Boekbespreking
a 1.25.
De politieman keek de bezoeker misprijzend aan en haalde
toen zijn schouders op. Zonder verder commentaar nam hij de
hoorn van het telefoontoestel.
„Hallo, inspekteur, hier is een manhoe is uw naam?'
„Tonnie Koenders. Uit Wilschoten.
„Hallo? Tonnie Koenders is zijn naam, afkomstig uit Wil
schoten, en hij beweert, dat hier een boot voor hem moet zijn...
O juistJawel, inspekteur.''
„Nou, de inspekteur wil u ontvangen. Loopt u maar door deze
deur, de gang in en de tweede deur rechts.'
Tonnie boog. „Mijn dank." Hij liep naar de gang en klopte
op de tweede deur rechts.
„Binnen."
Hij draaide de knop om en betrad het vertrek. Een rijzige
politieman met twee sterren op zijn uniform stond van achter
zijn bureau op en stak glimlachend een hand uit.
„Zo, meneer Koenders, hoe maakt u het? Gaat u zitten. Si
garet?"
„Graag."
„Mijn kollega Busselaar is hier gisteren even geweest en
heeft me de situatie uiteengezet. Voor zover ik het begrijp, bent
u naar alle waarschijnlijkheid op een goed spoor. Nu was uw
verzoek: een boot ter beschikking te hebben. Natuurlijk hebben
we hier wel enkele snelle motorboten, maar de voorschriften
verbieden deze aan particulieren uit te lenen. Zelfs als deze
mensen onder bepaalde omstandigheden hulp verlenen aan de
politie.
Tonnie's gezicht betrok. „Ik kreeg vanmorgen een brief van
mijn vriend Busselaar en
„Mag ik die brief eens zien?"
Tonnie grijnsde. „Die heb ik, nadat ik hem gelezen had, met
een verbrand."
De ander knikte. „Apropos, u kunt zich natuurlijk behoorlijk
legitimeren?"
Tonnie nam zijn rijbewijs en pas uit zijn portefeuille en over
handigde die aan de inspekteur, die de documenten bekeek en
de foto's vergeleek met het origineel. Tonnie vervolgde intus
sen: „Zoals ik al zei, mijn kollega Busselaar schreef me, dat er
wèl een boot ter mijner beschikking zou zijn."
De inspekteur gaf de papieren terug en trommelde op zijn
bureau. „Onder bepaalde omstandigheden en onder bepaalde
voorwaarden: ja. U krijgt iemand mee. Dat is niet alleen nood
zakelijk uit het oogpunt van dienstvoorschriften, doch ook van
wege het feit, dat u het water hier niet kent. Zelfs al zoudt u
een expert zijn in het varen, dan zoudt u binnen een half uur
vast zitten tijdens eb. Het wemelt hier namelijk van ondiep
ten en bij laag water komen er vele van droog. U begrijpt, dat
het vervelende konsekwenties met zich mee zou brengen, zowel
voor u als voor ons, als u omhoog kwam te zitten. Daar staat
tegenover, dat wij op onze beurt natuurlijk graag willen mee
werken om de heren in hun kraag te pakken Ik ben het met
mijn kollega Busselaar eens, dat we de lieden op heterdaad
moeten betrappen. Ook daarom gaat er een mannetje mee. Te
meer ook, omdat de kust voor Wilschoten ressorteert onder ons
kontrólegebied."
Tonnie knikte. „Daartegen heb ik natuurlijk geen enkel be
zwaar."
„Bent u nog wat naders te weten gekomen?"
„Ja. Vannacht ben ik weer op mijn post geweest. Om precies
half twee voer een motorboot uit de particuliere haven van
't Hooge. Omstreeks drie uur kwam die boot weer terug. Ik ben
zwemmende in de nabijheid van de boot geweest en ik heb ge
zien, dat men enkele pakjes van boord haalde en aan land
bracht. Bovendien antwoordde iemand, op de vraag of alles
goed gegaan was: „Niets bizonders. We waren in twee minu
ten klaar. Hier zijn de spullen: zeven dozen in totaal. We moe
ten er vandaag nog wat van doorsturenEn daarop werd geant
woord: „Daar zorgt Ineke wel voor." Voor zover ik heb kunnen
konstateren, waren er vier man bij betrokken."
