtige gesprek de buurtbewoners onder de loupe
genomen?"
„Een paar ervan gaf haar broer toe, terwijl hij aandachtig
een kringetje gadesloeg, dat hij met kunstvaardigheid had ge
blazen.
„Wat zou je zeggen van een wandelingetje door de buurt
stelde Ernst voor. „We kunnen je dan laten zien, hoe het er
uitziet en als je er belang in stelt, kun je meteen horen, wie
hier wonen."
„Een luisterrijk idee", gaf Sven te kennen. „Trouwens, een
kleine wandeling na het eten is bevorderlijk voor de gezond
heid."
„Dat is wat nieuws!" riep Else Verhagen uit. „Vroeger was
je na het eten nooit uit een gemakkelijke stoel weg te krijgen.
Je bent wel veranderd sinds ik niet meer voor je zorg.'
Het duurde maar even, voordat zij over het smalle grindpad
naar het hek liepen en zich daarna op de weg begaven. De
Verhagens woonden aan een van de stille zijwegen van de
Kwakkenberg, in een gedeelte, dat hier en daar tussen de tuinen
stukjes bos vertoonde. Het was echt buiten en toch niet meer
dan tien minuten lopen van het eindpunt verwijderd van een
der naar de stad voerende buslijnen. Op deze stille, warme
augustus-avond ritselden slechts de bladeren lichtjes in de nauw
merkbare wind. Het groen was donker geworden door de
zonneschijn, die er dit jaar mild en veelvuldig op was gevallen.
De verharde zandweg was overdekt met een laagje poederstof,
dat de schoenen grijs deed worden.
Zij wandelden langs het naastbij gelegen huis, evenals de
woning van de advokaat bescheiden, maar prettig aandoend.
Dan volgde een groter stuk bos, dat zich langs de weg uitstrekte
over een lengte van bijna 25 meter. Inspekteur Sven Ohlquist
zag toen, dat er een afrastering begon van gevlochten ijzer-
draad met op regelmatige afstanden ijzeren staven in de grond
Aan de bovenzijde was de afrastering versterkt door n drietal
boven elkaar liggende rijen prikkeldraad.
„Dat ziet er niet gastvrij uit," vond hij.
„Hier begint de tuin van de familie Nabarescu," vertelde
Else Verhagen. „Och, de afscheiding van de tuinen is hier
vrijwel overal met prikkeldraad. Vergeet niet, dat we een beetje
buiten wonen, zodat veel mensen hierdoor willen verhinderen,
dat ongewenste bezoekers gemakkelijk in de tuin kunnen
komen."
„Hier woont dus Nabarescu," stelde Sven vast. „Maar ik
dacht, dat de familie Voerendael wel dicht bij zou wonen.
Anders zouden we toch dat pianospel nfet zo goed hebben
kunnen horen?"
„Die wonen ook vlak bij," gaf Ernst toe. „Dat zijn onze
achterburen. Kijk, hier lopen twee wegen vrijwel evenwijdig.
Oorspronkelijk lag daartussen een strook bos. Nu zijn in dat
bos huizen gebouwd. Tussen de achtertuin van de Voeren
daels en die van ons ligt nog een smalle strook bos. Deze tuin
van de Nabarescu's daarentegen beslaat de hele breedte van
het bos tussen beide wegen en het huis ligt er midden in."
„Dag!" werd öp dat ogenblik uit de tuin geroepen.
Zij zagen bij de afrastering een meisje staan van een jaar of
vijf, een knap, donker kind, dat lachend wuifde.
„Dag Nadia!" riep Else terug.
„Dat is de jongste dochter van de Nabarescu's", vertelde
Ernst zijn zwager.
Zij zagen, hoe het meisje zich omkeerde en ineens hard in
de richting van het grote huis begon te lopen, dat op enige af
stand zichtbaar was tussen bomen en struiken. Het kind haastte
zich naar een dame, die op dat ogenblik uit een serre naar
buiten kwam.
„Dat is mevrouw Nabarescu? vroeg de inspekteur.
„Toch niet," antwoordde Else. „Dat moet een logé zijn. Ik
heb die dame nog niet eerder gezien."
„Het lijkt ook een vreemdelinge vond haar broer.
„Ze is misschien een familielid uit Roemenië," veronder
stelde de advokaat, die even met belangstelling had toegekeken.