„Die Ineke, is dat de dochter van die Rosmalen," informeer
de de inspekteur, die belangstellend had zitten luisteren.
„Ja. Naar mijn mening transporteert zij die rommel naar Am
sterdam. Met een blauwe sportwagen."
De inspekteur knikte. „Ja, dat is me al bekend." Hij keek
op een blad papier: „Van mijn kollega Busselaar weet ik, dat
een blauwe sportwagen, een Opel Rekord, met aan het stuur
een jongedame, die beantwoordt agn het signalement, dat u ge
geven hebt, omstreeks half één vanmiddag in Amsterdam arri
veerde. De wagen is toen naar een woning op de Zeedijk gere
den en men heeft gezien, dat de vrouw een tas bij zich had. Na
een kwartier kwam ze terug. Ze heeft daarna enkele café's in
de binnenstad bezocht en is om half drie weer de stad uitge
reden in de richting van de Afsluitdijk. Dit is het laatste, wat ik
een kwartier geleden heb doorgekregen. Er staan posten langs
de route, die haar doormelden, zodra ze is gepasseerd. U ziet,
wij hebben ook onze maatregelen genomen."
Tonnie was verrast. „Ik maak u mijn compliment. Als ik het
dus goed begrepen heb, werkt u nauw samen met Amsterdam."
Glimlachend knikte de inspekteur. „In zulke gevallen werkt de
politie in het hele land altijd nauw samen. Wij hebben trou
wens reeds enige maanden het vermoeden, dat in het noorden
van het land dat spul ons land werd binnengesmokkeld. Het is
ons ook bekend -en met ons bedoel ik natuurlijk eveneens de
politie in de hoofdstad dat op gezette tijden het vervoer per
auto naar Amsterdam plaats vindt. Inspekteur Busselaar kende
u en wist, dat u met vakantie ging naar het noorden des lands.
Apropos, hoe kent u hem?"
Wij zijn vroeger op dezelfde scholen geweest. Tot het tijd
stip, dat ik voor architect ging studeren en hij bij de politie
kwam. Overigens hebben we elkander later nog dikwijls ont
moet."
„Dank zij zijn bizondere prestaties hij is een expert in
smokkel-affaires is hij zo snel in rang opgeklommen. Maar,
om op m'n verhaal terug te komen: Hij vroeg u eens bizonder
uit te kijken, nietwaar?"
Tonnie knikte. „Inderdaad. Ik beschouwde het aanvankelijk
als een bijkomstig amusement, een tijdverdrijf, nooit vermoe
dende, dat ik als het ware met mijn neus in de boter zou vallen."
„Juist. We konden met zekerheid vast stellen, dat de smokkel
waar niet in Folkezijl van boord ging. Daarvoor zijn de mazen
van onze netten te klein. Maar aan de hand van de gegevens,
die ons nu bekend zijn, lijkt het ons het beste, dat we trachten
de smokkelboot te enteren op het ogenblik, dat de smokkelwaar
aan boord wordt gebracht. En nu is er één moeilijkheid."
„En welke?"
„Het is mogelijk, en zelfs zeer waarschijnlijk, dat de smokkel
waar vanaf een duitse motorboot öf in duitse wateren, of buiten
de driemijlszóne op de boot van Rosmalen wordt gebracht. In
dat geval kunnen wij natuurlijk niets doen."
„En de duitse politie?"
„Die werkt natuurlijk mee. Overigens, onze kollega's aan de
overkant loeren eveneens al maanden op de bende. Maar u be
grijpt, we willen ditmaal een zo goed mogelijke slag slaan. Als
het kan: in één keer de hele bende in hun kraag grijpen. Het
is helemaal geen kunst eens een bootje aan te houden en te
doorzoeken en de opvarenden op te bergen als we wat vinden.