Van deze afstand konden de wandelaars bemerken, dat de
dame nog jong was, slank en donker. Zij stond in de schaduw
van een dichtbebladerde boom, zodat haar gezicht moeilijk was
te onderscheiden. Niettemin kregen zij de indruk, dat daar
een knappe vrouw stond, mogelijk nog een meisje onder de
twintig jaar. Zij droeg een eenvoudig wit japonnetje. Zij keek
naar de kleine Nadia, die enthousiast naar haar toe kwam en
even later verdwenen beiden in de serre van het grote, drie
verdiepingen hoge huis.
„Je houdt er geen slechte buren op na," vond Ohlquist, die
met waardering had gekeken.
„Maar het zijn buren, waar je niet veel aan hebt, ant
woordde zijn zuster. „Mensen als de Nabarescu s en de Voe
rendaels krijgen we maar zelden te spreken. Ze hebben ge
woonlijk gasten, waarmee ze zich bezig houden en ze zijn
bovendien vaak zelf op reis.
„Maar voorzover we ze kennen, zijn het heel aardige men
sen," vulde haar man aan. „Ze zijn beleefd en de enkele keren,
dat we er aan huis kwamen, hebben ze ons uitstekend ontvangen.
Zij wandelden verder. Met welbehagen ademde Ohlquist de
pittige geur van de dennen in, die het bos verspreidde. Na het
woonhuis van de Roemeense familie volgde weer een strook
bos, die zich van de ene weg tot de andere uitstrekte. De bomen
stonden hier ver van elkaar, maar de bodem was bezaaid met
een laag struikgewas. Daar over heen konden zij de andere weg
zien, waarop juist een grote blauwe auto reed.
„Aha, een teken van welstand!" zei de inspekteur lachend.
„Wie is die rijkaard, die er zulk een juweel van een wagen
op na houdt?"
„Dat is de wagen van de Van de Zuyden s,' lichtte zijn
zuster hem in. „Ja, een eigen auto kun je hier eigenlijk
wel gebruiken. Maar dat hebben wij nog niet bereikt. Ernst
moet voorlopig genoegen nemen met z'n motor en ik doe het
nog minder. Ik heb een gewone fiets.'
„Ja, ja, het geld zit raar verdeeld, gaf haar broer toe.
Terwijl zij even stonden te kijken, bemerkten zij. dat de
grote auto, die langzaam voortreed, het hek binnen ging van
de tuin der Nabarescu's. Voor het huis bleef de wagen staan,
terwijl de bestuurder, die er in bleef, de klakson even liet
werken.
„Komaan," zei Ernst, „dat is iets ongewoons."
„Hoe dat zo?" informeerde zijn zwager.
„Ernst heeft gelijk," stemde Else toe. „Het is nog niet ver
toond. dat de Van der Zuyden's en de Nabarescu's omgang
met elkander hebben. Zowel de familie Nabarescu als de
Voerendaels hebben tot nu toe de Van der Zuyden's links
laten liggen.
De voordeur was open gegaan. Een betrekkelijk kleine, don
kere heer in het grijs kwam naar buiten en liep op de wagen
toe. De bestuurder had het voorportier geopend en er scheen
een gesprek te worden gevoerd.
„Het is misschien onbescheiden," zei Sven, „maar ik ben nu
eenmaal erg nieuwsgierig. Zijn dat de heren Van der Zuyden
en Nabarescu?"
„Nee," antwoordde Else. „De man in de auto is mij onbe
kend en de ander ook. Maar de wagen is wel degelijk van
Van der Zuyden.
„En het huis is van Nabarescu," vulde de inspekteur droog
aan.
Zij zagen, hoe uit het huis al heel gauw een dame kwam,
het was dezelfde jonge vrouw, die zij eerst met de kleine
Nadia hadden gezien. Ze ging naar de wagen en reikte de
bestuurder de hand. Toen de drie wandelaars verder gingen,
stonden de jonge vrouw en de donkere man in het grijs naast
de auto in druk gesprek met de bestuurder. Blijkbaar kenden
zij elkaar, want niets wees er op, dat het hier een ontmoeting
tussen vreemden betrof.
„Welnu," stelde Ohlquist vast, „al gaan dus de families
Nabarescu en Van der Zuylen niet met elkaar om, met hun
gasten schijnt dat toch wel het geval te zijn. Het bekende
spreekwoord van les amis, die ook mes amis zijn, gaat dus
vermoedelijk niet altijd op."
Met belangstelling keek hij enkele minuten later naar het
grote buitenhuis, dat Frau Eschenbach bewoonde. Er was een
tegelterras voor en daarop stonden enige ligstoelen. Hierin
hadden zich drie meisjes in fleurige jurkjes neergevleid, terwijl
twee opgeschoten jongens met sporthemden en flanellen broe
ken er bij stonden, de handen in de zakken en een sigaret in
de mond. Vrolijk gelach steeg op. De zomergasten van de
Duitse pensionhoudster hadden blijkbaar pret.
Langs verschillende buitenwegen brachten de Verhagens hun
Deense gast. Hij toonde interesse voor de huizen en voor de
bossen, hij keek naar enkele mensen, die zich in de tuinen en
bij de woningen lieten zien en hij was de eerste, die de grote
auto van de familie Van der Zuyden opmerkte, toen deze hen
voorbijreed. Achter het stuur zat de onbekende heer, die de
wagen naar het huis van de Nabarescu s had gereden en achter
in zaten de beide gasten van deze laatste familie. De jonge
vrouw van wie zij door de snelheid van de wagen slechts een
glimp konden opvangen, had in ieder geval een andere japon
aangetrokken. De wagen reed weg in de richting van de stad.
En toen Ohlquist dit merkte, toonde hij plotseling lust om ook
naar de stad te gaan.
„Is er niet een plekje om rustig te zitten, te luisteren naar
wat muziek en zoiets?" vroeg hij. „Ik wil niet zeggen, dat ik
het niet kan uithouden in jullie aardige woning, maar een mens
ceft af en toe behoefte aan een verzetje."
„Tja", gaf de inspekteur toe. „Alle Nijmegenaren zijn na
tuurlijk vreemd voor mij, zodat het me niet kan schelen om
die rond me te zien. Maar ik kan me voorstellen, dat door
gewinterde Nijmegenaren als jullie graag eens de gezichten
van onbekenden willen zien. Dat geeft je zon beetje het ge
voel, of je in een internationaal verkeerscentrum zit."
(Wordt vervolgd)
Warenhuis en Ijzerhandel
Bergen
Kachelrekjes3,75 - 4,75
Warm waterzakken4.10
Bedkruiken gegalv3,25
Kolenkitten vanaf2,50
Kolenscheppen0,60 - 0,95
Kachelhaakjes0,30
Keukenbijlen4.10 - 4,75
Kachelketels7,00 - 8,00
Oliekachels Stella59,75
Oliekachels B.E.S49,50
Kachelpijpen en ellebogen
Kachelcement en kachelkit
Etna Kachels81,00 - 90,00
Etna Messina120,00
Thebo Vj hete lucht116,00
roodbruine tuintegels
Telefoon 597 en 476 Schagen
Donderdag 30 januari
met medewerking van bekende Radio-
en Televisie artisten, voor genodigden en
Ouden van Dagen te Bergen in de Bios
coopzaal van „De Rustende Jager"
Aanvang n.m. 1.30 en 8 uur
Ouden van Dagen gratis en voor zover
plaats voor belangstellenden a f 1,50
per persoon.
Voorziet U tijdig van plaatsen
Verkrijgbaar bij Boekhandel de Haan,
Schoelink en ThomassenFotohandel
van Berge Sigarenmag. Kroon, Breelaan;
Sigarenmag. H. de JongeSigarenmag.
Drieënhuizen Kapsalon Beentjes; de Moei
Oostdorp; Wittebrood, Tuindorp; Volgers
Bergen aan Zee.
Noteert heden voor
RUNDVLEES per 1/2 kg
Biefstukf 3.00
Roastbeaf of Lendef 2.30
Riblappenf 1.90
Magere Lappenf 2.10
Doorr. Lappenf 1.70
Gehaktf 1.70
Rauw vetf 0.50
Eigen gesmolten vet f 0.60
VARKENSVLEES per >/2 kg
Fricandeauf 2.20
Magere Lappenf 2.10
Haaskarbonadef2.
Ribkarbonadef 1.90
Schouderkarbonadef 1.70
Saucijzenf 1.80
Mager spek f 1.50
Vet spekf 0.80
Deze prijzen zijn uitsluitend afgehaald
en a contant.
Zie verder onze prijzen voor kalfsvlees
en boterhambeleg.