Maar daarmede hebben we de heren niet, die achter de scher
men aan de touwtjes trekken. Het zou evenmin veel moeite ge
weest zijn om vandaag dat blauwe autootje aan te houden en
uit te kammen. Dan zou de jufrouw achter slot en grendel gezet
zijn en we hadden waarschijnlijk enkele pakjes van het bewuste
spul in handen gehad. Maar we moeten meer te weten komen
en pogen een zo groot mogelijk aantal lieden, dat er bij betrok
ken is, te arresteren. De politie in Amsterdam beschikt nu óver
een aantal adressen, waar de bestuurster van de blauwe auto
op gezette tijden komt. Onze bedoeling is nu, dat we op een
bepaald moment overal tegelijk ingrijpen, zowel hier als in Am
sterdam. En nu is uw taak pogen te ontdekken, wanneer die
motorboot van meneer Rosmalen uitvaart. Volgens uw inlich
tingen, welke wij van collega Busselaar hebben doorgekregen,
nemen wij aan, dat hij de hoofdschakel is."
Tonnie knikte begrijpend. „En wat meent u dan, dat ik verder
moet doen?"
„Ik wil mij persoonlijk vanavond en desnoods vannacht op de
hoogte stellen van de situatie rond dateh huis van die
Rosmalen."
„Landgoed 't Hooge.
„Juist. Waar kan ik u treffen?
„Hoe komt u?"
„Met de wagen. In burger natuurlijk. Onze mannetjes hebben
opdracht op het water alles te bekijken, zonder dat ze ifigrij-
pen. We kennen die boot wel, het is de „Corrieeen vrij snelle
boot met een krachtige motor. Maar onze boten zijn altijd nog
een tikkie sneller. Overigens, in de komende nacht zal er niets
kunnen gebeuren, want dan is het tijdens donker eb. En zijn de
banken voor de kust veel te verraderlijk.
„Wel, laten we afspreken, dat u om negen uur in Klokveen
bent, bij het station. Wij rijden dan, als het donker geworden
is, naar Wilschoten en kan ik u als gids dienen. En later op
de avond kunnen we dan aan de zeedijk een kijkje nemen."
„Dat is in orde. Om negen uur ben ik vanavond bij het sta
tion in Klokveen."
Tegen vijven was Tonnie weer in Wilschoten. Joke zat buiten
te genieten van het mooie weer en keek lachend op, toen hij
zijn fiets in de schuur zette.
„Plezier gehad?" vroeg ze.
„Ja, hoor. Ik ben de wijde omgeving eens per fiets wezen
verkennen. Het is wel de moeite waard.
Ze knikte. „Heb je vanavond nog plannen? Ik voel wel wat
voor een uurtje fietsen."
Tonnie keek bedenkelijk. Dat kwam natuurlijk slecht uit.
Hij had vanavond immers een afspraak met die inspekteur uit
Folkezijl?
„Een andere avond, ik wil vannacht nog een keertje vissen
en daarom wilde ik nu een paar uurtjes rusten."
Ze keek teleurgesteld, maar liet het niet in haar stem horen.
„O, best hoor. Er komen nog meer avonden."
HOOFDSTUK 15
Ineke is het lokaas
Drie dagen gingen voorbij zonder dat er iets bizonders ge
beurde. Tonnie was op de bewuste avond naar Klokveen gefietst
en had daar de inspekteur uit Folkezijl ontmoet. Men was langs
t Hooge, gereden en naar de Groene Stop. Samen waren ze
in het pikkedonker naar de dijk gegaan en samen hadden ze
gezien, dat het terrein van 't Hooge afgezet was met hoog gaas,
aan beide zijden aan het oog onttrokken door kreupelhout.
Tonnie had gewezen naar de plaats, waar ongeveer het haven
tje was, maar men behoefde niet bezorgd te zijn, dat de boot
deze nacht zou uitvaren, want men zag in de onmiddellijke na
bijheid van de kust de grijze zandplaten. Met eb was het hier
een riskante onderneming om uit te varen.
„We hebben wel een paar dagen de tijd," meende de inspek
teur, „alvorens het in de nachtelijke uren vloed is."
Na afloop van de oriënteringstocht besprak men de plannen.
„In de nacht van vrijdag op zaterdag is het geheel vloed tijdens
de donkere uren, althans tot ongeveer middernacht, zei de
politieman. „Het beste is, dat we met al het beschikbare mate
riaal uitvaren en beginnen met het haventje in de gaten te hou
den. Vaart de „Corrie" uit, dan volgen we haar tot de lands
grens en waarschuwen onze duitse kollega's. Maar verzoeken
niet in te grijpen en ons op de hoogte te stellen van haar be
wegingen. Zodra de „Corrie" weer in de nederlandse wateren
komt, enteren we haar, terwijl de duitse politie intussen de an
dere smokkelboot in haar wateren te pakken neemt. Van te
voren waarschuwen wij de politie in Amsterdam, die dan ge
lijktijdig in alle bekende adressen een inval doet. In samenwer
king met de burgemeester van Klokveen, die wij enigszins op de
hoogte hebben gesteld, gaan enkele mensen van de recherche
over tot een inval in 't Hooge."
„De burgemeester van Klokveen?"
„Ja. Wilschoten is gemeente Klokveen, en hoewel Klokveen
rijkspolitie heeft, moeten we de burgemeester er toch in kennen."
„En wat moet ik doen?"
„Belt u vrijdagavond omstreeks een uur of zeven mij op. Dan
krijgt u uw instrukties."
„Oké. En moet ik 's nachts nog op wacht staan?"
De man haalde zijn schouders op. „Het is niet waarschijnlijk,
dat ze vóór vrijdagnacht uitvaren. Maar... Nee... Het staat wel
vast, dat ze zich voorlopig niet druk zullen maken. Daar hou
den we het dus op: Vrijdagavond zeven uur."
„Het zal zonder mankeren gebeuren," besliste Tonnie.
Evenwelmen kan in het leven heel wat beslissen, doch
het komt even zovele malen voor, dat bepaalde omstandigheden
een kink in de kabel veroorzaken. Want vrijdagmorgen reed
Tonnie naar Klokveen om een paar boeken te ruilen, toen de
bekende blauwe auto in zicht kwam. Tonnie remde af en stopte,
terwijl bijna gelijktijdig de wagen naast hem tot stilstand kwam.
Ineke Rosmalen keek hem, de handen op het stuur, glim
lachend aan.
„Zo, Berlage, hoe staat het leven?"
Hij leunde met zijn armen over het stuur. „Prettig je weer
eens te zien," antwoordde hij lachend. „Je bent net zo'n duvel
tje in een doosje. Wipdaar heb je haar weer."
„Een vleiende vergelijking, dat moet ik zeggen: duveltje in
een doosje."
„Maar een lief duveltje
„Dank je, Berlage. Wat zou je ervan zeggen, om weer eens
een paar uurtjes te fungeren, als m'n chauffeur?"
Hij keek haar geïnteresseerd aan. „Winkelen in de stad? En
varen op de plassen? Met als beloning een thermosfles naar
m'n hoofd?"
Ze lachte even, maar trok meteen haar gezicht weer in de
plooi. „Ik ben Wilschoten beu. Ik wil vanavond eens gezellig
uit, niet hier in de buurt, maar ergens, waar het gezellig is, waar
we kunnen dansen. Zwolle bijvoorbeeld. In Groningen is geen
fluit te doen."
Vanavondflitste het in Tonnie's hoofd, dan moet ik de
inspekteur opbellen. Om zeven uur. En zij wil, dat ik met haar
uitga. Maar weiger ikwat voor motief moet ik opgeven?"
„Kom, kom," ontweek hij, in Groningen zullen wel precies
dezelfde mogelijkheden zijn als in Zwolle. Het zijn beide pro
vinciestadjes. Overigensnogal naast de deur: Zwolle. Zo'n
tachtig, negentig kilometer, schat ik."
„Mijn wagen loopt honderdtwintig," antwoordde ze noncha
lant. „Wel, het kan wat mij betreft ook Assen zijn. Of Leeu
warden. Maar niet in Groningen. Ik ken de stad. Geen spat te
beleven 's avonds."
Tonnie dacht koortsachtig na. Hij had graag aanwezig wil
len zijn bij de overval op de bende, maar aan de andere kant, als
hij botweg weigerde, dan bestond de mogelijkheid, dat zij wan
trouwend zou worden. En dat mocht natuurlijk niet.
„Oké," antwoordde hij gelaten. „Hoe laat vertrekken we?"
„Na het eten. Een uur of zeven. Kan dat?"
„Best. Ik vang je wel op bij de ingang van 't Hooge. Afge
sproken?"
Ze knikte. „En als het je te duur wordt, Tonnieik heb
ook een portemonnaie bij me
Lachend keek hij haar aan. „Jij denkt ookeen architect
zonder emplooi zal nog wel geen bankrekening hebben, niet?
Maar maak je geen zorgen. Ik heb nog wel een paar centen
voor zo'n avondje."
Ze stak haar hand uit. „Dag, Tonnie." Haar stem klonk onge
woon zacht.
Hij drukte het handje stevig en lachte haar toe. „Tot zeven
uur, kleine meid."
De wagen reed weg, nagestaard door de jongeman, die even
daarna weer op zijn fiets stapte en naar Klokveen reed. Daar
ruilde hij eerst zijn boeken en reed toen naar het postkantoor,
alwaar hij een gesprek aanvroeg met Folkezijl. Toen de ver
binding tot stand gekomen was, vertelde hij, dat hij niet om
zeven uur kon opbellen, omdat hij met Ineke Rosmalen weg
moest. „Ze heeft me uitgenodigd met haar uit te gaan vanavond,"
verduidelijkte hij. „Als ik zou weigeren, zou dat argwaan wek
ken."
„Oké, Koenders," klonk het van de andere kant. Luister
eenshoe laat hebben we het nubijna half tien. Over
een kwartiertje gaat de diesel naar Folkezijl. Neem een retour
tje en kom hierheen. Ik heb je nog wat te vertellen."
„Ik ben er prompt."
Een tikkie verwonderd stapte de jongeman een poosje later
in de Blauwe Engel met bestemming Folkezijl. Daar aangeko
men wachtte de inspekteur hem op in zijn wagen.
„Ik breng je naar het station Blaarum, daar kun je over een
goeie twintig minuten weer de diesel naar Klokveen halen. In
tussen zal ik je wat bizonderheden vertellen. We hebben name
lijk een tip gekregen, dat vannacht een vrij grote partij naar ons
land gesmokkeld zal worden. Begrijp je nu, waarom die juffrouw
Rosmalen jou uitgerekend vanavond heeft uitgenodigd met haar
aan de boemel te gaan?"
Er ging Tonnie plotseling een licht op. „Wat drommel, ze
vertrouwt me ftiet en daarom wil ze me vanavond uit de buurt
hebben."
De inspekteur knikte, terwijl hij met vaste hand de wagen
bracht naar de grote weg naar Groningen. „Juist, Koenders, zo
is het inderdaad. Er is dus iemand, die je niet vertrouwt. Je
nachtelijke vistochten, precies in de nacht, dat men uitgevaren
was, die man, die zogenaamde strandjutter, en je babbeltjes
tegen die jongedame. Dit alles kombinerende is het te begrijpen,
dat men je liever uit de buurt heeft. Security first. Juffrouw
Rosmalen heeft opdracht je tijdens de operatie van het terrein
verwijderd te houden. Waar gaan jullie boemelen?"
„NouboemelenZe wilde naar Zwolle, maar ik vond
het wat ver. Toen sprak ze over Assen of Leeuwarden."
„Zie je wel? Liefst zo ver mogelijk uit de buurt. Voor ons een
aanwijzing te meer, dat er vanavond of vannacht wat gebeurt.
Alle manschappen hebben het consigne vanavond paraat te zijn.
We verwachten, dat kort na het donker wordt de boot zal uit
varen. Ik bedoel de „CorrieWant het is in de nanacht al min
of meer eb. We hebben een tip gekregen, dat de overdracht van
de pakketjes zal plaats vinden ongeveer op de grens van ne-
derlands en duits gebied, zo mogehjk buiten de driemijls zóne.
We volgen hen en dat zullen we beshst ongemerkt doen,
want we hebben radar aan böord en vangen na de overdracht
de „Corrie" ergens op. De duitse politie staat klaar om de smok
kelboot op te vangen, als deze naar duitsland terugkeert. Om
elf uur precies is er in Amsterdam en in Wilschoten een razzia.
In Amsterdam op alle bekende adressen, in Wilschoten op
t Hooge. We gaan er van achteren en van voren gelijktijdig in.
„Denken jullie om de honden?"
„Reken maar," antwoordde de inspekteur grimmig. „We heb-
.ben alle mogelijke voorzorgsmaatregelen genomen. Dank zij hun
eigen vinding, dat gaas om het terrein, kunnen ze geen kant uit."
„Denk er ook om, dat er ergens aan de oostkant een hek moet
zijn."
„Ook daarmede houden we rekening. Vanaf de Groene Stop
gaat eveneens een patrouille het weiland in en het zullen flinke
jongens zijn, als ze ons ontsnappen."
Tonnie dacht even na\ „Jammer, dat ik er niet bij kan zijn.
„Hindert niet. Nu moet je eens luisteren. Als je weer huis
waarts rijdt, zal het wel na twaalven zijn. Rijd vanaf Groningen
de hoofdweg naar Klokveen. Je wordt even buiten de stad, bij de
splitsing naar Assen, aangehouden en met auto en juffrouw Ros
malen opgebracht naar het politiebureau in Groningen. Daar zal
-als alles verloopt volgens ons plan, de hele bende dan ook
zijn. Je begrijpt, dat we die juf ook moeten hebben. Ze is op
zijn minst medeplichtige."
„Dan kom ik wel een beetje scheef te zitten."
„Dat komt in Groningen wel in orde. De mannen, die de wagen
aanhouden, weten van niets. Dus ook jou verdenken ze. Op het
politiebureau worden jullie gescheiden en laat ik je wel met een
wagen naar Wilschoten brengen. Gesnapt?"
„Oké, inspekteur. En veel sukces."
Ze waren aangekomen bij het station Blaarum. Tonnie druk
te de ander stevig de hand en verliet de wagen.
Terwijl hij op het station op en neer liep, in afwachting van
de trein, dacht hij: „Zo-zo, Ineke, jij bent dus het~lokaas om
Tonnie Koenders buiten schot te houden. Nou, je zult je zin
hebben. Maar je zult voor morgen stom verwonderd zijn."
HOOFDSTUK 16
Tonnie heeft een zwak ogenblik
Tegen zeven uur had Tonnie Koenders post gevat bij de in
gang van 't Hooge. Het hek stond wagenwijd open en er heerste
een weldadige rust. Hij stak een sigaret op en liep een beetje
heen en weer. Niet te geloven, dacht hij, dat hier vannacht de
beslissende veldslag geleverd zou worden. En dan te bedenken,
dat de bevolking van Wilschoten zo hoog opzag tegen de lui
van 't Hooge.
Om precies zeven uur kwam de blauwe auto naar het hek
toegereden. Ineke was gekleed in een lange, rose japon, waar-
overheen ze een kort jasje had. Ze stopte en schoof opzij, hem
beduidende, dat hij achter het stuur zou kunnen plaatsnemen. Hij
gooide de sigaret weg, die half opgerookt was en stapte naast
haar in, Even later reed de blauwe wagen in de richting van
de stad.
Hij keek haar even van terzijde aan en zei: „Je ziet er betove
rend uit, kleine meid. Tot mijn spijt heb ik geen smoking."
„Hindert niet, Tonnie. Maar ik ben blij dat je tevreden over
me bent."
„Waar is de reis heen?"
„Ik weet een aardige tent in Assen. Ik ben er in m'n eentje
ook wel eens geweest. Gezellig, een leuke band en een pracht
van een dansvloer."
„Ik ben geen expert in dansen, hoor."
„Ik evenmin. Dus dan behoeven we elkaar niets te verwijten.'
Langzaam voerde hij de snelheid op en even vóór Groningen
sloegen ze linksaf naar de straatweg, die naar Assen voerde
De hele rit duurde nauwelijks een uur, en in Assen wees Ineke
hem de weg. Ongeveer aan de buitenkant van de stad was in
derdaad een gezellige zaak. Hoewel het nauwelijks acht uur was,
bleek er al heel wat publiek te zijn. Tonnie parkeerde de wagen
naast het café en samen gingen ze naar binnen. Er bleken nog
enkele tafeltjes vrij te zijn en Tonnie koos een tafeltje vlak bij
het raam. Het bandje installeerde zich juist en even later nodig
den vrolijke tonen de paren uit ten dans. Tonnie stond op, boog
voor Ineke en aan zijn arm ging ze naar de dansvloer.
Het ging aanvankelijk wat onwennig, maar spoedig waren ze
op elkaar ingesteld. Tonnie realiseerde zich, dat hij het meisje
nu voor de tweede maal in zijn armen had. Een leuk ding, die
Ineke. Jammer, dat ze bij die vervelende affaire betrokken
was
„Waar zijn je gedachten, Tonnie?"
Hij lachte. „O, ik dacht er aan, dat we elkaar nog maar zo
kort kennen en dat we nu samen een leuke avond voor de boeg
hebben."
Dus je vindt het wel prettig om met me te dansen?"
„Varen, autorijden, dansen, een beetje ruziënmet jou
is alles prettig."
„Dank je, Tonnie. Enfin, je ziet nu wel, dat ik je ook wel
mag."
„Dat weet ik, kleine meid."
„Ach nee, noem me geen kleine meid. Dat klinkt zo kinder
achtig."
„Ineke vind je niet aardig klinken, kleine meid niet... Als ik
je dan eens lieveling noem?"
Ze bloosde enigszins. „Goed, maar dan alleen voor van
avond."
Even later zaten ze aan tafel en dronken hun glas leeg. Ton
nie presenteerde een sigaret en stak er zelf ook een aan.
„Hoe lang blijf je nog in Wilschoten?"
Hij haalde zijn schouders op. „Dat is nog niet bepaald. Ik kijk
iedere week de vakbladen na, of er iets is, dat me lijkt. Maar tot
nu toe heb ik nog niets van mijn gading kunnen ontdekken."
„Als ik het dus goed begrijp, zit de bouwwereld nu niet be
paald te wachten op architect Koenders."
„Och, ik ben natuurijk volslagen onbekend. Ik zal wel op een
of ander architectenbureau moeten beginnen, en dat hindert
niet. Dan kan ik wat praktische ervaring opdoen. Vandaag of
morgen zal er wel eens iets zijn, wat me lijkt en dan solliciteer
ik. Zodra ik een baan heb, ga ik aan de slag: over een week,
een maand, dat weet ik natuurlijk niet. Overigens ben ik na
tuurlijk niet van plan om altijd in Wilschoten te blijven. Zo be
gin augustus breek ik weer op en ga naar huis terug, als ik nog
geen werk gevonden zou hebben."
(Wordt vervolgd)
PRISMA'S.
Elisabeth Barbier: Julia Vernet, 2 delen
Lezers en in het bijzonder lezeressen
van folianten als „De klop op de deur"
van Ina Boudier-Bakke.- en „Gejaagd
door de wind" zullen zk.h ongetwijfeld
graag verdiepen in deze uitvoerige fami
lieroman. Tegen de achtergrond van de
politieke strijd tijdens Napoleon III
speelt zich het drama af van een huwe
lijk tussen twee partners uit verschillende
kampen. En het is vooral de vrouwen
figuur, die met zorg en sympathie is ge
tekend. Het Nederlands van de vertaling
is niet altijd te aanvaarden.
J. E. Sluiters: Prisma Vogelboek 1.25.
Een bijzonder handig boekje met uit
gebreide beschrijving van Europese vo
gelsoorten en determineertabellen. Enkele
foto's en tekeningen, de laatste van Jan
P. Strijbos verluchten dit register.
Peter Charpentier: Prisma fotoboek.
„Voor amateur-fotografen is een hand
leiding even onmisbaar als een gids voor
een bergbeklimmer". Aldus de auteur.
Welnu, hij heeft een handboekje samen
gesteld, dat ook vol staat met praktische
wenken. In het eerste deel worden de be
ginselen van de fotografie uiteengezet,
wordt de fotografische techniek van de
opname af tot en met de afwerking be
schreven, terwijl ook de nieuwe hobby,
de kleurenfotografie, hier zijn plaats heeft
gevonden. Het tweede gedeelte gaat die
per in op verschillende bijzondere onder
werpen en geeft een verklaring voor be
paalde fotografische verschijnselen.
F. M. Dostojewski: Schuld en Boete,
2 delen a f 1.25.
Er is een periode in onze literatuur
geweest, waarin Dostojewski in het mid
delpunt van de aandacht stond. In het
bijzonder Dirk Coster wees op de grote
betekenis van deze geniale Rus, zijn af
wijzing van de Westeuropese cultuur en
zijn belijdenis van de bovenmenselijke
christelijke zedewetten. Deze belangstel
ling verzwakte. Het Spectrum tracht ze
te doen herleven. Terecht er zijn wei
nig schrijvers, zo diepzinnig als de auteur
van „De Idioot", „Demonen", „De ge
broeders Karamazow" e.t.q. Niet altijd is
zijn werk evenwichtig, vaak wordt de
vertelling geschonden door al te uitvoe
rige discussies en een te gecompliceerde
reeks van handelingen. Een van de meest
harmonische boeken is „Schuld en Boe
te"; in een vertaling van S. van Praag
wordt het opnieuw en nu onder een gro
ter publiek gebracht. Het is de trieste ge
schiedenis van de student Raskoljnikow,
die door rationalistische theorieën zijn ge
weten het zwijgen oplegt en een woeke
raarster vermoordt om zijn verdere stu
die als medicus mogelijk te maken. Alk-
hulde aan de uitgever, die het wonder
van een zo goedkope bewerking aan
durfde.
André Perrin: De zoon en de vader,
1.25.
De tragische historie van een jongen,
die door zijn vader wordt getyranniseerd
en hem leert haten. Groot is zijn verba
zing als hij ontdekt, dat de man, ondanks
zijn hardheid, op de jongen gesteld is.
Maar het is te laat om een diepere bin
ding tot stand te brengen. Dit sombere
verhaal werd geschreven in een sobere
stijl, in overeenstemming met de trieste
inhoud.
SPECTRUMUITGAVEN
John Rathbone Oliver: De misstap van
Michael Mann.
Welke zonde Michael Mann als pries
ter heeft begaan, weet niemand, óók niet
de lezer van dit merkwaardige geschrift.
Maar in ieder geval was ze voor de
autoriteiten een aanleiding, hem van zijn
ambt te ontheffen. Hij lijdt daar diep on
der en slaagt er niet in, rehabilitatie te
verkrijgen. Onder invloed van een me
dicus weet hij een parochie te stichten
voor geestelijk onvolwaardigen en vindt
daar de mogelijkheid, zijn persoonlijk
christendom in praktijk te brengen. Vóór
hij sterft, wordt hem nog éénmaal toege
staan, als priester te fungeren. Schrijver
van deze al of niet gefingeerde biografie
is een Amerikaanse arts, die de proble
matiek van de dokter en de geestelijke
kent uit ervaring.
Herbert Brean: Het valse bewijs.
Wie bij tijd en wijle ernstige lectuur
wil afwisselen met een spannend detec
tiveverhaal kan hier terecht. Hoofdthema
is de vraag, of een speurder die zich ver
gist heeft en oorzaak is geworden van
het feit, dat een onschuldige maar
tóch een boef naar de elektrische
stoel wordt verwezen, zijn fout moet er
kennen of zwijgen. Niet alleen om dit
probleem is deze vertelling van beteke
nis: de karaktertekening van de hande
lende figuren verraadt literair talent.
Ernest K. Gann: De dood vloog mee.
Een zeldzaam interessante roman over
een vliegtocht, waarbij de machine on
klaar wordt, een der motoren wordt af
gescheurd en de benzine wegvloeit. Er
is een kleine kans, dat het doel van de
tocht bereikt kan worden en een landing
op een onstuimige zee kan worden voor
komen. Meningsverschillen onder de be
manning, wisseling van hoop en vrees
onder de passagiers compliceren de dra
matiek. De schrijver, zelf piloot, bekend
geworden door „Island in the Sky" (De
ijzige landing), is een literator van for
maat, die ook in dit boek zijn lezers
weet te biologeren.
Raleigh Treuclyas: De vesting van
Anzio.
Dagboek van een Engelsman, die, heel
jong nog, in Italië het bruggehoofd An
zio tegen de Duitsers hielp verdedigen.
Hij gaf niets dan nuchtere notities zon
der pretentie. En juist daarom is dit boek
onvergetelijk in al zijn eenvoud. Van dag
tot dag leeft de lezer mee in de strijd
zonder erbarming, waar haat en kame
raadschap hoogtepunten bereiken, die in
het normale leven niet mogelijk schijnen.